PDF - Hollands Maandblad

Download Report

Transcript PDF - Hollands Maandblad

HOL L A NDS
Maa ndblad
inhoud no. 4 – 2016
zeven-en-vijftigste jaargang • nummer 821
april 2016
Opgericht in 1959 door K.L. Poll.
www.hollandsmaandblad.nl
Redactioneel – Deze maand
H.L. Wesseling – Vele, vele, vele Franse intellectuelen
Eva Gerlach – Gedichten
J.M.A. Biesheuvel – Samenspraak
Mark Boog – Gedichten
Jente Posthuma – De beste jaren van mijn kont
Guus Luijters – Gedicht
Jack Druppers – Afgesproken
Pauline Durlacher – Haas
Willem Thies – Gedichten
Marco Kamphuis – Dienstfiets
Marieke Rijneveld – Gedichten
Erik Rietkerk – Docent
Wim Brands – Gedicht
Tekeningen Trille Bedarrides
Auteurs in dit nummer
Colofon
Deze maand
Sommige mensen, en ik ben een van hen, menen dat er weinig gaat
boven de ongezouten werkelijkheid. Men kan verzinnen wat men wil,
maar slechts zelden overstijgt dat de duizelingwekkende kwaliteiten van
de realiteit. Het nadeel van deze overtuiging laat zich evenwel raden: het
valt zelden goed vast te stellen wat die ongezouten werkelijkheid precies
behelst. Wil men niet vervallen in de apodictische speculatie die religie,
praatshows en economen zo grappig maakt, dan rest doorgaans weinig
an­ders dan zwijgend en hulpeloos te staren in de ondoorgrondelijke
mist van de reëel bestaande toestand.
Deze maand was een uitzondering. Dit keer hoefde men zich niet
vast te klampen aan de woorden van George Orwell dat de realiteit toch
alleen bestaat in de menselijke geest. Dit keer staarde de werkelijkheid
glashelder en zonder mededogen terug. Wie iets wilde weten over het
huidige geestesleven in ons land behoefde slechts te signaleren dat in de
week van het overlijdens van Wim Brands zijn programma ‘vpro boeken’ toch al niet doorging omdat de marathon van Rotterdam integraal
werd vertoond op dezelfde televisiezender. Alle 2 uur, 6 minuten en 11
se­conden van de winnaar, plus voor­beschouwingen, nabeschouwingen
en aanverwante verbale schermvulling kregen wij opgediend.
Het gaat mij er niet om dat bij deze marathon die het boekenprogramma op voorhand had verdrongen de eerste Nederlander op plaats
58 eindigde, en de volgende op plaats 79. Het gaat mij er ook niet om
dit kleine plakje realiteit hier met grote woorden op te voeren als iets
dat cultuurpessimisten zouden zien als een voorbeeld van hoe ‘het evenement’ alle intellectuele leven verstikt. Cultuurpessimisme is immers
altijd meer aandoenlijk dan overtuigend. Hier zult u dus niets lezen over
het gegeven dat het bijna lachwekkend sombere boek Notes on the Death
of Culture; Essays on Spectacle and Society uit 2015 van Nobelprijswinnaar
Mario Vargas Llosa in geen enkele Nederlandse krant of tijdschrift werd
besproken of zelfs maar genoemd – nu ja, geen enkele krant of periodiek
die door mij wordt gelezen, en dat zijn er natuurlijk steeds minder nu ik
kan kijken naar de complete Rotterdamse marathon.
Neen, klagen over culturele neergang is voor de humorlozen. Men
hoeft maar te denken Notes Towards the Definition of Culture van T.S.
Eliot, de bundel apocalyptische krantenessays uit 1948 waarin de dichter,
toneelschrijver, cultuur­f ilosoof en literatuurcriticus ernstig betoogde: ‘Ik
zie geen enkele reden waarom de neergang van de cultuur niet nog veel
verder zal doorzetten. […] We kunnen zelfs binnenkort een periode verwachten waarover het mogelijk is te zeggen dat die helemaal geen cultuur
meer heeft.’ Maar ja, toen moesten de kleurentelevisie, Harry Mulisch,
de pc, het internet en twitter nog komen, dus wat wist deze Nobelprijswinnende antisemitische kattenliefhebber er eigenlijk van?
Dit alles verbleekt bij wat ons deze maand in de ogen staarde.
Nederland is denkelijk het eni­ge land in noordwest Europa waar
een boekenprogramma op aanwijzing van een netmanager moet
wij­k en voor een hardloopwedstrijd. Ik weet niet wat dit betekent, maar wel dat dat het zinloos is hierover te mopperen – dit nu
is de ongezouten werkelijkheid, en wij hebben haar geschapen. – bb
Vele, vele, vele Franse
intellectuelen
door H.L. Wesseling
Onlangs las ik een artikel dat eindigde met de conclusie: ‘De Franse
intellectueel is niet meer wat hij geweest is’. Dat deed mij denken aan
de teleurgestelde lezer van het beroemde Engelse satirische tijdschrift
Punch, die tegen de hoofdredacteur van het blad zei: ‘Sir, Punch is not
what it was!’ Waarop deze reageerde met de woorden: ‘It never was.’ Dat
geldt in zekere zin ook voor de Franse intellectuelen, maar er is meer
aan de hand.
Je kunt je inderdaad met enig recht afvragen of de betekenis van intellectuelen in Frankrijk wel zo groot is als vaak buiten Frankrijk wordt
aangenomen. De Engelse historicus Theodore Zeldin, auteur van France;
1848-1945, de omvangrijkste (2025 bladzijden) en meest excentrieke geschiedenis van het moderne Frankrijk, heeft onder de verrassende titel
‘Hypocrisy’ een hoofdstuk aan de Franse intellectuelen gewijd waarin hij
onder andere laat zien dat Franse schrijvers veel slechter betaald worden
dan hun collega’s in het ‘anti-intellectuele’ Amerika.1 Intellectuele arbeid
werd in Frankrijk lange tijd zelfs als gevaarlijk beschouwd, zozeer dat in
1936 in Parijs een medisch proefschrift werd verdedigd over de slechte
eetgewoonten van de geletterde mens onder de titel Bijdragen tot de studie
van de voeding der intellectuelen, een onderwerp dat Ludwig Feuerbach,
de Duitse filosoof van wiens denkbeelden vooral het inzicht ‘Der Mensch
ist was er isst’ resteert, plezier zou hebben gedaan. Maar het is waar dat
het hier gaat om intellectuelen in de ruime zin van het woord, beoefenaars van de intellectuele beroepen. Als wij het nu over Franse intellectuelen hebben, bedoelen we doorgaans intellectuelen in de meer be­perkte
zin van het woord, namelijk die van geëngageerde denkers die bijdragen
aan het maatschappelijk debat, meestal vanuit linkse posities. Dit woordgebruik gaat terug tot de Dreyfus-affaire. Het is misschien nuttig deze
in de Franse geschiedenis zeer invloedrijke kwestie kort in herinnering
te roepen.
Alfred Dreyfus was een joods-Franse officier die in 1894 ten onrechte
was beschuldigd van verraad en levenslang werd verbannen naar een
strafkolonie op Duivelseiland. Al snel bleek de zaak echter gebaseerd
op valse verklaringen en gefabriceerde documenten, maar de militaire
top beijverde zich het complot in de doofpot te stoppen. In 1898 barstte
het ongenoegen over de zaak open toen Émile Zola in L’Aurore, de krant
van de linkse politicus en latere premier Georges Clemenceau, onder
de titel ‘J’Accuse…!’een open brief aan de president van de Republiek
publiceerde. Daarin beschuldigde hij de politieke en militaire leiding
van een samenzwering met het doel de onschuld van Dreyfus geheim te
houden. De volgende dagen verschenen in dezelfde krant een reeks korte berichten onder de kop ‘Une protestation’ waarin de ondertekenaars
protesteerden tegen de gang van zaken bij de Dreyfus-zaak. Onder de
protesterenden waren veel leraren, hoogleraren, publicisten en schrijvers,
zoals de toenmalige beroemdheden Anatole France, Marcel Proust, de
socioloog Émile Durkheim en de historicus Gabriel Monod. Vandaar
dat het protest al snel de naam ‘Le manifeste des intellectuels’ kreeg.
lees meer in het nieuwe nummer
Samenspraak
door J.M.A. Biesheuvel
‘Ik ben toch zo blij, zo gelukkig, zo gelukzalig!’ Zo begon een man in
Wells een gesprek, we zaten in het zonnetje bij het havenkantoor in
Wells. ‘Ik ben gelukkig getrouwd,’ zei hij. ‘Ik heb een heleboel geld, ik
geef veel weg, mijn vrouw was vroeger een filmsterretje. En een knieën,
en een knieën! Ik timmer en schilder graag. Kom je van ver? Ben je een
buitenlander? Je zweet helemaal. Neem een patat van mij en drink bier,
ik betaal. We hebben thuis een zwart-wit hondje, 3 hofhonden, een ezel,
een geit en 22 zwerfpoezen. Maar ik dank God (als die tenminste bestaat)
voor mijn vrouwtje, kinderen hebben we niet, mijn vrouw, waarachtig
nog aan toe is een engel, ze is zo goed voor iedereen en voor de dieren. Ik
vergeet God en de Dood haast, omdat ik de hele dag mijn vrouw aanbid!’
‘Van Big Bang is geen sprake’, zei ik op mijn beurt. ‘God heeft nooit
bestaan en het heelal in grenzeloos, eindeloos, oneindig groot, Maria,
Jozef, het Kindeke. De 3 Koningen, allemaal niemals dagewesen.’
‘Ja!’ riep de man, ‘Ik heb veel gelezen: Candide, de hele Trollope,
Nabokov, Heine, Goethe, Tsjechov, Toergenjev, Elsschot in vertaling:
daar is geen God en het heelal is grenzeloos. Mijn idee! Oh Noortje,
Noortje, mijn lieve, lieve mooie vrouwtje. En wat zitten we hier gezellig
samen. Goed, ik ben Engelsman en jij komt uit Nederland, geloof ik.’
‘Ik ken mijn vrouw trouwens al 58 jaar,’ zei ik, ‘en ik ben ook dolgelukkig met haar. Maar ook wel veel dieren hebben we. Zie je daar trouwens die pleziermotorboot “David” in het ruim van de kustvaarder daar
in de diepte? Het was vroeger mijn plezierboot. Zie je die glimmende
aluminium asbak bij het roer? Die heb ik zelf aangebracht. Ik begrijp
bij de oorzaakloze oorzaak van het heelal niet hoe die boot hier in deze
uithoek is verzeild geraakt. Uitgerekend nu hier op deze plek.’
‘Was je ook rijk?’ vroeg de man.
‘Ik was vroeger schatrijk,’ zei ik, ‘maar ik heb alles weggegeven.’
‘Daar heb je geen kwaad aan gedaan,’ zei de man. ‘Ik heb net een boek
gelezen van Burton, uit 1520, 1800 pagina’s dik! En er komen zulke malle
passages in voor. Het boek heet Oh Folly, Folly; Melancholy. In 1512 waren
er mensen die zo droevig waren dat putabant suos billos vitrium esse: ze
waren zo droevig dat ze meenden dat hun billen van glas waren, en als er
iemand met een hamer of een stok aankwam, renden ze angstig weg. Ze
waren bang dat iemand hun de billen zou gaan breken, doen rinkelen. Ze
durfden niet eens te gaan zitten. Een ander meende weer een gerstekorrel
te zijn en bleef binnen als hij buiten een kip zag. “Maar je bent toch groot
en sterk?” “Ja, maar weet die kip dat?”’
lees meer in het nieuwe nummer
Het kraakt…
Mark Boog
Het kraakt in de vouwen van het kleed
dat je draagt. Het hunkert
in de beklagenswaardige atoomklok
die ons bestuurt.
Arm apparaat! Laat ons een troost zijn.
Wij zijn geladen,
kunnen geschokt worden.
Het rommelt in de denkende woorden,
haren staan overeind,
een vreemde taal beheerst zich ternauwernood.
Er moeten morgens ontworpen,
nachten vergeten.
Een trein roept in de verte.
Het hoofd in de nek, wij allebei, we huilen.
lees meer in het nieuwe nummer
De beste jaren van mijn kont
door Jente Posthuma
Mijn vader zei: ‘Het was gezellig gisteren.’ Hij klonk verbaasd. Gisteren
hadden we gegeten in een duur restaurant. Ik had het uitgekozen, mijn
vader trakteerde.
Nu reden we op Place de la Concorde, auto’s schoten voor ons langs.
‘Dag Parijs,’ zei ik.
Mijn vader toeterde en sneed een auto af. ‘Dag Parijs!’ riep hij.
Misschien was hij nog dronken. Gisteravond bleef hij maar zeggen dat
ik nog een heel leven voor me had. De eerste keer zei hij het toen ik iets
zei over de studie Frans die ik hier zou doen en waaraan ik niet begonnen was. De tweede keer, een beetje ongemakkelijk, toen ik vertelde over
Rick, een oudere man op wie ik in Nederland verliefd was geworden, een
man die filosofische traktaten las over vrijheid en levenskunst, die voor
niemand wilde kiezen en toen koos voor zijn vriendin en niet voor mij.
Toen ik na twee maanden Parijs alweer naar huis wilde, had mijn
vader erop gestaan me te halen. ‘Ik weet dat je achttien bent,’ had hij
gezegd, ‘maar ik heb een weekje vrij.’ Zijn plan was om langzaam langs
de kust terug te rijden naar het noorden. De hotels en restaurants voor
onderweg had hij alvast geboekt.
‘Je wilde toch langzaam terugrijden?’ zei ik toen we de ringweg op
scheurden. We waren later vertrokken dan bedoeld en hij had in het
eerste hotel een lunchreservering gemaakt.
Het was druk op de weg. Mijn vader reed schokkerig. Nog voor we
Parijs uit waren, was ik misselijk. Dat was ik nog steeds toen we net op
tijd aankwamen in het hotel, een gebouw met houten balkons tegenover
de jachthaven van Deauville. We aten vis. Mijn vader stak bijna de hele
staart in één keer in zijn mond. Er bleven witte stukjes in zijn baard
hangen. Na de lunch ging hij slapen en keek ik tv.
Die avond gingen we naar het casino aan het strand. Mijn vader wisselde driehonderd francs om en gaf me de helft in fiches.
‘Niet alles in een keer opmaken,’ zei hij. Aan de roulettetafel zette ik
vijftien francs op rood en won. Toen zette ik alles op rood en verloor.
Mijn vader stond een eind verderop aan een gokautomaat te trekken.
Ik liep de pokerzaal in. Aan de tafels zaten dikke mannen in te strakke truien. Ik ging bij de tafel met de meeste toeschouwers staan. De
deelnemers staarden strak naar hun kaarten. Sommigen zweetten erg.
Naast de man met de meeste fiches zat een zwaar opgemaakte vrouw
in een jurk met decolleté tot aan haar navel. Ze keek nors voor zich uit.
Ze zou wat van haar make-up moeten inslikken, dacht ik, zodat ze
vanbinnen ook mooi wordt. Dat had ik een rijke Amerikaanse vrouw
met siliconenborsten een keer op tv horen zeggen over een andere rijke
Amerikaanse vrouw met siliconenborsten. De borsten van de vrouw aan
de pokertafel hingen een beetje. Verder gebeurde er weinig. Ik liep door
naar een tafel zonder toeschouwers. Een paar deelnemers keken op toen
ik erbij kwam staan.
lees meer in het nieuwe nummer
Afgesproken
door Jack Druppers
Om 15.30 uur beginnen we met aanbellen. Na een kwartier gaat de deur
open. Op een kier. ‘Goedemiddag. Mogen wij even binnenkomen?’
zeg ik met een stem die onze uniformen moet doen vergeten. ‘We willen even met u praten.’ De vrouw staart ons met dichtgeknepen ogen
aan. Warrige haren, shabby duster, gerimpelde vale huid, de geur van
armoede. Niet iemand met een brievenbusfirma in Panama, zoveel is
duidelijk.
Het is zondagmiddag en we bezoeken dit weinig opbeurende Amsterdamse adres op verzoek van collega’s uit Limburg. De vrouw zou
haar dochter en haar bejaarde moeder bedreigende sms’jes sturen en wij
zijn hier om haar daarop aan te spreken. Omdat het een vrouw alleen
betreft, ben ik met een collega gegaan. Ze laat ons schoorvoetend binnen in een smoezelig eenkamerappartement. Een uitgeklapt bed neemt
zoveel ruimte in, dat we na anderhalve stap niet verder kunnen.
Zodra de deur dicht is, steekt de vrouw van wal. Haar stem wankelt
tussen slaapdronken en hysterie. ‘Jullie komen mij waarschuwen? Mij?
Je moet mijn dochter en mijn moeder hebben! Die hebben hier een leger
entiteiten in mijn huis losgelaten! Entiteiten zeg ik! Die sturen ze van
afstand, en nu zijn ze hier overal en ik word er helemaal knettergek van!
Ze moeten er mee stoppen! Stoppen!’
Haar wijd opengesperde ogen maken duidelijk dat een redelijk gesprek kansloos is, dus houd ik het kort en som de consequenties van
haar gedrag op. Ondanks alles lijkt ze goed te begrijpen wat ik zeg. Na
vijf minuten stappen we weer in onze politiebus. Hoewel onze dienst
er bijna op zit, besluiten we eerst een rondje te maken door de wijken
van ons bewakingsgebied voordat we teruggaan naar het bureau. Dat
geeft gelegenheid voor wat wij een pitautogesprek noemen, ofwel een
ver-trouwelijk gesprek in een surveillancevoertuig. In dit geval over het
onderwerp waar we aan het begin van de dienst mee waren gestart.
Die ochtend waren we de dienst zoals altijd begonnen met automatenkoffie en de dagrapporten. Vanwege de zondagdienst was de personele bezetting gering. Er was slechts één collega-wijkagent, een rustige, wijze en ervaren diender die een paar jaar geleden nog gebruik had
kunnen maken van doorbetaald Functioneel Leeftijdsontslag met 57,5
jaar. Nu moet hij nog bijna tien jaar. De meldingen die op het scherm
langskwamen, vertoonden geen verontrustend beeld. Alleen een enkele
fietsendiefstal en wat zakkenrollerij rond het Amstelstation. Ik staarde
dromerig naar buiten door de zelden gewassen ramen van ons bureau
aan de Linnaeusstraat. De stralen van de vroege lentezon bleken in staat
deze kleurloze straat om te toveren tot een lieflijk Anton Piek-plekje.
Plots werd mijn zondagssluimer echter ruw verstoord door een geweldige vloek. Mijn anders zo rustige collega zat bijna met zijn neus in zijn
beeldscherm.
‘Godverdegodver,’ tierde hij, ‘weer zo’n graaier! Eerst Welten en nu
die Bouman!’ Hij las een bericht op het Politie-Intranet. De mededeling
luidde dat onze net opgestapte eerste hoofdcommissaris van de nationale politie, Gerard Bouman, nog 21 maanden in dienst zou blijven als
adviseur Politie Caribisch Nederland, met een jaarsalaris van € 185.000.
lees meer in het nieuwe nummer
Docent
door Erik Rietkerk
Van poëzie wist ik niets. Ik kreeg als docent Wim Brands. Die kende
ik van gezicht, hij woonde bij mij in de buurt en ik zag hem weleens de
hond uitlaten. Bij de boekhandel waar ik kwam, hield hij met de boekhandelaren onderhoudende gesprekken die ik afluisterde. Hij leek me
wel sympathiek. Mijn klasgenoten van de Schrijversvakschool waren
nogal gespannen, want Wim Brands, de man van televisie en radio, dat
was niet niks. Dat wist ik allemaal niet. Televisie had ik al in geen jaren
gekeken en de radio kende ik alleen als iets dat je aanzet als je alleen in
de auto zit, en ik heb nog nooit een auto gehad. Het eerste gedicht dat ik
voor zijn lessen schreef, ging zo:
Kaarten
In het overvolle huis
in een verder verlaten straat
werden abrupt harten gestolen
De ruiten sneuvelden bij bosjes
toen de heren slinks op de
donkere vrouw begonnen te azen
in het veld van klaveren
liet de boer ze stennis schoppen
want armoe was alweer troef
Er werd kostelijk om gelachen, maar Wim zat me alleen maar aan te
staren.
Humor is een schild, zei hij.
Ik moest van hem korte zinnetjes schrijven voor de volgende les. Die
les ging niet door, dus mochten we hem voor een keer een e-mail sturen.
Ik zond hem dit:
Drie jaar na zijn verdwijning werd zijn geraamte gevonden
Dat scheelt hoop.
De aftocht, de afgrond en het schuldgevoel
Een kiezelsteen viel al. Onder de tafel
raken de poten elkaar
Rode bliksemschichten
rond je hemelsblauwe ogen
De fruitvliegjes op de rand van het kommetje
hun vrienden verdrinken beneden. lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer
j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde talrijke verhalenbundels. In 2007 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooft-prijs.
In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. In 2015 verscheen
Brief aan Vader, een keuze uit eigen werk, aangevuld met niet eerder
gepubliceerde verhalen.
j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde talrijke verhalenbundels. In 2007 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooft-prijs.
In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. In 2015 verscheen
Brief aan Vader, een keuze uit eigen werk, aangevuld met niet eerder
gepubliceerde verhalen.
trille bedarrides (1949) – Opgegroeid in Parijs; woont sinds 1972 in
Amsterdam. Illustratrice, alsmede lerares Frans aan het Maison Descartes en Franse taalcoach bij koren en operagezelschappen. Publiceerde en
exposeerde in Nederland, België, Denemarken en Frankrijk. Zie: www.
trillebedarrides.com.
mark boog (1970) – Publiceerde talrijke romans en dichtbundels. Werd
in 2001 bekroond met de C. Buddingh’‑prijs en in 2006 met de VSBPoëzieprijs. Meest recent verschenen de poëziebundel Maar zingend
(2013) en de roman in verzen De rotonde (2015). Zie: http://boogblog.
wordpress.com.
wim brands (1959-2016) – Was werkzaam voor de vpro en Human.
Achtte zich een leven lang in opleiding voor bouquiniste. Debuteerde
als dichter in 1979 in Hollands Maandblad. In 2014 verscheen zijn laatste
bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee.
jack druppers (1962) – Wijkagent & inspecteur van politie te Amsterdam. Is ook actief als acteur. Publiceerde eerder in het politievakblad
Blauw en als ‘korpsblogger’. Voor zijn project ‘Politiekids’ ont­ving hij
de lpb Award voor het beste buurtproject en werd hij genomineerd voor
de Hein Roethofprijs.
pauline durlacher (1955) – Directeur van Schrijversvakschool Groningen; woont in een polder aan de Waddendijk. Het verhaal ‘Haas’ in
deze Hollands Maandblad is haar literaire debuut.
eva gerlach (1948) – Ontving de Lucy B. & C.W. van der Hoogt-prijs
(1981), de A. Roland Holst­penning (1988), de Jan Cam­pert­prijs (1995),
de Zilveren Griffel en de P.C. Hooftprijs (2000). Debuteerde in 1977 in
Hollands Maandblad. Eind mei verschijnt haar nieuwe bundel Ontsnappingen.
marco kamphuis (1966) – Publiceerde zeven romans, waaronder
Havik (2012) en Aurore (2014). Hij recenseert buitenlandse literatuur
voor NRC Handelsblad en is medewerker van Filosofie Magazine.
guus luijters (1943) – Dichter, schrijver, journalist. In 2014 verscheen
Lege stad; verzamelde herinneringen 1943-1950, reminiscenties aan zijn
vroege jeugd, en in 2015 zijn recentste dichtbundel In de spiegel.
jente posthuma (1974) – Schrijver en journalist (onder meer voor De
Groene Amsterdammer, nrc.next en de Volkskrant). Publiceerde eerder
korte verhalen in De Revisor, Das Magazin en Torpedo Magazine. In
augustus verschijnt haar debuutroman Mensen zonder uitstraling.
erik wietse rietkerk (1985) – Werkt als hovenier en verhuizer. Publiceerde eerder in Hollands Maandblad.
marieke rijneveld (1991) – Schrijver, muzikant, dichter. Publiceerde
o.m. in Hollands Maandblad, Das Magazin De Revisor en Het Liegend
Konijn. In 2015 ontving zij de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs
(categorie poëzie) en verscheen haar debuutbundel Kalfsvlies. Zie: www.
mariekerijneveld.nl. willem thies (1973) – Debuteerde in 2006 met de bundel Toendra (bekroond met de C. Buddingh’-prijs). Nadien verschenen o.m. Twee vogels
één kogel (2012) en Meer mensen dan reddingsvesten (2015).
h.l. wesseling (1937) – Emeritus-hoogleraar Algemene Geschiedenis
aan de RU Leiden en van 1995 tot 2002 rector van het nias te Wassenaar. Publiceerde onder veel meer Verdeel en heers; de deling van Afrika
(1991), De man die nee zei; Charles de Gaulle 1890-1970 (2012) en La Grande Nation (1914).
HOL L A NDS
Maa ndblad
Redactie: Bastiaan Bommeljé
Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Willemijn
Lindhout
Vormgeving: Steven Boland
Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schrifte­lijke toestemming van de uitgever.
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair
Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds.
Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • p/a Willem Fenengastraat 2-a • 1096 bn
Amsterdam • Tel. 020-4213830 • [email protected] (niet voor kopij)
Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten
Uitgevers: Uitgeverij Podium in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad,
Willem Fenengastraat 2-a • 1096 bn Amsterdam
Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 75,00 • voor studenten € 57,50 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd
Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn.
Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085.
Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 7,25 • dubbelnummers € 9,50 • Verkrijgbaar bij de boekhandel
of door bestelling bij Uitgeverij Podium dan wel via www.hollandsmaandblad.nl –
[email protected]