Lapbooks in de klas Lagere school Leerplandoelen

Download Report

Transcript Lapbooks in de klas Lagere school Leerplandoelen

Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
Lichamelijke opvoeding – Motorische competenties
MC 7.2
De leerlingen voeren in verschillende situaties, klein-motorische
vaardigheden voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uit.
Muzische vorming – Beeld
4.2. Creëren
5. Beeldende middelen (beeldaspecten - materiaal/technieken)
exploreren en ermee experimenteren.
Dat houdt in dat kinderen
5.1. experimenteren met allerlei materiaal (twee- en
driedimensionaal),
5.2. mogelijkheden van de beeldtaal ontdekken door werkstukken
te maken,
5.3. de mogelijkheden van materialen en technieken leren kennen.
6. De mogelijkheden van de beeldtaal gericht leren hanteren.
Dat houdt in dat kinderen
6.1. ervaren dat technische bekwaamheid de zeggingskracht van de
beeldtaal kan vergroten,
6.2. de beeldtaal leren beheersen,
6.3. allerlei materialen en technieken kiezen volgens bepaalde
doelen,
6.4. ervaren dat niet alleen het verhalende (de inhoud) van belang
is, maar dat ook de vorm en de presentatie belangrijk zijn.
7. Een eigen beeldtaal hanteren om impressies weer te geven.
Dat houdt in dat kinderen
7.1. ervaren dat eigen gevoelens en ideeën het best vertolkt
kunnen worden met een creatieve aanpak en in een persoonlijke
stijl,
7.2. tijdens het creëren hun gedachten en beelden toetsen aan het
product en daaruit nieuwe vormen laten ontstaan,
7.3. steeds streven naar een verrijking van de eigen beeldtaal,
7.4. aanvoelen wanneer een werkstuk 'afgewerkt' is.
Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
8. Strategieën aanwenden bij het creëren.
Dat houdt in dat kinderen
8.1. zich bezinnen voor te beginnen, door eerst na te denken over
de bedoeling die gerealiseerd moet worden, over welke materiaal er
het best wordt aangewend, over welke techniek kan worden
toegepast,
8.2. intens observeren en verbeelden om het creëren te
bevorderen,
8.3. de wereld op veel manieren bekijken,
8.4. zich goed concentreren tijdens het creëren,
8.5. specifieke materialen en technieken aanwenden om bepaalde
beeldaspecten (bijvoorbeeld stekelige structuur) te realiseren,
8.6. een moeilijk detail afzonderlijk inoefenen.
0.1 Streefdoelen met cognitieve klemtonen
0.1.1
De informatie die beelden bevatten, herkennen, begrijpen,
interpreteren en er kritisch tegenover staan.
0.1.2
Zijn beleefde emoties rond een bepaald gebeuren, een onderwerp,
een idee... zo goed mogelijk onder woorden brengen (kunnen
verwoorden).
0.1.3
De mogelijkheden en beperkingen van een techniek of materiaal
doorzien en ermee rekening houden bij het aanwenden.
0.1.4 Kennis verwerven over het materiaal dat wordt verwerkt.
0.1.5 Beelden bedenken bij geluiden.
0.2
Streefdoelen met dynamisch-affectieve klemtonen
0.2.6 Vreugde beleven aan het experimenteren met materialen en
technieken.
0.2.7 Vreugde beleven aan het creëren van werkstukken.
0.2.8 Initiatieven nemen (willen experimenteren met bepaalde
materialen en technieken).
0.2.9 Gericht zijn op het zoeken van creatieve oplossingen.
0.2.10 Zelfvertrouwen hebben.
0.2.11 Ervaren dat eigen gevoelens en ideeën het best kunnen
worden vertolkt met een creatieve aanpak en in een persoonlijke
stijl.
0.2.12 Gevoelens uiten in beelden.
0.2.13 Gemotiveerde appreciaties kunnen uitspreken.
0.2.14 Interesse betonen voor beelden.
0.2.15 Verwonderd zijn en bewondering tonen voor beelden.
0.2.16 Eerbied hebben voor de mens en de natuur.
Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
0.2.17 Eerbied hebben voor het werk van anderen.
0.2.18 In de beeldende expressie 'de andere' trachten te
ontdekken.
0.2.19 Begrip tonen voor verschillende interpretaties en
appreciaties van beelden.
0.2.20 Zelfkennis opdoen via het luisteren naar anderen (tijdens het
bespreken van werkstukken).
0.2.21 Samenwerken aan een werkstuk.
0.2.22 Materialen delen met anderen.
0.2.23 Efficiënt werken (ordelijk, opruimen...).
0.2.24 Materiaal en materieel respecteren.
0.2.25 Zelf een gemotiveerd oordeel kunnen vellen over de eigen
creatie.
0.3
Streefdoelen met psychomotorische klemtonen
0.3.26 Gericht zijn op zintuiglijke (onder meer tactiele) ervaringen.
0.3.27 Alle zintuigen aanwenden bij het beschouwen.
0.3.28 Experimenteren met materialen en technieken.
0.3.29 Verschillende technieken beheersen.
0.3.30 Zowel kleine als grote werkstukken creëren.
0.3.31 Aandacht schenken aan de lichaamshouding als een aspect
van de werkhouding.
0.3.32 Materieel benoemen, juist gebruiken en er veilig mee
omgaan.
0.4
Streefdoelen die een ontwikkelingsdomein overstijgen
0.4.33 De omgeving intensiever en met alle zintuigen beschouwen.
0.4.34 Allerlei aspecten van de beeldende kunsten van nu en
vroeger en van verschillende culturen aandachtig beschouwen en
waarderen.
0.4.35 Weerbaarheid opbouwen ten opzichte van bepaalde beelden.
0.4.36 Zijn innerlijke gevoelswereld ontdekken en uitdrukken in
creatieve beelden.
0.4.37 Zintuiglijke kennis en vaardigheden bezitten op het domein
van de beeldaspecten: licht, ruimte, lijn, vorm, kleur, compositie,
textuur.
0.4.38 Vrij algemeen toepasbare strategieën aanwenden.
0.4.39 Een eigen beeldtaal ontwikkelen en er de mogelijkheden van
ontdekken.
0.4.40 Beeldende problemen op een eigen creatieve manier
oplossen.
Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
Nederlands – Spreken
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Taalhandelingen ontwikkelen: voor leerlingen bestemde
zakelijke mededelingen en opdrachten herformuleren (S.1.5)
Voor leerlingen bestemde verhalen vertellen op begrijpelijke
wijze (S.1.6)
Spreken over belevenissen, ervaringen, gebeurtenissen uit de
eigen omgeving of over boodschappen van anderen (S.1.7)
Spreken over belevenissen, ervaringen, gebeurtenissen uit de
eigen omgeving of over boodschappen uit de ruimere
omgeving (S.1.8)
over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht
verslag uitbrengen (S.1.11)
van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een
verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen
wordt door leeftijdgenoten (S.1.13)
gerichte vragen beantwoorden in verband met betekenis,
inhoud, bedoeling, mening enz. in concrete situaties (S.1.17)
vragen van de leerkracht beantwoorden in verband met een
behandeld onderwerp (S.1.17)
vragen van medeleerlingen beantwoorden (S.1.18)
reageren in gesprekken met eenvoudige, maar relevante
vragen of met commentaar (S.1.19)
vragen stellen die de gewenste of ontbrekende informatie
leveren (S.1.20)
de hulp of de medewerking van anderen inroepen (S.1.21)
vragen kunnen en durven stellen aan de leerkracht (S.1.22)
vragen stellen bij een behandeld onderwerp, die begrepen en
beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten (S.1.23)
uitleggen hoe in een activiteit gewerkt zal worden of gewerkt
werd (S.1.24)
eenvoudige problemen, gebruiksregels, spelregels,
aanpakwijzen uitleggen en verklaren aan leeftijdgenoten en
aan de leerkracht (S.1.25)
opdrachten en problemen voor anderen formuleren en
instructies geven, zodat iemand die vertrouwd is met de
situatie, ze kan uitvoeren (S.1.26)
in een gesprek, een discussie met leeftijdgenoten uitkomen
voor zijn mening, zijn mening geven (S.1.31)
samenvattingen van gesprekken verwoorden (S.1.36)
in gesprekken kritisch reageren op de vragen en de
opmerkingen van bekende volwassenen (S.1.37)
in een gesprek en discussie met bekende volwassenen over
een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren
brengen (S.1.38)
Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
Nederlands – Lezen
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de
informatie achterhalen in
3.1 voor hen bestemde instructies voor handelingen van
gevarieerde aard.
3.2 de gegevens in schema's en tabellen ten dienste van het
publiek.
3.3 voor hen bestemde teksten in tijdschriften.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de
informatie ordenen die voorkomt in
3.4 voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies bij
schoolopdrachten.
3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen,
gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis
van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen,
informatie beoordelen die voorkomt in
3.6 verschillende voor hen bestemde brieven of uitnodigingen.
3.7 reclameteksten die rechtstreeks verband houden met hun
leefwereld.
Nederlands – Strategieën
Str.1 Zich oriënteren op aspecten van de luister- of leestaak.
Str.2 Bij het voorbereiden de manier van luisteren of lezen
afstemmen op het luister- of leesdoel.
Str.3 Bij het uitvoeren de aandacht voor het luister of leesdoel
behouden.
Str.4 Het luister- of leesresultaat beoordelen in het licht van het
doel.
Str.5 Zich oriënteren op aspecten van de spreek- of schrijftaak.
Str.6 Bij het voorbereiden de manier van spreken of schrijven
afstemmen op het spreek- of schrijfdoel.
Str.7 Bij het uitvoeren de aandacht voor het spreek of schrijfdoel
behouden.
Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
Str.8 Het spreek- of schrijfresultaat beoordelen in het licht van het
doel.
Wereldoriëntatie
0.1
Kinderen willen meer te weten komen over de wereld in al z'n
dimensies, hier en elders, vroeger en nu.
0.5
Kinderen werken samen.
0.6
Kinderen drukken zich zo verstaanbaar mogelijk uit en benoemen
waar mogelijk de dingen correct.
0.7
Kinderen kunnen en durven problemen aanpakken.
0.8
Kinderen ontwikkelen tot autonome leerders.
0.10
Kinderen kunnen vragen stellen waarvan de antwoorden
onderzoekbaar of opzoekbaar zijn.
0.12
Kinderen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies
trekken.
0.13
Kinderen kunnen informatiebronnen op een doeltreffende manier
hanteren.
0.14
Kinderen kunnen informatie ordenen, rubriceren, classificeren.
0.15
Kinderen kunnen verslag uitbrengen over hun bevindingen.
6.8
Kinderen zien in dat in hun omgeving verschillende
informatieverwerkende toestellen voorkomen, waarvan ze er zelf
enkele kunnen instellen en/of bedienen.
Lapbooks in de klas
Lagere school
Leerplandoelen VVKBaO
6.10
Kinderen zijn zich bewust van de relatieve waarde van technische
systemen.
6.11
Kinderen kunnen zeggen aan welke eisen een bestaande
constructie en een constructie die ze zelf willen maken of
gebruiken, moet voldoen.
6.12
Kinderen kunnen hun materialenkennis en hun kennis van
constructie-, bereidings- en bewegingsprincipes gebruiken bij het
ontwerpen van een constructie of bereiding.
6.13
Kinderen kunnen een constructieactiviteit of een bereiding correct
uitvoeren.
6.14
Kinderen kunnen gebruik maken van hun kennis over en
vaardigheid in techniek om een bereiding te maken en een
constructie uit elkaar te halen of in elkaar te zetten.
6.15
Kinderen kijken kritisch naar een zelfgemaakt product of bereiding.
6.18
Kinderen kunnen met techniek omgaan in verschillende
toepassingsgebieden.
Wiskunde - Meten
MR86. Allerlei verbanden, patronen en structuren tussen en, met
grootheden en maatgetallen opsporen en onderzoeken.