Orde van dienst, zondag 3 oktober 2016

Download Report

Transcript Orde van dienst, zondag 3 oktober 2016

Orde van dienst, zondag 3 oktober 2016
Gebed om ontferming
Heer, onze God,
Uit gewoonte,
of toch vanuit een vreemd vermoeden
dat in dit huis woorden van leven gevonden worden
en naar alle waarschijnlijkheid een mengeling van beide,
zoeken wij uw aangezicht.
We willen wel
maar het zal niet gaan,
we zouden stuklopen en zoekraken
in de werkelijkheid van alledag
als Gij niet eerst naar ons gezocht had
ons opgenomen had
en bewaard in uw hand.
Daarom durven wij tot U te bidden,
u voor te leggen alles wat ons verstrikt, bindt en verhindert.
Onze onvermogen ook, onze luiheid, onze traagheid,
onze moeite de vreugde te beamen en te verspreiden
als een goed bericht onder de volkeren.
Heer,
Wees ons genadig nabij.
Wees onze God
en laten wij uw mensen wezen.
Amen.
Presentatie van aantredende ambtsdrager
1
Verkondiging
Gemeente in de Heer Jezus Christus,
De Schriften verhalen dat een mens alleen maar van engelen kan dromen. In
een droom, soms even, ontwaart hij dat de hemel de aarde raakt. Hoort hij
van een God die hem niet verlaten zal. Van een God die hem niet begeven
zal. Een God die met hem zal zijn. Over hem zal waken, overal waar hij maar
gaat. En die een mens zal doen terugkeren waar het veilig is. Waar niets
hem zal deren. Eindelijk en ten langen leste naar huis.
Maar dan word je ook weer wakker. Terug in de realiteit. In de
werkelijkheid van alledag. Engelen blijven niet bengelen. Ook zij gaan weer
weg en trekken de ladder uit de hemel weer op. En zo hoort het ook. Een
mens moet weer aardwaarts gaan. Op de werkelijkheid gericht en zo
vergaat het ook Jakob. Na zijn droom te Betel wordt hij weer wakker en
vervolgt zijn weg. Overigens niet nadat hij eigenhandig een steen heeft
opgericht om die droom nooit te vergeten.
Toch is er iets in Jakob veranderd. Alsof de schrijvers van het boek Genesis
er ook weer even helemaal in geloven, noteren zij dat ‘Jakob zijn voeten
opheft en gaat naar het land van de zonen van het oosten’. Dat had hij
natuurlijk ook wel anders op kunnen schrijven. Iets als: ‘Jakob vervolgt zijn
weg naar Charan’ en zo delen al die doodsaaie moderne vertalingen het dan
ook maar mee. Maar de Thora is geen tomtom! Ook de schrijvers willen hier
2
nog even verkeren in de zoete nasmaak van de droom der belofte! Jakob is
wat toegezegd! Vertrouwen in de goede afloop van de dingen en zo huppelt
hij voort! Niet meer langer de slome en langzame tred die een mens gaat als
de dingen hem omsluiten en benauwen maar hernieuwd, verfrist en
bevrijd! Met de codewoorden der bevrijding nog om hem heen als een teer
geheim. Dat zal ook verklaren waarom Jakob in een mum van tijd bij de
bron van Charan. Ook dat moesten we maar niet op de kaart nakijken. Jakob
heeft dat wel vaker. Dat lange jaren hem toeschijnen als een dag of wat.
Maar Jakob gaat wel naar de ‘zonen van het Oosten’. Ook dat is niet zomaar
opgeschreven. In zekere zin keert Jakob op Abrahams schreden terug. Werd
aartsvader Abraham ooit geroepen om het Charan te vertrekken naar het
land dat de Heer hem wijzen zal, nu moet Jakob weer naar die streken in het
Oosten terug. Natuurlijk, om op aanwijzingen van zijn vader Isaak daar een
vrouw te vinden. Niet te doen en te zijn als zijn broer Esau die zich heidense
vrouwen nam. Toch wordt hier niet enkel over Paddam Aram gesproken,
waar Laban, de beruchte broer van de moeder van Jakob, van Rebekka,
woont. Maar over het Oosten waar het volgens profeten als Jesaja niet pluis
is, een oord van bijgeloof en tovenarij. Een plaats waar de gezichten Gods
schaars zijn en Jakob dat steuntje in de rug goed gebruiken kan. Een plaats
waar, zo zullen we merken, de achterblijvende familie zich bijzonder goed
heeft aangepast aan de heersende cultuur van list en bedrog.
Wat volgt, is een smakelijk en prachtig opgeschreven liefdesscène. Dat het
zich afspeelt onder herders, herderinnetjes en een eerst toegesloten en dan
weer geopende bron, bereidt ons daar ook keurig op voor. Ook op de
ingewikkelde geboortegeschiedenis die nog volgen zal. Daar hoeft u nu ook
3
weer niet het verzamelde werk van Sigmund Freud voor door te nemen.
Maar eerst zijn er die herders, stug en weinig toeschietelijk. Antwoordend
slechts met de hoogst noodzakelijke woorden tegenover de breedsprakige
Jakob: ‘vanwaar zijt Gij?’ ‘Van Charan’. ‘Kent Gij Laban’, ‘Ja’. ‘Gaat het goed
met hem’. ‘Best’. Rabbi Benno Jacob kan in zijn schitterende commentaar op
Genesis zijn ergernis niet langer meer verbergen. Jakob spreekt ze aan met
broeders en het enige wat zij kunnen is brommend ja en nee zeggen. Zij zijn
net zo stom als hun schapen! Deze vreemdeling praat eenvoudigweg teveel,
al zijn zij nog wel zo vriendelijk om Jakob de wijzen op Rachel, de dochter
van Laban, in wie hij kennelijk zo geïnteresseerd is.
Bij die aankondiging wil Jakob nu niets liever dan van deze norse
pottenkijkers afkomen. Of de dag niet lang genoeg is om nog even hun
schapen te weiden? Maar deze herders, evenzeer gewoontedieren als hun
kudden, willen er niets van weten: zij zijn samengekomen om uiteindelijk
met vereende krachten de zware steen van de bron te lichten om hun
kudden te drenken en er motten d’r nog een paar komen…
Maar Jakob heeft zijn krachten niet voor niets. De kracht waarvan zijn
moeder Rebekka vreesde dat zelfs in gevecht met de sterke Ezau haar beide
kinderen dood zouden blijven. De kracht waarmee Jakob eigenhandig een
staande merksteen opricht te Betel en de kracht waarmee hij uiteindelijk in
gevecht met mogelijk de Heer zelf in evenwicht zou blijven tot het
morgengloren. Ongetwijfeld met het zicht op de mooiste vrouw van de
wereld tilt hij in z’n eentje de steen van de mond van de bron weg. Naar ik
vrees toch echt en heel klassiek, om een vrouw te imponeren. Jakob kijkt.
Naar Rachel en het wolvee van Laban – de berekeningen zijn in dit verhaal
nooit ver weg – en is op slag verliefd. Alle gene rondom de nukkige herders
4
voorbij kust Jakob Rachel. Op haar voorhoofd menen vooraanstaande
rabbi’s en verzamelde Godgeleerden. Welnee, op haar mond natuurlijk. We
moesten maar van niet alles theologie maken.
Entree Laban. Ja, de man deugt natuurlijk niet maar zijn ondeugdelijkheid
wordt wel met heel veel smaak en humor beschreven. Hij weet niet hoe snel
zijn benen hem kunnen dragen als hij van zijn dochter Rachel het bericht
krijgt dat er weer iemand is teruggekeerd van de geëmigreerde familie. De
laatste keer dat dat gebeurde was toen vader Izaäk met tien, zwaar geladen
kamelen zijn bruid Rebecca zocht en dus lijkt het ook dit keer weer kassa te
zijn. Laban moet zijn teleurstelling een man alleen aan te treffen goed
hebben kunnen verbergen, al meent de Middeleeuwse joodse commentator
Rashi, met zijn prettige hermeneutiek der argwaan, dat Laban Jakob met
name zo hartstochtelijk omhelst om goed te voelen of hij misschien niet
onder zijn kleren het een en ander aan goud verborgen heeft. Royaal en
vroom roept hij als Adam himself destijds dat Jakob ‘vlees van zijn vlees is
en gebeente van zijn gebeente’ maar ondertussen leren we dat Jakob toch al
een maand om niet bij Laban te werk is gesteld, totdat Laban een nieuw
plannetje heeft. Rachel is beeldschoon maar Laban heeft ook nog ergens een
winkeldochter; de oudste, Lea.
Haar ogen waren flets. Deze zin – dat zal u niet verwonderen – heeft in de
loop der eeuwen een zee van commentaren opgeleverd. Zo zouden haar
ogen continue met tranen gevuld zijn omdat zij wist dat zij was
uitgehuwelijkt aan die wilde Ezau en haar zuster Rachel aan Jakob.
Sommigen beweren dat haar dat inderdaad zo lelijk maakte omdat ogen in
het oosten alles zijn. Voor de rest was zij net zo prachtig als Rachel. Als
bewijs voor dit stelling moge dienen dat er nog een nacht volgen zal waarin
5
Jakob het verschil tussen deze twee gezusters niet zal opmerken. Anderen
beweren dat Lea inderdaad zo lelijk was als de nacht maar dat haar ogen
juist het mooist van alles waren. Zelf denk ik dat hier een grondmotief in
het Jacobsverhaal wordt herhaalt rondom het thema list en bedrog. Had
Jakob immers eerder niet van de fletse ogen van zijn vader Izaäk gebruik
gemaakt om de zegen te ontstelen? Het hangt hevig in de lucht dat Jakob
weldra iets vergelijkbaars overkomt.
En zo geschiedt. Na wat mistige onderhandelingen waarin Jakob uitermate
helder is en Laban uitermate vaag, zal als loon voor zeven jaar werk, Rachel
zijn vrouw zijn. De verdere verwikkelingen zijn ons vanaf kinderbijbel en
kindertijd, denk ik, zeer vertrouwd. Na een van drank doordesemd
huwelijksfeest zal Jakob wakker worden naast Lea. Eén kleine observatie
nog. Het had zich, ongetwijfeld via diezelfde kinderbijbel, in mijn hoofd
vastgezet dat de vrouwen verwisseld konden worden omdat de bruid
gesluierd was. Daar is in de tekst geen sprake van. Blijkbaar leken Rachel en
Lea toch veel meer op elkaar dan we dachten. Maar die ogen, nietwaar!
Het is een prachtig verhaal, daar niet van en met veel plezier heb ik me er
opnieuw over gebogen. Ik hoop dat u dat wat gemerkt heeft. Maar toch
komt de vraag op: waarom lezen wij het nog altijd. Of nog wat preciezer
uitgedrukt op deze Israelzondag: waarom leest Israël dit verhaal tot op de
huidige dag? Natuurlijk, we horen er iets in als: ‘De bedrieger bedrogen’ en
dat doet ons deugd. Maar toch: de Schriftuur is geen Tijl Uilenspiegel en
gaat bepaald niet op in het poneren van een of andere moraal. Integendeel,
de Schrift is alles behalve een moralistisch boek. Met evident plezier
worden hier velerlei vormen van bedrog beschreven. We hebben er
rondom Jakob zelfs wel wat lol, wat gein in. Het lijkt wel bij zijn uitverkoren
6
staat te horen. Nee, in deze Jakobsverhalen schrijft Israël zichzelf uit. Haar
eigen geschiedenis. Als slavenvolk, als jongste onder de cultuurvolkeren
vraagt zij zichzelf af wat het betekent om uitverkoren te zijn. Om in haar de
zegen rond te dragen die uiteindelijk alle volkeren ten deel zullen vallen. Zij
weet zich gered, geroepen tot vrijheid als het slavenvolk dat zij was. Maar
wat zij ook ervaart is dat het overal anders is. Dat overal elders het oudste,
het sterkste, de macht van het getal en het aanzien voorgaat. Met deze
werkelijkheid wordt zij keer op keer geconfronteerd tot aan die donkere
eeuw toe dat zij bijna was weggevaagd van het aangezicht van de aarde. En
al in Babel, waar deze Genesisverhalen werden gecomponeerd, leek haar
weg volkomen te zijn doodgelopen. In deze verhalen is er de voortdurende
confrontatie tussen Israël en de andere volkeren, tussen de jongste en de
oudste. Het zwakke en het sterke. De droom en de werkelijkheid. En men
dreigt ook te capituleren: Laban, de zoon van Nachor, de broer van
Abraham die niet meegegaan is met de droom, zegt: zo zijn onze manieren:
de oudste gaat voor de jongste! Laban verschuilt zich hier achter de
gemeenschap van botte herders die dat zo hebben bedacht: nergens in de
Thora is die regel te vinden. Als Jakob ervan wist, had hij het wel uit zijn
hoofd gelaten om om de hand van Rachel te vragen. Laban voegt zich bij de
sterksten, bij de slimste, bij de brutaalste die toch al de halve wereld
hadden en heel zijn gedrag is daarop aangelegd: zo doen wij dat hier! Israël
raakt het idee maar niet kwijt van een wereld omgekeerd. Waar het woord
aan de laatgeborenen is en de waarheid aan de droom. Waar de eersten de
laatste zullen worden en de stakkers gekoesterd worden in de schoot van
Abraham. Hardnekkig blijft zij volhouden dat de zegen op de jongste rust,
op de zwakste, op wie achterblijven en achterop gaan. Tegenover al het
sterke en het brutale blijft zij dat dromen en drinkt zij deze verhalen ter
bemoediging in. Aanstonds zullen wij dat ook doen. En hebben wij een
7
diaken bevestigd die zich sterk wil maken voor wie zwak is en hulp behoeft.
Heel mooi en aanstekelijk zal zij daarover vertellen in het a.s. maandbericht.
Ze heeft trouwens heel mooie ogen.
En daarover gesproken: Lea! Zo verloopt dus de verbondsgeschiedenis: zij
verloopt via de voorrang van de zwakke. Maar het mooie van deze verhalen
en de diepgang van deze Heer, bestaat er nu juist in dat deze voorrang zelfs
deze verbondsgeschiedenis doorkruist. Want er vallen ook mensen en
volkeren buiten en ook voor hen zal de Heer er in al zijn barmhartigheid
zijn. Het gaat niet verder met Kaïn maar de Heer zal hem beschermen. Ook
Ismaël en Esau zullen tot een groot volk zijn. En hier Lea, met haar fletse
ogen en al haar wanhopigheid, haar ongeluk door niemand te worden
bemind. De Heer ziet dat. Hij ziet hoezeer Lea gehaat wordt, hoezeer zij het
slachtoffer van alles en iedereen is. En kom dan niet aan met grote verhalen
en grote verbanden dat het ergens goed voor is, dat het gaat om het
verbond en dat soort dingen. Er is iemand die daarbuiten valt, die
gemanipuleerd en misbruikt wordt als een onschuldig hertje van een of
ander studentencorps die dacht dat het allemaal zo’n vaart niet lopen zou.
En de Heer ziet dat dan. Hij ziet dat. En kiest even voor haar, al gaat het
ongetwijfeld om Rachel en Jakob. Zo is de Heer. Met ontferming bewogen
om wie buiten de boot valt. Wie er niet toe doet. Als de Heer, geprezen zij
zijn Naam, ooit nog eens geraadpleegd worden over de ambten in de kerk.
Dan vrees ik het ergste voor de dominee, de ouderling en de
kerkrentmeester. Maar ik ben ervan overtuigd dat de diaken die test met
glans zou doorstaan.
Amen.
8
Voorbeden
Heer, onze God,
Wij bidden U voor wie de nacht vreest,
overspoelt wordt door angsten en niet weet
welke weg te gaan.
Dat uw engelen hem of haar zullen geleiden.
Dat wij weten zullen
dat Gij met ons zal zijn
ons niet zal verlaten
waarheen wij ook gaan.
Wij bidden u voor uw wereld
die verhardt en polariseert.
Een wereld waarin de schelste stemmen
schreeuwen om het grootste gelijk.
Toch, middenin deze wereld, ontspringt een andere parade
een bonte stoet van dromers van een wereld omgekeerd
een hemel op aarde.
Dat wij ons bemoedigd weten
door wie in uw toekomst geloven wil.
En binnen deze wereld
bemoedigt het ons
en schenkt het ons vertrouwen
dat jonge mensen uw weg willen gaan.
Zich wijden aan het ambt van diaken
om hoe bescheiden dan ook, iets te doen
aan de donkerte, dichtbij en ver weg.
Wees Gij met haar en haar naasten
en wie zij op haar weg vindt
nu en altijd.
Stil Gebed
Amen.
Nodiging
De Heer heeft zijn tafel van brood en wijn
van harte bereid voor wie zijn Messiaanse weg wil gaan.
Daarom bent u allen genodigd aan deze tafel,
van welke traditie u ook bent, gelovig, ongelovig, zekeren en vertwijfelden
en dat niet zelden verenigd in één persoon.
Want de Heer is ons voor en wij willen hem volgen.
9
Ook wie niet zou willen deelnemen aan brood en wijn
is genodigd in deze kring.
Komt dan allen,
want alle dingen staan gereed.
10