advies - VVSG

Download Report

Transcript advies - VVSG

Ontwerp-fusiedecreet
Standpunt VVSG (goedgekeurd door het VVSG-directiecomité op 17 februari 2016)
1 Situering
Op 18 december 2015 keurde de Vlaamse regering een voorontwerp van decreet goed dat de
regels en voorwaarden vastlegt waaronder Vlaamse gemeenten kunnen fuseren. In juli 2015
had de Vlaamse regering hierover ook al een conceptnota goedgekeurd.
De voorontwerptekst gaat eerst voor advies naar het Vlaamse comité C1 (voor de personeelsaspecten) en de Raad van State. Vervolgens komt het document opnieuw op de Vlaamse regering, waarna de tekst wordt ingediend bij het Vlaamse Parlement voor bespreking en definitieve goedkeuring. Dat gebeurt wellicht nog vóór het zomerreces van 2016.
De kabinetschef van Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans heeft de
VVSG eind 2015 om advies gevraagd over de tekst. Dit document is hierop een antwoord.
2 Algemene reactie
De algemene VVSG-reactie op het voorontwerp luidt als volgt:

Het is positief dat de Vlaamse regering een aantal contouren vastlegt voor eventuele
gemeentelijke fusies. Wat hierover vandaag in het Gemeentedecreet staat, is inderdaad onvoldoende om dit effectief te regelen.

De VVSG sluit zich aan bij de keuze van de Vlaamse regering om van het samenvoegen van gemeenten een vrijwillig proces te maken, dat dus van onderuit moet ontstaan. Alleen fusies waarbij twee of meer gemeenten na uitgebreid overleg van oordeel zijn dat de baten van een samenvoeging opwegen tegen de nadelen hebben o.i.
kans op slagen.

De VVSG verwelkomt de inhoudelijke en financiële ondersteuning die de Vlaamse regering in het vooruitzicht stelt (voor vragen en opmerkingen bij de financiële ondersteuning verwijzen we naar de artikelsgewijze bespreking).

De Vlaamse regering gelooft sterk dat de fusie van (bepaalde) gemeenten de lokale
bestuurskracht zal versterken en zet hiervoor dan budgettaire middelen in. Daarnaast
biedt ze in de loop van 2016 ook ondersteuning aan een selectie van gemeenten die
zich hebben kandidaat gesteld voor een zelfanalyse van de eigen bestuurskracht.
De VVSG vraagt daarnaast een onderzoek naar de mogelijkheid van (financiële en inhoudelijke) ondersteuning door de Vlaamse overheid van andere bestuurskrachtversterkende initiatieven op het terrein, zoals verschillende gemeenten die (een deel van)
hun administratieve diensten samenbrengen (zogenaamde ‘shared services’) 1, stadsregionale of streekverbanden die gemeentegrensoverschrijdende beleidsbeslissingen
Cf. de Conceptnota vrijwillige fusies (17 juli 2015) die zegt: ‘Bovendien zal, nog steeds met
het oog op de versterking van de bestuurskracht van de lokale besturen, in het kader van de
1
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 1/17
(bv. op het vlak van mobiliteit of ruimtelijke ordening) op elkaar afstemmen, enz.
Daarnaast vraagt de VVSG dat de Vlaamse overheid zou voorzien in tijdelijke experimenteerruimte voor de samenwerking tussen besturen, dus buiten de grenzen die o.a.
het decreet op de intergemeentelijke samenwerking vandaag oplegt. In Nederland zijn
voorbeelden beschikbaar over de wijze waarop dit kan worden aangepakt.

De VVSG stelt voor om de beschikbare middelen die niet naar de schuldovername
voor fusies in 2019 gaan, meteen te bestemmen voor een schuldovername van gemeenten die in de loop of op het einde van de bestuursperiode 2019-2024 willen fuseren. Op die manier is van bij de start van de nieuwe gemeentelijke legislatuur duidelijk
onder welke (financiële) voorwaarden fusies kunnen plaats grijpen. Ook de rest van
het ontwerp van fusiedecreet dat nu voorligt heeft trouwens de bedoeling om generiek
te zijn, dus niet alleen voor een mogelijke samenvoeging op 1 januari 2019.

De Vlaamse regering zou omwille van de rechtszekerheid zo snel mogelijk enkele onduidelijkheden over de timing moeten wegwerken, vooral over de voorwaarden om
een schuldovername van 500 euro per inwoner te genieten bij een fusie op 1 januari
2019. In de conceptnota van 17 juli 2015 en in een toelichtende nota van het Agentschap Binnenlands Bestuur staat hierover het volgende: ‘De principiële beslissing tot
fusie moet dus genomen worden voor 31 december 2016 om te kunnen genieten van
de fusiebonus (zie hoger).’ In het voorontwerp van fusiedecreet staat dat echter niet.
Art. 59 bepaalt alleen dat, als het bedrag van 200 miljoen euro niet zou volstaan om
alle gewenste schuldovernames te financieren, voorrang zal gegeven worden aan die
besturen die als eerste een principiële beslissing hebben genomen. Voor de rest is de
schuldovername gekoppeld aan een definitieve fusiebeslissing die ten laatste op 31
december 2017 wordt genomen. Verder zegt de memorie van toelichting bij art. 7: ‘Er
is geen uiterste datum bepaald voor het nemen van de principiële beslissing tot samenvoeging.’ Deze tegenstrijdigheid moet zo snel mogelijk worden uitgeklaard.

Omwille van de verschillende stappen die op of voor een bepaalde datum moeten
worden gezet, zou het goed zijn dat de memorie van toelichting een duidelijk tijdslijn
zou bevatten.

De Vlaamse regering stelt ook een draaiboek fusies ter ondersteuning van fuserende
gemeenten in het vooruitzicht. Dat is uiteraard een goede zaak. Helaas zal dat volledig uitgewerkte draaiboek er pas eind 2016 zijn. Een draaiboek ontwikkelen is een
goede zaak, maar zal niet volstaan. Besturen met fusieplannen kunnen (bovenop het
vooruitzicht op een forse schuldreductie) extra argumenten aangereikt krijgen als ze
weten dat ze zullen kunnen rekenen op een sterke inhoudelijke en procedurele ondersteuning die hen door het moeilijke fusieproces helpt.
opmaak van het decreet lokaal bestuur worden onderzocht hoe de fusie van (delen van) het
ambtelijk apparaat van gemeenten regelgevend kan worden gefaciliteerd.’
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 2/17
3 Artikelsgewijze bespreking en commentaar
Art. 5
Het fusiedecreet geldt niet voor Voeren en de zes randgemeenten rond Brussel (cf. artikel 8
van de gecoördineerde Taalwetten), noch voor de overige faciliteitengemeenten in Vlaanderen
(cf. artikel 7 van de gecoördineerde Taalwetten). Vlaanderen is zeker voor de eerste reeks gemeenten niet bevoegd voor het wijzigen van de gemeentegrenzen, en gaat ervan uit dat hetzelfde geldt voor de andere faciliteitengemeenten.
Uit de memorie van toelichting blijkt niet dat Vlaanderen van plan is om dit bij de federale overheid aan te kaarten, waarbij die bv. een regeling voor bepaalde fusies zou kunnen uitwerken,
zowel tussen faciliteitengemeenten onderling (in de rand rond Brussel zijn er enkele die aan
elkaar grenzen), als tussen faciliteitengemeenten en andere gemeenten.
In de motivatie bij het fusiedecreet verwijst Vlaanderen o.m. naar het (mogelijke) gebrek aan
bestuurskracht van (te) kleine gemeenten. Precies bij de faciliteitengemeenten vinden we vandaag nog zes van de twaalf Vlaamse gemeenten met minder dan 5000 inwoners: Bever, Herstappe, Linkebeek, Mesen, Spiere-Helkijn en Voeren. Door de faciliteitengemeenten uit te sluiten van een mogelijke fusie, onthoudt men de betrokken gemeenten ook de voordelen van de
fusiebonus (schuldovername, garantie Gemeentefonds). Is dit in overeenstemming met het
gelijkheidsbeginsel? Vlaanderen is immers wél bevoegd voor de financiering van alle Vlaamse
gemeenten.
De VVSG vraagt dat er alles aan gedaan wordt opdat ook de faciliteitengemeenten kunnen fuseren als ze dat willen, en zeker de faciliteitengemeenten bedoeld in artikel 7 van de gecoördineerde Taalwetten. We wijzen er nog op dat er eventueel inspiratie kan worden gevonden bij
verschillende Vlaamse politiezones die vandaag bestaan uit ‘gewone’ gemeenten en faciliteitengemeenten.2 Verder kan mogelijk ook worden aangeknoopt bij een wetsvoorstel dat Kamerlid Luk Van Biesen voorbereidt over de fusie van faciliteitengemeenten.
Art. 9

De memorie van toelichting zegt dat het voorstel tot samenvoeging desgevallend ook
een voorstel bevat over de provincie, de politiezone, de hulpverleningszone en/of het
gerechtelijke kanton waartoe de nieuwe gemeente zal behoren. Dit is logisch, maar
waarom staat dit niet in de decreettekst? Daar staat alleen het volgende: ‘Het gezamenlijke voorstel tot samenvoeging bevat ook de kadastrale gegevens waaruit de
grenzen van de nieuwe gemeente blijken, het voorstel voor de naam van de nieuwe
gemeente en de beoogde samenvoegingsdatum.’

Memorie van toelichting: ‘Met het indienen bij de Vlaamse Regering van het gezamenlijk voorstel tot samenvoeging is er voor de betrokken gemeenten geen weg meer terug. De samenvoeging van deze gemeenten is dan, onder voorbehoud van de te nemen beslissingen door de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement, definitief.’:
o
Als dit zo dwingend is, moet dat dan niet in de decreettekst?
2
Arro Ieper (met Mesen), Mira (met Spiere-Helkijn), Pajottenland (met Bever), AMOW (met
Wemmel) en Tongeren-Herstappe (met Herstappe).
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 3/17
o
Wat als de fuserende gemeenten het hele traject hebben ingezet met de beoogde schuldovername als belangrijke stimulans, en die schuldovername er
uiteindelijk toch niet komt, bv. omdat het aantal gegadigden groter is dan het
beschikbare budget van 200 miljoen euro?
De VVSG stelt voor om de effectieve uitvoering van de schuldovername ook
als opschortende voorwaarde in het voorontwerp in te schrijven.
Art. 10

‘De Vlaamse regering kan het voorstel tot samenvoeging als ontwerp van samenvoegingsdecreet indienen bij het Vlaams Parlement.’
De VVSG vindt dat de Vlaamse regering dit in elk geval moet doen, voor zover het
dossier volledig is en aan alle vereisten voldoet. De Vlaamse regering heeft hier alleen
een coördinerende rol als doorgeefluik. De beslissing over de opportuniteit van de samenvoeging ligt bij de betrokken gemeenten, de bekrachtiging ervan ligt bij het
Vlaamse parlement, dat eigenlijk alleen een negatieve beslissing zou mogen nemen
als het dossier onvolledig is of niet aan de vereisten voldoet. De VVSG is het dan ook
niet eens met de memorie van toelichting, die zegt: ‘De Vlaamse Regering en het
Vlaams Parlement beschikken over een discretionaire bevoegdheid met betrekking tot
het indienen/stemmen van dit samenvoegingsdecreet.’ (waarbij met ‘stemmen’ wellicht
het correcte Nederlandse ‘goedkeuren’ wordt bedoeld).

Kan de Vlaamse regering of het Vlaamse Parlement akkoord gaan met de fusie, maar
de naam van de gemeente aanpassen, kiezen voor andere provincie (na advies van
de provincieraad), enz.?

Kunnen de betrokken gemeenten tegen beslissingen van de Vlaamse regering of het
Vlaamse Parlement die afwijken van hun eigen fusievoorstel in beroep gaan bij de
Raad van State?

Het fusiedecreet zou termijnen moeten bevatten binnen dewelke de Vlaamse regering
en het Vlaams parlement een beslissing moeten nemen.
Art. 11
Zie opmerking bij art. 13 over de termijnen.
Art. 12


Voorgestelde tekstcorrecties:
o
§4: ‘gegund’: betere term is ‘gesloten’
o
§5: ‘bekrachtigd’: betere term is ‘goedgekeurd’ of ‘aangenomen’
Moet de overdracht van onroerende goederen voor overschrijving door de hypotheekbewaarder en voor registratie worden aangeboden (de memorie spreekt van kosteloze
registratie)? Of gebeurt de overdracht bij gewone samenvoegingen van rechtswege?

De memorie van toelichting zegt: ‘In toepassing van het territorialiteitsbeginsel gaan
de onroerende goederen die tot het openbaar domein behoren normaal gezien mee
naar die gemeente in wier gebiedsomschrijving ze zullen komen te liggen. Voor de
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 4/17
overige onroerende goederen (die tot het privaat domein behoren) en voor de roerende goederen wordt de overdracht geregeld via een overeenkomst met dien verstande dat voor de onroerende goederen de akte dan wel een authentieke vorm moet
krijgen met het oog op de tegenstelbaarheid’. Slaat dit (enkel) op de hypothese van
samenvoeging in de zin van artikel 4, 1ste lid, 2° of op alle samenvoegingen? Te verduidelijken.

Het is uiteraard een goede zaak dat de nieuwe gemeente alle rechten overneemt van
de samengevoegde gemeenten, maar betekent dit ook dat dit bv. aan subsidiërende
overheden (federaal, Vlaams, Europees, provinciaal) het recht ontneemt om na de samenvoeging een toegekende subsidie anders te beoordelen? Wat als dit in strijd is
met bv. de geldende subsidieregels?

De overdracht van roerende en onroerende goederen naar een nieuwe rechtspersoon
(van de samengevoegde gemeente naar de nieuwe gemeente) kan leiden tot extra
kosten: verplichte bodemattesten, belasting op inverkeerstelling, enz. De Vlaamse
overheid zou het best zo snel mogelijk duidelijk maken hoe ze hiermee zal omgaan.

§3 geldt, zoals het hier staat, ook voor de rechten en plichten van contractanten. Voorstel om hier ‘onverminderd de toepassing van artikel 27 neemt de nieuwe gemeente…’ aan toe te voegen. Hetzelfde voorstel doen we voor artikel 41 maar dan in
een ietwat andere formulering: ‘Artikel 12 is van toepassing op het nieuwe OCMW,
met dien verstande dat “de nieuwe gemeente” wordt gelezen als “het nieuwe OCMW”,
“de samengevoegde gemeenten” wordt gelezen als “de samengevoegde OCMW’s” en
“onverminderd de toepassing van artikel 27” wordt gelezen als “onverminderd de toepassing van artikel 53”.’
Art. 13

Het is niet duidelijk waarom de memorie van toelichting hier een verwijzing naar art.
40 bevat. Wellicht moet dat art. 36 zijn.

Het voorontwerp gaat ervan uit dat, als overgangsmaatregel, de reglementen van de
samengevoegde gemeenten (voor zover het niet om belastingen of retributies gaat, cf.
art. 36) nog twee jaar kunnen blijven bestaan. De VVSG vraagt een grondig onderzoek naar deze problematiek, met volgende elementen:
o
Het gelijkheidsbeginsel wanneer gelijke omstandigheden op het grondgebied
of bij inwoners of medewerkers van dezelfde gemeente verschillend worden
behandeld.
o
De VVSG stelt voor dat het fusiedecreet de juridische basis zou leveren waardoor de gemeenteraden van de samen te voegen gemeenten (uiteraard na
overleg) voorafgaand aan de effectieve samenvoeging gelijkluidende reglementen kunnen goedkeuren die van kracht worden vanaf 1 januari van het
jaar waarin de nieuwe gemeente ontstaat, om te vermijden dat er een periode
zou ontstaan waarin niets is geregeld of waarin nog de oude aparte reglementen gelden. Eventueel kan bijkomend bepaald worden dat die reglementen ten
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 5/17
hoogste één jaar van kracht blijven, om de raad van de nieuwe gemeente te
dwingen hierin zelf snel een eigen beslissing te nemen.

Zie ook het commentaar bij art. 36 voor reglementen met betrekking tot belastingen en
retributies.

Het voorontwerp van decreet hanteert twee verschillende data, die dicht bijeen liggen:
o.a. in art. 9 en 11 de samenvoegingsdatum (1 januari van het jaar waarin de nieuwe
gemeente ontstaat) en o.a. in art. 13 de datum van de installatievergadering (2 januari
of later). Waar mogelijk worden beide data het best zo veel mogelijk op elkaar afgestemd, zeker waar het gaat over de geldigheidsduur van reglementen en beslissingen
van de samengevoegde gemeenten.

Wat met de bestaande rechtspositieregelingen en organogrammen? Hiervoor gelden
artikel 29 en 31 (nog maximum één jaar geldig na de samenvoegingsdatum), en dus
vallen ze onder ‘andersluidende bepalingen’. Voor de bestaande rechtspositieregelingen en organogrammen geldt dus geen opheffing van rechtswege na een bepaalde
termijn (art. 31 voorziet dit terecht niet – zie ook opmerking bij art. 31). We stellen voor
om deze uitzondering bij wijze van voorbeeld op te nemen in de memorie.

Ook alle statutaire aanstellingen vallen in principe onder de noemer ‘gemeentelijke besluiten’. Volgens de artikelen 13 en 42 moet elk statutair personeelslid binnen 2 jaar
opnieuw aangesteld worden. Maar volgens artikelen 27 en 53 worden statutaire personeelsleden overgedragen, dus zonder heraanstelling. De artikelen 27 en 53 vallen onder ‘andersluidende bepalingen’. Voor heraanstellingen geldt dus geen opheffing van
rechtswege na een bepaalde termijn. We stellen voor om deze uitzondering bij wijze
van voorbeeld op te nemen in de memorie.
Bij deze discussie hoort ook de vraag of het wel noodzakelijk is dat gesubsidieerd gemeentelijk onderwijspersoneel heraangesteld wordt (zie onze opmerking bij art. 30).
Art. 16

‘In afwijking van het eerste lid, kunnen de samengevoegde gemeenten in onderlinge
afspraak een van de andere voorzitters van de gemeenteraden van de samengevoegde gemeenten aanduiden om de installatievergadering voor te zitten.’ Onze vragen hierbij:
o
Behouden de samengevoegde gemeenten (definitie, cf. art. 6: ‘de oorspronkelijke gemeenten, vermeld in het samenvoegingsdecreet;’) dan bepaalde bevoegdheden, of bedoelt men hier: de ‘samen te voegen gemeenten’ (waarmee
dus een beslissing voorafgaand aan de samenvoeging vereist is)?
o
Wie binnen de ‘samengevoegde gemeenten’ (of ‘samen te voegen gemeenten’?) moet die beslissing over een eventuele andere voorzitter van de installatievergadering nemen? Als hier de gemeenteraden worden bedoeld, dan
wordt dat het best ook expliciet vermeld.

De VVSG is (ook buiten dit voorontwerp van fusiedecreet) voorstander van een afschaffing van de verplichting om de installatievergadering te organiseren op de eerste
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 6/17
werkdag van januari om 20.00u. Dat moet, binnen een redelijke tijdmarge van bv. een
of twee weken, aan de besturen zelf worden overgelaten.
Art. 17
Volgens dit artikel telt de nieuwe gemeente in de eerste legislatuur twee schepenen extra, en
in de tweede legislatuur nog één. Dit moet samen bekeken worden met het feit dat het maximum aantal schepenen vanaf de volgende legislatuur zeker met één eenheid vermindert (in
toepassing van de huidige bepalingen van het Gemeentedecreet) 3 en met het feit dat gemeenten ook met minder schepenen dan het maximale aantal kunnen werken.
Toch heeft de VVSG vragen bij dit voorstel:

De memorie van toelichting stelt duidelijk dat het gaat om een ‘keuze van het bestuur’,
terwijl de ontwerptekst zelf eerder lijkt te suggereren dat die extra schepenen er zeker
komen.

Een of twee schepenen extra betekent ook extra uitgaven, die gedurende zes of twaalf
jaar bovenop de andere kosten komen die een fusie automatisch met zich meebrengt.

De publieke opinie kan dit voorstel bekijken als een maatregel om tijdelijk ‘de postjes
te behouden’. Het zal niet vanzelfsprekend zijn om deze perceptie te keren.

Als de communicatie met de burger een argument is voor deze bijkomende mandaten,
kiest men er beter voor om een fusiegemeente (tijdelijk) twee of vier raadsleden extra
te laten hebben. Uiteindelijk is het een kernopdracht van de gemeenteraad om ‘de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen te verzekeren bij de
beleidsvoorbereiding, bij de uitwerking van de gemeentelijke dienstverlening en bij de
evaluatie ervan’ (art. 199 Gemeentedecreet). Een (tijdelijke) uitbreiding van de gemeenteraad kan tevens voorkomen dat het (nu al bestaande) overwicht van het college tegenover de raad nog groter wordt.
Art. 18

De samen te voegen gemeenten kunnen voor bepaalde functies een beroep doen op
elkaars personeel (cf. analoge bepaling in art. 271 GD en OD). Wat is de meerwaarde
van deze bepaling? Men kan dit immers nu al regelen via informele samenwerking of
formele terbeschikkingstelling.

De VVSG vraagt om in het tweede lid 1° ook de secretarissen en de financieel beheerders van de samen te voegen OCMW’s toe te voegen.
Art. 19
Op welke verloning heeft deze waarnemend secretaris recht? Het uitgangspunt zou moeten
zijn dat hij tijdelijk een salaris (of een toelage bij zijn huidig salaris) krijgt rekening houdend met
3
Afhankelijk van de wijze waarop de geplande integratie gemeente-OCMW juridisch vorm
krijgt, kan dit leiden tot het verdwijnen van een bijkomend lokaal uitvoerend mandaat, dat vandaag wordt ingevuld door de OCMW-voorzitter.
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 7/17
het salaris verbonden aan de nieuwe functie van secretaris (dus gebaseerd op het hogere inwonersaantal van de samengevoegde gemeente). Dit kan het best verduidelijkt worden in de
memorie van toelichting.
Art. 20

Waarom komen de ‘zuivere’ OCMW-secretarissen (die dus op geen enkele manier
een gemeente bedienen) van de samengevoegde gemeenten niet in aanmerking? De
VVSG vraagt om ook de secretarissen van de samen te voegen OCMW’s toe te voegen.

Waarom is er gekozen voor een ‘cascadesysteem’ bij de aanstelling van een nieuwe
secretaris (eerst de eigen secretarissen, en pas in tweede instantie een wervingsen/of bevorderingsprocedure)? Voor de VVSG moet de nieuwe gemeente ervoor kunnen kiezen om van bij het begin een oproep te richten tot externe kandidaten (gecombineerd met een volwaardige selectieprocedure). Dit is niet noodzakelijk een teken
van wantrouwen tegenover de huidige gemeente- (of OCMW)-secretarissen: sommige
gemeente- of OCMW-raden zien een eventuele invulling van het nieuwe ambt van gemeentesecretaris door een van de huidige gemeentesecretarissen of OCMW-secretarissen immers wel zitten maar vinden het wenselijk dat hij of zij zich eerst bewijst in
een open procedure (dus met kandidaten van buitenaf).

We stellen voor om in de memorie te verduidelijken dat de functie van gemeentesecretaris niet openstaat voor de waarnemend gemeentesecretarissen tenzij ze zich
kunnen beroepen op de categorieën vermeld in artikel 20. Als de gemeenteraad beslist om de functie in te vullen door aanwerving of bevordering kan een waarnemend
gemeentesecretaris in voorkomend geval wel meedoen voor de definitieve invulling
van het ambt.

Het tweede en derde lid overlappen enigszins: als er competentievereisten worden opgesteld, worden er voorwaarden voor het ambt van gemeentesecretaris vastgesteld.
Misschien verduidelijken dat met voorwaarden ‘toegangsvoorwaarden’ en/of ‘selectievoorwaarden’ worden bedoeld?

Memorie: er is ook een (aangepaste) afsprakennota nodig met de andere gemeente,
en er zijn afsprakennota’s nodig als men twee deeltijdse functies combineert (een
deeltijdse functie in de nieuwe gemeente is strikt genomen (in theorie) mogelijk).

Art. 20, eerste lid, 2° en vierde lid: er staat volgens ons telkens een komma te veel (cf.
art. 46, eerste lid, 2° en vierde lid).
Art. 21
Het moet mogelijk zijn om een aanwervingsprocedure en/of bevorderingsprocedure tegelijk te
voeren. Wat er in de ontwerptekst staat, is correct (vervullen door aanwerving of bevordering),
maar we vragen om de keuzevrijheid van procedure(s) (en/of) te beklemtonen in de memorie.
Overigens menen we dat het correcter is om te spreken van ‘invullen’ in plaats van ‘vervullen’:
de raad vervult het ambt niet; het is de secretaris die het vervult of uitoefent.
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 8/17
Art. 22-24
Zie opmerkingen bij art. 19-21.
Art. 27

De memorie van toelichting bij ‘Op de samenvoegingsdatum wordt het voltallige personeel van de samengevoegde gemeenten, ongeacht de aard van het dienstverband,
van rechtswege overgedragen aan de nieuwe gemeente’ zegt: ‘De samenvoeging kan
dus geen aanleiding geven tot ontslagen.’ Uiteraard zullen statutaire medewerkers en
medewerkers met een arbeidsovereenkomst automatisch naar de nieuwe werkgever
worden overgedragen (er is voor bepaalde personeelsleden ook de bescherming van
de Europese Richtlijn 2001/23/EG inzake het behoud van rechten van werknemers bij
overdracht van ondernemingen, vestigingen of onderdelen ervan). Dit betekent echter
niet dat de nieuwe gemeente (respectievelijk het nieuwe OCMW) na verloop van tijd
(bv. één jaar; cf. Europese Richtlijn), uiteraard met toepassing van de rechtsregels,
geen afscheid kan nemen van sommige personeelsleden. Sowieso moeten ontslagen
die los staan van de fusie (bv. n.a.v. slecht functioneren of wegens dringende reden)
steeds mogelijk blijven. De zin in de memorie van toelichting kan aanleiding geven tot
betwistingen over de vraag wat de aanleiding is van bepaalde ontslagen: de (nakende
of uitgevoerde) fusie, dan wel andere elementen. De VVSG stelt voor om deze bepaling in de memorie te schrappen.

Het eerste lid verwijst het best naar art. 4, eerste lid, 1°. Cf. tweede lid dat expliciet
verwijst naar art. 4, eerste lid, 2° en de memorie die stelt dat er in dat geval geen overdracht is van rechtswege.
Art. 28
Voor de VVSG moet er op een bepaald moment een einde (kunnen) komen aan het behoud
van ‘de aard van het dienstverband, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit,
hun prestatieregeling en hun salarisschaal’ van het personeel van de samengevoegde gemeenten in de nieuwe gemeente. Zonder einddatum blijven de rechten gewaarborgd tot aan
de uitdiensttreding, wat normaal gezien voor geen enkel (statutair) personeelslid gegarandeerd wordt. De huidige formulering blokkeert te sterk de mogelijkheid van de nieuwe gemeente om een eventueel andersluidend personeelsbeleid te voeren. Voorstel tot herformulering: ‘de personeelsleden worden naar de nieuwe gemeente overgedragen met het dienstverband, de graad, de administratieve en geldelijke anciënniteit, de prestatieregeling en de salarisschaal die ze hadden bij hun voormalig gemeentebestuur’.
Art. 29
Zie opmerking bij artikel 65.
Art. 30
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 9/17
Waarom moet het gesubsidieerde personeel van het gemeentelijk onderwijs opnieuw aangesteld worden? Welke beleidsruimte heeft de nieuwe gemeenteraad hier? Kan voor hen niet bepaald worden dat ze overgedragen worden?
Art. 31

Welke rechtspositieregeling geldt voor nieuwe aanwervingen tijdens het eerste jaar
(zolang men geen nieuwe rechtspositieregeling (RPR) heeft)? Voorstel: keuze laten
aan de betrokken gemeenteraden om dit zelf te regelen. Mogelijke pistes:
(1) de raden van de samen te voegen gemeenten keuren – voorafgaand aan de samenvoeging – een zelfde RPR goed met ingangsdatum vanaf de samenvoeging van
de gemeenten. Hiervoor zou het fusiedecreet een juridische grondslag moeten creëren waardoor de gemeenteraden van de samen te voegen gemeenten, voorafgaand
aan de samenvoeging, een zelfde RPR kunnen goedkeuren die zal gelden voor de
nieuwe gemeente zolang de nieuwe gemeente zelf geen nieuwe RPR vaststelt en/of
wijzigingen aan de RPR vaststelt. Uiteraard moet in elk van de betrokken gemeenten
dezelfde tekst worden goedgekeurd (dus gezamenlijk informeel traject, voldoende aftoetsen, trachten vakbondsdelegaties zoveel mogelijk gelijk te maken,…);
(2) de gemeenteraden van de samen te voegen gemeenten beslissen welke van de
bestaande RPR van de samen te voegen gemeenten voor de nieuwe gemeente zal
gelden, in afwachting van de nieuwe RPR van de nieuwe gemeente (ook hiervoor zou
het fusiedecreet een juridische grondslag moeten creëren);
(3) de nieuwe gemeenteraad beslist zo snel mogelijk welke bestaande RPR zal gelden, in afwachting van de nieuwe RPR.
Men zal ook moeten beslissen welk organogram zal gelden in de periode tussen de
datum van samenvoeging en de inwerkingtreding van het nieuwe organogram. Deze
beslissing wordt dan het best genomen vóٕór de beslissing tot fuseren. Wellicht zal het
erop neer komen dat de bestaande organogrammen in elkaar worden geschoven.

Wat bij het eventuele stilzitten van de nieuwe gemeenteraad? In dat geval kunnen de
bestaande rechtspositieregelingen moeilijk van rechtswege als opgeheven beschouwd
worden. Voorstel om in de memorie te verduidelijken dat deze bepaling moet beschouwd worden als een ‘andersluidende bepaling’ waarvan sprake in art. 13.
Art. 34
Dit artikel zegt dat de nieuwe gemeente tot de vaststelling van het budget werkt met voorlopige kredieten. De regels daartoe moeten nog worden vastgelegd door de Vlaamse regering.
Momenteel is niet duidelijk hoe die er zullen uitzien. In elk geval zal men die voorlopige kredieten niet zo maar op de aparte budgetten van het jaar voor de fusie kunnen baseren, want alleen al de samenstelling van de beleidsdomeinen zal wellicht verschillen.
De VVSG stelt voor dat het fusiedecreet de juridische basis zou leggen waardoor in onderling
overleg en eensluidend, de gemeenteraden van de samen te voegen gemeenten een budget
kunnen goedkeuren voor de nieuwe gemeente. Daardoor kan die meteen beschikken over een
volwaardig budget, dat uiteraard door de nieuwe gemeenteraad kan worden aangepast. Dat
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 10/17
budget kan meteen ook kredieten bevatten voor de uitvoering van de investeringen die in de
samen te voegen gemeenten op het moment van de fusie in uitvoering zijn. Als de ontslagnemende gemeenteraden niet tot een dergelijk budget komen voor de nieuwe gemeente, kan die
nog altijd terugvallen op voorlopige kredieten zoals bepaald door de Vlaamse regering.
Art. 35
Het voorontwerp bepaalt dat de beleidsnota bij de laatste jaarrekeningen van de samengevoegde gemeenten facultatief is. Omwille van de informatie aan de raadsleden stelt de VVSG
voor om alleen de doelstellingenrealisatie optioneel te maken, en de doelstellingenrekening en
de financiële toestand (ook onderdelen van de beleidsnota) wel te behouden als verplichting.
Art. 36
Volgens dit artikel blijven de belasting- en retributiereglementen van de samengevoegde gemeenten geldig tot de nieuwe gemeenten ze door nieuwe reglementen vervangt, maar met
een maximum van één jaar. De VVSG ziet hierin toch wel een aantal problemen:

Is het conform het gelijkheidsbeginsel dat inwoners van dezelfde (nieuwe) gemeente
voor dezelfde dienstverlening (bv. een nieuwe identiteitskaart) mogelijk gedurende
enige tijd een verschillend tarief betalen?

Dreigen er geen klachten wanneer bepaalde belastingen (bv. op tweede verblijven, op
drijfkracht, op onbebouwde percelen) verschillen naargelang de ligging van het onroerend goed in dezelfde (nieuwe) gemeente?

Er is zeker een probleem met de aanvullende personenbelasting (APB), wegens art.
468 WIB 1992: ‘De aanvullende belasting op de personenbelasting wordt voor alle belastingplichtigen van eenzelfde agglomeratie of gemeente vastgesteld op een eenvormig percentage van de berekeningsgrondslag vastgesteld overeenkomstig de artikelen 466 en 466bis.’
De VVSG stelt voor dat het fusiedecreet een juridische grondslag creëert waardoor de gemeenteraden van de samen te voegen gemeenten, voorafgaand aan de samenvoeging, belasting- en retributiereglementen kunnen goedkeuren die zullen gelden voor het eerste jaar van
de nieuwe gemeente. Uiteraard moet dan in elk van de betrokken gemeenten dezelfde tekst
worden goedgekeurd. Door de geldigheid van deze reglementen te beperken tot één jaar,
wordt de nieuwe gemeente ertoe verplicht hierrond zelf snel een eigen beleid te voeren, dat
bv. samen met het eerste meerjarenplan van de nieuwe gemeente kan ingaan.
Art. 39
Zie ook opmerkingen bij art. 8.
Art. 40
Zie opmerkingen bij art. 13.
Art. 41
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 11/17
Toevoegen dat in art. 12 ‘gemeenteraden’ moet worden gelezen als ‘raden voor maatschappelijk welzijn’.
Art. 42
Zie opmerkingen bij artikel 13.
Art. 43
Het is niet duidelijk waarom er voor de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk
welzijn van het nieuwe OCMW wel wordt verwezen naar art. 16, 17, 18 en 21 van het OCMWdecreet, en niet alle andere artikels (zoals bv. art. 10).
Art. 44

Toevoegen dat in art. 18, tweede lid ‘gemeenteraad’ moet worden gelezen als ‘raad
voor maatschappelijk welzijn’.

Zie opmerkingen bij art. 18.
Art. 45
Zie opmerking bij artikel 19.
Art. 46
Zie opmerkingen bij art. 20.
Art. 47
Zie opmerking bij artikel 21.
Art. 48 t.e.m. 50
Zie opmerkingen bij art. 19- 21.
Art. 53
Zie opmerking bij art. 27.
Art. 54

De verwijzing naar ‘gemeente’ dat gelezen moet worden als ‘OCMW’ is overbodig.

Zie commentaar bij art. 28.
Art. 55
Zie opmerking bij art. 29.
Art. 56
Zie opmerkingen bij art. 31.
Art. 57
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 12/17

Toevoegen dat in art. 32-35 ‘samengevoegde gemeenten’ moet worden gelezen als
‘samengevoegde OCMW’s’.

Ook de OCMW-raden van de samen te voegen gemeenten zouden de mogelijkheid
moeten krijgen om vóór de fusie (uiteraard gelijkluidende) reglementen goed te keuren
die gelden voor (het eerste jaar) van het nieuwe OCMW, cf. wat gezegd is bij art. 36.
Art. 58
Zoals gesteld in de algemene reactie, is er vandaag geen overeenstemming tussen de voorwaarde in het voorontwerp van decreet en de memorie van toelichting enerzijds (schuldovername op voorwaarde van een definitieve beslissing uiterlijk op 31 december 2017) en wat hierover in de toelichtende nota van ABB staat (schuldovername op voorwaarde van een princiepsbeslissing die uiterlijk op 31 december 2016 valt) anderzijds. Dit moet dringend worden
uitgeklaard.
De beperking van de schuldovername tot 20 miljoen per fusie leidt ertoe dat het bedrag per inwoner kleiner wordt van zodra het totale aantal bij de fusie betrokken inwoners boven de
40.000 uitstijgt. Zo zakt het bedrag naar 400 euro per inwoner bij 50.000 inwoners en naar 250
euro per inwoner bij een fusie met 80.000 inwoners. Is dat de bedoeling? Kan dit vanuit het
gelijkheidsbeginsel? In de memorie van toelichting wordt hierover niets gezegd.
De schuldovername kan een belangrijke financiële prikkel zijn voor een samenvoeging. Nu is
die stimulans er alleen voor fusies die op 1 januari 2019 plaats vinden. Het is wenselijk dat,
ruim voor de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018, de gemeenten ook weten
waar ze financieel aan toe zijn als een fusie in de loop of na afloop van de legislatuur 20192024 zou plaats vinden. Op die manier kan men echt de nodige tijd nemen om verkennende
gesprekken te voeren en een eventuele fusie voor te bereiden.
Art. 59
De totale schuldovername naar aanleiding van gemeentelijke samenvoegingen op 1 januari
2019 is beperkt tot 200 miljoen euro. Als dat bedrag niet volstaat, worden eerst die dossiers
bediend waar de principiële beslissing het eerst werd genomen.
Ook hier rijst de vraag naar de conformiteit met het gelijkheidsbeginsel. Bovendien kan een latere princiepsbeslissing het gevolg zijn van een beter voorbereid dossier, wat dan weer dreigt
afgestraft te worden. Verder bouwt het een belangrijke onzekerheidsfactor in, want het is (uiteraard voor zover de fusiebonus veel succes heeft, wat toch de politieke bedoeling van de
Vlaamse regering moet zijn) voor besturen met fusieplannen niet zeker dat de beoogde
schuldovername effectief een feit zal zijn. We verwijzen ook naar het feit dat de fusie van de
gemeenten na de definitieve beslissingen onherroepelijk is. Het niet toekennen van de schuldvermindering lijkt voor de gemeenten dus geen reden te kunnen zijn om de geplande fusie
toch te schrappen.
De VVSG stelt voor dat er geen maximumgrens voor de schuldovername wordt voorgesteld.
Als de fusies een succes hebben, komt het erop aan om bijkomende financiële middelen te
zoeken om dit te realiseren. Voor Vlaanderen is het budgettaire effect hiervan relatief beperkt,
omdat vanuit ESR-oogpunt alleen de bijkomende rentelasten op het vorderingensaldo wegen.
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 13/17
Met de lage intrestvoeten van vandaag en gerekend tegen een gemiddelde rentevoet van 3%
van de overgenomen leningen, leidt een schuldovername van 200 miljoen euro tot 6 miljoen
euro aan bijkomende rentelasten. Dat lijkt ons niet onoverkomelijk op een Vlaamse begroting
van ruim 38 miljard euro.
Art. 61
In de memorie staat: ‘In functie van de organisatiestructuur van de politie-, hulpverleningszones en de gerechtelijke kantons zal de federale overheid van een voorgenomen samenvoeging in kennis moeten worden gesteld. De Vlaamse Regering brengt daartoe de federale Regering van elke stap die hieromtrent in de loop van een samenvoegingsoperatie wordt genomen (principiële beslissing, gezamenlijk voorstel tot samenvoeging, samenvoegingsdecreet)
op de hoogte.’
Het klopt dat fusies van gemeenten ook federale implicaties hebben, en dus is het goed dat de
Vlaamse overheid zich ertoe engageert om voor de informatiedoorstroming te zorgen Toch zal
er in het hele proces meer moeten gebeuren dan alleen de federale overheid ‘in kennis stellen’. De federale overheid zal immers ook beslissingen (bij KB) moeten nemen, bv. over de
nieuwe samenstelling van de betrokken politie- en hulpverleningszones. De Vlaamse regering
maakt het best afspraken met de federale overheid opdat die besluitvorming vlot kan verlopen,
zodat ze het hele fusieproces niet vertraagt.
Art. 62

De nieuwe gemeente krijgt de garantie dat ze uit het Gemeentefonds ten minste even
veel krijgt als de samengevoegde gemeenten voordien. Uiteraard is dit een belangrijk
element voor de financiële gezondheid van de nieuwe gemeente.
Daarnaast voorziet het voorontwerp van decreet ook in een indexering van die minimumgarantie, op basis van de gemiddelde groei van de Gemeentefondsaandelen van
de verschillende gemeenten in het jaar voorafgaand aan de fusie. Het voorontwerp
houdt er (wellicht) geen rekening mee dat deze groei ook negatief kan zijn. Elk jaar is
er een klein aantal gemeenten waarvan, door de speling van de verdelingscriteria en
ondanks de globale groeivoet van 3,5%, het aandeel (licht) zakt.4 Kan de garantie dan
ook dalen?

De indexering van de minimumgarantie wordt elk jaar van de eerste legislatuur cumulatief toegepast. Vanaf de tweede legislatuur is de maximale jaarlijkse indexering van
de minimumgarantie beperkt tot de algemene groei van het Gemeentefonds (momenteel 3,5% per jaar). Zoals het voorontwerp nu is opgesteld, is er voor dit systeem geen
einddatum. Is dat de bedoeling?

Het Gemeentefonds bevat vandaag ook een garantieregeling (gebaseerd op de totaliteit van de ontvangsten in 2002 uit het Gemeentefonds, Stedenfonds en Sociaal Impulsfonds). Die garantie geldt echter niet voor gemeenten die minder dan 5% APB
4
In 2012 ging het om zes gemeenten (Heuvelland, Ingelmunster, Ledegem, Staden, Tervuren,
Zelzate), in 2013 om één (Herstappe) en in 2014 om drie (Baarle-Hertog, Herstappe,
Kaprijke).
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 14/17
en/of minder dan 700 opcentiemen OV heffen. Het is onduidelijk hoe de ‘fusiegarantie’
hiermee moet gecombineerd worden.

Waarover het voorontwerp van decreet of de memorie van toelichting niets zeggen, is
de gevolgen van samenvoegingen van gemeenten op het Gemeentefondsaandeel van
de andere gemeenten. Van zodra bij de fusie een gemeente betrokken is die vandaag
in het systeem van de voorafnames zit (de dertien centrumsteden, een aantal regionale steden en de kustgemeenten) of wanneer door een fusie een gemeente zou ontstaan van meer dan 100.000 inwoners, ontstaan er allerlei negatieve effecten op het
Gemeentefondsaandeel van de andere gemeenten die behoren tot dezelfde categorie
van voorafnames. Hoe men het Gemeentefonds hierop in dat geval aanpast, zal natuurlijk afhangen van de concrete casus, maar de memorie of de toelichtende nota
zouden op zijn minst gewag moeten maken van dit mogelijke probleem.
Art. 63

Passende functie wordt louter financieel ingevuld (is te beperkend) en zeer strikt:
maximumsalaris nieuwe functie moet vergelijkbaar zijn met maximumsalaris ambt oorspronkelijke gemeente (geeft weinig ruimte om een ‘passende’ functie te geven).
Voorstel om §1, eerste lid en §2, eerste lid te schrappen. De garanties zitten in de volgende leden: zowel naar qua functie (niveau A en inhoudelijk zelf verder invullen), als
op het vlak van waarborgen voor de verloning (waarbij er wel nog een keuze moet gemaakt worden; zie volgende bolletje).

§1, derde lid en §2, derde lid: er staat dat men ingeschaald wordt in de salarisschaal
die verbonden is aan de passende functie. Vervolgens staat er dat men de salarisschaal behoudt die men genoot als secretaris in zijn oorspronkelijke gemeente zolang
het salaris op basis daarvan gunstiger is dan het salaris dat hij zou genieten na de inschaling. Hoe moeten we dit lezen? Behoudt men enkel het salaris dat men op dat
moment heeft (en zolang het gunstiger is), of groeit men ook verder door in de salarisschaal van de functie van secretaris? Is er geen tegenstrijdigheid tussen beide zinnen? Voor beide opties vallen elementen aan te brengen. Een eventuele keuze voor
enkel het behoud van het salaris sluit aan bij de regels inzake interne personeelsmobiliteit en is gunstiger dan de regeling bij demotie (dit laatste gebeurt weliswaar op vraag
van het personeelslid). Een eventuele keuze voor het behoud van de salarisschaal is
ingegeven vanuit een zorg voor mensen die zich vaak jarenlang hebben ingezet aan
de top van de organisatie en die buiten hun wil om in een nieuw functie worden heraangesteld.
Art. 64
Zie opmerkingen bij art. 63.
Art. 65
Samen te lezen met art. 28, 29 en 31. Wat moet het bestuur garanderen? Wat mag het
autonoom regelen of wijzigen? Verschil naargelang toepassing Europese Richtlijn of
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 15/17
niet? Verschil tussen statutairen en contractanten? Wat is de betekenis van ‘zo nodig’?

Kan de rechtspositie van het overgedragen personeelslid verslechteren? Kan de
nieuwe RPR een bepaling bevatten dat er voortaan bv. minder hoge maaltijdcheques
toegekend worden, of minder vakantiedagen?
De VVSG stelt voor dat het personeelslid overgedragen wordt met dezelfde rechten
en plichten die het bij zijn voormalig bestuur had (niet meer maar ook niet minder).
De Vlaamse regering gaat in het voorontwerp al een stap verder gegaan en garandeert (maar tot hoelang?) de aard van het dienstverband, de graad, de administratieve
en geldelijke anciënniteit, de prestatieregeling en de salarisschaal (cf. art. 28).
We moeten opletten dat het nieuwe bestuur tot het einde van de carrière van het personeelslid bij het bestuur gebonden is door garantiebepalingen die ze niet meer kan
wijzigen. Het moet o.i. toch mogelijk zijn om bv. het aantal vakantiedagen te verminderen (zoals dat de laatste jaren in sommige lokale besturen gebeurd is), of de wekelijkse arbeidsduur op te trekken, of een vergoeding voor zaterdagprestaties te schrappen als het nieuwe bestuur in geen zaterdagprestaties meer voorziet of niet meer in
een (overigens facultatieve) toelage voor zaterdagprestaties voorziet? Ook een ontslag moet o.i. toch nog mogelijk zijn op basis van elementen die vreemd zijn aan de
fusie.
Overige elementen
Verzelfstandiging
De memorie van toelichting noch het voorontwerp van decreet zeggen iets over de specifieke
gevolgen van een fusie op door de samengevoegde gemeenten opgerichte extern verzelfstandigde entiteiten, zoals autonome gemeentebedrijven. Deze hebben telkens een opdracht die
op maat van de gemeente in kwestie is geschreven (moet geschreven zijn). Dat verdwijnt mogelijk bij samenvoeging. De VVSG vraagt een onderzoek naar de noodzaak om ook hier in
een overgangsbepaling te voorzien voor de aanpassing van de bestaande structuren. Of bovendien alle verplichtingen zomaar kunnen geregeld worden onder ‘overname rechten en
plichten’ valt juridisch te bekijken.
Intergemeentelijke samenwerking
De memorie en de nota aan de regering stellen dat het ontwerpdecreet geen uitspraken doet
over de bestaande engagementen van de fuserende gemeenten binnen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Dit lijkt wijs, want fuserende gemeenten zullen al voldoende door te
hakken knopen hebben, zonder dat hun engagementen binnen verschillende intercommunales
ook nog onder de loep moeten genomen worden. Voor het gros van de intergemeentelijke verenigingen rijst op dat vlak ook geen probleem. Zo zijn er voorbeelden van gemeenten die vandaag lid zijn van twee dienstverlenende verenigingen met dezelfde taakstelling (bijvoorbeeld
streekontwikkeling).
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 16/17
Voor opdrachthoudende verenigingen kunnen er in theorie wel problemen rijzen, omdat de
nieuwe gefuseerde gemeente een beheersoverdracht aan twee verschillende intercommunales kan hebben voor dezelfde taak (bijvoorbeeld huisvuilophaling), wat strikt genomen niet
kan. Pragmatisch is het waarschijnlijk het beste om hier toch rekening te houden met het oude
grondgebied van de oorspronkelijke gemeenten, als uitdoofscenario. Zolang de verbintenissen
lopen, halen de verschillende intercommunales dan huisvuil op op het grondgrondgebied van
‘hun’ vroegere gemeenten. Bij het verlengen van de intercommunales kan de gefuseerde gemeente dan kiezen met welke intercommunale ze verder gaat.
De VVSG vraagt dat het stappenplan dat de Vlaamse overheid wil uitwerken hier extra aandacht aan besteedt. Verder moet bekeken worden of deze overgangsperiode een juridische
basis in het fusiedecreet behoeft. Dit geldt trouwens niet alleen voor de intergemeentelijke samenwerking, maar ook voor de OCMW-verenigingen waar de aan de fusie deelnemende
OCMW’s deel van uitmaken.
Voorontwerp fusiedecreet – Reactie VVSG - 17/17