COMPLEXE ZIN - Nederlandse Academie

Download Report

Transcript COMPLEXE ZIN - Nederlandse Academie

COMPLEXE ZIN
A. Coördinatie / nevenschikking
= HOOFDZIN + HOOFDZIN
Een hoofdzin heeft dezelfde grammaticale constructie als de simpele zin!
7 CONJUNCTIES
* EN
* DUS
* MAAR
* NOCH
*WANT
*DOCH
*OF (betekenis: koffie of thee)
TIP! Leer deze 7 voegwoorden uit het hoofd! Op die manier weet je wanneer je geen ‘rejet’ moet
gebruiken in een complexe zin.
Opgelet!
Met het voegwoord dus krijg je inversie in de daaropvolgende zin
- ik ga morgen om 10 uur naar de bakker dus zal ik een brood kopen.
Voorbeelden
- Ik ga morgen om 10 uur met de auto naar de bakker en ik koop voor iedereen sandwiches en
koffiekoeken.
- Ik ben niet gekomen want ik heb vorige vrijdag tot 20 uur gewerkt.
- Wil je naar een concert of ga je liever op restaurant?
- De zee is rustig maar ze is toch gevaarlijk.
Nederlandse Academie
02/2184707
B2
COMPLEXE ZIN
B. Subordinatie / onderschikking
= HOOFDZIN + BIJZIN
In een bijzin staan alle werkwoorden op het einde van de zin. Dit heet ‘rejet’.
Woordvolgorde: voegwoord – subject – rest – werkwoord(en)
-
ik ga morgen om 10 uur met de auto naar de bakker
als het morgen nog steeds regent.
-
ik zal morgen zijn haar knippen
omdat hij nog steeds geen kapper heeft gevonden.
3 soorten
1. HOOFDZIN + BIJZIN
-
ik speelde graag met de poppen
toen ik 5 jaar was.
2. BIJZIN + HOOFDZIN
opgelet!
Als de bijzin voor de hoofdzin staat, krijg je inversie in de hoofdzin!
-
Als het heel mooi weer zal zijn, ga ik met de fiets naar het werk.
 inversie! + komma tussen de werkwoorden
VOEGWOORDEN (SOORT 1 & 2)

Van TIJD: als, wanneer, toen, nadat, sinds/sedert, telkens (als), terwijl, tot(dat), voor(dat), zodra,
zolang, nu,...
- Nadat e alles hebt opgegeten, mag je naar de televisie kijken
- Telkens (als) ik langs ‘Manneke Pis’ wandel, moet ik naar het toilet.
- Zodra ik voor de test slaag, krijg ik een hoger loon.
- Alles was onder controle, totdat het plotseling begon te stormen.
- Terwijl ik de afwas doe, studeert mijn zoon in de woonkamer.

Van REDEN / OORZAAK: omdat, doordat, aangezien, vermits, daar,...
- We gaan met de fiets, aangezien dat beter is voor de gezondheid.
- Bart kwam te laat doordat de trein vertraging had.
- Hij is gisteren niet komen werken omdat hij een verkoudheid had

Van GEVOLG / CONSEQUENTIE: zodat, dat,...
- De trein had vertraging zodat Bart te laat op zijn werk aankwam.
- Michel at zoveel mosselen dat hij erge buikpijn kreeg.

Van VOORWAARDE / CONDITIE: als, indien, mits, op voorwaarde dat, tenzij,...
- Als jullie goed studeren, zal het examen goed verlopen.
Nederlandse Academie
02/2184707
B2
COMPLEXE ZIN
- Indien u tickets heeft, mag u onmiddellijk plaatsnemen.
- Claire komt naar het feestje tenzij ze weer hoofdpijn heeft.

Van TOEGEVING / CONCESSIE: hoewel, ofschoon, zelfs als, terwijl,...
- Hoewel ik al de hele dag pijn aan mijn voet heb, ga ik morgen toch wandelen.
- ik hou van jou, zelfs als je dit niet begrijpt.

Van DOEL: opdat
- Karel leest veel boeken, opdat hij mooie verhalen zou kunnen vertellen.
(alternatief: Karel leest veel om mooie verhalen te kunnen vertellen.)

Van VERGELIJKING: naarmate, alsof, zoals,...
- We zullen het wel leren naarmate we ouder en wijzer worden.

Van BEPERKING / RESTRICTIE: behalve dat, wat, betreft, ...
- Alles was voorzien, behalve dat het plotseling begon te stormen.
3. RELATIEVE BIJZIN
De bijzin begin met een relatief pronomen en heeft meer informatie over een deel van de hoofdzin.
VOEGWOORDEN: ‘die/dat’, ‘wie/wat’, ‘voorzetsel + wie’ (personen), ‘waar + voorzetsel’ (objecten)
A. Antecedent is een de-woord  DIE
-
De jongen, die morgen jarig is, woont in Leuven
-
De deur, die mijn man groen heeft geverfd, is onze nieuwe voordeur.
B. Antecedent is een het-woord
 DAT
-
Het meisje, dat mijn paper heeft nagelezen, is veel slimmer dan mij.
-
Het boek, dat ik gisteren heb gelezen, is door Dimitri Verhulst geschreven.
C. Antecedent is een persoon + het werkwoord heeft een vast voorzetsel  VOORZETSEL + WIE
-
Zij is de vrouw van wie hij heel veel houdt.
-
Dit is de man met wie ze zojuist stonden te praten.
D. Antecedent is een object + het werkwoord heeft een vast voorzetsel  WAAR+ VOORZETSEL (1
WOORD!)
-
Dat is de film waarnaar ik gisteren heb gekeken.
-
Barbie is de pop waarmee ik vroeger heel graag speelde.
E. ALLE PERSONEN DIE  WIE
-
Wie morgen mee naar de bioscoop wil gaan, moet mij contacteren.
F. ALLE OBJECTEN DIE  WAT
-
Wat ze over hem beweren, zijn leugens.
Nederlandse Academie
02/2184707
B2
COMPLEXE ZIN
BIJKOMENDE INFORMATIE
TOEN ≠ WANNEER
-
toen: verleden tijd!
-
Wanneer: tegenwoordige tijd of toekomst!
-
gebruik je in een bijzin om te spreken over iets dat NIET ZEKER is!
-
Anne vraagt of jij naar de les komt.
-
Wim twijfelt of hij genoeg zal vermageren om model te kunnen worden.
-
Ik weet nog niet of Maria naar mijn verjaardagsfeestje komt.
OF
VERTALEND LIJSTJE
en (opsomming)
Et
Maar (tegenstelling)
Mais
Of (keuze)
Ou
Want (reden)
Car
Dus (gevolg, conclusie)
Donc
Zowel...als
Et....et
Hetzij....hetzij
Ou......ou
Noch... noch
Ni....ni
Ofwel.... ofwel
Ou bien.... ou bien
Als, wanneer + tegenwoordige tijd
Quand, lorsque
Toen + verleden tijd
Quand, lorsque
Nadat
Après que
Nu
Maintenant que
Sinds, sedert
Depuis qui
Telkens (als) (elke keer als)
Chaque fois que
Terwijl (op hetzelfde moment als)
Pendant que
Tot(dat) (tot het moment dat)
Jusqu’à ce que
Voor(dat) (voor het moment dat)
Avant que
Zodra (vanaf het moment dat)
Dès que
Nederlandse Academie
02/2184707
B2
COMPLEXE ZIN
Zolang
Tant que, aussi longtemps que
Aangezien
Vu que
Daar
Comme
Vermits
Puisque
Omdat
Parce que
Als/indien
Si
Mits/ op voorwaarde dat
À condition que
Tenzij / als niet
À moins que
Terwijl
Tandis que
Hoewel/ofschoon
Bien que, qouique
Zelfs als
Même si
Zodat
De sorte que
Doordat
À cause de
Opdat
Pour que, afin que
Alsof
Comme si
Naarmate
À mesure que
Zoals
Comme
Behalve dat
Sauf que
Wat...betreft
En ce qui concerne, quant à
Nederlandse Academie
02/2184707
B2