Denksleutels denksleutel doel / opdracht voorbeeld

Download Report

Transcript Denksleutels denksleutel doel / opdracht voorbeeld

Denksleutels
denksleutel
doel / opdracht
voorbeeld
Bepaal het omgekeerde.
Gebruik woorden als: (kan) niet,
(zal) nooit in een opdracht
 Noem 3 dingen die je nooit als
verjaardagscadeautje zou
weggeven. (4-6 jaar)
 Noem 10 dingen die je niet schoon
kunt maken. (6-12 jaar)
Stel een ‘Wat als …’ vraag.
De kinderen benoemen een aantal
gevolgen (bijvoorbeeld 5).
Welke gevolgen (bijvoorbeeld 3)
vloeien voort uit die 5 gevolgen?
 Wat zou er gebeuren als morgen
ineens iedereen doof was? (4-6)
 Wat zou er gebeuren als er ineens
geen benzine voor auto’s meer
zou zijn. (6-12)
Neem een alledaags voorwerp.
De kinderen noemen nadelen van dit
voorwerp op.
Bedenk daarna manieren om deze
nadelen op te lossen.
Een paraplu (4-12)
 heeft scherpe puntjes die in je
ogen kunnen prikken
 neemt veel plek in beslag
 water loopt op je schoenen
Benoem de eigenschappen van 2
voorwerpen die niet bij elkaar horen.
Combineer deze eigenschappen in
een totaal nieuw voorwerp.
 Een blad verandert van kleur en
wordt gegeten door insecten.
 Een muizenval zet je overal neer
en doodt muizen.
 Een mini-muizenval die van kleur
verandert en insecten doodt.
 Hoe kun je deze step verbeteren?
(4-6)
 Hoe kun je dit skateboard
verbeteren? (6-12 jaar)
De kinderen verbeteren alledaagse
voorwerpen. Je mag de volgende
dingen doen:
 groter of kleiner maken  iets eraf
halen  iets erbij doen.
Bedenk woorden van A tot Z die bij
een bepaald onderwerp of bij een
bepaalde categorie horen.
 Fruit: appel - banaan - citroen
(4-6)
 Voetbal: arbiter - bidon centrumspits - dekken (6-12)
Op hoeveel verschillende manieren
kun je een bepaalde activiteit doen?
 Op hoeveel manieren kun je je
schoenen aantrekken? (4-6)
 Op hoeveel manieren kun je een
huis schilderen? (6-12)
Een plaatje dat niets met het
onderwerp te maken heeft er tóch aan
weten te koppelen. Of:
Een totaal abstract plaatje. Hoe past
dit bij het gekozen onderwerp?
 Wat heeft een plaatje van een
kabouter te maken met de wc?
(4-6)
 Bedenk 10 manieren hoe dit
plaatje bij dino’s past. (6-12)
Laat kinderen voorspellen hoe
bepaalde voorwerpen, situaties of
omstandigheden er in de toekomst
zullen uitzien.
 Hoe ziet jouw slaapkamer er over
twee jaar uit? (4-6 jaar)
 Bedenk 5 huishoudelijke apparaten die in de komende 20 jaar
zullen verdwijnen. (6-12)
Op welke manieren kan een bestaand
voorwerp op een andere manier
gebruikt worden?
 Bedenk 3 dingen die je met een
hark nog meer kunt doen dan
alleen harken. (4-6)
 Noem 10 manieren waarop je een
rode clownsneus kan gebruiken.
(6-12)
 Met tennisballen kun je best een
stevige muur bouwen. (4-6)
 De regering zou iedere belastingbetaler een nieuwe auto moeten
geven. (6-12)
Doe een belachelijke uitspraak over
iets, of verzin een idiote stelling.
Laat kinderen argumenten verzinnen
om de uitspraak of stelling toch
aannemelijk te maken.
Vraag aan de kinderen om
overeenkomsten te noemen van
twee dingen die op het eerste gezicht
niets met elkaar te maken hebben.
 Wat is er hetzelfde aan een appel
en een koekenpan? (4-6)
 Wat zijn overeenkomsten tussen
een mammoet en een schaar?
(6-12)
Begin met het antwoord.
Laat de kinderen vragen bedenken,
waarop het antwoord alleen dat
betreffende antwoord/woord kan
zijn.
 Het antwoord is ‘boek’. Welke 3
vragen zou je kunnen stellen? (4-6)
 Het antwoord is ‘tijdmachine’.
Verzin 5 vragen die je zou kunnen
stellen? (6-12)
Geef de kinderen een probleemstelling die opgelost moet worden.
Laat de kinderen brainstormen over
eventuele oplossingen voor dit
probleem.
 Hoe kunnen we het speelplein
leuker maken? (4-6)
 Hoe kan de regering ervoor zorgen
dat niet iedereen alleen in zijn
auto naar zijn werk rijdt? (6-12)
Laat kinderen uitvindingen doen voor
dingen en na te denken over
oplossingen op een opmerkelijke en
ongewone manier en materiaalkeuze.
 Maak een auto van zand. (4-6)
 Verzin een muggenval. (6-8)
 Verzin een apparaat dat je
’s morgens wakker maakt. (8-12)
Kinderen proberen een uitspraak of
stelling, die normaal niet ter discussie
staat te ontkrachten, door er op een
andere manier naar te kijken of mee
om te gaan.
 Als het avond is en donker wordt
ga je slapen. (4-6)
 Kerstmis moet je altijd op 25 en 26
december vieren. (6-12)
Laat de kinderen met behulp van een
beperkte (en soms onlogische) hoeveelheid en keuze van materiaal een
bouwkundig probleem oplossen.
 Bouw met 10 rietjes en 10 paperclips iets dat hoger is dan je
stoel. (4-6)
 Ontwerp een brug tussen 2 tafels
met alleen een krant en een rolletje plakband. (6-12)
Laat de kinderen een oplossing
bedenken voor een probleem, waarbij
ze verplicht zijn om een aantal
voorgeschreven voorwerpen te
gebruiken.
 Hoe kun je water drinken met een
vel papier? (4-6)
 Vang een spin met een rolletje
plakband, een kam en een wollen
ijsmuts. (6-12)
Laat kinderen manieren bedenken om
een bepaalde opdracht uit te
voeren, zonder daar het ‘gewone’
hulpmiddel voor te gebruiken.
 Hoe kun je je haren kammen
zonder kam? (4-6)
 Hoe verf je een stoel zonder
kwast? (6-8)
 Hoe kun je vissen vangen zonder
hengel of net? (6-12)
 Waarom huilt de clown steeds in
plaats van te lachen? (4-6)
 Waarom hangt je buurman
allemaal oude fietsbanden in de
boom in zijn tuin? (6-12)
Beschrijf een ongewone situatie.
Laat de kinderen dan verschillende
redenen bedenken waarom dat zo is
of zo gaat.
Denksleutels (Thinker’s Keys) zijn bedacht door de Australiër Tony Ryan (1990), die deze
Thinker’s Keys baseerde op 2 boeken die hij had gelezen:
 ‘The Thinker’s Toolbox’
en
 ‘Adventures in Thinking’.
Denksleutels zijn sleutels met daarop een vraag of opdracht die kinderen aanzet tot creatief,
analytisch en praktisch denken. Tevens stimuleren de sleutels om een ander perspectief in te
nemen.
Vrijwel alle kinderen zijn bekend met het begrip “sleutel” als een ding dat je gebruikt om iets
te openen.
De denksleutels gebruiken we om ons denken te openen. Dit is voor kinderen een makkelijk
uit te leggen concept.
De denksleutels zijn zeer geschikt voor alle leerlingen van de basisschool, maar zijn ook goed
te gebruiken voor peuters. Er zijn in totaal 20 denksleutels ontwikkeld.
De denksleutels kunnen worden gebruikt voor een klassikaal kringgesprek, maar kunnen ook
ingezet worden in kleine groepjes.
Samenwerken stimuleert het reflecteren en levert meer ideeën en inzichten op.
Denksleutels zijn ook uitermate geschikt om de Hogere Orde Denkvaardigheden (HOD’s , te
weten: analyseren, evalueren en creëren) bij meer en hoogbegaafde kinderen te stimuleren.
Jack Nowee - Web-Jack 2016