Informatiebrochure - OLV Ziekenhuis Aalst

Download Report

Transcript Informatiebrochure - OLV Ziekenhuis Aalst

Informatiebrochure
voor studenten
Hier komt titel van persbericht
Pagina 1
Verwelkoming
Met deze brochure willen we je graag welkom heten op geriatrie D2 van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis
campus Aalst en je reeds wegwijs maken op onze verpleegafdeling.
Het geeft je ook een idee over wie wij zijn, wat wij doen en wat je allemaal bij ons kan inoefenen.
De hoofdverpleegkundige, stagementoren en het ganse team staan je graag bij met raad en daad.
Stel gerust vragen.
Wij wensen je een leerrijke en boeiende stage toe.
Namens de ganse equipe
Pagina 2
Inhoudstafel
Verwelkoming
1.
Voorstelling D2
1.1
Voorstelling van de verpleegafdeling
1.2
Voorstelling personeel
1.3
Voorstelling patiëntenpopulatie
1.4
Hoe kan je D2 bereiken?
p. 4
2.
Stageverloop
2.1
Uurrooster
2.2
Maaltijden
2.3
Evaluaties
2.4
Begeleiding
2.5
Dagtaken als student
p. 6
3.
Dagindeling
p. 8
4.
Meest voorkomende onderzoeken
p. 10
5.
Meest voorkomende handelingen
p. 11
6.
Doelstellingen
p. 14
1.
Veel voorkomende medicatie
p. 15
2
Verklaring van veel gebruikt vakjargon en afkortingen
p. 16
3.
Aandachtspunten op onze afdeling
3.1.
MRSA en Clostridium difficile
3.2.
Dementie
3.2.1. Criteria van het dementiesyndroom
3.2.2. Voorbeelden van dementieziekten
3.3.
Depressie
3.4.
Delier
3.4.1. Oorzaken
3.4.2. Risicofactoren
3.5.
Decubituspreventie
3.6.
Deshydratatie
3.7.
Ouderdomsdiabetes
3.8.
Voeding
3.9.
Valpreventie
Bijlagen
Pagina 3
p. 17
p. 18
p. 19
p. 19
p.
p.
p.
p.
p.
21
22
23
23
24
1. Voorstelling D2
1.1.Voorstelling van de verpleegafdeling
Onze afdeling Geriatrie D2, ook Geriatrie 2 genoemd, bevindt zich in blok D van het ziekenhuis op de tweede
verdieping. De afdeling telt 30 bedden. De kamernummers lopen van 225 tot 240. Er zijn 3 kamers voor 4
personen, 5 tweepersoonskamers en 8 éénpersoonskamers. 16 kamers in totaal. In het middengedeelte van
de afdeling zijn de logistieke ruimten gelegen. Onder andere spoelruimte, linnenkamer, verpleegpost,… geen
nood, op de eerste stagedag geven we je een rondleiding op de afdeling. Stap voor stap leer je de afdeling
beter kennen.
1.2. Voorstelling personeel
De dienst beschikt over een multidisciplinair team:
 Geriaters
o Dr. Souffriau
o Dr. Coens
o Dr. Fabri
o Dr. Depoot
o Dr. Monsieur
 Hoofdverpleegkundige: Bruno Van der Schueren
 Verpleegkundigen
 Zorgkundigen
 Administratief logistieke medewerkers
 Sociale verpleegkundigen
 Kinesitherapeuten
 Diëtisten
 Logopedisten
 Ergotherapeuten
 Apothekers
1.3. Voorstelling patiëntenpopulatie
Op onze afdeling werk je met geriatrische patiënten. Dé geriatrische patiënt bestaat niet, een geriatrische
patiënt met een zeer uiteenlopende voorgeschiedenis van ziekten en aandoeningen wel.
Het gemiddeld profiel ziet er als volgt uit:
 Hoogbejaard: doorgaans 75+
 multiple, chronische pathologie: meerdere ziekten voorkomend bij 1 persoon, meestal van
degeneratieve aard.
Bv. Een COPD opstoot bij een diabetespatiënt met een eerder doorgemaakt hartinfarct en CVA
 Verminderde homeostase: na het bereiken van de volwassenheid verminderd het functievermogen
van de verschillende organen in het lichaam.
 Polyfarmacie: meer dan 5 geneesmiddelen innemend
 Risico op mindere mobiliteit, meer kans op bedlegerigheid, meer kans op hospitalisatiesyndroom (=
initiatiefloosheid en apathie die niet rechtstreeks ontstaan door ziekte of medicatie, maar wel door het
verblijf in een ziekenhuis of instelling)
 Psychosociale problematiek: bv. Verzorgingsproblemen thuis bij een patiënt wiens echtgenoot pas
overleden is.
Pagina 4


Gewijzigde presentatie en verloop van pathologie: het klachtenpatroon verandert, wordt meestal
vager, waardoor het moeilijker wordt om een diagnose te stellen. Bv. Een geriatrische patiënt wordt
opgenomen met acute verwardheid. Na onderzoeken wordt duidelijk dat de patiënt mentaal goed is,
maar verward werd als reactie op een nierinfectie. Na de behandeling van de nierinfectie verdwijnt de
acute verwardheid vanzelf.
Somato- psycho- sociale verwevenheid: de interactie tussen lichaam en geest is bij geriatrische
patiënten zeer opvallend. Lichamelijke aandoeningen hebben in deze groep vaker psychische
gevolgen. Voorbeeld het optreden van een delier.
Onze doelstelling op geriatrie is een optimale kwaliteitszorg bieden door:





de behandeling zo kort mogelijk te houden
een complete diagnose te stellen
een actieve behandeling voor op stellen
intensieve revalidatie om de zelfredzaamheid te verhogen met als doel terugkeer naar huis of een
(tijdelijk) thuisvervangend milieu, bijvoorbeeld een Rust- en Verzorgings Tehuis (RVT), ROB of
kortverblijf.
multidisciplinair te werken: Door de veelheid van problemen op zowel somatisch als psychosociaal
gebied en door de samenhang van deze problemen vraagt de opvang van geriatrische patiënten een
brede aanpak waarbij meestal verschillende hulpverleners betrokken zijn. Zo werken naast de
behandelende arts, de verpleegkundigen, de zorgkundigen, de logostieken, de diëtiste, apothekeres,
de kinesiste, de ergotherapeute, de ontslagmanager, de huisarts en eventueel de logopediste en het
palliatief support team samen. Deze multidisciplinaire benadering is nodig om het totale functioneren
van de oudere patiënt te kunnen overzien. Naast een multidisciplinaire aanpak is daarom ook
teamwerk, overleg en onderlinge communicatie essentieel.
De belangrijkste doelstelling van de geriatrie is om via een multidisciplinaire samenwerking de
functionele toestand van de oudere te optimaliseren evenals de kwaliteit van leven en de autonomie.
De meest voorkomende diagnoses zijn: pneumonie, bronchitis, hartfalen, COPD,
bronchopneumonie, ziekte van Alzheimer, indeukingsfractuur, …
1.4. Hoe kan je D2 bereiken?
In geval van ziekte kan je rechtstreeks de afdeling bereiken op het telefoonnummer: 053/72.43.61
Pagina 5
2. Stageverloop
2.1. Uurrooster
Uurrooster verpleging en zorgkundigen
V6
G76
G8L
A
A45
7u00 – 13u
8u – 13u 14u – 16u36
9u -13u 14u – 18u
13u54 – 17u 17u30 – 22u
16u – 19u 19u30 – 21u
V8
G8
G5
N
7u00 - 12u00 12u30 - 15u30
8u – 12u 13u – 17u
8u - 13u
21u45 – 7u15
Uurrooster studenten
V8
G8
G8L
A
N
7u - 15u30 (1/2u pauze)
8u - 17u (1u pauze)
9u - 18u (1u pauze)
14u - 22u (1/2u pauze)
21u45 - 7u15
V730
G730
G730+
G730L
7u – 15u30
8u – 16u30
8u30 – 17u
9u – 17u30
(1u pauze)
(1upauze)
(1u pauze)
(1u pauze)
Op onze afdeling kan je kennis maken met de verschillende werkuren.
Dit is een uitgelezen kans om zo veel mogelijk verschillende technieken in te oefenen.
2.2. Maaltijden
De middagpauze voor studenten wordt op de dagplanning genoteerd.
2.3. Evaluaties
Op onze afdeling willen wij je, als team, helpen om al je vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Dit
kunnen we bekomen door een goede communicatie en duidelijke afspraken na te streven.
 Noteer dus voor dat je op stage komt duidelijk je doelstellingen op je evaluatieformulier zodat wij
weten wat je wenst in te oefenen. Deel deze doelstellingen de eerste stagedag al mee aan de
stagementor.
 Vraag dagelijks feedback aan de persoon met wie je werkt door je evaluatieformulier te laten
invullen.
 Halverwege de stage zal de stagementor een tussentijdse evaluatie opstellen. Tijdens dit gesprek
kunnen we kort overlopen welke doelstellingen reeds bereikt zijn en aan welke je nog verder kan
werken.
 In de laatste week van de stage zal je reeds gevraagd worden om je zelf te evalueren
 Pas dan zal de stagementor je eindevaluatie invullen.
Pagina 6
2.4. Begeleiding
Als student wordt je gelinkt aan een bepaalde verpleegkundige, het liefst aan een stagementor. Samen met
de verpleegkundige sta je in voor de verzorging van de toegewezen patiënten. Om te weten welke patiënten
jij moet verzorgen, raden we je aan om elke dag op de verzorgingsplanning te kijken. Deze bevindt zich
achter de deur van de verpleegpost. Durf bij onduidelijkheid te vragen welke patiënten je moet verzorgen.
2.5. Dagtaken als student
Zoals hierboven beschreven, word je aan een collega gelinkt. Onder zijn/haar supervisie kan je, afhankelijk
van de module/jaar en de vooropgestelde doelstellingen, verpleegtechnische handelingen uitvoeren.
Belangrijk: heb aandacht voor de totaalzorg en de individuele behoeften van de geriatrische patiënt.
De dagtaken als student hangt ook samen met de uren die je werkt:




als vroegdienst kan je van 7u tot 8u30 helpen de medicatie toe te dienen samen met de
verpleegkundige waar je tijdens de ochtendverzorging mee werkt. Controleer dus eerst op de
dagplanning op welke kamers je die dag gaat werken. Na de middagpauze kan je samen met de
verpleegkundige de medicatie van 13u toedienen.
als dagdienst begin je samen met de verpleegkundigen om 8u het ontbijt rond te delen. Geef de
patiënt een comfortabele houding in bed of aan tafel, help mee om de boterhammen te smeren en
om de potjes reeds te openen. Als je de patiënt niet kent, vraag gerust aan de verpleegkundigen wat
de aandachtspunten zijn bij die patiënt. Bv. Slechtziend, halfzijdige verlamming, eten geven, …
Na de middagpauze wordt er koffie bedeeld op de kamers. Om 15u verzorg je mee aan de zelfde kant
van ’s morgens.
Tijdens de rustigere momenten in de dag kan je de verzorgingswagens aanvullen samen met een
verpleegkundige.
Pagina 7
3. Dagindeling
7u15
7u30
8u00

Overdracht door nachtverpleegkundigen aan de 2 teamleiders.

Controle, toedienen van de medicatie en 3 andere V diensten starten met de zorg. Voornamelijk
patiënten die nuchter zijn voor bepaalde onderzoeken.


Opdienen, voorbereiden en hulp bieden bij het ontbijt door dagdiensten
Hou rekening met de patiënten die nuchter moeten blijven.



ochtendverzorging: totaalzorg aanbieden/verderzetten
Toepassen wisselhouding
Schriftelijke rapportage van verpleegkundige observaties in verpleegdossier en KWS



Opdienen, voorbereiden en hulp bieden bij het middagmaal
Afruimen middagmaal en scoren/invullen eetfiche aan bed van de patiënt
Controle droogleggen en alle patiënten die niet zelfstandig in bed kunnen helpen

Controle, toedienen van middagmedicatie en nemen van temperatuur door de vroegdiensten


Overdracht door de teamleiders of hoofdverpleegkundige naar de 2 avonddiensten.
Onderzoeksaanvragen verzamelen, aanvullen en afstempelen, noteren in verpleegdossier en op
bord schrijven, nuchterblad maken en aanvragen verspreiden


Koffiebedeling
Ontslagen van patiënten opvolgen: bedlinnen verwijderen, eventueel bedden afwassen en
bedopschik
Aanvullen verzorgingskarren, medicatiekarren, perfusiebakken
Opruimen utility
8u30
12u00
13u00
13u54
14u00


15u00



Namiddagverzorging: controle droogleggen en zo mogelijk patiënten opzetten aan tafel of in de
zetel om te eten
Toepassen wisselhouding
Controle en toedienen medicatie van 16u00 door avonddienst


Opdienen, voorbereiden en hulp bieden bij het avondmaal
Afdienen en installeren van patiënt volgens wisselhoudingsschema

Medicatie wegleggen van apotheek

Controle en toedienen avondmedicatie (uitgezonderd slaapmedicatie en pijnmedicatie) door
avonddienst

Start avondverzorging:
o Medicatie van 20 uur toedienen
o Blaassondes ledigen en noteren in KWS
o Patiënten droogleggen en installeren voor de nacht (wisselhouding)
o Eventuele nuchterkaartjes bevestigen aan het magneetbord
o Schriftelijke rapportage avonddienst
16u30
18u00
18u30
20u00
Pagina 8
22u00
22u15

Overdracht door avonddiensten aan nachtdiensten

1e nachtronde: observatie van alle patiënten



Noteren bedside controle
Controle nachtmedicatie en eventueel aanvullen van medicatie per patiënt met behulp van
medicatiefiche
Klaarmaken van perfusies voor de ochtendronde


2e nachtronde: observatie van alle patiënten
Controle droogleggen en toepassen wisselhouding

Toedienen nachtmedicatie/ controle intraveneuze lijn

3e nachtronde: observatie van alle patiënten



4e nachtronde: observatie van alle patiënten
Toepassen wisselhouding, pols en temperatuur nemen, bedside glycemie bepalen
Controle droogleggen en toepassen wisselhouding

Overdracht van nachtdiensten naar vroegdiensten
23u00
01u30
02u00
04u00
05u30
07u15
Pagina 9
4. Meest voorkomende onderzoeken
Voor sommige onderzoeken dienen de patiënten nuchter te blijven. Dit houdt in geen eten of drinken vanaf
middernacht. Op de afdeling wordt dit kenbaar gemaakt door een nuchterkaartje op het magneetbord achter
het bed van de patiënt te hangen, in het verpleegdossier door N(uchter) en op een specifiek blad in de
keuken te noteren.






RX: (röntgenfoto’s)
 Thorax: borstkas
 Abdomen: buikoverzicht
 Slikfunctie
 Lumbale wervelzuil (LWZ): lendewervels
 Dorsale wervelzuil (DWZ): rugwervels
 Bekken
 Heup
 ERCP: Endoscopische Retrograde CholangioPancreatico-grafie: via endoscoop de
galwegen en alvleesklier zichtbaar maken. Dient hiervoor nuchter (= N)
gehouden te worden.
CT: (computer tomografie)
 Schedel, abdomen (N) , thorax
MR (magnetische resonantie) – schedel, abdomen, thorax
Echografie:
 Abdomen (N)
 Nieren (N)
 Lever (N)
 Blaas
 Halsvaten (HV)
 Onderste ledematen (OL)
Labo:
 Bloed
 Urine
 Faeces
 Sputum
 Etter
 MRSA
Endoscopie:
Gastroscopie: visueel onderzoek van de maag (N)
Proctoscopie: visueel onderzoek van de endeldarm
Linker colon: visueel onderzoek van het laatste deel van de
karteldarm
 Totaal colon: visueel onderzoek van de volledige karteldarm (N)
 Bronchoscopie: visueel onderzoek van de grote luchtwegen (N)
EEG: Elektro-Encefalogram: registratie van elektrische potentiaalverschillen van de hersenen
EMG: Elektromyografie: optekenen van de spierbeweging
ECG: Elektrocardiogram: optekenen van de hartfrequentie, -ritme, prikkelgeleiding en toestand
van de hartspier.
Vestibulaire proeven:
evenwichtsproeven
ORL = NKO: Neus- Keel en Ooronderzoek








Wanneer je interesse hebt om een onderzoek bij te wonen kan dat na overleg met de hoofdverpleegkundige
georganiseerd worden.
Pagina 10
5. Meest voorkomende handelingen
Met deze checklist willen we naast je persoonlijke doelstellingen een hulpmiddel bieden van
oefentechnieken tijdens een stage geriatrie afhankelijk van jouw opleidingsplan.
Wij hebben de technieken geschikt volgens de A, B1, B2 en C handelingen.
A= basishandelingen verpleegkunde.
B1= technische verstrekkingen waar geen voorschrift van de arts nodig is.
B2= technische verstrekkingen waarvoor een voorschrift van de arts nodig is.
C= toevertrouwde medische handelingen.
A handelingen
(het voortdurend bijstaan, uitvoeren en helpen uitvoeren van handelingen, waardoor de verpleegkundige het
behoud, de verbetering en het herstel van de gezondheid van gezonde en zieke personen beoogt.)
□ Hygiënische zorgen
□ Bedopschik
□ Haarwassing
□ Nagelzorg
□ Mondtoilet
□ Tandverzorging
□ Scheren
□ Hulp bij opstaan
□ Plaatsen van bedpan/urinaal
□ Hulp bij voeding
□ Installatie van patiënt aan tafel/in bed
□ Informeren van patiënt en familie
□ Gebruik van verpleegdossier
□ Mondelinge en schriftelijke rapportering
1. Hygiënische zorgen bij zorgvragers met ADL dysfuncties
B1:
□ Bed dekken met 2 zorgverleners (patiënt in bed en kan draaien)
□ Aan- en uitkleden van de bedlegerige zorgvrager
□ Bedbad toedienen
□ ADL: Activiteiten van het Dagelijks Leven, bepaald door de mate van
zelfzorg
2. Verpleegkundige activiteiten in verband met het stellen van de diagnose en behandeling
B1:
□ Pols meten
□ Bloeddruk meten
□ Temperatuur meten
□ Urineregistratie/ urinedebiet
□ Faecesregistratie
□ Wegen (elke maandag of dinsdag)
B2:
□ EKG nemen
□ Urinestaal opvangen voor cultuur
□ Afnemen wondculturen
Pagina 11
3.Behandelingen in verband met het spijsverteringsstelsel:
B1:
□ Manueel fecalomen verwijderen
□ Controle defaecatie
B2:
□ Groot lavement toedienen
□ Maagsonde plaatsen/ microsonde en verwijderen
4. Behandelingen in verband met medicamenteuze toedieningen:
B2 :
□ Oraal medicatie
□ Subcutane inspuiting (SC) toedienen
□ Subcutaan toedienen van insuline d.m.v. insulinespuit
□ Toedienen van intramusculaire (IM) inspuiting
□ Aërosol toedienen
□ Toedienen van medicament uit poederinhalator
□ Medicatie intraveneus (IV) toedienen
□ Rectaal
□ Vaginaal
□ Oogdruppels
□ Oorindruppels
□ Via GSS (gastro stomie sonde)
percutane
5. Behandelingen in verband met de huid
B1:
□ DAV verzorgen
□ Verzorgen van wonde met wiek
□ Aanbrengen vetgaasverband
□ Hygiënische stomazorg
□ Verwijderen perifere IV-katheter
□ Decubitus
□ Skintear
□ Centraal Veneuze Katheter
□ SPK/SPS supra pubische katheter/sonde
□ GSS
□ Maatregelen ter preventie van decubitusletsels
(bepalen van score, toepassen wisselhouding, alternating
matras)
B2:
□ Hechtingen verwijderen
□ screenen van patiënt voor MRSA
Pagina 12
6. Behandelingen in verband met het bloedsomloopstelsel:
B1:
□ Plaatsen perifere intraveneuze katheter met isotonische
zoutoplossing
B2:
□ Aanbrengen van T.E.D.-kousen
□ Capillaire bloedafname (glycemie)
□ Staalname kathetertip
□ Verwijderen van Centraal Veneuze Katheter
□ Opvolgen en berekenen van infusietherapie
□ Instellen en toezicht van spuit en infuuspompen
□ Perifere bloedafname voor hemoculturen
□ Toedienen van infuusvloeistof behalve isotonische zoutoplossing
□ Voorbereiding, toedienen van en toezicht op bloedtransfusie
7. Behandelingen in verband met het urogenitaalstelsel:
B2:
□ Blaaskatherisatie: verblijfskatheter bij een vrouw
□ Blaaskatherisatie: verblijfskatheter bij een man
□ Eenmalige blaaskatheterisatie
□ Bladderscan: via echografie blaas scannen
8. Behandelingen in verband met het ademhalingsstelsel:
B1:
□ Zuurstof via neusbril of masker
□ Aspiratie van bovenste luchtwegen
□ Aanbrengen en verwisselen van zuurstofbevochtigingssysteem
B2:
□ Afnemen van sputumstaal
9. Voedsel en vochttoediening:
B2:
□ Sondevoeding (enteraal) toedienen
□ Parenterale voeding
10. Fysische beveiliging:
B1:
□ Maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels:
fixatiemiddelen, isolatie, beveiliging en toezicht, decubitusletsels
(bron: Stappenplannen Technisch Verpleegkundige Verstrekkingen Elsevier Gezondheidszorg
Maarssen 2008, Katholieke Hogeschool Kempen en St. Aloysiusinstituut voor Verpleegkunde;
www.service.elseviergezondheidszorg.nl)
Pagina 13
7. Doelstellingen
Deze worden door de studenten bij aanvang van de stage zelf bepaald aan de hand van de leerdoelen.
Wij verwachten van jou als student dat je een lerende houding aanneemt en interesse toont in de geriatrische
zorgvrager. Initiatief nemen zal altijd geapprecieerd worden.
De volgende doelstellingen willen wij accentueren voor onze afdeling:
 een goede totaalzorg geven aan onze geriatrische patiënten met oog voor nazorg (haren, nagels,
mondzorg,…)
 een warme, begripvolle communicatie kunnen aangaan met onze patiënten en hun familie
 Empatisch kunnen omgaan met hulpbehoevende bejaarden en dementerenden, rekening houdend
met hun eigen levensritme, levensstijl en levenswaarden.
 De basisprincipes hanteren rond ziekenhuishygiëne met nadruk op een correcte handhygiëne
 Aandacht en kennis hebben rond decubituspreventie op onze afdeling
 Acute delier beter leren herkennen
 Aandacht en kennis vergaren rond het herkennen van deshydratatie en voeding en onze patiënten
helpen om hun vochtbalans op peil te houden.
 Het vaststellen en behandelen van hypo- en hyperglycemie
 Het leren diagnosticeren van een globus door middel van bladderscan.
 Aandacht en kennis vergaren rond valproblematiek op onze afdeling.
 Aandacht en kennis vergaren rond continentie bij bejaarden.
We wensen je alvast een leerrijke en leuke stageperiode. Aarzel niet om bij problemen, vragen contact op te
nemen met één van de stagementoren.
Pagina 14
Bijlagen
1. Veel voorkomende medicatie


















cardiovasculaire medicatie:
o bv. Lanoxine®, Lanitop®, Diafusor®, Coruno®, Cordarone®
antihypertensiva = bloeddrukverlagende medicatie:
o bv. Amlor®, Capoten®, Adalat®, Coversyl®, Emconcor®, Sotalex®
diuretica = vochtafdrijvende medicatie:
o bv. Lasix®, Aldactone®, Burinex®
anticoagulantia = bloedverdunnende medicatie:
o bv. Marcoumar®, Marevan®, Fraxiparine®, Sintrom®,Clexane®, Asaflow®, Plavix®
maag- en darmmedicatie:
o bv. Zantac®, Pantomed®, Losec®
anti-emitica = medicatie tegen braken:
o bv. Primperan®, Motilium®, Litican®
laxativa = medicatie tegen obstipatie:
o bv. Forlax®, Bifiteral®, Fosfaatlavement®
antidiarreica = medicatie tegen diarree:
o bv. Tazactam®, Immodium®
analgetica = pijnstillende medicatie
o bv. Dafalgan®, Tradonal®, Durogesic®, MS Direct®, MS Contin®, Transtec®
Hypnotica, sedativa en anxiolytica = slaap en kalmeermedicatie, medicatie tegen angst :
o bv. Loramet®, Temesta®, Lexotan®, Valium®, Xanax®, Stilnoct®
neuroleptica = antipsychotica
o bv. Haldol®, Risperdal®
antiparkinson medicatie:
o bv. Prolopa®, Permax®
anti-epileptica:
o bv. Diphantoïne®, Depakine®, Keppra®
schildkliermedicatie:
o bv. Euthyrox®, L-thyrone®
antidiabetica:
o bv. Glucophage®, Glurenorm®, Minidiab®, Daonil®, Actrapid®, Mixtard®, Novorapid®
luchtwegmedicatie:
o bv. Combivent®, Duovent®, Euphylline®, Pulmicort®
antibiotica:
o bv. Augmentin®, Avelox®, Penicilline®, Floxapen®, Rocephine®, Tazocin®, Bactrim®,
Ciproxine®, Diflucan®
calciumpreparaten:
o bv. Calcit vit D3®, Fossamax®
Pagina 15
2. Verklaring van veel gebruikt vakjargon en afkortingen






























DAT: Daling Algemene Toestand
VKF: VoorKamerFibrillatie
COPD: verzamelnaam voor chronische irreversibele diffuse vernauwingen van de luchtwegen
(Chronical Obstructive Pulmonary Dissease)
CVA: CerebroVasculair Accident
TIA: niet- invaliderende, voorbijgaande belemmering van de bloedtoevoer van de hersenen
THP: Totale HeupProthese
TKP: Totale KnieProthese
AAA: Aneurysma Aorta Abdominalis
AAT: Aneurysma Aorta Thoracalis
WH: WisselHouding
# : fractuur
AHT: Arteriële HyperTensie
BS: BlaasSonde
GSS: GastromieSonde
SPK/SPS: Supra Pubische Katheter/sonde
CVK: Centraal Veneuze Katheter
ADL : Activiteiten Dagelijks Leven
MMSE: Mini Mental State Exam
HC: HemoCulturen
DAV: Droog Aseptisch Verband
ANI: Acute NierInsufficiënt
RSP: retro sternale pijn
NOP: niets per os
KA: kort van adem
RPBA: Rood bloedverlies per anum
Woco: wondcontrole
UK: urinekultuur
PEG: gastrostomiesonde
ALO: acuut longoedeem
WOCO: wondcontrole
Pagina 16
3. Aandachtspunten op onze afdeling
3.1. MRSA en Clostridium difficile
MRSA staat voor Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus.
Op een geriatrische verpleegeenheid, zoals D2, zal je regelmatig geconfronteerd worden met een patiënt
waar bijkomende isolatiemaatregelen worden toegepast vanwege kolonisatie (=dragerschap) of een infectie
met een besmettelijk micro-organisme (bv. MRSA, Clostridium difficile). De kamerdeur van dergelijke patiënt
wordt gekenmerkt door een gele isolatiesticker waarop verschillende icoontjes vermeld staan met een aantal
‘extra te nemen maatregelen’, alsook door een karretje met handalcohol en persoonlijke
beschermingsmiddelen zoals handschoenen, schorten en ev. maskers. Ook wordt extra aandacht gevraagd
voor het toepassen van een correcte handhygiëne.
Deze bacterie veroorzaakt geen ernstigere infecties dan de gewone Staphylococcus aureus, maar is niet meer
gevoelig (= resistent) aan de klassieke antibiotica. MRSA kan bij mensen ‘ongemerkt’ leven, voornamelijk op
de huid of in de neus (= kolonisatie / dragerschap). Enkel in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij
mensen met een open wonde, kan deze bacterie een infectie veroorzaken (bv. wondinfectie). Ook de
geriatrische patiënt is, vanwege zijn vaak complexe pathologie, een patiënt met een verhoogd risico.
Geriatrische patiënten die opgenomen worden vanuit een rust- en verzorgingstehuis of bejaardentehuis,
alsook gekende MRSA-patiënten, worden dan ook bij opname (opnieuw) gescreend.
Ook Clostridium difficile is een bacterie die een infectie kan veroorzaken, gekenmerkt door de productie
van gifstoffen (toxines). In onze darmen zijn verschillende ‘goede’ bacteriën (=darmflora) aanwezig die
helpen bij de spijsvertering en die weerstand bieden tegen andere ‘gevaarlijke’ bacteriën zoals C. difficile. Bij
verstoring van de normale darmflora, bijvoorbeeld door een operatie of door antibioticagebruik, kan C. difficile
een infectie veroorzaken die vaak gepaard gaat met aanhoudende diarree. Er wordt niét systematisch
nagegaan (d.m.v. ‘screening’) of een patiënt deze bacterie draagt. Enkel bij het optreden van de typische
symptomen (o.a. diarree) zal er een staal van de stoelgang genomen worden. Indien er toxines in
teruggevonden worden, worden bijkomende maatregelen genomen om te voorkomen dat de bacterie zich
verder verspreidt. Een zéér belangrijk aspect bij CDAD (C . difficile gerelateerde darmpathologie) is een
aangepaste handhygiëne: bij een infectie veroorzaakt door C . difficile dienen de handen gewassen te worden
met water en zeep, gedroogd en vervolgens ontsmet te worden met handalcohol. Handalcohol heeft immers
geen effect op de sporen, vandaar dat het ‘mechanisch effect’ van het wassen van de handen noodzakelijk is.
Om de verspreiding van micro-organismen zoals MRSA en C. difficile te voorkomen, moeten zorgverleners
naast de algemene voorzorgsmaatregelen ook een aantal bijkomende voorzorgsmaatregelen nemen. Hierbij
wordt verwezen naar de richtlijnen van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis (zie intranet / geschreven
richtlijnen).
Patiëntenkamers van patiënten die gekoloniseerd of geïnfecteerd zijn met dergelijk microorganisme zijn géén verboden terrein. Het instellen van bijkomende isolatiemaatregelen
(éénpersoonskamer, dragen van schort en handschoenen, …) wordt vaak door de patiënten als
‘bedreigend’ ervaren. Wees hierop zeer attent en doe deze patiënten eens een plezier met een
extra bezoek of deugddoende babbel.
Pagina 17
3.2. Dementie
Dementie is een ziekte met cognitieve, gedragsmatige, affectieve en functionele symptomen.
Criteria van het dementiesyndroom
De typische cognitieve tekorten:
1. stoornissen in het geheugen, waarneembare tekortkomingen in het korte- en langetermijngeheugen
zijn typerend. De patiënt heeft moeilijkheden om nieuwe informatie aan te leren en om zich gegevens
te herinneren die hij vroeger wel kende.
2. bijkomende essentiële cognitieve stoornissen:
 afasie: stoornissen in het gebruiken en begrijpen van taal
 apraxie: stoornissen in het doelgericht handelen zonder bewegingsbeperkingen
 agnosie: problemen bij het herkennen/ identificeren van objecten
 uitvoerende stoornissen: moeilijkheden bij het maken van plannen, het organiseren,…
3. bijkomende, maar niet-essentiële symptomen:
 gedragsmatig: dwaal- of vluchtgedrag, fysieke agressie, rusteloosheid,…
 affectieve: bij een dementiesyndroom komen in 10-40% van de patiënten verschijnselen van
een depressie voor, variërend van een depressie in engere zin tot een beeld van een
wisselende stemmingsdaling.
 Functionele: de zelfredzaamheid gaat progressief afnemen met toenemende slordigheid, ADLdysfuncties, decorumverlies, omkering van het bioritme, beperking van voedselinname,…
3.2.2. Voorbeelden van dementieziekten




Ziekte van Alzheimer
Vasculaire dementie
Lewy- body dementie
Dementie bij ziekte van Parkinson en Huntington
3.2.3. Dementie en revalidatie
Revalidatie bij dementerenden wordt anders omschreven dan gewoonlijk. Het is een poging om patiënten op
een zo hoog mogelijk peil te laten functioneren, rekening houdend met de door het aftakelingsproces
gestelde beperkingen.
ADL- training: hier wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid door het oefenen van de
handelingen zelf en door het nemen van ergonomische maatregelen waardoor men de handeling
optimaliseert. Meestal worden deze patiënten begeleid door de ergotherapeut.
R.O.T.- training (realiteit en oriëntatie training) beoogt het mentale achteruitgangsproces tegen te gaan
door het regelmatig aanbieden van dezelfde basisinformatie (plaats, tijd, benoemen van objecten, recente
gebeurtenissen) en het herhaaldelijk appèl doen op deze informatie.
Omgang met dementerenden.
Een pasklaar antwoord op de vraag ‘hoe omgaan met dementerenden?’ is moeilijk te geven. Respect en
geduld staan centraal. In het contact met dementerenden zijn enkele aandachtspunten belangrijk, zoals
lichamelijk contact, de noodzaak tot communicatie, herstel van decorum, respect voor de privacy en aandacht
voor lichamelijke gezondheidstoestand en verzorging. Het heeft geen enkele zin een oudere met dementie
direct of indirect te wijzen op gemaakt fouten. Dat werkt alleen maar frustratie in de hand. Veranderingen
geven een gevoel van onzekerheid, gebruik daarom zoveel mogelijk herkenbare dingen.
Pagina 18
3.3. Depressie
Depressie is een ziekte met zowel lichamelijke als psychische kenmerken, die een heel sterke invloed heeft op
het functioneren van de persoon en op de relatie met de andere mensen.
Zoals bij de meeste belangrijke aandoeningen is ook een depressie het gevolg van een samenspel tussen
meerdere factoren. Lichamelijke, geestelijke en erfelijke oorzaken kunnen een aanleiding geven tot het
ontstaan van een depressie.
Een depressie bevat bepaalde kernsymptomen:
 Depressieve ingesteldheid en stemming
 Daling van eetlust
 Verminderde interesse
 Rusteloosheid of eerder traagheid in beweging en gedachtegang
 Afgenomen energie, lusteloosheid
 Schuldgevoelens, gevoelens van waardeloosheid
 Suïcidale neiging of plannen
 Slaapstoornissen
 Verminderde concentratie
Symptomen bij ouderen zijn minder duidelijk, worden gemakkelijk miskend, bestaan tegelijkertijd met andere
lichamelijke ziekten. Dit komt omdat psychiatrische stoornissen moeilijker worden toegegeven, symptomen
minder duidelijk worden geformuleerd, er eerder lichamelijke klachten worden geuit en de depressieve
symptomen minder klassiek zijn.
Daarom is het van belang om een goede (hetero)anamnese te hebben, een correcte observatie van het
verpleegkundige team en een goede diagnose van de geriater. Een depressie is gemakkelijk behandelbaar, na
een correcte diagnosestelling.
In tegenstelling tot dementie is depressie van voorbijgaande aard.
3.4. Delier
Het delirium of delier is een acute en in principe reversibele (in tegenstelling tot dementie) psychoorganische stoornis, die onder invloed van uiteenlopende materiële condities, maar allicht ook ten gevolge
van langdurige stress tot stand kan komen.
Er bestaan weinig goede studies inzake prevalentie en /of incidentie. Niettemin mag worden aangenomen dat
minstens één op vier van alle ouderen die in een algemeen ziekenhuis worden opgenomen een delirium
zullen vertonen tijdens hun opname.
Delirium bij een oudere patiënt, ook wel acute verwardheid of delier genoemd, is een teken van globale
cerebrale dysfunctie. Vrij abrupt valt de capaciteit van de patiënt weg om gepast te reageren op prikkels uit
de omgeving.
Het opvallendst zijn bewustzijnsverandering, gestoorde aandacht en concentratiestoornissen. De oorzaak van
een delirium is meestal een ernstige lichamelijke aandoening. Het ontstaat doorgaans door het samengaan
van verscheidene uitlokkende factoren.
Pagina 19
3.4.1. Oorzaken van delirium
Medicatie:
 antidepressiva, neuroleptica
 medicatie met inwerking op centraal zenuwstelsel, vb. antiparkinsonmedicatie, sedativa.
 Bètablokkers, antihypertensiva
 Corticoïden
 …
Hypoxie (te laag zuurstofgehalte):
 bronchopneumonie
 longembolie
 hartinfarct, hartdecompensatie, ritmestoornissen
 hypotensie
 ernstige anemie
 CO-intoxicatie
Hypoglycemie
Electrolytenstoornissen: hyponatriëmie, dehydratatie
Alle ernstige infectie
Urineretentie
Leverinsufficiëntie
Ondervoeding, enz.
3.4.2. Risicofactoren van delirium
 Mentaal verval (dementie vergroot tot driemaal kans op een delier)
 Slaaptekort
 Immobiliteit
 Visusdaling
 Gehoordaling
 Dehydratatie
Delirium ontstaat over het verloop van uren of dagen. Het ziektebeeld kan gepaard gaan met een gedaald
bewustzijn of omgekeerd met agitatie. Ook hallucinaties kunnen optreden.
Delirium is een klinische diagnose waarvoor er geen specifieke technische onderzoeken voorhanden zijn.
Daarom is het heel belangrijk dat er een correcte (hetero)anamnese wordt afgenomen bij opname van de
patiënt.
Verpleegkundigen zijn vaak een groot deel van het etmaal bij de patiënt aanwezig en zijn daarom het best
geplaatst om een delirium vroegtijdig op te sporen.
Verschil tussen dementie, delier en depressie
Dementie
 Chronisch sluipend begin
 normaal bewustzijn
 constante progressie
 geen ziekte- inzicht
 geen lichamelijke
klachten
Delier
 Vrij abrupt ontstaan
 Gestoord, verminderd
bewustzijn
 Grillig verloop (’s avonds
slechts)
 Ziekte- inzicht aanwezig
Pagina 20
Depressie
 Variabel
 Dagschommelingen
 Meestal normaal
bewustzijn
 Zwakke aandacht
 Geheugen meestal intact

kent verloop van jaren



Hallucinaties, gestoorde
slaap
Beperkte en gestoorde
spraak
Max. 1 maand


Auditieve hallucinaties
Complexe wanen
Dementie kan men niet curatief behandelen, bij de behandeling van een delier is het van groot belang dat de
onderliggende,vaak somatische aandoening, wordt opgespoord en behandeld.
Ook moet er aandacht besteed worden aan pijnbestrijding, fecale impactie en urineretentie. Voor deze zaken
is het belangrijk dat de verpleegkundige correct observeert. Taken kunnen zijn: bladderen, opvolging van
stoelgangfrequentie, diabeten zorgvuldig opvolgen via bedsideglucosemeting,…
Hulpverleners moeten er zich ook van bewust zijn dat een gespannen of agressieve benadering van deze
patiënten uit den boze is.
3.5. Decubituspreventie
Decubitus onstaat door een slechte doorbloeding in het weefsel door druk– en/of schuifkrachten. De meest
voorkomende plaatsen waar decubitus ontstaat zijn stuit, heupen, hielen, knieën en schouderbladen.
Preventie van decubitus start met het opsporen van de risicopatiënten op onze afdeling. Dit zijn patiënten
met een verminderde activiteit en/of mobiliteit.
De eerste bepaling van risicopatiënten start reeds bij de opname van elke nieuwe patiënt. Het is onze taak als
verpleegkundigen om de risicoplaatsen van decubitus goed te inspecteren. Als een patiënt niet uit zichzelf van
houding kan veranderen (zich draaien of benen opheffen) dan wordt er meteen gestart met een
wisselhoudingsschema en mobiliseren indien mogelijk. Ook de voedingstoestand van de patiënt
(ondervoeding) speelt een hele belangrijke rol in het ontstaan van decubitus. Zie punt 3.8.
Het doel van wisselhouding geven is de druk en schuifkracht verminderen.
Op onze afdeling maken we gebruik van 2 schema’s om wisselhouding toe te passen.
Bij gebrek aan een 30° kussens gebruiken we eveneens gewone kussens om een goed zijligging te geven.
Op onze afdeling zijn alle matrassen standaard drukreducerende matrassen (Tempur®).
Bij hoog risicopatiënten volstaat dit niet en leggen we een extra alternerend matras (alpha-X-cell matras).
Deze luchtmatrassen gaan afwisselend de druk verlagen op de risicoplaatsen van het lichaam.
Maar ook op deze alternerende matrassen blijven de hielen een zwakke plek, daarom zorgen wij bij alle
risicopatiënten voor een kussen onder de hielen zodat deze de matras niet raken (techniek zwevende hielen).
3.6. Deshydratatie
Vaak worden patiënten opgenomen met als reden van opname deshydratatie (uitdroging). Deze uitdroging
kunnen we observeren doordat de patiënt suf is, minder aanspreekbaar en een typische niet-elastische huid
heeft (als je de huid van de arm bijvoorbeeld vastneemt tussen 2 vingers en loslaat, veert deze huid niet
terug zoals bij onze huid). Deze uitdroging kan ontstaan door te weinig vocht te drinken maar ook doordat de
patiënt te veel vocht verloren heeft bijvoorbeeld door diarree, veel braken of hoge koorts.
In het ziekenhuis wordt deshydratatie vaak de eerste dagen behandeld door het plaatsen van een perifeer
infuus. Na verloop van tijd mag dit infuus stoppen maar blijft het zeer belangrijk voor een goede vochtbalans
Pagina 21
te behouden. Daarom moeten wij erop toezien dat we alle patiënten, vooral de zorgafhankelijke patiënten,
veel laten drinken. Dit kan op zeer veel momenten van de dag.
Bijvoorbeeld bij het nemen van de medicatie van 8u, 13u, 16u en 20u, bij het opdienen en afdienen van het
eten (koffie, melk, soep) en extra koffieronde om 14u, bij de verzorging.
3.7. Ouderdomsdiabetes
Een zeer groot aantal van onze opgenomen patiënten lijden aan ouderdomsdiabetes of diabetes type 2. Dit
betekent dat ze pas diabetes kregen op oudere leeftijd en dat ze dus vaak met enkel op hun diabetesdieet te
letten hun bloedsuikerwaarde (glycemie) onder controle kunnen houden. Een aantal van hen nemen
eveneens bloedsuikerverlagende medicatie en soms zelfs in combinatie met insulinetherapie. Occassioneel
krijgen we patiënten met een sterk ontregelde glycemie als reden van opname. Vaak door het gebruik van
cortisone medicatie zien we hyperglycemie.
De voornaamste symptomen van hyperglycemie (bloedsuikergehalte hoger dan 120 mg/dl voor het eten en
hoger dan 180 mg/dl na het eten) zijn:







meer honger of dorst dan gewoonlijk
vaak urineren, vooral ´s nachts
droge of jeukende huid
vermoeid of slaperig zijn
wazig zicht
frequente infecties
langzaam helende sneden of wonden
De voornaamste symptomen van hypoglycemie (bloedsuikergehalte lager dan 70 mg/dl) zijn:









beven
transpiratie
vermoeidheid
honger
een snelle hartslag
geïrriteerd of verward zijn
wazig zicht of hoofdpijn
Hypoglycemisch coma
helemaal geen symptomen
Bij onze geriatrische patiënten komen deze symptomen vaak minder duidelijk naar voor. Sommige van onze
patiënten voelen een hypoglycemie of hyperglycemie niet opkomen. Dus moeten we bij heel alert blijven en
bij het minste vermoeden van één van de symptomen het bloedsuikergehalte bepalen via bedside glucose
meting.
3.8. Voeding
Zoals reeds herhaaldelijk aangehaald in het verloop van deze brochure is ondervoeding of ‘malnutritie’ een
zeer groot probleem binnen de geriatrische patiëntenpopulatie. In ziekenhuizen tonen studies aan dat 30%
van de patiënten opgenomen op geriatrie ondervoed zouden zijn. Dit is gigantisch veel. Daarom werken wij al
vele jaren hard om malnutritie aan te pakken op onze afdeling. Wij gaan als volgt tewerk:
Pagina 22





Bij elke opname voeren we een voedingsscreening uit aan de hand van vragen rond hun voeding,
aangevuld door de lengte van de patiënt en het gewicht.
Met deze screeninggegevens wordt multidisciplinair gewerkt. Want de diëtiste bepaalt de BMI (Body
Mass Index), berekent de caloriën en beslist aan de hand van haar resultaten welke patiënt
ondervoed is en welke niet of met andere woorden, welke patiënten ze verder moet opvolgen.
Wanneer de diëtiste beslist om de patiënt verder op te volgen, komt ze verschillende malen in een
week aan het bed van de patiënt om te observeren.
Observeren kan ze aan de hand van onze verpleegkundige gegevens die wij invullen aan bed van de
patiënt. Namelijk driemaal per dag noteren we hoeveel patiënten eten en drinken.
Bij het ontslag van de patiënt worden er afspraken door de diëtist geformuleerd in de ontslagbrief en
neemt de ontslagmanager contact op met de personen die thuis instaan voor de patiënt of het woonen zorgcentrum.
Als laatste punt willen we nog enkele beïnvloedende factoren
meegeven:







op de voedingstoestand van de patiënt
Hoe ouder de patiënt, hoe groter de kans op ondervoeding.
Naarmate de ernst van neuropsychologische problemen (zoals dementie, depressie, delier) toeneemt,
neemt ook het aantal ondervoede patiënten toe.
Hoe meer de patiënt afhankelijk is voor eten en drinken van derden, hoe meer kans op ondervoeding.
Ondervoede patiënten kennen een langere opnameduur.
Hoe meer pathologieën (verschillende ziektebeelden), hoe groter de kans op ondervoeding.
Het percentage ondervoede patiënten is telkens het grootst bij die patiënten die een probleem
hebben met het slikken, met de smaak, met de vertering, of ontstekingen hebben in de mond of pijn
hebben.
Anderen: de afkomst van de patiënt (thuis/RVT) en mate van desoriëntatie.
Gezien hun hoger risico op het ontwikkelen van ondervoeding, moet de verpleegkundige extra aandacht
schenken aan patiënten die voldoen aan bovenstaande criteria.
3.9. Valpreventie
Zeer veel patiënten komen op onze afdeling terecht met als reden vallen. Uit onderzoek blijkt dat 1/3 van de
thuiswonende ouderen zeker één maal per jaar valt en dat vanaf 70+ de kans groter is dat men ooit valt.
Daarom gaat de aandacht binnen de ouderzorg naar valpreventie op, om via tips, informatie en/of oefeningen
de oudere persoon te wijzen op valriscico’s en hiervoor eventueel een oplossing te bieden.
Op onze afdeling gaan we reeds bij opname op zoek naar patiënten met verhoogd valrisico. We testen dit aan
de hand van de Stratify Risk Assessment Tool (evaluatieschaal voor vallen) . Deze SRA omvat 5 kleine vragen
en indien positief hangen we een kaartje met het valpreventie logo aan het bed van de patiënt en starten we
met onze multidisciplinaire richtlijnen:


Medisch: gaan de artsen een grondige anamnese uitvoeren en de nodige onderzoeken voor bv
duizeligheid of ritmestoornissen uit te sluiten. Ze kijken ook het medicatiegebruik na en onderzoeken
of de patiënten osteoporose hebben.
Verpleegkundig: het volledige team moet aandacht hebben voor:
o Remmen opzetten van bed, zetel, nachtstoel of rolstoel.
o Evenwichtsstoornissen
o Patiënten met een gedaald bewustzijn
o Beloproepen tijdig beantwoorden
o Bedden steeds op de laagste stand zetten
Pagina 23




Kinésisten: zullen zo snel mogelijk, ook bij bedlegerige patiënten, mobiliteits – en krachtsoefeningen
doen. Ook evenwichtsoefeningen en staphulpmiddelen zoals looprekje of rollator zijn nodig.
Ergotherapeute: geeft tips voor ADL en hulpmiddelen voor thuis.
Schoonmaak: hebben aandacht voor natte/gladde vloeren, en dat ze alles terug zetten na het
poetsen zoals looprekken.
Ontslagmanager: informeert patiënten met betrekking tot hulpmiddelen en instanties. En geven het
valrisico door aan instanties thuis.
Dit is al uitgebreid maar we gaan op de afdeling nog verder. We geven ook infosessies voor patiënten en hun
familie. Men maakt hierbij gebruik van een infoboekje (met een groot lettertype en eenvoudige zinnen
opgesteld) enerzijds en grote posters (met trefwoorden voor tijdens de infosessies) anderzijds. In beide
hulpmiddelen worden een aantal factoren overlopen, die van grote invloed kunnen zijn voor het valrisico of
valkans bij ouderen.
Op onze afdeling wordt er tweewekelijks op dinsdag namiddag een infosessie gehouden in het
ergotherapielokaal. Er worden zoveel mogelijke patiënten overtuigd om eraan deel te nemen. Ook hun familie
is welkom op deze sessies.
De volgende factoren worden besproken tijdens de infosessie en hebben zeker een invloed op een valrisico:







te weinig bewegen (leidt tot stijfheid)
problemen met de bloeddruk (orthostatische hypotensie)
gebruik van medicatie (diuretica, slaapmedicatie, …)
onveiligheid in en rond het huis (tapijten, opstapjes, trappen)
problemen met het zicht
valangst
frequent naar het toilet moeten
Tijdens deze sessies wordt ook info gegeven over het juiste schoeisel, hulpmiddelen bij het stappen zoals een
rollator, het Personen Alarm Systeem, de toiletverhoger, het badzitje, de zijdelingse steunbaren, nazicht van
de bril, incontinentiemateriaal, hoe raak ik recht na een val, beenspieroefeningen, enz.
Dit alles heeft als bedoeling om de oudere te wijzen op de bestaande valkans en hem een aantal
aandachtspunten mee te geven, waar hij zeker kan op letten om minder te vallen.
Pagina 24
OLV Ziekenhuis
Dienst
Campus Aalst
Moorselbaan 164
Pagina 25
9300 Aalst
Contact
Pagina 26