Document 7289813

Download Report

Transcript Document 7289813

Morfologie
Woordvormen en woordformatie
Woorden als basis? (1)
We denken aan woorden als
basiselementen van de grammatica.
Maar veel woorden vinden we in
verschillende vormen:
koek/koeken/koekje/koekjes,
praten/praat/praatte/gepraat,..
Lexicale opslag: kostbaar, inefficiënt.
Woorden als basis? (2)
Gemiste generalisaties: agreement
Agreement: overeenkomst in persoon,
getal, geslacht.
een stoel/*een stoelen, twee
boeken/*twee boek, ik loop/*ik loopt/*ik
lopen, een mooi boek/*een mooie boek.
Twee_pl boeken_pl, ik_1 loop_1.
Morfemen
Morfemen: kleinste betekenisdragende
elementen in de taal.
Morfeem: één of meer fonemen
Morfeem  lettergreep (syllabe)
kind, tafel, groot, gezellig.
Hoeveel morfemen?
groter
grot-er
cholocaatjes
chocolaa-tje-s
schoolbord
school-bord
wandelen
wandel-en,
wandelt
wandel-t
wandeling
wandel-ing
Woordsoorten (1)
Lexicale categoriën (inhoudswoorden):
N (noun), V (verb), A (adjective/adverb).
Noun: wandeling, schoolbord, melk,..
Verb: wandelen, eten, breken..
Adjective: rood, koud, snel.
Adverb: gisteren, nog, wel.
Woordsoorten (2)
Grammaticale categoriën ‘functiewoorden’
Det (determiner, lidwoorden de, een,
telwoorden drie, veel, kwantoren alle, geen),
pronomina (ik, hij, hem),
voegwoorden (nevenschikkend en, maar,
want, onderschikkend omdat, wanneer).
partikels opbellen, aantrekken, inpakken..
Criteria
Inhoudswoorden vormen een open
klasse, ruimte voor nieuwe woorden, voor
woordformatie, referentiële betekenis.
Functiewoorden vormen een gesloten
categorie, weinig vernieuwing, weinig of
geen morfologie, betekenis lastig in
isolatie te bepalen, veel contekst.
Twijfelgevallen
P (preposition/postposition, adposition):
gesloten categorie, b.v. in, naar, op, maar
soms ook verwantschap met open klasse,
b.v. (rond) de wereld (rond) /ronde tafel).
Aux (hulpwerkwoord): hebben, zijn, zullen,
maar ook gebruik als zelfstandig
werkwoord (ik heb geslapen/heb jij dat
boek?).
Compounding
Wat kunnen we doen met woorden, om
meer woorden te maken?
Compounding: twee inhoudswoorden
aan elkaar plakken om een nieuw
inhoudswoord te vormen.
School-bord, tafel-kleed, wit-bord,
achter-ingang, schaats-baan, boen-was.
Portmanteau
Mengvorm waarin twee of
meer morfen zijn
versmolten.
Bollywood: Bombay +
Hollywood.
Microsoft: Micro+ software.
Infomercial: informatie +
commercial.
Battus: Hugo Brandt Cortius
In Lewis Carroll’s
Through The Looking
Glass, Humpty Dumpty
says to Alice " Well,
slithy means lithe and
slimy...You see it’s like
a portmanteau—there
are two meanings
packed up into one
word."
Derivatie
Derivatie: inhoudswoord combineren
met een functioneel morfeem om een
nieuw inhoudswoord, meestal van een
andere lexicale categorie te vormen.
Wandel-ing, schrijv-er, computer-en,
nomin-atie, ver-grijz-en, ..
blauw-ig, be-drinken, on-logisch, ..
bemoeizucht-ig-heid, klag-er-ig-heid,
Inflectie
Inflectie: inhoudswoord combineren met
grammaticaal morfeem, dat een andere
vorm van hetzelfde woord (dezelfde
lexicale categorie) oplevert.
Verschillende typen inflectie per lexicale
categorie.
Inflectie op N
Enkelvoud/meervoud: stoel-stoelen,
gato-gatas (Spaans).
Naamval: mensa-mensae-mensam
(Latijn). Vgl. pronomina hij/hem.
Grammatikaal geslacht: Du der
Mensch, die Frau, das Kind. Nl de man,
de vrouw, het kind. Sp gato-gata. Vgl.
Pronomina hij/zij.
Verkleinwoord: koek-koekje, tafeltafeltje.
Inflectie op V (1)
Getal: loopt-lopen, liep-liepen.
Persoon: ik loop, hij loopt, wij lopen.
Talen met veel/weinig getals- en
persoonsinformatie, b.v. Spaans vs. Nl.
yo hablo
ik spreek
tú hablas
jij spreekt
usted/él/ella habla,
hij/zij spreekt
nosotros/as
hablamos
wij spreken
vosotros/as
habláis
jullie spreken
ustedes/ellos/ellas
hablan
zij spreken
Inflectie op V (2)
Werkwoordstijden: lopen-liep, montremontrait-montrera (Frans).
Soms met hulpwerkwoorden: heeft
gelopen, gaat regenen, zal sterven/ il a
marché, il va pleuvoir (Frans).
Primair tegenwoordige, verleden,
toekomende tijd, maar meer vormen
dan drie.
Inflectie op V (3)
Aspect: walks/is walking, ate/was eating
Slavisch aspect: perfectief (‘complete
handeling’) vs. imperfectief (‘ongoing’).
malować (schilderen_imp), pomalować,
namalować (schilderen_perf ) (Pools).
Wijs (‘mood’): indicatief/subjonctief
(aanvoegende wijs), leve de koningin; je
voudrais que tu viennes/*vient (Frans).
Inflectie op A
Geslacht: een mooi boek/*een mooie
boek. (de vs. het). un livre vert une
feuille verte (Frans )
Getal (niet in Nl). les livres verts/les
feuilles vertes (Frans).
Graden van vergelijking:
groot-groter-grootst, oud-ouder-oudst.
Portmanteau inflectie
Loop-t: t = 3e persoon + enkelvoud +
tegenwoordige tijd.
Russisch: uitgang -ach, zoals in v
gorod-ach (in de steden) = locatief
(casus) + meervoud.
Vgl Hongaars: twee aparte uitgangen: a
város-ok-ban, waarbij -ok = meervoud,
en -ban = "in".
Soorten morfemen
lexemen
grammaticale morfemen
Lexicale categorie
grammaticale categorie
Ondergaan derivatie,
inflectie
Vormen derivatie,
inflectie
Duidelijk gespecificeerd Gereduceerde of ‘nul’
fonologisch karakter
vorm mogelijk
Weinig fonologische
variatie
Contractie, cliticizatie
Gebonden vs. vrij
vrij morfeem
Gebonden morfeem
Kan zelfstandig
voorkomen
Kan niet zelfstandig
voorkomen
Lexicaal: tafel, blauw, .. Lexicaal: wandel-,
-atie, -er
Grammaticaal: op, in,
de, een.
Grammaticaal: -en, -t, s, -je, -er
Nul morfemen
Soms zie je niet dat een woord van vorm
is verandert, maar bestaat het wel in
verschillende vormen (met bijbehorende
betekenissen).
Zingen (V/N): zij begonnen te zingen/ het
zingen verveelde mij.
Engels deer (sg) – deer (pl).
Volgorde kwesties
Derivatie < inflectie, want inflectie
categoriegebonden.
Tafel-tje-s, *tafel-s-tje
Wandel-ing-en, *wandelt-ing
Affixen
Prefixatie (vooraan het woord): onlogisch, ont-aard, a-technisch, reanimatie, be-drinken, ...
Suffixatie (achteraan het woord):
wandel-ing, loop-t, tafel-tje,..
Circumfixatie (om het woord heen): vergrijzen, ge-gev-en.
Infixatie
Infixatie (midden van het woord): niet in
Nederlands.
Tagalog:
bili ‘koop'
b-um-ili ‘kopen'
kuha ‘krijg'
k-um-uha ‘krijgen'
sulat ‘schrijf'
s-um-ulat ‘schrijven'
punta 'ga'
p-um-unta ‘gaan'
tawa 'lach'
t-um-awa ‘lachen'
Klankverandering
Verandering van klinker in de stam geeft
inflectie aan.
spreken-sprak-gesproken, zingen-zonggezongen, sing-sang-sung (Engels),
finden-fand-gefunden (Duits).
haakjesprobleem
Wat is de structuur van een woord met
zowel prefixatie als suffixatie?
on-gelukkig-er, re-animatie-s.
Semantisch: [[on [ gelukkig]] er],
[[re [animatie]] s].
Taalvariatie (1)
Talen maken niet evenveel gebruik van
morfologie.
Nederlands: veel compositie, relatief
veel derivatie (verkleinwoorden!),
relatief weinig inflectie.
Taalvariatie (2)
Isolerende talen: geen gebonden morfemen
(Chinees etc.).
Agglutinerende talen (Turks): alle gebonden
morfemen zijn affixen; één betekenis per
morfeem.
Inflectionele talen (Indo-Europees): naast
gebonden morfemen ook klankvariatie,
portmanteau morfemen.
Polysynthetische talen (Inuit): extra veel
morfologie, weinig syntaxis, b.v. incorporatie.
Verwerving van lexicale
categorieën
Hulp van syntactische contekst. Test:
nonsense woorden.
Zaf kwam binnen.
Een zaf kwam binnen.
Jan en Piet zaften.
Jan zafte Piet.
Wie is zaf/wat is een zaf/wat is zaffen?
Verwerving van
morfologie
Woordverwerving via geheugenopslag
(volledige vormen, taalafhankelijk).
Kinderen hebben vroege kennis van
hiërarchische woordstructuur, b.v.
volgorde inflectie/derivationele
morfemen: boek-je-s.
Voor onbekende vormen: ‘fillers’ (die!).
Root infinitives
Baby spugen, papa schoen wassen,
andere beentje ook wiebelen,..
Finietheid wordt gaandeweg verworven:
eerste hulpwerkwoorden (is, doet, wil),
later verleden tijd ((ge)daan,
(ge)maakt)), pas daarna combinaties
hulpwerkwoord + infinitief (wil lopen,
gaat slapen, moet drinken).
Verbale inflectie
Werkwoordsvervoegingen.
In volwassenentaal: ik loop, jij loopt, zij lopen,
wij liepen, wij hebben gelopen, wij zullen
lopen, wij gaan lopen.
Startpunt voor kinderen: root infinitives.
Hebben, lezen, drinken, kleuren, bouwen,…
Baby huilen, boekje lezen, broodje eten,
toren bouwen, mama helpen, …
Volwassenentaal
In volwassenentaal zijn root infinitives
zeer beperkt, b.v.:
Parel altijd bij ons blijven? Dat zie ik niet
gebeuren.
We liepen en we liepen maar. En die
hond achter ons aansjokken.
Wacht, de wekker even proberen voor
morgenochtend.
Fase in kindertaal
Root infinitives: fase in ontwikkeling:
ruwweg 20-36 maanden.
Ook in vrij complexe uitingen: andere
beentje ook wiebelen? (22 mnd).
Fase van root infinitives niet homogeen
in tijd: synt/sem ontwikkeling.
Ontwikkeling mondt uit in
volwassenstadium.
Vroege finiete vormen
Modale werkwoorden komen nauwelijks
voor in root infinitives.
Vanaf voorkomen vervoegd.
Kan niet, lukt niet, lukt wel, moet daar
in, mag ik hebben.
Vroege finiete
hoofdwerkwoorden
Eerste hoofdwerkwoorden in finiete
vorm: verwijzen naar toestanden.
Baby slaapt, die heef snor, ik ga ook
naar de dokter, ik hoor paardje niet,
daan ligt in de wieg.
Maar niet alle statische werkwoorden:
auto hebben.
Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord komt eerder dan
verleden tijdsvorm:
Heeft gespuugd, heeft gepoept.
Meer finiete ww
Handelingen: doet ‘ie nou? Wat is dat?
Valt bijna om. Hier kom de tractor. Kijk,
Ernie huil. Hij zeg toetoet.
Generalisaties
Statische werkwoorden komen niet voor
in root infinitives (uitzondering: hebben).
Verklaring: statische werkwoorden
komen nauwelijks voor als infinitieven in
volwassenentaal (m.u.v. hebben).
Rol van input: wat je niet hoort, leer je
ook niet.
Temporele verwijzing
Vroege root infinitives kunnen verwijzen
naar heden, verleden en toekomst.
Mama helpen: ik ben mama aan het
helpen, ik wil mama helpen, mama
moet mij helpen.
Baby spugen: de baby heeft
gespuugd/de baby is aan het spugen.
Modaliteit
In latere stadia van ontwikkeling krijgen
root infinitives steeds meer een modale
betekenis: willen, moeten, futurum.
Verklaring: Elsewhere principe.
Root infinitive is ‘default’ vorm voor alle
betekenissen, tot meer gespecialiseerd
vormen zijn verworven.
Verwijzen naar verleden
Met de verwerving van de eerste
verleden deelwoorden wordt een manier
gecreëerd om naar het verleden te
verwijzen.
Baby heeft gespuugd/handen gekleurd
zijn opvolger van baby spugen/kleuren
handen voor verleden tijd betekenis.
Verwijzen naar heden
Met de verwerving van de eerste finiete
vormen van lexicale werkwoorden wordt
een manier gecreërd om naar het
heden te verwijzen.
Baby huilt is opvolger van baby huilen.
Futurum/modaliteit
Root infinitives blijven bestaan zolang
geen complexere constructies zijn
verworven voor toekomende tijd en
modaliteit.
Met de opkomst van gaan spelen, moet
zitten, wil boekje lezen, etc. verdwijnen
de root infinitives langzaam uit de
kindertaal.
Conclusies I
Root infinitives zijn ‘default’ vorm in
kindertaal, omdat andere vormen nog
niet worden beheerst.
Fase van root infinitives is niet
homogeen: ontwikkelingsstadia.
Root infinitives hebben niet één
betekenis: afhankelijk van stadium.
Conclusies II
Morfologische/syntactische en
semantische verwerving gaan gelijk op:
verwerving van vorm èn betekenis.
Bootstrapping
Overgeneralisatie
Vanaf Vanaf 21/2 à 3 jaar: explosie aan
woorden en grammaticale constructies.
Alle woorden worden ‘de’ woorden: Mag ik
nou de bord? (nog geen grammaticaal
gender)
Man/vrouw onderscheid bekend, maar
iedereen wordt ‘hij’; pas later weer ‘zij’.
Alle werkwoorden worden zwak, ook als
sterke vorm al verworven: Hij slaapte/hij
roepte, hij loopte, wij zoekten, …