Untitled - Politieacademie

Download Report

Transcript Untitled - Politieacademie

44.4.02
Schoen- en bandensporen
Inleiding:
Naast dactyloscopische sporen zijn de schoensporen en bandensporen
sporen die veel voorkomen. In tegenstelling tot de dacty-sporen zijn de
schoen- en bandensporen vaak zichtbare sporen. Toch bestaat een belangrijk deel van de schoensporen ook uit niet zichtbare (latente) sporen.
En ook bij de schoensporen geldt dat bruikbare kwaliteit van een latent
spoor vaak groter is dan die van een zichtbaar spoor.
De verschijningsvorm van schoen- en bandensporen is bij een groot publiek bekend en deze sporen worden hierom vaak door een ieder herkend
en gemakkelijk benoemd. Maar vaak is het toch moeilijk om in een spoor
een schoenspoor te herkennen. Volledige sporen zijn dan vaak wel goed
herkenbaar maar bij een klein fragment van een schoenspoor of bij een
glijspoor, een schuifspoor of een blokkeerspoor kan het herkennen van het
spoor, als zijnde een schoenspoor, erg moeilijk worden.
Bij een sporenonderzoek zal ook gericht naar schoen- of bandensporen
gezocht moeten worden. In de praktijk blijkt dat bij veel sporenonderzoeken schoensporen worden aangetroffen en dat deze sporen op velerlei
gebied kunnen bijdragen aan de oplossing van een zaak.
Het zoeken naar - en veiligstellen van schoensporen op een plaats delict
vergt inzicht, kennis van zaken en een bepaalde vaardigheid van de technisch rechercheur. Maar vooral de motivatie van de technisch rechercheur
voor het onderdeel schoensporen zal bepalend zijn voor het vinden van
(bruikbare) schoensporen.
Naast schoensporen kunnen ook sporen van (blote) voeten worden aangetroffen. Als zo'n voetspoor papilairlijnen vertoont, dan zal het spoor als
een dactyloscopisch spoor behandeld gaan worden. Maar ook sporen zonder papilairlijnen van b.v. een met een sok bedekte blote voet kunnen onder de noemer van schoensporen gebracht worden. Het is dan ook vollediger om te spreken van voet- en schoensporen.
Er bestaat echter wel een verkeerd woordgebruik n.l. als men spreekt over
voetsporen en daarmee de schoensporen bedoeld. Een technisch rechercheur zal deze verschillende termen dan ook goed moeten toepassen, zodat volledig duidelijk is waarover hij/zij praat.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-1-
Verschijningsvormen
Schoen- en bandensporen komen als twee verschillende vormen voor.
Namelijk als een indruk of een afdruk. Deze verschijningsvormen zijn
wezenlijk verschillend en de benamingen moeten door de technisch
rechercheur ook altijd juist gebruikt worden.
Indrukken: Ontstaan door druk ten gevolgen van (lichaams)gewicht van
de schoenzolen in een vervormbare ondergrond.
(3-dimensionaal)
Afdrukken: Ontstaan door overdracht van stoffen zoals stof, bloed, verf
vet of zand van de schoenzool op een harde ondergrond.
(2-dimensionaal)
Ook een combinatie van deze verschijningsvormen kan voorkomen als
bijvoorbeeld een schoenzool met stof op een plaat polystyreenschuim
(tempex) een spoor veroorzaakt.
Fig. 1. Drie-dimensionaal Indrukspoor in grond
Fig. 2. Twee-dimensionaal afdrukspoor
Verder kunnen schoensporen als een zichtbaar spoor of als een latent
spoor voorkomen. Natuurlijk zullen de schoenzoolindrukken in principe
altijd een zichtbaar spoor zijn en nooit latent en zullen schoenzoolafdrukken
een zichtbaar spoor of een latent spoor zijn.
Criminalistische waarde:
Onder de criminalistische waarde van sporen wordt verstaan de waarde die
het spoor kan hebben voor de oplossing van bijvoorbeeld een inbraak. Dus,
welke bijdrage kan een aangetroffen schoenspoor nu aan de oplossing van
de inbraak leveren. Die bijdrage is verschillend en kan als volgt worden
onderverdeeld:
•
•
•
Reconstructiewaarde
Coördinatiewaarde
Identificatiewaarde
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-2-
Reconstructiewaarde:
Schoen- en voetsporen zijn voor het sporenonderzoek van groot belang.
Zijn kunnen gegevens genereren die een rol kunnen spelen in de vaststelling van b.v. de Modus Operandi van de dader(s). Hiermee wordt dan
inzicht gegeven in het gepleegde misdrijf wat uiteindelijk mede kan bijdragen tot het oplossen van het misdrijf. Omdat niet alle schoensporen direct
zichtbaar zijn, kan deze reconstructiewaarde niet door een ieder juist en
volledig geïnterpreteerd worden. Het is één van de hoofdtaken van een
technisch rechercheur om de sporen van een misdrijf te vinden en te interpreteren. Alle sporen, maar schoensporen in het bijzonder, lenen zich bijzonder goed voor de reconstructie van een zaak.
Het zijn de bekende "stille getuigen". Deze liegen nooit, maar moeten wel
juist geïnterpreteerd worden en daar zit nu vaak de moeilijkheid.
Niet alle schoensporen, die bij een inbraak worden aangetroffen kunnen
bijdragen aan de reconstructie van het feit. Van elk spoor moet een directe
relatie tot het gepleegde feit worden vastgesteld. Is zo'n directe relatie
aanwijsbaar, dan wordt dit spoor een zogenaamd " dader spoor " genoemd.
Is die relatie niet vast te stellen dan is dit schoenspoor een zogenaamd
" niet betrouwbaar spoor " geworden en kan vooralsnog niet voor de reconstructie van het feit gebruikt worden. Mogelijk is vast te stellen of zo'n
schoenspoor van een getuige afkomstig is, zodat dit schoenspoor met zekerheid ter zijde kan worden geschoven. Zo niet dan blijft het altijd onzeker
of het spoor een "daderspoor" is, of niet en zullen van dit spoor afgeleide
conclusies of verder ingestelde onderzoeken altijd in hoge mate onbetrouwbaar blijven. Voor het totaalbeeld van de zaak kan een getuige spoor
wel waardevol zijn. Waar stond de getuige, wat was zichtbaar voor de getuige?
Aangetroffen schoensporen kunnen informatie geven over:
•
•
•
•
•
•
•
•
Het aantal personen.
De plaats waar iemand geweest is.
De richting waarin men gelopen heeft.
De volgorde van ontstaan (wie was eerder of later).
De snelheid van voortbewegen.
Afwijkingen in de loop.
Meegenomen voorwerpen.
De onderlinge relatie of samenhang tussen sporen.
Het aantal personen dat op de Plaats Delict is geweest:
Hierbij moet men niet alleen denken aan schoensporen die een verschillend profiel hebben, waardoor met zekerheid kan worden vastgesteld
dat meerdere personen op de Plaats Delict hebben vertoefd, maar ook de
maatvoering kan een indicatie geven over het aantal personen dat ten minste op de Plaats Delict zijn geweest. Schoensporen met hetzelfde profiel,
die op verschillende plaatsen worden aangetroffen, moeten dan ook altijd
worden opgemeten om de lengte van deze individuele sporen te bepalen.
Hierbij kan dan worden vastgesteld dat schoensporen weliswaar een gelijk
profiel hebben maar dat de lengte (en dus de schoenmaat) verschillend is,
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-3-
hetgeen kan betekenen dat de sporen van meer dan één persoon afkomstig zijn geweest. Het is zeker niet denkbeeldig dat meerdere personen, die
op een Plaats Delict zijn geweest, allemaal al dan niet opzettelijk, schoenen
met een gelijk profiel hebben gedragen.
Maar het simpele feit dat bij een inbraak twee verschillende soorten
schoensporen worden aangetroffen, die in directe relatie tot de inbraak
kunnen worden gebracht, betekent dat de inbraak door ten minste twee
daders gepleegd is.
De plaats waar iemand precies geweest is:
Over (schoen)sporen wordt wel eens het volgende gezegd:
" De afwezigheid van bewijs is niet het bewijs van afwezigheid ".
Hetgeen betekent dat het ontbreken van (schoen)sporen op een bepaalde
plaats geen zekerheid geeft dat iemand op die plaats niet geweest is. Het
aantreffen van (schoen)sporen op een bepaalde plaats geeft echter wel de
zekerheid dat iemand op die bepaalde plaats is geweest.
Als bij een inbraak twee verschillende schoensporen worden aangetroffen
en één spoor wordt alleen buiten gevonden en het andere spoor zowel buiten als binnen in de woning, dan zou het kunnen zijn dat één dader alleen
buiten is geweest en bijvoorbeeld op de uitkijk heeft gestaan terwijl de andere dader alleen naar binnen is geweest. Maar het kan ook betekenen dat
van de tweede dader binnen in de woning geen schoensporen zijn achtergebleven. (of dat deze niet zijn gevonden)
Het niet aantreffen van schoensporen op een plaats of op een ondergrond
waar met zekerheid schoensporen zouden zijn ontstaan, als iemand daar
gelopen zou hebben, kan wel bijdragen aan de uitsluiting van een bepaalde
mogelijkheid bij het opstellen van een hypothese.
De (loop)richting van de veroorzaker van het schoenspoor:
Van schoensporen kan vaak worden vastgesteld wat de voor- of de
achterzijde is. Dit kan aan de hand van de vorm van het spoor, de
aanwezigheid van een hak en soms aan de hand van de profilering.
Aan de hand van een schoenspoor kan dan worden bepaald of de
veroorzaker van het spoor naar de Plaats Delict toe of van de Plaats Delict
af gelopen heeft.
Schoensporen naar de Plaats Delict toe worden ook wel ingaande sporen
genoemd en sporen van de Plaats Delict af worden ook wel uitgaande
sporen genoemd.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-4-
De volgorde van gebeurtenissen:
Schoenzoolindrukken en indrukken van een band kunnen, als zij over elkaar heen geplaatst zijn iets vertellen over de volgorde van plaatsing en
dus hiermee de volgorde van gebeurtenissen. Het is van deze over elkaar
heen geplaatste sporen vaak te zeggen welk spoor het eerst werd geplaatst. Hiermee is meteen een volgorde in de tijd van het ontstaan van
deze sporen bepaald. Hoeveel tijd hier tussen heeft gezeten kan niet bepaald worden, maar wel de volgorde van (eventueel herleide) gebeurtenissen.
Een schoenspoor dat wordt aangetroffen over een autobandspoor heen,
geeft voor het bepalen van de volgorde van gebeurtenissen de zekerheid
dat het bandenspoor (dus de auto) eerder op die plaats is geweest dan het
schoenspoor. (Dus de persoon) Een zeer nauwkeurige observatie en interpretatie van deze sporen is van groot belang. Het eerst geplaatste spoor
kan de vervormbare ondergrond zodanig hebben verdicht dat het tweede
spoor voor een bepaald gedeelte als het ware op een niet vervormbare
ondergrond is geplaatst. Dit levert soms zodanige sporen op, die op het
eerste gezicht een tegenovergestelde conclusie zou rechtvaardigen. Alleen
erg nauwkeurig onderzoek kan hier uitsluitsel over geven en soms is het
zelf plaatsen van proefsporen een mogelijkheid om een juiste conclusie op
te trekken.
De snelheid van voortbewegen:
Om bij aangetroffen schoensporen de snelheid van voortbewegen vast te
stellen, zijn drie factoren van belang. Deze factoren vertellen alleen iets in
de algemene zin over de snelheid van voortbewegen en er zijn op deze
factoren vaak uitzonderingen. In de eerste plaats is dat de pasafstand, in
de tweede plaats is het de diepte van een eventueel indrukspoor en in de
derde plaats is dat het gedeelte van de schoen dat het spoor veroorzaakt.
De pasafstand is de afstand tussen een opéénvolgende indruk/afdruk van
achterzijde van de hak van het ene schoen en de indruk/afdruk van de achterzijde van de hak van de andere schoen. Voor mannen bedraagt de pasafstand bij normaal wandelen tussen de 70 en 80 cm. Voor vrouwen bedraagt de pasafstand bij normaal wandelen tussen de 60 en 70 cm. Naar
mate de snelheid van lopen toeneemt, zal de pasafstand vergroten.
Door een steeds hogere loopsnelheid zal de kracht, waarmee de schoen
op de grond komt en waarmee wordt afgezet, steeds groter worden. Hierdoor zal een indrukspoor steeds dieper worden en bij een bepaalde snelheid zal zelfs aarde worden opgeworpen door de schoen.
Bij hogere loopsnelheden kan ook een derde factor optreden, n.l. dat niet
altijd meer de gehele schoenzool in contact kan komen met de ondergrond.
Bij het verhogen van de loopsnelheid (versnelling c.q. een korte sprint) zal
het schoenspoor grotendeels door de voorzool van de schoen veroorzaakt
worden. De voorzijde van de schoen zal dus nadrukkelijker worden ingedrukt / afgedrukt en in sommige gevallen kan de indruk/afdruk van de hak
minder worden. Dit wordt echter sterk individueel bepaald. De lichaamsbouw, het man of vrouw zijn e.d. bepalen dit in sterke mate.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-5-
Afwijkingen:
Het aan de hand van schoensporen opmerken of vaststellen van (lichamelijke) afwijkingen van de voeten of benen van de persoon die de sporen
veroorzaakt heeft, is in de praktijk moeilijk. Het vaststellen van een blijvende afwijking in de stand van de voeten, zoals extreem naar binnen of naar
buiten gekeerd, het nadrukkelijk lopen op de hak of de zijkant van de voet,
is het werkterrein van de deskundige. Daarnaast is hiervoor een veelvoud
van opéénvolgende schoensporen nodig, een zogenaamd gangspoor. Het
nauwkeurig vastleggen van een gangspoor d.m.v. inmeten is wel het werkterrein van de technisch rechercheur.
Meegenomen voorwerpen:
Het meevoeren van voorwerpen kan het eenvoudigst worden vastgesteld
als er van dat voorwerp sporen worden aangetroffen in de directe nabijheid
of in directe relatie met de schoensporen. Bijvoorbeeld een fietsbandenspoor dat naast een gangspoor wordt aangetroffen of indrukken van b.v.
een emmer of een tas die naast een schoenspoor worden aangetroffen.
Ook kan het meevoeren van voorwerpen mogelijk worden afgeleid aan de
hand van een ondiep ingaand schoenspoor en een veel dieper uitgaand
schoenspoor in gelijke ondergrond. Dit verschil in diepte van de schoensporen kan dan zijn ontstaan door het tillen van bijvoorbeeld een zwaar
voorwerp of een persoon.
De onderlinge relatie of samenhang tussen sporen:
Het aantreffen van schoensporen op een bepaalde plaats kan een sterke
aanwijzing zijn op de aanwezigheid van mogelijke andere sporen.
Als bijvoorbeeld bij een sporenonderzoek na een inbraak een schoenspoor
in een hoopje zand onder een raam van de woning wordt aangetroffen,
betekent dat, dat daar iemand gestaan heeft. Ook al heeft het schoenspoor misschien geen bruikbare kwaliteit, dan moet de technisch rechercheur toch dit spoor gebruiken om andere sporen te vinden. De technisch
rechercheur moet (re)constructief denken en moet niet alleen het schoenspoor waarnemen, maar meteen bij zich zelf de vraag stellen;
"Wat betekent het nu dat dit schoenspoor daar wordt aangetroffen" ?
Een antwoord op deze vraag kan zijn dat de dader het raam heeft geprobeerd open te breken, dus kunnen er werktuigsporen gevonden worden. Of
dat de dader door het raam naar binnen heeft gekeken of aan het raam
heeft geluisterd. Dan moet gezocht gaan worden naar dactyloscopische
sporen of oorafdrukken.
Schoensporen kunnen in belangrijke mate bijdragen aan het leggen van
relaties tussen verschillende gebeurtenissen of tussen verschillende sporen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-6-
Coördinatiewaarde:
Onder de coördinatiewaarde van schoensporen wordt verstaan de opsporingswaarde die schoensporen hebben bij het vaststellen van onderlinge
overeenkomsten tussen verschillende misdrijven.
Het aantreffen van een schoenspoor met gelijksoortige profilering en afmetingen bij inbraak A en bij inbraak B kan er op duiden dat mogelijk dezelfde
dader deze inbraken gepleegd heeft. Van belang is hier natuurlijk wel of het
schoenprofiel een zeer algemene profilering heeft of dat het een minder
vaak voorkomende profilering heeft. Een combinatie van twee verschillende
schoensporen, die bij twee verschillende inbraken worden aangetroffen, zal
een beduidend hogere coördinatiewaarde opleveren dan slechts één overeenkomstig schoenspoor. Bij seriematige inbraken zullen naast feiten en
omstandigheden de schoensporen vaak de meest belangrijke coördinatiewaarde opleveren. Van de sporen zijn het de schoensporen, de werktuigsporen en soms handschoensporen die veel coördinatiewaarden bezitten
en soms zal het een combinatie van verschillende soorten sporen zijn die
een hoge coördinatiewaarde kunnen opleveren.
Identificatiewaarde:
Door middel van een vergelijkend schoenonderzoek kan vastgesteld worden of een aangetroffen schoenspoor veroorzaakt is met een bepaalde
schoen. In sommige gevallen kan dit met zekerheid (gebaseerd op praktische ervaring) worden vastgesteld. In tegenstelling met de dactyloscopie
en de DNA-sporen wordt met een schoenidentificatie het spoor niet terug
gebracht op een persoon maar op een voorwerp, de schoen in dit geval.
Binnen het technische recherchewerk is het vergelijkend schoen- en bandenonderzoek een aangewezen deskundigheidsgebied waarvoor een
technisch rechercheur opgeleid kan worden.
Om tot een identificatie te komen zal naar alle overeenkomsten die tussen
een schoenspoor en een schoen bestaan, gezocht moeten worden. Dit
varieert van de meest basale overeenkomsten tot zeer gedetailleerde overeenkomsten. Ook moet gezocht worden naar verschillen. Verschilpunten
zullen verklaard moeten worden. Blijven er onverklaarbare verschilpunten
aanwezig, dan kan het spoor niet geïdentificeerd worden of er wordt vastgesteld dat een andere schoen het spoor veroorzaakt moet hebben.
Gegevens van een schoenspoor die vastgelegd moeten worden voor een
classificatie en voor een eventuele toekomstig vergelijkend onderzoek zijn:
•
•
•
•
•
•
het merk
het model
de profilering
de afmetingen
de schoenmaat
onregelmatigheden
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-7-
Het merk van de schoen:
Het vaststellen van het merk van de schoen die het spoor veroorzaakt
heeft, heeft technische maar vooral ook tactische opsporingswaarde. Maar
het vaststellen van het merk met slechts een deel van een schoenspoor is
vaak niet mogelijk. Zelfs als men de schoen zelf in de handen heeft, is het
merk niet altijd te bepalen omdat een merkaanduiding niet (meer) op de
schoen aanwezig is. Ook kunnen schoenen met gelijksoortige profilering
onder verschillende merknamen voorkomen.
Van een schoenspoor is alleen een merk vast te stellen als in het spoor
duidelijk de merknaam of het geregistreerde merk-logo zichtbaar is. Ontbreekt dit, dan kan geen merk bepaald worden. Het gissen (gokken) van
een schoenmerk die later fout blijkt, kan sterk negatief werken op de sturing van een onderzoek en moet dus nooit gebeuren.
Bijvoorbeeld vermelden dat de profilering van het schoenspoor overeenkomst vertoont met de profilering van een schoen van het merk XXX, kan
natuurlijk wel.
Het model van de schoen:
Met het model van een schoen kunnen twee verschillende dingen bedoeld
worden. In de eerste plaats kan de benoeming van het model van de
schoen een onderscheid in schoenen opleveren tussen b.v. een herenschoen of een damesschoen, of b.v. een schoen met een verhoogde hak of
een schoen zonder hak. (Doorlopende zool) Maar ook wordt onderscheid
gemaakt tussen een sportschoen, wandelschoen, laars, cowboylaars,
pumps of klompen.
Een andere betekenis van het model van een schoen is dat van een bepaald merk schoenen er verschillende modellen worden gemaakt. Bijvoorbeeld van het merk Adidas is er een model dat de naam Cross-trainer
heeft. Het komt zelfs voor dat van een merk nog een verdere verdeling van
de modellijn bestaat. Bijvoorbeeld het merk Nike modellijn Air, type Traditional of Max.
Profilering:
Voor de benoeming van de profilering van schoenzolen zijn verschillende
classificatiesystemen beschikbaar. Deze classificatiesystemen zijn gemaakt voor handmatige of gecomputeriseerde opslagsystemen en zijn voor
wat betreft de benaming gebaseerd op benoeming van de verschillende
geometrische figuren die in de profilering voorkomt.
Een bekend computersysteem dat gebruik maakt van een classificatiesysteem voor schoenzoolprofileringen is TRIS (Technische Recherche Informatie Systeem) In dit systeem kunnen alle soorten sporen worden opgeslagen, geclassificeerd en van een afbeelding worden voorzien. In TRIS
worden schoenzoolprofileringen naast hoofdgroepen ook in sub-groepen
onderverdeeld. Ook bestaan er verschillende schoenzool referentiebestanden. Hierin zijn (zoekbaar) afbeeldingen van schoenzool profileringen opgenomen (TRIS / SICAR)
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
-8-
De schoenzoolprofilering classificatie in TRIS is als volgt opgebouwd:
Onderverdeling in:
A. zonder profilering
B. met profilering
Onderverdeling A:
1. Glad
2. Crêpe
Onderverdeling B:
1.
2.
3.
4.
5.
Golf
Ribbels
Tekst
Driehoek
Vierkant
- (aanwezig: ja / nee)
- (aanwezig: ja / nee)
- (letterlijke omschrijving v/d tekst)
- (gelijkbenig, ongelijkbenig, open figuur, in netwerk)
- (vierkant, rechthoek, ruit / parallellogram, open
figuur, in netwerk, onregelmatig / samengesteld)
6. Veelhoek
- (regelmatige vijfhoek, onregelmatige vijfhoek,
in netwerk open figuur, ongedefinieerd figuur)
7. Zig-Zag
- (hoek <90 °, =90 °, >90 °)
8. Sergeant streep - (hoek <90 °, =90 °, >90 °)
9. Ronde figuren
- (cirkel, cirkel-deel, ovaal, stippen, open figuur)
10. Overige figuren - (logo, noppen, tapse blok, tekst)
Ook in de sporenmodule (A18) van het Bedrijfs-Processen-Systeem (BPS)
is voor de profilering van de schoensporen een onderverdeling. Dit is een
verdeling op enkel de hoofdgroepen waarbij per spoor slechts één codering
ingevoerd kan worden. Deze classificatie is vrij door de regio te bepalen en
kan per regio verschillen. Een indeling kan er als volgt uitzien:
1. Blok
2. Combinatie
3. Crêpe
4. Glad
5. Golf
6. Noppen
7. Overige
8. Ribbels
9. Rondje
10. Ruit
11. Sokken
12. Vierkant
13. Zig-Zag
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
Fig. 3.
Schoenzool
profilering van
een schoen van
het merk Nike.
-9-
De afmetingen:
Aan een schoenspoor kunnen verschillende metingen verricht worden. Met
deze afmetingen kan het schoenspoor verder geclassificeerd worden. Wel
moet altijd rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat met het
meten het spoor kan beschadigen. In principe wordt de meting verricht met
een rolmaat en wordt de meeting afgerond op millimeters. Het vaststellen
van de totale lengte van een schoenspoor is de meest belangrijke maar er
zijn meer vaste meetpunten aan een schoenspoor. De meetpunten zijn:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
De lengte van de zool
De lengte van de hak
De lengte van het geleng
De totale lengte
De breedte van de zool
De breedte van de hak
Fig. 4. Metingen aan een schoenzool
De schoenmaat:
Tussen de afmetingen van een schoenspoor en de schoenmaat van de
schoen die dat spoor veroorzaakt heeft, bestaat een relatie. De schoenmaat is van de lengte van het schoenspoor af te leiden. Toch moet hierbij
de nodige voorzichtigheid worden betracht. Vaak zijn er (veel) onbekende
variabelen die het niet mogelijk maken om met zekerheid de schoenmaat
d.m.v. metingen aan het schoenspoor vast te stellen. Het geniet dan de
voorkeur om alleen de exacte afmetingen van het schoenspoor te vermelden.
Soms is in het schoenspoor een schoenmaat aanduiding aanwezig. Als dat
het geval is kan met zekerheid worden aangenomen wat de schoenmaat
van de schoen die het spoor veroorzaakt heeft is geweest.
Maar als de schoenmaataanduiding niet in het spoor zichtbaar wil men
soms toch graag een indicatie van de schoenmaat hebben. Hiervoor is enig
inzicht in de verschillende schoenmaatsystemen noodzakelijk.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 10 -
Schoenmaatsystemen:
Schoenmaatsystemen zijn gebaseerd op de inwendige maatvoering van de
schoen of op de lengte van de voet die in die schoen moet passen.
Voor de maatvoering van schoenen worden in Nederland verschillende
maatsystemen gehanteerd. De meest bekende is het Europese (Franse)
maatsysteem. Hier worden schoenmaten aangeduid met b.v. maat 41 –
41½ – 42.
Naast het Europese maatsysteem wordt tegenwoordig ook vaak het Amerikaanse of het Engelse maatsysteem gehanteerd. Hier worden schoenmaten aangeduid met b.v. maat 7½ - 8 – 8½ . Ondanks dat de cijferaanduiding
van het Amerikaanse en Engelse systeem gelijk is, verschillen deze systemen onderling een ½ maat. US 8 = UK 7½ . Ook hanteert het Amerikaanse systeem voor de damesschoenen een afwijkend nulpunt.
Verder bestaat er nog het Mondopoint systeem en de Japanse schoenmaten. Meer informatie over schoenmaatsystemen is te vinden in de bijlage
"Schoenmaatsystemen". Om schoenmaatsystemen eenvoudig onderling te
vergelijken kan b.v. onderstaande vergelijkingstabel gebruikt worden.
Fig.5. Vergelijkingstabel schoenmaatsystemen.
De relatie lengte schoenspoor < -- > schoenmaat
Als de lengte van een schoenspoor is bepaald, kan men tot een redelijke
schatting van de schoenmaat van de schoen die het spoor heeft veroorzaakt komen. Daarbij zijn de volgende variabele punten van belang.
1. Tijdens het lopen wordt de voet en dus de schoenzool afgewikkeld. Dat
betekent dat een schoenspoor in het zand bijna altijd iets langer zal zijn
dan de gemeten lengte van de buitenzool.
2. De afmetingen van een buitenzool zijn altijd groter dan de afmetingen
Van de binnenzool.
3. In verband met de afwikkelruimte die een voet in een schoen nodig
heeft, zal de lengte van de voet kleiner zijn dan de lengte van de binnenzool.
4. Bij verschillende soorten schoenen kan de rand rond de schoenzool in
breedte variëren. Dit wordt bepaald door het model en/of de fabricagetechniek. Hierdoor zal een relatief langere buitenzool kunnen ontstaan.
Omgekeerd zal bij een damesschoen met hoge hak en bij een cowboylaars het schoenspoor doorgaans veel kleiner zijn dan de lengte van
de schoen. Dit door de bijzondere vorm van de teruglopende hak.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 11 -
Het Europese schoenmaatsysteem is gebaseerd is op de lengte van de
binnenzool, dus een omrekening van de lengte van het schoenspoor naar
een schoenmaat zal dus niet rechtstreeks gedaan kunnen worden. Deze is
afhankelijk van de lengtevariaties die genoemd zijn onder de punten 1, 2,
3 en 4.
De relatie tussen de lengte van de zool en de Europese schoenmaat verhoudt zich als 1 : 1,5. Als we in een berekening uitgaan van de lengte van
een schoenspoor van bijvoorbeeld 30 cm, dan zou dit een fictieve schoenmaat geven van 1,5 x 30 = 45. Dit is echter niet juist.
Uit de praktijk is gebleken dat voor een juiste uitkomst doorgaans een kleinere schoenmaat moet worden aangehouden dan 1½ x de lengte van het
spoor. Het zal ongeveer 2 schoenmaten lager uitkomen. In het voorbeeld
zal dan de werkelijke schoenmaat waarschijnlijk 43 zijn. De aftrek van het
aantal schoenmaten kan variëren van 1½ tot 3 schoenmaten. De hoeveelheid van de aftrek wordt bepaald door een inschatting die gemaakt moet
worden met de genoemde variabele punten 1,2, 3 en 4.
Franse schoenmaat = 1 ½ x lengte schoenspoor
–
2 * schoenmaten.
* De aftrek van het aantal schoenmaten kan variëren van 1½ tot 3 schoenmaten.
Wanneer de Europese maat bekend is, kan aan de hand van de vergelijkingstabel worden vastgesteld wat de meest waarschijnlijke maat van de
schoen is in een ander systeem. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met het feit dat een aantal fabrikanten het niet zo nauw neemt met
de maatvoering en de aanduidingen in of op de schoenen.
Onregelmatigheden:
Om vast te stellen of een schoenspoor door een bepaalde schoen is veroorzaakt zal dus door de Dekundige-A schoenen en banden een vergelijkend onderzoek ingesteld moeten worden. Deze deskundige maakt hierbij
o.a. gebruik van onregelmatigheden, beschadigingen en het fabricageproces van de schoen(zool.) Er wordt gezocht naar overeenkomsten tussen de
schoenzool en het schoenspoor. Het is van belang om bij schoenzolen en
schoensporen de juiste termen te gebruiken.
•
Bij schoensporen word gesproken over onregelmatigheden.
•
Bij schoenzolen word gesproken over beschadigingen.
In een schoenspoor kunnen onregelmatigheden aanwezig zijn. Deze onregelmatigheden kunnen veroorzaakt zijn door beschadigingen in de schoenzool. De term typica wordt hier niet (meer) gebruikt!
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 12 -
De beschadigingen in een schoenzool kunnen ontstaan zijn door het gebruik van de schoen maar ook door of bij de fabricage. Beschadigingen
door fabricage kunnen in alle geproduceerde schoenen voorkomen of bij
een aantal geproduceerde schoenen en in sommige gevallen slechts bij
één schoenzool. Deze beschadigingen kunnen onderling aan elkaar gelijk
zijn maar kunnen ook verschillen. De karakteristieke waarde van beschadigingen is variabel, o.a. ten gevolge van grootte en vorm-complexiteit. Natuurlijk wordt de plaats van de beschadigingen ook meegenomen in het
vergelijkend onderzoek.
Na het vergelijkend onderzoek zal de deskundige in een conclusie de
waarde van het bewijs moeten aangeven. Er wordt altijd geconcludeerd in
welke mate het juist is dat met die schoen het betreffende spoor veroorzaakt is. Hierbij wordt een conclusiereeks gehanteerd die als volgt is opgebouwd.
Zekerheid (gebaseerd op praktische ervaring)
Zeer waarschijnlijk
Bevestigend
Waarschijnlijk
Mogelijk
De vraag blijft open
Ontkennend
Niet vastgesteld
Mogelijk niet (of niet aannemelijk)
Waarschijnlijk niet
Niet
Deze reeks dient als richtlijn voor het vergelijkend schoen- en banden onderzoek. Vanwege de grote mate van complexiteit, die bij het vaststellen
van een conclusie graad altijd aanwezig is, is deze reeks niet alomvattend
maar kan in de meeste gevallen als uitgangspunt worden toegepast.
Deze methode van vergelijkend schoenonderzoek wordt ook gebruikt bij
vergelijkend bandonderzoek.
Schoen – Voet onderzoek
Door het Nederlands Forensisch Instituut (N.F.I.) te Rijswijk kan een vergelijkend onderzoek worden ingesteld tussen een voet en indrukken van een
voet die in de binnenzool van een schoen aanwezig zijn. Na enkele uren
dragen van een schoen ontstaat er indruk- en afdruksporen van de voet
in / op de binnenzool. Vorm en drukpunten worden bij dit vergelijkend onderzoek gebruikt. Met dit onderzoek kan worden vastgesteld of iemand de
betreffende schoen (ooit) heeft gedragen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 13 -
Bandensporen:
Net zoals bij schoensporen wordt bij bandensporen onderscheid gemaakt
tussen indruksporen en afdruksporen. Hiervoor geldt dezelfde definitie. Uit
aangetroffen bandensporen kunnen verschillende zaken worden opgemaakt. Verschillende soorten voertuigen hebben banden die elk vaak hun
"eigen" vormen en afmetingen hebben. Ook de veroorzaakte sporen hebben hun vaak eigen kenmerken. Vaak is goed vast te stellen welk soort
voertuig de bandensporen heeft veroorzaakt. Maar natuurlijk zijn er ook
overgangsvormen. Sporen van een fietsband zijn goed herkenbaar maar
het wordt moeilijker om onderscheid te maken tussen mountainbike banden
en (cross)bromfiets banden. Ook autobandsporen zijn vaak duidelijk herkenbaar, maar zijn ze het nu afkomstig van een personenauto, bestelbusje
of (kleine) vrachtwagen of misschien van een aanhanger.
De sporen van een autoband worden door het loopvlak van de band veroorzaakt. (zie fig. 10.) Hieruit is de bandbreedte te bepalen. De maten van
autobanden zijn genormaliseerd en de bandbreedte is vanuit het spoor bij
benadering te berekenen. Er bestaan diagonaalbanden en radiaalbanden.
De banden die vroeger op voertuigen waren gemonteerd, waren zonder
uitzondering van het type diagonaalband, men noemde ze "ballonbanden.
Fig. 6. Opbouw en doorsnede
van een Diagonaalband.
Fig. 7. Opbouw en doorsnede
Van een Radiaalband
De koordlagen in die ballonbanden waren diagonaal geplaatst, vandaar de
naam diagonaalband. In de veertiger jaren ontwikkelde men een band die
radiaal van opbouw was. De koordlagen waren niet meer diagonaal gemonteerd, maar radiaal, dus meer haaks op het loopvlak. Het voordeel is
een zachtere zijwand. Onder het loopvlak wordt een diagonale gordel gelegd, waardoor het loopvlak stijf blijft. Daardoor werd het mogelijk om een
band te produceren met een stijf loopvlak en zachte zijwangen. Door deze
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 14 -
constructie werd het weggedrag van de band aanzienlijk verbeterd. Tegenwoordig worden vrijwel uitsluitend radiaalbanden gemonteerd. Op klassieke auto's, aanhangwagens en caravans komt men nog wel eens
diagonaalbanden tegen, maar deze worden alleen nog voor de vervangingsmarkt geleverd.
Dwarse
profielgroef
loopvlak
DoorProfiel lopende Profielgat
Schouder
Blok profielrib
Proefiel
groeven
Loopvlak
onderlaag
Karkas
Opvulling
Hieldraad
Binnen
Rubber
laag Profiel
groef
Hiel
zone
zijwang
Koord
lagen
Stabiliseringslagen /
Gordel
Omslag
van het
karkas
Fig. 8. Benaming onderdelen van een autoband.
De maatvoering van de diagonaalband bestaat uit een aanduiding voor de
hoogte en de breedte van de band, in combinatie met een aanduiding van
de diameter van de velg. Aangezien bij dit type banden de hoogte-breedte
verhouding 100% was, volstond men met één getal voor deze maten. Deze
maten zijn in inches. Voorbeeld: 5.90 - 15. Dit betekent een band voor een
15 inch velg met een hoogte en breedte van 5,9 inch.
Voor de radiaalband werd gekozen voor een getal in millimeters voor de
breedte van de band, gecombineerd met een verhoudingsgetal voor de
hoogte/ breedteverhouding en een velgmaat in inches.
Een maataanduiding van een radiaal autoband kan b.v. de aanduiding
hebben 155 / 70 SR 13. Het getal 13 heeft betrekking op de velgmaat.
(13 inch) De letter S geeft de snelheidscategorie aan en de letter R geeft
aan dat het een radiaalband is. Het getal 155 is de breedte van de band in
millimeters en het getal 70 is de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de band. (Dus de hoogte van de band is 70 % van de breedte) De
breedte is de maat over de zijwangen (zie fig. 10) van de band en is per
definitie breder dan het loopvlak van de band. Gebaseerd op ervaring is het
verschil in breedte tussen het loopvlak en de maataanduiding van de band-
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 15 -
breedte ongeveer 2 centimeter. Dit kan variëren afhankelijk van het type
band. Met name de hoogte van de band is hier bepalend.
Op een autoband staan meer gegevens vermeld dan alleen de bandenmaat. Andere gegevens zijn o.a. merk, model, type (R = radiaal / D = diagonaal), maximale snelheid, maximale druk, maximale belasting, goedkeuringsmerken (EU en USA), code voor productie datum.
Fig. 9. aanduiding hoogte – breedte verhouding van een autoband. Standaard is 70 %. (70 serie).
Om nu aan de hand van een opgemeten spoorbreedte de bandbreedte te
bepalen moet bij de opgemeten breedte van het spoor (het loopvlak) 2 centimeter opgeteld worden.
Bandbreedte autoband = opgemeten breedte v/h bandenspoor + 2 * centimeter
*Het aantal centimeters kan variëren afhankelijk van het type van de autoband en
de aard van de ondergrond
Bandbreedte
Loopvlak
Bandhoogte
Fig. 10 maatvoeringen en benamingen van een autoband.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 16 -
Als reconstructiewaarde kunnen uit autobandsporen veelal de volgende
zaken worden vastgesteld.
•
Richting van beweging
Uit welke richting kwam het voertuig of waar reed het naar toe? Bij een
auto geldt dat de besturing plaats vindt met de voorwielen en dat bij het
vooruitrijden de achterwielen altijd de kortste bocht volgen achter de
voorwielen aan. De voorwielen maken bij het rijden van bochten altijd
de grootste boog.
Met deze gegevens zijn de voorwielen en de achterwielen te bepalen
maar een rijrichting is echter niet te bepalen. Gekeken zal moeten worden naar bijvoorbeeld de richting van plat gereden vegetatie zoals gras.
Ook de richting van opgeworpen zand kan een aanwijzing opleveren.
Bij bochten genomen met hoge snelheid of met acceleratie dan wordt
zand schuin naar buiten weggeworpen. Dit weggeworpen zand kan als
een halve V-vorm waargenomen worden waarbij de punt in de rijrichting
van het voertuig wijst.
Sommige banden hebben een zodanige profilering dat deze altijd in de
rijrichting van de auto moeten worden aangebracht. Bijvoorbeeld het
bekende V-vorm profiel. Hieruit blijkt dan de rijrichting. (Als de banden
tenminste juist gemonteerd zijn)
Ook een combinatie met eventuele in- uitstap sporen kunnen een aanwijzing opleveren wat de voorzijde van de auto is geweest en dus een
rijrichting kan worden vastgesteld.
•
Voor- of achterwiel aandrijving
Aan de hand van autobandsporen kan in sommige gevallen vastgesteld
worden of de auto die de sporen veroorzaakt heeft, voorwiel- of achterwiel aandrijving heeft. Dit is met name bij weg-rij-sporen en accelereersporen vast te stellen. Als het een voorwiel aangedreven auto betreft en
deze accelereert in voorwaartse richting, dan zal bij met name vervormbare ondergrond, iets van die ondergrond door de slipbeweging
omgewoeld worden en mogelijk achterwaarts op het ontstane bandenspoor van de voorwielen weg geworpen worden. Omdat de achterwielen volgen, zal de omwoelde of opgeworpen ondergrond weer worden
plat gereden door de achterwielen. Bij achterwiel aangedreven voertuigen blijft de omwoelde of opgeworpen ondergrond op deze wijze achter
op de sporen van de achterwielen.
Spoorbreedte en Wielbasis:
Ackerman principe:
Om de banden met zo weinig mogelijk slip een bocht te laten doorlopen,
moeten alle banden om één punt draaien. Dit kan alleen als dit punt in het
verlengde van de achteras ligt. Immers de banden op deze as lopen altijd
parallel aan elkaar. Om de voorbanden ook op dit punt te laten draaien is
een speciale stuurconstructie ontwikkelt volgens het z.g. Ackerman princi-
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 17 -
pe. Deze constructie zorgt ervoor dat bij elke stuurbeweging de voorbanden toch om een punt in het verlengde van de achteras draaien. Daaruit
volgt dan dat de uiterste voorband, in de tekening (fig. 11) de rechter voorband de grootste cirkel zal beschrijven. In dit voorbeeld zal het linker achterwiel de kleinste cirkel beschrijven.
Spoorbreedte:
De spoorbreedte van een voertuig (auto) is de afstand (in centimeters) tussen het midden van beide voorbanden of tussen het midden van beide achterbanden terwijl de wielen in de recht-uit stand staan. De spoorbreedte
van de voorzijde van een auto kan verschillend zijn met de spoorbreedte
van de achterzijde. Dit verschil kan enkele millimeters tot meerdere centimeters zijn. Als er bredere banden op een auto worden gemonteerd, wat
tegenwoordig vaak het geval is, blijft de hartafstand links/rechts gelijk en
blijft de spoorbreedte ook gelijk.
Het opmeten van de spoorbreedte kan alleen aan een recht lopend gedeelte van een autobandenspoor gedaan worden. En nooit aan bandensporen
die in een bocht verlopen. Het opmeten zelf kan op verschillende manieren
gedaan worden. Ook kan een meetmethode met een berekening van een
gemiddelde toegepast worden.
Fig. 11.
Stuurgeometrie volgens het "Ackerman-principe"
Wielbasis:
De wielbasis van een voertuig (auto) is de afstand in centimeters tussen
het hart van beide linker wielen dan wel tussen beide rechter wielen. De
wielbasis links en rechts kunnen bij sommige voertuigen verschillend zijn.
Het opmeten van de wielbasis is slechts in enkele gevallen mogelijk. Het
kan alleen op een plaats in het bandenspoor waar de auto stil gestaan
heeft. Bijvoorbeeld bij bijzondere manoeuvres zoals parkeren, insteken en
van vooruit rijden overgaan in achteruit rijden (of omgekeerd) waarbij vol-
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 18 -
doende stuurbeweging is gebruikt zodat eerdere sporen niet overreden
worden.
Is een spoorbreedte, en/of eventueel een wielbasis aan de hand van het
bandenspoor vastgesteld, dan kan dit een behoorlijk selectiemiddel zijn bij
het vaststellen van het merk en/of type van de auto die deze sporen veroorzaakt heeft.
Er bestaat een database bestand waarin veel (technische) gegevens van
auto's zijn opgenomen zoals spoorbreedte en wielbasis. Met behulp van
opgemeten gegevens van spoorbreedte en wielbasis en nog veel meer
andere gegevens kan in dit bestand naar merk en type van auto's gezocht
worden die hieraan voldoen.
(Car database van Gerrit Volckerijck. ( [email protected] )
Profilering:
Bandenfabrikanten hebben veelal een eigen gepatenteerde bandenprofilering. Als deze profilering in het spoor duidelijk wordt aangetroffen dan kan
hiermee het merk en type soms worden vastgesteld. Opsporing technisch
kan dit heel belangrijk zijn. Ook kunnen op één auto verschillende soorten
banden aanwezig zijn. Het is goed om hiervoor bij het sporenonderzoek
aandacht te hebben en van elk wiel vast te stellen wat de profilering van de
band is.
De profilering van fietsbanden en bromfietsbanden is over het algemeen
wat minder specifiek. Het is dus wat moeilijker om aan de hand van een
fietsbandenspoor iets over het merk en type van de fietsband te zeggen.
Fig. 12. Profilering van autobanden kan heel divers zijn
De opeen volgende blokken op het loopvlak van een autoband hebben een
onregelmatige vorm en grootte. Dit is om resonantie en dus hinderlijk geluid
te voorkomen. De onregelmatige vorm komt twee tot vier keer in het loopvlak van de band terug.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 19 -
Autobanden kunnen normale en bijzondere slijtage vertonen. Dit kan komen door defecte schokbrekers, te hoge of te lage bandenspanning, teveel
toespoor / uitspoor / camber of verkeerde montage. Deze slijtage kan in het
bandenspoor zichtbaar zijn en kan gebruikt worden bij een eventueel vergelijkend onderzoek.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 20 -
Het veiligstellen van schoensporen:
Zichtbare schoensporen en al dan niet zichtbaar gemaakte latente schoensporen zullen veiliggesteld moeten worden. Naast het eventueel schriftelijk
vastleggen van gegevens en/of opmeting van het spoor kunnen schoensporen gefotografeerd worden. Metingen aan een nog niet veilig gesteld
schoenspoor kunnen het spoor beschadigen.
Maak bij het fotograferen altijd gebruik van een geschikte liniaal en houdt
het opnamevlak parallel aan het spoor. Zichtbare afdruksporen kunnen met
bestaand licht (eventueel flits licht) opgenomen worden. Indruksporen kunnen het best met een scheer- of zijlicht worden gefotografeerd. Het scheerlicht geeft voldoende variatie aan licht en schaduw in het spoor zodat de
profilering duidelijk zichtbaar wordt. Fotograferen vanaf een statief geniet
de voorkeur.
Na of in plaats van het fotograferen van een schoenspoor moet het ook op
andere manieren worden veiliggesteld. De wijze van veiligstellen wordt
bepaald door de verschijningsvorm van het schoenspoor.
Het veilig stellen van afdruksporen:
Beveiligen:
Afdruksporen van schoenzolen kunnen zowel zichtbare als latent voorkomen. Zichtbare schoenzool afdrukken en plaatsen waar schoenzool afdrukken verwacht kunnen worden, moeten na het ontdekken van het misdrijf,
beschermd worden. Dit kan door de sporendragers of die plaatsen waar de
sporen verwacht worden van personen en weersinvloeden af te schermen.
Een afdruk op een vel papier kan beveiligd worden door het vel papier op
een veilige plaats neer te leggen.
Maar een schoenzool afdruk
kan voor de helft op het papier
en voor de helft op de
ondergrond of op andere
sporendragers geplaatst zijn.
Het verdient in het algemeen de
voorkeur de sporendragers
zoveel mogelijk op hun originele
plaats van aantreffen te laten
liggen tot de aanvang van het
sporenonderzoek. Ook de
reconstructiewaarde van het
spoor blijft hiermee behouden.
Fig. 13. Een schoenspoor op meerdere vellen papier
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 21 -
Veiligstellen:
Bij afdruksporen van schoenzolen zal men moeten vaststellen uit welke
materie het spoor bestaat. Het afdrukspoor kan veroorzaakt zijn door overdracht of verwijdering van stof, zand, vet, olie of andere vervuiling. Het
overdrachtsmateriaal bepaalt welke methode voor het zoeken naar de latente sporen en het veiligstellen moet worden toegepast.
Stofsporen:
Een van de meest voorkomende afdruksporen van schoenzolen is het stofspoor. Soms is een stofspoor als een zichtbaar spoor aanwezig, vaak zal
het echter een latent spoor zijn. Een stofspoor kan gevonden worden door
op de Plaats Delict bij het zoeken gebruik te maken van een sporenlamp of
geschikte zaklamp. Met scherend licht moet het oppervlak van een mogelijke sporendrager bekeken worden.
Een gevonden stofspoor, dat op een redelijk gladde ondergrond staat, kan
eenvoudig worden veiliggesteld met behulp van een zwarte gelatinefolie.
De folie wordt over het stofspoor heen op de ondergrond geplakt en hierna
weer verwijderd. De licht kleverige gelatine laag van de folie neemt het losse stof over van de ondergrond en het (licht grijs kleurige) stofspoor vormt
een hoog contrast met de zwarte folie. Hierdoor kan het spoor uitstekend
fotografisch worden vastgelegd. Dit moet onder special verlichtingsomstandigheden of d.m.v. een "dust-flash" fotoapparaat op een afdeling Technische Recherche gebeuren.
De zwarte gelatinefolie is dezelfde folie als die voor de dactyloscopische
sporen gebruikt wordt alleen is er voor de schoensporen een groter formaat
beschikbaar die een geheel schoenspoor op één folie kan overnemen.
(13x36 cm)
De gelatine neemt behalve de stofsporen ook andere substantie over. Te
denken valt aan de inkt van drukwerk maar ook onregelmatigheden in het
oppervlak van de sporendrager kunnen worden overgenomen. Staat een
stofspoor op b.v. een krant en het wordt met een gelatine folie veiliggesteld,
dan zal naast het stofspoor ook de inkt (in de vorm van tekst en afbeeldingen) op de folie overgenomen worden. Dit levert een verstoring van het
stofspoor op. In zo'n situatie kan beter gebruik worden gemaakt van een
elektrostatische lift methode.
Om het stofspoor op de folie tijdens het transport te beschermen tegen
beschadigen of tegen het aantrekken van stofdeeltjes uit de lucht, kan het
schutblad voorzichtig zonder luchtbellen terug geplaatst worden op de folie.
Dit kan echter het stofspoor versneld dieper in de gelatine laag laten indringen waardoor het spoor na verloop van tijd minder zichtbaar wordt. Na enige tijd bestaat altijd de kans dat het stofspoor als vanzelf in de gelatinelaag
verdwijnt en niet meer te fotograferen valt. Na het terug plaatsen van het
schutblad op de folie, moet dan ook het spoor zo snel mogelijk gefotografeerd worden. Het schutblad moet bij het fotograferen weer verwijderd worden. Na het fotograferen moet voor opslag van de folie het schutblad weer
terug geplaatst worden. Bedenk wel dat het stofspoor op de folie meteen,
en zo goed mogelijk gefotografeerd moet worden omdat het spoor altijd in
kwaliteit zal gaan terug lopen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 22 -
Ook is het mogelijk om de folie met het stofspoor te vervoeren in een speciale verpakking / omhulsel. Nu hoeft het schutblad in eerste instantie niet
terug geplaatst te worden op de folie. De verpakking van de folie beschermt
het spoor tegen beschadigen en stof van buiten. Maar deze methode heeft
een grotere kans op beschadigen van de folie doordat deze bv tijdens het
transport (in een auto) door schudden aan de verpakking kan gaan vast
kleven waardoor het spoor sterk beschadigd kan raken.
Voor het transport van de folie
is het dus "kiezen tussen twee
slechte", of d.m.v. het terug
plaatsen van het schutblad of
d.m.v. een speciale verpakking.
Fig. 14. Een metalen potloden-doos met magneetjes
als transport middel van schoensporen folies
Elektrostatisch liften:
Is het stofspoor aangetroffen op een ruwere ondergrond of bijvoorbeeld op
de stoffen zitting van een stoel, dan kan ook gekozen worden voor het veiligstellen met behulp van een elektrostatische liftmethode. Een gelatine
folie zou door het ruwere oppervlak in deze gevallen niet met elk deel van
het stofspoor in aanraking kunnen komen. Ook zou de gelatine folie de
vezel structuur kunnen overnemen of zelfs losse vezeltjes of meer vast
zittend stof of vuil van de ondergrond kunnen mee liften.
Met de elektrostatisch lifter kunnen ook oppervlakten onderzocht worden
op latente stofsporen. Bijvoorbeeld op een deel van de aanwezige vloerbedekking van een P.D.
Met een "dust-lifter" of een "Pathfinder" wordt een speciale folie gebruikt.
Deze folie is aan één zijde voorzien van een metalen (geleidende) laag.
Ten opzichte van "de aarde" wordt met een hoogspanning (ongeveer
14.000 volt) deze folie zodanig worden opgeladen, dat het alleen het relatief los liggende stofspoor aan de zwarte zijde van de folie zal gaan hechten. Een vergelijkbaar effect als de elektrostatisch opgeladen beeldbuis van
een TV die stof aantrekt.
Als "aarde" wordt een speciale aard-plaat gebruikt die direct naast of als
het mogelijk is onder de sporendrager wordt neergelegd. Ook kan gebruik
worden gemaakt van de in het pand aanwezige aard-potentiaal, middels
b.v. de metalen waterleiding of verwarming of het aars contact in een
wandcontactdoos.
De folie wordt op de te onderzoeken plaats aangebracht met de zwarte
zijde naar de sporendrager gericht. De aarding wordt aangebracht in de
vorm van de aardplaat of door contact te maken met het aanwezige aardpotentiaal en voor ongeveer 30 seconden met de hoogspanning opgeladen. Tijdens het opladen wordt het zichtbaar dat de folie zich aan de ondergrond zal gaan vastzetten. Ook komt door de aanwezige hoogspanning
het gas Ozon (O3) vrij. Deze stof is kan schadelijk voor de gezondheid zijn.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 23 -
Hierna wordt de metalen zijde van de folie weer ontladen en de folie wordt
gelicht. Een aanwezig stofspoor zal nu aan de zwarte zijde zichtbaar worden.
Het stofspoor op de lift-folie blijft ook na het wegnemen van de hoogspanning met aanzienlijke kracht voor een vrij lange periode goed vastzitten op
de folie.
Omdat deze folie geen schutblad kent, moet het transport van deze elektrostatische lift-folie in een speciale metalen transportdoos gebeuren, op
een gelijke wijze als het transport van de gelatinefolie zonder schutblad.
Stofsporen die veiliggesteld zijn op deze speciale dust-lift folie moeten onder speciale verlichtingsomstandigheden gefotografeerd worden. Als de
ondergrond, waar het stofspoor op staat, een relatief fijn en schoon stoffen
materiaal is of leer of kunstleer, dan kan het stofspoor ook met een zwarte
gelatine folie veiliggesteld worden.
Fig. 15. Pathfinder
Fig. 16. Koffer met complete Dustlifter uitrusting.
Elektrostatisch liften kan ook gebeuren met een ESDA apparaat en een
VACUÜM-BOX. Met deze apparaten wordt met een transparante plastic
folie gewerkt die met hoogspanning wordt opgeladen. Bij de ESDA wordt
het spoor zichtbaar door het over strooien van de folie met speciaal poeder,
op een gelijke wijze als bij het zichtbaar maken van doordrukschrift. Het uit
zwarte poeder bestaande spoor kan met een doorzichtige folie worden gefixeerd. Bij de Vacuüm-box wordt een dikker type transparante plastic folie
gebruikt. Hier kan van het stofspoor met een zwarte gelatinefolie een
"tweede" lift genomen worden waarbij het stofspoor van de transparante
plastic folie op de gelatine wordt overgenomen. Het spoor staat nu wel qua
stand spiegelverkeerd ten opzichte van een rechtstreeks gelift stofspoor
met zwarte gelatinefolie.
(zelfbouw) ESDA
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
Vacuüm-box
- 24 -
Vettige sporen:
Een afdruk van een schoenspoor dat door overdracht van vet is ontstaan
kan veilig gesteld worden door toepassing van de mechanische methode
voor dactyloscopische sporen. De aard, vettigheid en kleur van de ondergrond en de mate van vetheid van het afdrukspoor bepalen hier de keuze
van de toe te passen poeder. Veiligstellen gebeurd met een gelatinefolie
die contrasteert met de kleur
van het poeder. Om grotere
oppervlaktes middels de
mechanische methode op
schoensporen te
onderzoeken kan goed
gebruik worden gemaakt van
een "blower-kwast". (verstuif
penseel) Wordt een
schoenspoor gevonden dan
kan dit eventueel opgewerkt
worden met een losse dactyFig. 17. Een met zwarte poeder zichtbaar gemaakt
kwast.
schoenspoor wordt met witte gelatinefolie afgenomen.
Bij gebruik van een zwarte dactypoeder bestaat de kans dat na meerdere
keren poederen over het spoor, het aangebrachte zwarte poeder weer
weggeveegd wordt. Op enig moment is al het poeder weer van het spoor
weggeveegd. Als dan toch gewoon de sporendrager door behandeld wordt
met de zwarte poeder, dan bestaat soms de kans dat de ondergrond donkerder wordt en het afdrukspoor licht blijft. Er ontstaat als het ware een
kleur verkeert spoor wat weer gewoon met een witte gelatine folie over te
nemen is.
Als een afdrukspoor zodanig vet is dat de kans groot is dat de dacty-kwast
met vet besmeurd raakt, is het ook mogelijk het vette spoor rechtstreeks
met een zwarte gelatine folie over te nemen. Hierdoor wordt een hoeveelheid vet van het spoor verwijderd dat een mooi spoor op de folie oplevert
Dit spoor moet fotografisch vastgelegd worden met speciale verlichtingstechniek. Het op de ondergrond achter gebleven spoor kan nu zoveel minder vet zijn geworden dat een mechanische onderzoeksmethode met dacty
poeder toegepast kan worden.
Fig. 18. Een met een schoenspoor folie (13x36 cm) afgenomen in gepoederd spoor.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 25 -
Sporen met los zand / aarde:
Bestaat het aangetroffen afdrukspoor uit zand dan kan het spoor op een
gelijke wijze worden veiliggesteld als die voor het stofspoor, n.l. met een
zwarte gelatine folie. Hoewel het zanderige afdrukspoor een veel grovere
structuur heeft dan een stofspoor blijkt dat de folie dit toch goed kan overnemen.
Na een afname met een gelatine folie kan in sommige gevallen besloten
worden tot een chemische behandeling van het spoor. Hiervoor zijn verschillende (Chemzis-2) methoden geschikt. De meeste moeten toegepast
worden in een onderzoeksruimte en sommige kunnen op de plaats delict
worden toegepast.
Zanderige (natte) opgedroogde sporen:
Als iemand met natte en/of smerige schoenzolen over een harde ondergrond heeft gelopen blijven hier natte (vieze) schoenafdrukken achter. De
natte sporen kunnen alleen gefotografeerd worden. Maar als de sporen zijn
opgedroogd dan kan het spoor ook anders worden veiliggesteld. Bepalend
voor de wijze van veiligstellen is de mate waarin de opgedroogde materie
aan de ondergrond gehecht is. Laat de materie enigszins los dan kan de
methode van het veiligstellen van stofsporen worden toegepast. Zit de materie vast dan kan een zwarte dactyloscopische poeder worden toegepast.
Het poeder blijft namelijk aan het ruwere oppervlak van de opgedroogde
materie hangen en kan met een witte gelatine folie overgenomen worden.
Andere methoden:
Bestaat het afdrukspoor uit bloed dan moet één van de daarvoor geschikte
chemische methoden (Chemzis-1) worden toegepast. Afhankelijk van de
aard van de sporendrager zal de chemische methode in een onderzoeksruimte van een afdeling Technische Recherche worden toegepast (geniet
de voorkeur) of moet het op de Plaats Delict worden toegepast.
Soms is er geen bruikbare methode voor het veiligstellen van een schoenspoor. Alleen nauwkeurig fotograferen is dan mogelijk.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 26 -
Waarmerken:
Wat is het doel van waarmerken.
Om de reconstructie waarde en de criminalistische waarde van sporen zijn
correcte waarde te laten behouden moet een spoor uitgebreid gewaarmerkt
worden. De waarmerking moet zodanig zijn dat het betreffende spoor, na
een bepaalde periode, precies op dezelfde plaats terug geplaatst kan worden. Hij kan alleen niet teruggaan in de tijd. De waarmerking, dus de informatie, moet daar waar mogelijk nagelvast gekoppeld zijn aan het veiliggestelde spoor.
Bij waarmerking is het moment van waarmerken cruciaal. Het waarmerken
moet meteen gebeuren. Dus direct cq tijdens het veiligstellen van het betreffende spoor. Zo wordt de kans op fouten verminderd.
Welke informatie is van belang bij een correcte waarmerking.
Noodzakelijk:
• Straat, huisnummer (of kenteken van het voertuig) en plaats waar het
onderzoek ingesteld is.
• Zaaknummer (BPS / multipolnummer) (Dan kan evt. adres vervallen)
• Datum en tijdstip van het veiligstellen.
• Naam (verbalisantnummer) van de onderzoeker.
• Spoor nummer (SVO-nr.)
• Richting van het spoor. (d.m.v. een Noord-pijl)
Als extra eventueel:
• Evt. plaats van aantreffen van het spoor en evt. soort ondergrond. (kan
ook d.m.v. een schets op zaakenveloppe + vermelding spoornummer)
• Evt. andere zaken die directe betrekking hebben op het spoor zoals een
bijzondere ondergrond i.v.m. verstoringen.
De manier van waarmerken.
Voor het waarmerken van schoenzool afdrukken die gefotografeerd zijn
moet altijd gebruik worden gemaakt van een geschikte fotoliniaal met daarop geschreven een referentie nummer van de zaak en een spoor referentienummer. Aan de hand van deze nummers kunnen andere relevante gegevens schriftelijk vastgelegd worden.
Folie
Met een folie veiliggestelde sporen moeten op de rugzijde van de folie van
de waarmerking gegevens worden voorzien. Het noteren van deze gegevens kan vaak al plaatsvinden als de folie nog op de sporendrager zit geplakt.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 27 -
Gips.
In de FT-norm 300.01 staat beschreven: Waarmerk de gips voordat deze is
uitgehard.
De kras methode
De informatie van de waarmerking moet in de gips worden gekrast net
voordat de gips is uitgehard. Dit kan met behulp van een metalen pen of
houten stokje.
Een gewaarmerkte gipsafvorming van een schoenspoor
Methode met PCV plaatje
Hierbij wordt een speciaal PVC plaatje stevig in de gips geplaatst. Op dit
plaatje is ruimte gemaakt voor de waarmerking gegevens en is een maatverdeling zichtbaar.
Het achteraf beschrijven met een stift of potlood is geen goede waarmerking, omdat het risico van vervagen groot is. Ook een stukje papier of karton inbrengen is geen goede optie. Vocht uit de gips trekt in het papier/karton, waardoor de inkt kan gaan uitlopen en de waarmerking onleesbaar wordt. Daarvoor is de methode met het PVC plaatje een betere.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 28 -
Het veilig stellen van indruksporen:
Beveiligen
Indruksporen van schoenen en banden zijn altijd zichtbare sporen en zullen
snel door een ieder opgemerkt kunnen worden. Toch zullen de indruksporen beveiligd moeten worden tegen beschadiging door getuigen en tegen
weersinvloeden. Een indrukspoor buiten kan eenvoudig met een grote ovale emmer of ander passend voorwerp afgedekt worden. Een kartonnen
doos is niet altijd het beste omdat deze kan wegwaaien, mocht hiervoor
een zwaar voorwerp op de doos gezet worden bestaat de kan dat door
vocht / regen de doos zijn sterkte verliest en de steen in het indrukspoor
valt.
Een schoenindruk in de sneeuw moet nooit volledig worden afgedekt. Als
dit wel gedaan wordt zal er een grote kans bestaan dat de temperatuur
onder b.v. de emmer oploopt, waardoor de afgedekte sneeuw, en dus ook
het spoor, zal smelten.
Om een volledig bandenspoor veilig te stellen moet tenminste éénmaal de
omtrek van de band moet worden afgevormd. Voor een juiste beveiliging
van een bandenspoor moet dus ook een grotere lengte van het spoor (gemiddeld 2 meter) beschermd worden. Een emmer is dan niet toereikend.
Veiligstellen:
Een indrukspoor kan goed fotografisch worden vastgelegd. Een foto van
een indrukspoor zal echter niet goed gebruikt kunnen worden voor een
vergelijkend onderzoek omdat de 3-D informatie niet in de foto aanwezig is.
Het maken van een 3-dimentionale afvorming met b.v. gips geniet dan ook
altijd de voorkeur. Voor het maken van een gips afvorming zijn meerdere
methoden beschikbaar. Het is afhankelijk van de aard van het materiaal
waar de indruk in staat en van de omstandigheden, welke methode het
best gekozen kan worden.
De meest toegepaste afvorm methoden van indruksporen met behulp van
gips zijn:
•
•
•
•
Afvorming m.b.v. de " Droge-Methode "
Afvorming m.b.v. de " Natte-Methode "
Afvorming in de sneeuw
Afvorming onder water
FT-norm 300.01
Voor het maken van een gips afvorming van indruksporen is een Forensisch Technische Norm opgesteld. FT-norm 300.01. Deze FT-norm behandeld het maken van een gips afvorming met de Droge-Methode en de Natte-Methode en de benodigde hulpmiddelen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 29 -
Hulpmiddelen:
Voor alle methoden zijn veelal dezelfde hulpmiddelen te gebruiken. Een
gipsuitrusting bestaat dan in het algemeen uit:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gipspoeder
Water
Maatbeker (500 cc of 1000 cc)
Gipshoed
Plasticzakken (± 18 x 50 cm)
Eetlepel
Fixeermiddel
Lossingsmiddel (siliconen spray)
Fijnmazige kopen zeef
Nevelspuit voor water
evt. frame voor afzetting rond het
spoor
Metalen of houten schrijfpen
Schaar
Groot model pincet
Fig. 19. Voorbeeld van een commercieel
verkrijgbare Gips-koffer
Met het gipspoeder en het water wordt de gipspap gemaakt die uiteindelijk
in het spoor wordt aangebracht. Een juiste mengverhouding is belangrijk
wat hiermee wordt de verwerkingstijd en de uithardingtijd van het gipsmengsel bepaald. De juiste mengverhouding van b.v. Schouten modelgips
extra hard is 800 gram gips met 360-380 ml water. De normale tijd die het
gips nodig heeft om zo hard te worden dat deze weer uit de grond genomen kan worden is ongeveer 30 minuten.
Gips is een product dat een bepaalde houdbaarheid heeft. Deze staat als
het goed is op de verpakking aangegeven. Normaal is dit 1 jaar na productie. Als de houdbaarheidsdatum verstreken is, wordt de uithardtijd niet meer
gegarandeerd. Het kan zelf zo zijn dat te oud gipspoeder helemaal niet
meer wil uitharden. Gips moet droog bewaard worden.
Fig. 20.
Twee veel gebruikte
gipssoorten van het
merk BVDA en
Schouten-Gips
Voor het mengen van het gips kan het best gekozen worden voor toevoeging van het gips in het water in plaats van andersom. Door langzame toevoeging van het gips aan het water zal het gips gemakkelijker en homogeen mengen en is verwerkingstijd en de uithardingtijd van het gipsmeng44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 30 -
sel gegarandeerd. Het gips kan aangemaakt worden in een rubberen gipshoed of in een voldoende grote en stevige plasticzak. Mengen in een plasticzak is vaak eenvoudiger en schoner werken. Wel moet er op gelet worden dat bij het mengen / schudden van het gipsmengsel geen lucht in het
mengsel terechtkomt. Dit is nadelig voor de kwaliteit van de uiteindelijke
gipsafvorming en kan de uithardingtijd verlengen. Het gipsmengsel moet
homogeen en absoluut klontvrij zijn. De dikte van de gipspap die in het
spoor aangebracht moet worden is ongeveer gelijk aan een iets dunne
yoghurt
Met het fixeermiddel wordt het indrukspoor voorzichtig ingespoten. Hierdoor wordt het spoor na harding van het fixeermiddel voldoende stevig om
later de gipspap in aan te brengen. Hoe droger het indrukspoor is hoe
voorzichtiger de eerste laag fixeer aangebracht moet worden. De druk
waarmee het fixeer uit de bus komt, kan delen van het spoor wegblazen,
waardoor het spoor beschadigt.
Niet alle merken / typen haarlak
kunnen evengoed dienst doen als
fixeermiddel, slechts enkele
voldoen uitstekend.
Het lossingmiddel wordt na het
fixeer aangebracht in het spoor.
Door het lossingsmiddel zal er
uiteindelijk minder zand of andere
vervuiling aan de gipsafvorming
blijven vastzitten.
Fig. 21. Nevelspuit, fixeer (haarlak) en lossingmiddel
De nevelspuit moet het water met niet te veel kracht en op een zeer fijne
manier vernevelen. Eventuele dikkere waterdruppels kunnen mechanische
beschadigingen in het spoor veroorzaken.
Een frame kan eventueel aan één zijde van het spoor of rond om het spoor
geplaatst worden. Dit mag alleen bij uiterste noodzaak gebeuren, b.v. als
het spoor in een schuine ondergrond staat waardoor de vloeibare gips uit
het spoor zou kunnen lopen. Het frame moet op voldoende afstand van het
spoor een stukje in de grond geplaatst worden waarbij opgelet moet worden dat het door aanbrengen van het
frame de grond niet verschuift zodat het
spoor beschadigd kan raken. Door het
spoor voorzichtig uit laagjes gipspap op
te bouwen kan meestal ook voorkomen
worden dat de gipspap uit het schuine
spoor loopt en is het gebruik van een
frame niet noodzakelijk.
Fig. 22. Metalen frame in grootte
verstelbaar frame.
Het is absoluut niet noodzakelijk en zelfs af te raden om in het gips versteviging aan te brengen door b.v. een stokje of een matje van ijzer in het gips
aan te brengen. Na droging kan dan door het krimpen van het stokje of het
roesten van het ijzer spanning in de gipsafvorming op treden die de gipsafvorming kunnen laten breken. Een gebroken gips zonder versteviging is
eenvoudig weer aan elkaar te plaatsen maar bij een gips met inwendige
versteviging is dat niet mogelijk.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 31 -
Droge Methode:
De droge methode kan in vrijwel alle soorten grond worden toegepast. In
het bijzonder bij indrukken in een kwetsbare ondergrond of bij sporen met
veel fijne details.
De droge methode ontleent zijn naam aan het feit dat in het voorbehandelde indrukspoor als eerste een dun laagje droge gips wordt aangebracht.
Door dit laagje droge gips wordt het gevaar van het beschadigen van details in het indrukspoor bij het inbrengen van de natte gipspap sterk gereduceerd. Wel is het zo dat deze methode een meer nauwkeuriger uitvoering vereist dan de natte methode. Maar wordt de droge methode nauwkeurig en volledig juist uitgevoerd, dan is gebleken dat deze methode in het
algemeen de meest zuivere en scherpe afvormingen oplevert. Enige onnauwkeurigheid bij het aanbrengen van het laagje droge gips of het inbrengen van de gipspap (of evt. het bevochtigen van de droge gipslaag) zal
vaak een slechter resultaat opleveren dan de natte methode.
Uitvoering droge methode:
1. Verwijder voorzichtig losse verontreiniging die in het indrukspoor
zijn terechtgekomen nadat het spoor ontstaan is. b.v. losse bladeren.
2. Bepaal de vochtigheid van de grond en indien noodzakelijk, benevel
het spoor met een zeer geringe hoeveelheid water. Hierdoor blijven
de zandkorrels beter bij elkaar.
3. Fixeer het indrukspoor door het met het fixeermiddel te benevelen.
Er kunnen meerdere lagen over elkaar worden aangebracht. Hierdoor krijgt het indrukspoor een grotere stevigheid.
4. Meng de benodigde hoeveelheid gips met het water.
5. Na voldoende droging van het fixeermiddel wordt het spoor met lossingsmiddel beneveld.
6. Breng met de zeef een gelijkmatig en dun laagje (max. 1 mm) droog
gipspoeder in het indrukspoor aan.
7. Breng nu meteen de aangemaakte gipspap in het spoor aan, te beginnen in het laagste punt. Breng eerst een dunne laag gips aan op
het gehele oppervlak van het spoor en breng hierna de gips op voldoende dikte (overal tenminste 1 cm)
8. Waarmerk de nog niet uitgeharde gips met een metalen of houten
schrijfpin.
9. Laat de gipsafvorming voldoende uitharden en verwijder hem dan
voorzichtig uit de ondergrond. Laat aanhangende grond aan de
gipsafvorming zitten.
10. Na minimaal 24 uur uitharden kan de gipsafvorming voorzichtig onder stromend water schoongemaakt worden.
Opm. Als alternatief kan de droge gipslaag voorafgaand aan het ingieten
van de gipspap met een fijne water nevel bevochtigd worden. Hiervoor kan
als punt 6a dan worden opgenomen:
6a. Benevel het dunne laagje droge gips gelijkmatig met water totdat op
het gehele oppervlak fijne scheurtjes gaat vertonen.
(Craquelé effect)
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 32 -
Natte Methode:
De natte methode kan toegepast worden bij indruksporen in een vervormbare doch vaste / stevige ondergrond zoals in klei.
Bij de natte methode wordt geen laagje droge gips in het spoor aangebracht, maar wordt na voorbehandeling meteen de natte gipspap in het
spoor aangebracht. Het spoor moet voldoende stevigheid bezitten om de
instromende gipspap niet het spoor te laten beschadigen.
Uitvoering natte methode:
1
2
3
4
5
6
7
8
Verwijder voorzichtig losse verontreiniging die in het indrukspoor
zijn terechtgekomen nadat het spoor ontstaan is. B.v. losse bladeren.
Fixeer het indrukspoor door het met het fixeermiddel te benevelen.
Er kunnen meerdere lagen over elkaar worden aangebracht. Hierdoor krijgt het indrukspoor een grotere stevigheid.
Meng de benodigde hoeveelheid gips met het water.
Na voldoende droging van het fixeermiddel wordt het spoor met lossingsmiddel beneveld.
Breng nu meteen de aangemaakte gipspap in het spoor aan, te beginnen in het laagste punt. Breng eerst een dunne laag gips aan op
het gehele oppervlak van het spoor en breng hierna het gips op voldoende dikte (overal tenminste 1 cm)
Waarmerk de nog niet uitgeharde gips met een metalen of houten
schrijfpin.
Laat de gipsafvorming voldoende uitharden en verwijder hem dan
voorzichtig uit de ondergrond. Laat aanhangende grond aan de gips
zitten.
Na minimaal 24 uur uitharden kan de gipsafvorming voorzichtig onder stromend water schoongemaakt worden.
Punt 2 is bij de natte methode eigenlijk niet noodzakelijk en kan vervallen.
In uitzonderingsgevallen zou deze stap toegepast kunnen worden. Het gebruik van lossingmiddel kan in het algemeen geen kwaad, hoewel het niet
altijd noodzakelijk hoeft te zijn. (Bijvoorbeeld bij een spoor in klei)
Gips methode in sneeuw:
Het probleem van een schoenspoor in de sneeuw is dat de sneeuw kan
gaan smelten als het vloeibare gipsmengsel (dat een temperatuur boven
het vriespunt heeft) in het koude spoor wordt aangebracht. Hierdoor zal het
spoor kunnen smelten voordat het gips de vorm van het spoor heeft aangenomen. Het aanbrengen van een normale fixeerlaag is ook niet mogelijk
omdat dit het spoor zeker zal doen laten smelten. Er zijn enkele methoden
waarmee toch met gips een afvorming van het spoor gemaakt kan worden.
Bij alle methoden geldt dat de uithardingtijd door de lage omgevingstemperatuur aanzienlijk langer wordt. Dit kan tot enkele uren oplopen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 33 -
Sneeuwwater mengsel:
Afhankelijk van de soort sneeuw kan voor de droge- of natte gipsmethode
gekozen worden. Bij rulle opgevroren sneeuw kan het best de droge methode toegepast worden. Bij vers gevallen, plakkerige sneeuw of een spoor
in ijs, kan de natte methode gebruikt worden.
In beide gevallen word alleen de gipspap op een iets andere wijze aangemaakt. Gebruik voor de hoeveelheid water die nodig is, slechts ongeveer
20 % water en vul de rest aan met sneeuw uit de directe omgeving van het
spoor tot de noodzakelijke hoeveelheid water bereikt is. Hiermee wordt het
gips aangemaakt. De sneeuw zal in het water smelten en hierdoor zal het
water een temperatuur van 0 graden Celsius krijgen. Hierdoor zal de kans
dat het spoor smelt bij het aanbrengen van de gipspap veel kleiner worden
en kan een goede onbeschadigde afvorming gemaakt worden. Bij het aanbrengen moet de gipspap iets dikker zijn dan normaal.
Zout methode:
Deze methode is gelijk aan het sneeuw-water mengsel. Alleen wordt bij de
20% water één eetlepel zout toe gevoegd. Na toevoeging van de sneeuw
kan dit watermengsel een temperatuur krijgen van ver onder de nul graden
Celsius door het een tijdje buiten in de sneeuw te laten staan. (omgeving
temperatuur moet dan wel beduidend onder de nul graden Celsius liggen)
Met dit nog koudere watermengsel kan een gipspap gemaakt worden die
de omgevingstemperatuur benadert zodat het indrukspoor in de sneeuw
nooit kan smelten. Er bestaat wel een kans dat de zoute gipspap de
sneeuw aantast. Deze methode heeft nog een bijkomend nadeel dat de
gipsafvorming minder sterk wordt en dat het oppervlak van de afvorming
veel minder hard, en dus minder slijtvast is waardoor de gipsafvorming gemakkelijk beschadigd raakt.
Snowprint wax:
Dit is een spuitbus met een speciale roodbruine was. Met de spuitbus wordt in het
indrukspoor in de sneeuw een dunne laag
van deze was aangebracht. Als deze laag is
gedroogd, kan in het spoor de gipspap
worden aangebracht. Het is goed om
hiervoor een iets dikkere gipspap te gebruiken als voor de droge- of natte methode.
Fig. 23. Snowprint wax spuitbus
met afvorming uit de sneeuw
Onder water gips methode:
Als een indrukspoor onder water wordt aangetroffen (b.v. in een plas water
of slootje) dan kan hier met slechts gebruikmaking van alleen gipspoeder
een afvorming gemaakt worden. Door met een grove zeef het poeder boven het spoor in het water te strooien vult het spoor steeds verder op. Beng
een laag van ten minste 2 cm aan. Het uitharden onder water gaat nu verder vanzelf, maar zal wel enkele uren duren.
Soms is het noodzakelijk om op enige afstand van het spoor een frame te
plaatsen zodat het gipspoeder bij elkaar blijft en niet wegstroomt.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 34 -
Waarmerken:
De gipsafvorming moet net zoals de folie met het schoenspoor gewaarmerkt worden met dezelfde gegevens. De beste manier van waarmerken is
om deze gegevens in de nog niet geheel uitgeharde gipsafvorming in te
krassen met b.v. een metalen pin of met een houten saté stokje.
Fig. 24. Een gewaarmerkte gipsafvorming van een schoenspoor
Noodzakelijke waarmerking:
•
•
•
•
•
•
Straat, huisnummer (of kenteken van het voertuig) en plaats waar het
onderzoek ingesteld is.
Zaaknummer (BPS / multipolnummer) (Dan kan evt. adres vervallen)
Datum van het ingestelde onderzoek.
Naam (verbalisantnummer) van de onderzoeker.
Spoor nummer (SVO-nr.)
Richting van het spoor. (d.m.v. een Noord-pijl)
Het achteraf schrijven met een stift op de geheel uitgeharde gipsafvorming
is niet verstandig. Het kan bij het reinigen van de gipsafvorming weer verdwijnen en als bij een onderzoek meerdere gips afvormingen zijn gemaakt,
kan een vergissing in spoornummer eenvoudig en ongemerkt plaats vinden. Ook het aanbrengen van een stukje papier met daarop alle gegevens
(al dan niet in een plastic gripzakje) geniet niet de voorkeur. De tekst op
papier kan bij het reinigen van de gipsafvorming uitlopen of het papier kan
oplossen. Ook tijdens de opslag van de gipsafvorming kan het papier eenvoudig gaan schimmelen of rotten waardoor de tekst niet meer leesbaar
kan worden.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 35 -
Reinigen van de gipsafvorming:
Als de gipsafvorming na voldoende uitharding voorzichtig uit de grond is
genomen moet deze eerst ten minste 24 uur uitharden voordat de afvorming gereinigd mag worden. Het oppervlak van de gipsafvorming heeft pas
na 24 uur zijn volledige hardheid verkregen.
Het reinigen van de gipsafvorming van aanhangend zand en andere verontreiniging kan het best geschieden onder stromend water. Door onder
het water met de vingertoppen over de gipsafvorming te vegen kunnen vuil
en steentjes voorzichtig verwijderd worden zonder dat de gipsafvorming
beschadigd. Eventueel kan met een zachte borstel dieper liggend vuil verwijderd worden. Ga echter nooit (hard) borstelen omdat dan fijne details
van het spoor verwijderd kunnen worden. Als de gipsafvorming met alleen
de vingers voldoende gereinigd kan worden, geniet dit de voorkeur.
Als een klein beetje donkerder vuil in de diepere delen van de profilering
van de gipsafvorming blijft vast zitten is dat niet nadelig. Het is zelf zo dat
hierdoor de gipsafvorming eenvoudiger gefotografeerd kan worden doordat
er hierdoor een hoger contrast in de profilering aanwezig is.
Bewaren van de gipsafvorming:
De gipsafvorming moet volledig gereinigd zijn en volledig droog voordat
deze in het sporenarchief opgeslagen kan worden. Vuil en vocht kunnen
eenvoudig een schimmel aan het oppervlak van de gipsafvorming laten
ontstaan. Ook de ruimte waarin de gipsafvormingen opgeslagen worden
mag niet vochtig zijn. Om gipsafvormingen te kunnen stapelen kan de afvorming goed in papier verpakt worden. Er bestaan ook kartonen opbergdozen voor gipsafvormingen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 36 -
Het maken van een eenvoudige testafdruk:
Bij een sporenonderzoek op een Plaats Delict is het vaak nodig om te controleren of een aangetroffen schoenspoor niet door een getuige / benadeelde / collega veroorzaakt is. Het is dan soms handig om van de schoenzolen een afdruk te maken. Maak altijd zowel van de linker- als van de
rechter schoenzool een afdruk omdat profielen van links en rechts kunnen
verschillen. (soms spiegelbeeld, of andere richting van evt. tekst)
Er zijn verschillende methoden om testafdrukken of proefsporen van
schoenen te maken. Deze hebben alle bepaalde eigenschappen die bij een
vergelijkend onderzoek noodzakelijk kunnen zijn. Om een testafdruk van
een schoenzool op een Plaats Delict te maken, kan op onderstaande, eenvoudig wijze gebeuren.
•
Materiaal: A-4 vel papier, magnetisch Jet-Black dactypoeder, magnetische kwast, spuitbus lossingsmiddel en evt. spuitbus fixeer, papier of
doekje.
•
Spuit een weinig lossingsmiddel op een propje papier of een doekje
•
Wrijf hiermee de schoenzool in.
•
Leg de vellen A-4 papier op een vlakke ondergrond.
•
Laat de persoon met de schoen aan de voet een afrollende loopbeweging op het A-4 papier maken.
•
Doe dit met beide schoenen, elk op één vel papier.
•
Poeder het latente siliconen spoor op het papier in met de Jet-Black
magnetische poeder.
•
De afdrukken worden zichtbaar en zijn van 1:1 formaat.
•
Het vel A-4 papier kan eventueel met een dun laagje fixeer ingespoten
worden om het uitvegen van het testspoor te voorkomen.
44.4.02 / 44.4.03
© 07-septembert-2007
Syllabus Schoen -en bandensporen
Politieacademie. Team Forensisch Opsporing
- 37 -