Boek Archescape On the Tracks of Piranesi Cartoon

Download Report

Transcript Boek Archescape On the Tracks of Piranesi Cartoon

Scope
Architectuur & maatschappij
Nieuws
Detail 02
Draaiende delen
Vergeten helden 02
Julius Maria Luthmann
Boek
Archescape
On the Tracks of Piranesi
Een paar maanden geleden bevond ik me op een receptie van het
Na mijn eerste column ben ik u een uitleg verschuldigd waarom ik u een serie
blad HP/ De Tijd. Mijn gesprekspartner, een journalist, en ik wisselden
vergeten helden ga voorschotelen. De reden hiervoor is mijn fascinatie voor
oordelen uit over onze collega´s. Architecten leken hem verschrikke-
de buitenbeentjes in architectenland. De architecten met een oeuvre waar
lijke mensen, die met een minzame blik hun slecht geklede medemens
geen monografie van bestaat en die niet worden aangehaald in de collegeban-
aanschouwen, die drinkt uit lelijke bekers en woont in duffe huizen. Ik
ken. Maar die wel projecten hebben gerealiseerd die een onderscheidende bij-
nam het niet persoonlijk, terwijl het best een treurig beeld is dat hier
drage leveren aan de architectuurgeschiedenis en het daarmee verdienen om
werd geschetst, en bovendien door een journalist, je denkt dat die
nog eenmaal in de spotlights te worden gezet. In mijn eerste column vertelde
een ontwikkelde kijk op de wereld heeft. Dat laatste bleek een totaal
ik over Pancho Guedes, die uiteindelijk vanwege dekolonisatie zijn geliefde
verkeerd beeld van mijn kant te zijn, journalisten zouden juist behoorlijk
Mozambique moest verlaten, een bepalend moment in zijn carrière. De twee-
wereldvreemd zijn.
de vergeten held is een Nederlandse architect, geboren eind negentiende eeuw
800.000 maquettes, een oceaan van vrijstaande
woningen. Daarmee stelde Adriaan Geuze in 1996
de ongecontroleerde expansie van de Nederlandse
Vinex-wijken aan de kaak op de Architectuurbiënnale in Venetië. Ronald en Erik Rietveld
gebruikten in 2010 dezelfde techniek van overweldiging door veelvoud ten behoeve van een omgekeerde boodschap: leegstand in Nederland als
urgent probleem én kans. In veertien jaar gingen
we van uitbreiding naar de transformatie van de
bestaande stad.
Nu goed, het beeld van de ontwerper met zijn allesomvattende en
met een minder heldhaftig maar niet minder interessant verhaal: Julius Maria
dwingende stijl deed me denken aan Eddie en Pats die in ‘Absolutely
Luthmann. Een naam die waarschijnlijk maar bij weinigen een belletje zal
Fabulous’ een fles wijn meenemen naar een feestje van minimalistische
laten rinkelen. Toch is hij verantwoordelijk voor een van de meest bijzondere
vrienden. Er is geen plek voor de fles, hij past niet in het interieur en
objecten gebouwd in de vorige eeuw in ons land. Luthmann was leerling van
grijnzend blijven ze met het cadeau in de hand achter. En dat deed me
Kromhout, maar slaagde nooit voor zijn examen. Toch kreeg hij in zijn der-
weer denken aan Villa Kogelhof, waar ik een rondleiding kreeg.
tigste levensjaar de opdracht om een langegolfzendstation te bouwen bij
Het beeld van de villa is ongelofelijk krachtig en zou niet misstaan in een
Kootwijk op de Veluwe. Hij was op dat moment werkzaam als technisch teke-
Deense thriller. De stijl is archetypisch minimalistisch. De vloer is een
naar bij bureau Landsgebouwen (de huidige RgD, sinds kort onderdeel van
gietvloer, de trap is van beton, de gevel van glas en de constructie van
het Rijksvastgoedbedrijf). Het zendstation was een prestigeproject: Duitsland
staal. Hout wordt enkel gebruikt voor de palletkachel. Over elk detail is
en Noorwegen hadden er ook al een, dus Nederland kon niet achterblijven.
nagedacht. Het water van het zwembad ligt gelijk met de kozijnlijn in de
Daarnaast was het project van groot politiek belang. Het rommelde in
kelder. De trap heeft zwevende betonnen treden, elke tree is opgehan-
Nederlands-Indië en direct radiocontact was noodzakelijk. Op Java was in de
gen aan twee bouten. De binnenwanden staan los van de gevel. De gevel
streek Malabar al een zendstation gebouwd, dus een deel van het werk was al
heeft geen kozijnen. Als de zon schijnt, druk je op een knop. Dan gaat de
gedaan. Veel werkloze Amsterdammers werden te werk gesteld op de bouw-
zonwering naar beneden en wordt de warme lucht uit de spouw
plaats van Radio Kootwijk, een typerende gang van zaken in die moeilijke
gezogen. Er zijn geen draaiende delen.
tijd. In veel opzichten was het project dus al van grote cultuurhistorische
Terwijl draaien toch het fijnste is dat er is. Lekker opengooien als het
waarde voordat het gebouwd was. Luthmann had niet veel in te brengen wat
mooi weer is, als er iets aangebrand is of om te kijken wat er buiten alle-
de hoofdvorm betreft, de functie bepaalde veel. De koelvijver voor de hoofd-
maal aan de hand is. Laat de buitenwereld binnenkomen! Maar het is wel
ingang, de toren voor de grote spoel, de machinevloer, de beperking tot één
een dingetje als je aan het ontwerpen bent. Heb je net een lekker ritme
materiaal et cetera. Maar waar hij bepalend kon zijn, toonde hij zich een uit-
te pakken, moet er nog ergens een raam open. Het verstoort alles, die
stekend architect. Daarbij heeft hij, zoals toen gebruikelijk was, intensief
delen met die randen. Bij kantoorgebouwen bijvoorbeeld, is het eigenlijk
samengewerkt met de beeldhouwer Hendrik van den Eijnde.
altijd een probleem. Het ritme van de draaiende delen is op het irritante
Hier neemt het verhaal een licht dramatische wending. Na oplevering was de
af. Het is een worsteling. Soms wordt het per laag gespiegeld, of wordt
publieke waardering voor zijn werk minimaal en werd hij eervol ontslagen. In
een stramien verschoven, maar het helpt niets. Die 1.80 meter dictatuur
de jaren daarna werkte hij veel bij gemeentewerken Den Haag en in 1933 won
knalt er dwars doorheen.
hij de prijsvraag voor de bouw van een nieuw stadhuis dat vanwege de oorlog
Beter van niet dus, dat kozijnhout, vonden ze bij Villa Kogelhof ook. Maar
uiteindelijk pas begin jaren vijftig werd opgeleverd. Misschien was dit werk
het is niet die architect die dat bedacht heeft, het is de opdrachtgever.
geen wereldwonder, desalniettemin toch jammer dat het in 1996 is gesloopt.
Draaiende delen vond hij niet passen. Zonde van het strakke ritme van
Na deze laatste prestatie heeft Julius Luthmann niet veel meer van zich laten
lijnen. Paul de Ruiter zelf gaf aan dat hij dat ook ver vond gaan. Maar de
horen. Hij overleed in 1973. Hij had nooit durven dromen dat tot de dag van
opdrachtgevers wilden het zo. Verschrikkelijke opdrachtgevers dan?
vandaag zijn ‘kathedraal’ op het Kootwijkse zand door menigeen wordt
Nee hoor, sympathieke gastvrouw zonder make-up, dartelend op blote
bewonderd om zijn on-Nederlandse kracht en allure. Mocht u er nog nooit
voeten en in een wit overhemd. Af en toe nog wat in de war van alle
geweest zijn, ik beloof u dat een bezoek aan Radio Kootwijk absoluut de
knopjes, maar hartstikke blij met het huis.
moeite waard is.
22 | de Architect, oktober 2014
Marjolein van Eig
Oscar Vos
Een nieuwe generatie architecten lijkt klaar voor
de nieuwe opgave. ‘We’ hebben immers nauwelijks
anders meegemaakt en beschikken over een
gezonde dosis ondernemerschap, enthousiasme en
engagement. Wat we niet hebben, is een architectuurtheorie voor de omgang met de bestaande
stad. Natuurlijk wordt er gelezen, maar de invloedrijke boeken van vandaag zijn geschreven door
ruimtelijk economen (Glaeser), sociologen
(Florida, Castells) of planologen (Townsend) en
gaan over ontwikkelingen waarin architectuur een
ondergeschikte rol speelt. Of over de rol van de
architect (proces), niet over de rol en de vorm van
de architectuur zelf (inhoud). En dat is een gemis,
want hoe kun je een bijdrage leveren, zonder visie
op de inhoud van die bijdrage? Archescape. On the
Tracks of Piranesi van Gijs Wallis de Vries is in die
zin een verfrissend, atypisch boek. Piranesi, de
Venetiaanse archeoloog-graveur-architect, is voor
de meeste architecten geen onbekende. Vooral de
‘Carceri’, zijn gravures van imaginaire kerkers,
hebben heel wat ontwerpers geïnspireerd. De
‘Campo Marzio’, Piranesi’s speculatieve reconstructie van het oude Rome, is misschien wel net zo
bekend. Maar dan vooral als historisch werk, niet
als waardevolle inspiratiebron voor de stad van
morgen. Precies daar gaat Archescape over: de vereniging van verbeelding, fantasie en een fascinatie
voor het verleden. Het boek ontleent aan de
Campo Marzio de ingre-diënten voor een visie op
de stad van de toekomst die niet vertrekt vanuit de
tabula rasa – de schone lei – maar de tabula plena;
de waardering van, en het voortbouwen op wat er
al is. Of zoals in Archescape staat verwoord: Het
verleden tegenover het heden denken, niet voor
een terugkeer, maar voor een tijd die komen gaat.
Oneigen-tijds ambitieus, maar met een eigentijdse
relevantie. Centraal in Archescape staat de spanning tussen stad en mens en de wens om aan haar
te ontsnappen. Iedereen kent het ‘ik-moet-er-
even-tussenuit-gevoel’; vroeger ging je dan naar de
Veluwe, nu wellicht naar Costa Rica, anderen zoeken het permanent in de suburb. Deze landschappelijke ontsnapping heeft een destructief karakter:
het onbekende wordt bekend als je het gevonden
hebt, de rust wordt onrustig als je haar deelt met
anderen. Bovendien dijt de stad steeds verder uit.
Aan de hand van het Deleuziaanse concept
‘vluchtlijn’ vindt Wallis de Vries in de Campo
Marzio een weg uit deze paradox door de ontsnapping aan de stad, in de stad te zoeken. Niet alleen
in de parken, tuinen en begraafplaatsen maar ook
in de architectuur van de stad. Archespace
beschrijft hoe een landschap een plek (site) is,
maar alleen kan bestaan bij de gratie van de gekaderde blik (sight). Architectuur is als geen andere
kunstvorm in staat een frame te bieden, de blik te
richten, en daarmee de landschappelijke ervaring
de stad in te trekken en verschillende ervaringen
te creëren. Archescape, de titel die in eerste instantie sleets overkomt, ontpopt zich zo als een rijk,
driedelig concept: ‘Architecture’, ‘Landscape’ en
‘Escape’. Archescape is geen gemakkelijk boek.
Geïnspireerd door Deleuzes Milles Plateaux is het
opgebouwd uit drie delen: een manifest waarin de
architectuur-theoretische concepten worden geïntroduceerd, een traktaat in de vorm van een ruimtelijke lezing van de Campo Marzio, en een mijmering over de betekenis van de Campo Marzio voor
de stad van de toekomst, afgesloten met een dagdroom over Nieuw-Den Haag, een nieuwe stad
voor de kust van Scheveningen. Het boek biedt
geen sluitend betoog waarin aan de hand van stellingen en antwoorden richting een strak gecomponeerde conclusie wordt geredeneerd. Archescape
is veel tentatiever. De vorm weerspiegelt daarmee
de inhoud: de tekst is gecondenseerd en bevat uiteenlopende denkrichtingen, concepten en idealen.
Sommige onderdelen zijn opiniërend, andere analytisch, weer andere poëtisch, sommige – in ieder
geval voor mij – moeilijk te begrijpen.
Tegelijkertijd is dat niet erg: je kunt Archescape
lezen zoals je naar de Campo Marzio kijkt: een
snelle blik is aantrekkelijk – het boek is fantastisch
vormgegeven en bevat prachtig beeldmateriaal –
en met iedere verdere inspanning tonen zich nieuwe lagen, betekenissen, diepten en ideeën. Het
belang van steden neemt toe. Een serieuze rol voor
de architectuur in deze ontwikkeling vraagt om
serieuze theorievorming. Archescape biedt die
theorie niet in haar eentje, maar levert wel een bijdrage. Niet alleen bewijst het boek de rijkdom die
in architectuurtheorie besloten ligt door zo uitnodigend het bestaande als bron voor nieuwe ideeën
te bewijzen. Ook laat het zien dat architectuur
meer kan dan het ondersteunen van gebruikersinitiatieven, meer dan het vullen van ruimte. Het
boek toont de ruimte-scheppende kracht van de
architectuur, als kader waarmee de blik kan
worden gericht, de bestaande stad kan worden
verrijkt, en waarmee landschap, ontspanning en
ontsnapping met de stad kunnen worden verweven. Die notie is voor een nieuwe generatie
geëngageerde ontwerpers van grote waarde.
Rick ten Doeschate
Pieter Bedaux
Cartoon
de Architect, oktober 2014 | 23
Scope
Nieuws
Boek
Een schat aan vergeten
architectuur
In de inleiding van de publicatie
over de vergeten architect Egbert
Reitsma legt auteur Kees van der
Ploeg een vinger op de zere plek als
hij zijn visie geeft op de kwestie
waarom bepaalde architecten met
belangwekkende oeuvres niet de
positie in de vaderlandse architectuurgeschiedenis hebben gekregen
die hun eigenlijk toekomt. Van der
Ploeg stelt dat ook in vroeger tijden
vooral de gebouwen van architecten
die hun publiciteitsmachine op orde
hadden, hun plek in de handboeken
kregen. Wat achterbleef, waren de
werken van architecten die het bouwen en het metier vooropstelden.
Gereformeerde kerk (1929), Andijk (nh). Foto Teo Krijgsman
Nassaulaan 4 (1932), Groningen. Foto Teo Krijgsman
24 | de Architect, oktober 2014
In het geval van de Groningse architect Egbert Reitsma (1892-1976) zijn er
meer redenen waarom zijn werken in
de vergetelheid zijn geraakt. Zo hield
hij zich niet bezig met volkshuisvesting in grote steden, maar betreffen
zijn grootste meesterwerken kerkgebouwen, een typologie die zich na
de jaren zeventig nooit meer in grote
aandacht heeft mogen verheugen.
Dat het vooroorlogse deel van zijn
archief verloren is gegaan bij een
brand tijdens de bevrijding van
Groningen, hielp de zaak ook niet.
Het gebrek aan archiefmateriaal
maakt een onderzoek naar het werk
van Reitsma voor historici weinig
eervol. In 1982 verscheen er een doctoraalscriptie, in 2012 een scriptie van
een Bouwkundestudent. En daar bleef
het bij. Het mag dan ook een geluk
heten dat juist een architectuurfotograaf zich de afgelopen jaren hard
maakte voor een publicatie over het
werk van Reitsma. Teo Krijgsman
werd in 2006 gegrepen door de architectuur van het Noorder Sanatorium,
toen hij toevallig het dorpje Zuidlaren
aandeed. In het uitgestrekte
Groningse landschap is het inderdaad
een bijzondere verschijning. Het
gebouw stamt uit 1935 en vertoont
stilistisch sterke overeenkomsten met
het enkele jaren eerder opgeleverde
Raadhuis van Hilversum, ontworpen
door W.M. Dudok. Navraag leverde
Krijgsman de naam van de architect
op, waarna een rondgang volgde langs
een groot deel van zijn vooroorlogse
oeuvre. Het leverde een beeld op van
een vakkundig architect, die in de
afzondering van de noordelijke
provincies werkte aan een bijzonder
expressief oeuvre. En alhoewel er
zeker referenties zijn naar bekendere
tijdgenoten, bezit het oeuvre van
Reitsma een eigenheid en expressiviteit die in sommige gevallen, zoals het
interieur van de kerk te Andijk of de
woningen aan de Nassaulaan in
Groningen, bijna exotisch aandoet.
In de daaropvolgende jaren maakte
Krijgsman prachtige fotoseries van de
gebouwen die hij bezocht, waarbij hij
veel aandacht had voor context en
detaillering. Het idee om er een boek
van te maken ontstond later. Als
publicatie schommelt Egbert Reitsma.
Meester in baksteen tussen een fotoboek en een Bonas-uitgave. En alhoewel het zeker interessant is om te
lezen over het leven en het werk van
Reitsma, stelen de foto’s in de tweede
helft van het boek de show. Zelfs met
alle kennis die de lezer opdoet in het
eerste deel, komen de foto’s als een
verrassing. Er vindt een onbewuste
vergelijking plaats met het werk van
bekende tijdgenoten, als Berlage,
Dudok en Duiker, dat bij architectuurliefhebbers op het netvlies
gebrand staat. Reitsma voegt hier een
nieuw hoofdstuk aan toe. De vele
voorbeelden van sculpturaal gebruik
van baksteen, de expressieve vormentaal en het rijke kleurenpalet in het
interieur, onderstrepen de stelling van
Van der Ploeg dat er nog veel onbekend werk van architecten ligt te
wachten op erkenning, en dat dit ons
beeld van de Nederlandse architectuur enorm kan verrijken. Of, zoals
hij het zelf opschrijft: de historische
werkelijkheid is veel ingewikkelder,
maar daardoor ook veel boeiender.
Sander Woertman