Kleuterplan pag. 1 - Trans-Plan

Download Report

Transcript Kleuterplan pag. 1 - Trans-Plan

KLEUTERPLAN
Groepsplan Groep 1-2
Naam leerkracht
Proefschool
Haarlem
1/2
Rekenen voor kleuters
Evaluatie: 17-10-2014
Periode 1
2014-2015
Leerlijn KLEUTERLIJN-REKENEN|Gedifferentieerde leerlijn groep 1-2| Wiskundig inzicht en handelen (Kerndoelen 23, 24,25), Getallen en bewerkingen
(Kerndoelen 26,27,28) en Meten en meetkunde (Kerndoelen 32, 33)|© C. Eggermont
subgroep 1 (4;0-4;6 jr)
subgroep 2 (4;7-5;3 jr)
Doortje, Maartje, Bavo, Sammie,
Roza
Arthor, Mara
subgroep 4 (≥6;1 jr)
subgroep 3 (5;4-6;0 jr)
Robin
, Veerle , Timor
Ferdi, Cristel
, Emiel,
TUSSENDOELEN
Ruimtelijk oriënteren en plaats
bepalen vanuit het eigen
standpunt; volgen van
1.
eenvoudige routes;
woordgebruik: voor, achter,
naast, bij
Experimenteren met de functies
2. van groot bouwmateriaal:
stapelen, in verband leggen
Onderzoeken en benoemen van
(de eigenschappen van) de
3.
cirkel; woordgebruik: rond en
kring
Lokaliseren en benoemen van
lichaamsdelen; ontdekken van
4. natuurlijke manieren om lengtes
te vergelijken; woordgebruik:
groot, klein
Verkennen van manieren om
lengte uit te drukken in een
5.
natuurlijke maateenheid (de stap)
Onderzoeken hoe een touwtje te
6. gebruiken om de eigen lichaamsen voetlengte te meten
Opereren met vormen en figuren;
vouwen naar een vouwreeks; zelf
1. eenvoudige routes maken;
woordgebruik: recht, schuin,
dubbel
Opereren met schaduwen,
spiegelen, patronen; al doende
1. begrippen als tussen, tegenover,
driehoek, ruit, lijn en punt
gebruiken
Construeren met bouw- en
constructiemateriaal: in verband
2.
brengen; gebruik van de woorden
op, onder, in, boven
Construeren met kosteloos
materiaal en papier: in elkaar
2. passen; een ontwerp tekenen en
nabouwen; redeneren over
'passen en meten'
Onderzoeken en benoemen van
(de eigenschappen van) vierkant
3.
en rechthoek; woordgebruik:
lang, kort, lijn, hoek
Ontdekken van manieren om
objecten qua gewicht te
4. vergelijken: 'op het gevoel' in de
hand of met behulp van een
balans
Verkennen van manieren om
gewicht uit te drukken in een
5. natuurlijke maateenheid (blokje);
woordgebruik: meer, minder,
gelijk
Onderzoeken hoe een lat te
gebruiken om lengtes te meten;
6.
gebruiken van het woord
‘verschil’
Verwoorden van routes en posities
in de ruimte, met taalgebruik als
3. ‘in de richting van’, dichtbij, ver
weg, voor, na, rechtdoor en
verder
Ontdekken van manieren om
4. objecten qua inhoud te
vergelijken
Verkennen van manieren om
5. inhoud uit te drukken in een
natuurlijke maateenheid (kopje)
Verkennen van de officiële meter;
lichaamslengte en stappen
6. formeel meten; onderscheid
maken tussen groter, langer en
korter