107 GESCHIEDENIS Intro 1 Tijd ___ / ___

Download Report

Transcript 107 GESCHIEDENIS Intro 1 Tijd ___ / ___

GESCHIEDENIS
Intro 1 Tijd
___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
1 Kleur met je fluostift over dat stuk van de tijdbalk dat we het ancien régime noemen.
Maak met een boogje duidelijk waar we de middeleeuwen situeren.
100
500
1000
1500
2000
2 Hier staan twee mogelijke jaartallen voor het begin van de middeleeuwen. Waarom vormen ze een mogelijk
begin?
mogelijk jaartal
waarom?
476
622
Welk van beide vind jij het meest aangewezen jaartal om de middeleeuwen te laten starten? Waarom?
3 Welk jaartal zijn we overeengekomen voor het einde van de middeleeuwen? Omwille van welke gebeurtenis?
4 Waarom was 1789 wel een echte breuklijn?
5 De naam middeleeuwen lijkt een tussentijd tussen twee belangrijke perioden. Welke twee?
Ervoor:
Erna:
6 De beeldvorming over de middeleeuwen kan positief of negatief zijn. Wat bedoelt men nu nog met
‘middeleeuwse toestanden’?
Toetsen
107
7 Procesevaluatie
a Heb ik thuis zelf op een tijdbalk geoefend? Kruis aan.
ja
neen
b Heb ik de teksten over de beeldvorming herlezen en dus ingeoefend? Kruis aan.
ja
neen
108
Toetsen
GESCHIEDENIS
Intro 2 Ruimte - oefening op het lezen van een historische kaart in de atlas
___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
1 Duid met een stippellijn de scheiding tussen het WRR en ORR aan.
2 Duid met een dikke rode lijn de limes van Rijn en Donau aan.
3 Arceer het gebied waar de Germanen aanwezig waren voor de val van Rome en maak een legende.
4 Kleur het gebied waar de Wisigoten zich vestigden na de val van Rome.
5 Vul op de juiste plaats in: Middellandse Zee (MZ), Noordzee (NZ), Zwarte Zee (ZZ) en Kaspische Zee (KZ).
N
W
O
Z
Romeinse Rijk
0
500
1000 km
Toetsen
109
110
Toetsen
GESCHIEDENIS
Intro 2 Ruimte ___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
Toen het West-Romeinse Rijk viel, dienden zich drie hoofdrolspelers aan in de ruimte rond het Mare Nostrum. Arceer in
drie kleuren de drie hoofdrolspelers van de vroege middeleeuwen rond de Middellandse Zee en maak een legende met
je drie kleuren.
N
Legende:
W
O
Z
0
500
1000 km
Toetsen
111
112
Toetsen
GESCHIEDENIS
Intro 3 Maatschappelijke domeinen - oefening op de structuurbegrippen
‘maatschappelijke domeinen’ en ‘continuïteit/discontinuïteit’
___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
1 In welk maatschappelijk domein horen de twee documenten thuis? Kruis aan.
 sociaal
 economisch
 politiek
 cultureel
oudheid
middeleeuwen
doc 1
Tijdens de regering van de Romeinse keizer Nerva
werd een preciese opvatting van de keizerlijke
macht, die onder de vorige keizers gegroeid was,
nog meer bevestigd.
De keizer bezat absolute macht. Met de tijd werd het
keizerschap losgekoppeld van de wet en werd de wil
van de keizer de wet zelf. De keizer moest instaan
voor de veiligheid van elke burger.
doc 2
Karel de Grote, een belangrijke middeleeuwse keizer uit de 8ste eeuw, schreef het volgende in een
brief aan de paus over zijn keizerlijke taak: ‘Onze
uiterlijke taak is, met de hulp van gods goedheid,
overal de heilige Kerk van Christus tegen aanvallen
van de heidenen en verwoestingen der ongelovigen
met de wapens te verdedigen. Onze innerlijke taak is
het geloof te versterken door de uitbreiding van het
katholieke geloof.’
Vrij vertaald naar: Jean-Pierre Martin, La Rome
ancienne, P.U.F., 1973.
Vertaald naar: Een brief van Karel de Grote aan paus
Leo III, 796.
2 Je las eerst een opvatting over het keizerschap uit de Romeinse oudheid en daarna las je wat een
vroegmiddeleeuwse keizer over zijn keizerschap schreef. Vind je dat er continuïteit of discontinuïteit
overheerst in de twee opvattingen? Waarom? Leg zo goed mogelijk uit in twee zinnen.
3 Procesevaluatie
Heb ik thuis de bronnen uit het leerwerkboek herlezen en zo de begrippen continuïteit en discontinuïteit
ingeoefend? Kruis aan.
ja, alle bronnen
ja, enkele bronnen
neen
Toetsen
113
114
Toetsen
GESCHIEDENIS
Intro 3 Historische kritiek - oefening op de structuurbegrippen ‘feiten’ en ‘meningen’
___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
1 Is de uitspraak een feit of een mening? Plaats een kruisje in de juiste kolom.
FEIT
a
Meisjes zijn flauwer dan jongens.
b
We hebben toffe leraars dit jaar, vooral de leraar geschiedenis
is supersympathiek!
c
De achterwand van onze klas is groen geschilderd.
d
De achterwand van onze klas heeft een mooie kleur.
e
Ik vind de sfeer in onze klas keigoed.
Mijn score =
MENING of
WAARDE-OORDEEL
/5
Toetsen
115
2 Is de uitspraak objectief of subjectief? Plaats een kruisje in de juiste kolom.
objectief: FEIT
1
Germanen namen belangrijke beslissingen in het Ding.
2
De Germaanse vrouwen werden gediscrimineerd omdat ze alleen voor het huishouden zorgden.
3
Na de val van Rome vestigden de Franken zich in onze streken.
4
Germanen waren achterlijk omdat ze in vele goden
geloofden.
5
Clovis liet zich dopen rond 500.
6
Clovis liet zich dopen uit eigenbelang.
7
Onder het bestuur van Clovis werd het Merovingische rijk uitgebreid.
8
De erfgenamen van Clovis vochten met elkaar om de beste
stukken grond.
9
Pepijn de Korte werd tot koning gezalfd.
10
Met Pepijn de Korte begon een nieuwe dynastie van
koningen, de Karolingische dynastie.
Mijn score =
116
Toetsen
/10
subjectief: MENING
of INTERPRETATIE
van de feiten
GESCHIEDENIS
Intro 4 Historische kritiek - oefening chronologisch rangschikken
___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
De volgende leesstukken hebben het over de gebeurtenissen binnen het Frankische rijk. Ze staan echter niet in de juiste
volgorde. Dat doe jij! Je oplossing komt in het kadertje onderaan. Daar hoef je dan enkel de letters van de tekstdeeltjes
in te plaatsen.
a De Noormannen teisteren het Frankische rijk, dat in drie delen verdeeld werd.
b In 732 verslaat de hofmeier Karel Martel zelfs de opdringende Arabieren bij Poitiers.
Belangrijk: na tien jaar oorlog komt het hele Frankische gebied onder zijn heerschappij!
c De Franken zijn een van de eerste stammen die het Romeinse Rijk binnenvallen.
Aanvankelijk zijn ze Romes bondgenoten. Met Rome bevechten ze zelfs de Hunnen.
d De hofmeier Pepijn de Korte wordt door de paus tot koning gekroond. De echte koning
verdwijnt in een klooster.
e Na Clovis’ dood moet het Frankische rijk onder zijn kinderen verdeeld worden. Dat geeft
aanleiding tot een oneindige reeks oorlogen.
f Karel de Grote wordt door de paus tot keizer gekroond.
g Oorlogen verzwakken de macht van de koningen in de 6de en 7de eeuw. De vorsten laten
de bestuurstaken over aan hun voornaamste ambtenaar: de major domus of hofmeier.
h De Frankische vorst Clovis vecht zijn hele leven lang om zijn rijk te vergroten. Bij zijn dood
omvat zijn rijk heel Gallië en het Rijndal. Bovendien bekeert hij zich tot het katholieke
geloof.
Dit is dan de juiste chronologische volgorde van de tekstdeeltjes:
Toetsen
117
118
Toetsen
GESCHIEDENIS
Intro 4 Historische kritiek - oefening op het lezen van bronnen___ / ___
naam: _________________________________________________________ nr.: ___________
klas: __________
datum: _______________________
Je leest de onderstaande documenten/bronnen aandachtig. Ze passen elk bij één van de tekstdeeltjes uit de vorige taak.
Vul de letter van het tekstdeeltje waarbij de bron hoort aan!
‘Childebert, zoon van Clovis, zond een bode naar zijn broer Clotarius en liet hem zeggen: “Onze moeder houdt de zonen van onze broer Clodomer bij zich. Ze wil dat ze koning worden. Kom vlug naar Parijs, opdat we kunnen beslissen
of hun haar afgesneden moet worden om ze te verlagen tot de stand van volksmensen of ze moeten gedood worden.
In dat geval zullen we het koninkrijk van onze broer in gelijke delen verdelen ...”’
Uit ‘Historia Francorum’ van Gregorius van Tours
Dit past bij tekstdeel
‘Buiten zijn titel genoot de koning nog slechts de voldoening op de troon te zetelen met zijn lange haren en zijn baard,
de schijn van het gezag te hebben, audiëntie te verlenen aan de gezanten van vreemde landen ...
Buiten de nutteloos geworden koningstitel en de karige inkomsten die de hofmeier hem naar willekeur verleende,
bezat de koning in eigendom slechts een enkel domein met een huis en enkele dienaars. Voor zijn verplaatsingen
gebruikte hij een ossenkar …’
Uit ‘Vita Karoli’ van Einhart
Dit past bij tekstdeel
Toetsen
119
120
Toetsen