Gezamenlijke brief aan Eerste Kamer nav derde

Download Report

Transcript Gezamenlijke brief aan Eerste Kamer nav derde

Aan de leden van de Eerste Kamer der Staten Generaal
Postbus 20017
2500 EA Den Haag
Datum
Bijlage(n)
3 februari 2014
-
Contactpersoon
Doorkiesnummer
Djieuwke Verseput
033-4608961
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Kv/devt/ierr/149316/2014
Onderwerp
Zorgen over de Jeugdwet
Geachte leden van de Eerste Kamer,
De antwoorden van staatssecretaris Van Rijn op uw laatste vragen over de Jeugdwet nemen
onze zorgen over de gevolgen van de keuze om de jeugd-ggz uit de verzekerde zorg te
halen niet weg. Het Landelijk Platform GGz , GGZ Nederland, Nederlands Instituut van
Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) hebben respect
voor de gedegenheid van uw vragen en voor de snelle beantwoording daarvan door het
ministerie van VWS. Maar de eerdere toezegging van de staatssecretaris dat er niets
verandert in het recht op zorg voor jeugdigen met (ernstige) ggz-problematiek maakt hij in de
beantwoording niet waar.
Daarom vragen we nogmaals uw aandacht voor onze blijvende twijfel over een verantwoorde
overheveling van de jeugd-ggz zoals voorgesteld in de Jeugdwet. Wij blijven zorgen houden
over de toegang tot de jeugd-ggz, de uitvoeringskracht van de gemeenten, de realisatie van
het door veldpartijen bepleitte en uitgewerkte overgangsregime van drie jaar en de privacy.
1. Toegang tot de jeugd-ggz
Na uitgebreide bestudering van de wet en van de antwoorden van de staatssecretaris
concluderen wij dat er geen garanties zijn dat een kind de noodzakelijke zorg krijgt:
 Weliswaar geeft een verwijzing van een arts toegang tot de jeugdhulp, het is echter de
gemeente die bepaalt op welke wijze, waar en onder welke voorwaarden die zorg kan
worden genoten, waarbij de koppeling met de stand van wetenschap en praktijk van de
zorg niet expliciet dwingend is;
1

De cliënt heeft geen mogelijkheid om te kiezen voor een gewenste zorgaanbieder via
vrije keuze van de financier (online wisselen van zorgverzekeraar versus verhuizen);
 Daarbij is in de Jeugdwet, in tegenstelling tot de zorgverzekeringswet, enkel een
zorgplicht genomen voor gemeenten, maar geen recht op zorg voor de jeugdige.
 In de financiering is geen rekening gehouden met verevening en nacalculatie waardoor
financiële beperkingen per gemeente tot andere keuzes kunnen leiden en zelfs tot
wachtlijsten;
 De keuzevrijheid wordt beperkt doordat het toestaan van alternatieve vormen van
financiering (restitutie, pgb) een keuze van de gemeenten is en dus per gemeenten kan
verschillen;
 Het recht op een second opinion wordt een gunst van de gemeenten in plaats van een
recht van de patiënt.
 De financiën voor de jeugd-ggz worden afhankelijk van het gemeentebudget in plaats
van landelijke afspraken, dit in tegenstelling tot de rest van de gezondheidszorg. De
Jeugdwet sluit niet aan bij de gemaakte afspraken in het bestuurlijk akkoord toekomst
ggz.
 Met de Jeugdwet ontstaan meerdere nieuwe ‘knippen’. Voor de risico’s die voortvloeien
uit deze ‘knippen’ is tot op heden geen goede oplossing geformuleerd.
 Het bestuurlijk akkoord toekomst ggz is gericht op tegengaan van discriminatie en
stigmatisering. De Jeugdwet werkt deze beweging tegen, discriminatie en stigmatisering
blijven bestaan. De regering geeft in de Memories van Antwoord slechts haar eigen
standpunt weer, terwijl bekend is dat er bij alle betrokkenen (jongeren, ouders en
professionals) geen draagvlak is voor overheveling. Welke betekenis geeft u hieraan?
Recente uitspraken van de voorzitter van de VNG over de waarde van de jeugd-ggz geven
ons niet het vertrouwen dat gemeenten deze zware verantwoordelijkheid voor jeugdigen met
ggz-problematiek op waarde schatten.
Het recht op zorg, de keuzevrijheid en de rechtsgelijkheid zijn onvoldoende geborgd.
Hoe belangrijk acht u deze punten van rechtsongelijkheid en beperking van de
keuzevrijheid?
3.
Uitvoeringskracht gemeenten
De staatssecretaris heeft in zijn Memorie van Antwoord aangegeven dat de kans van slagen
van de overheveling vergroot wordt als gemeenten en de zorgverzekeraars komen tot goede
afspraken over onder meer de zorginkoop van de jeugd-ggz door verzekeraars in opdracht
van de gemeenten. Met een driejarige inkooptermijn krijgen gemeenten en zorgverzekeraars
de gelegenheid een goed overgangstraject op te zetten waarin deskundigheidsbevordering
voor gemeenten geborgd wordt. Daarnaast biedt het de gemeenten de ruimte om zich te
beraden op de gewenste doorontwikkeling van het bekostigingsmodel. Met dit antwoord sluit
de staatssecretaris deels aan bij de aanbeveling van Van Gastel1, die aangeeft dat landelijke
inkoop, minimaal voor specialistische jeugd-ggz van belang is.
Het is nu nog niet bekend of gemeenten en zorgverzekeraars tot overeenstemming komen
over de randvoorwaarden voor zorginkoop en aansluitingsvraagstukken. Ons bereiken
signalen dat de rol van de zorgverzekeraars beperkt wordt tot kennisoverdracht. Zorginkoop
houdt echter in dat zowel de contractering, de financiering, controle en verantwoording bij de
zorgverzekeraars blijven. Dat uiteraard binnen een samen met de gemeenten opgesteld
beleids- en financieel kader dat recht doet aan het belang van het kind op adequate ggz.
1
Gemeenten aan zet. Twee wegen naar ggz voor zorggezinnen. (M.P. van Gastel, oktober 2012)
2
Gelet ook op de stellingname van de staatssecretaris dat een goede overheveling van de
inkoop een goed overgangstraject vraagt van drie jaar, vragen wij ons af of de afspraken
tussen gemeenten en zorgverzekeraars voldoende robuust zijn om de continuïteit van zorg
en de infrastructuur te garanderen.
Een alternatief is denkbaar, ook bij doorgaan van de Jeugdwet. Gemeenten en
zorgverzekeraars maken samen afspraken over de inkoop van jeugd-ggz waarbij regionaal
en lokaal maatwerk mogelijk blijft, zonder overheveling van het budget uit de
zorgverzekeringswet. De beweging naar voren, waaronder specialistische expertise vroeg
inzetten, kan worden gestimuleerd.
Wij vragen u waar nodig in te grijpen als de voortgang of de randvoorwaarden
onvoldoende zijn, via de invoeringswet of een andere maatregel om zo de
verantwoorden uitwerking van de inkoop door verzekeraars te borgen.
De vraag of gemeenten in staat zijn om op dit moment uitvoering te geven aan de
decentralisaties blijft onbeantwoord en is voor ons een blijvende zorg. Bijna de helft van de
gemeenten staat er financieel slecht voor2, twijfels bestaan over beschikbare inhoudelijke
kennis en de democratische controle. In de uitzending van Nieuwsuur op 2 februari kwam
aan de orde dat tweederde van de gemeenten geen vertrouwen heeft in een goede
uitvoering van de drie decentralisaties.
Acht u deze risico’s aanvaardbaar?
De TSJ brengt op 24 februari een rapportage uit, waarin gerapporteerd wordt over de stand
van zaken van het transitieplan. U krijgt dit rapport toegezonden ná uw behandeling van de
Jeugdwet. Dan wordt duidelijker in welke mate er sprake is van continuïteit van zorg en
zorginfrastructuur (nb: tot 40% korting eerder vermeld aan de TSJ) en in welke mate
gemeenten er in slagen een beleidsplan te maken met een visie op de jeugd-ggz. Naar
aanleiding van uitspraken van de voorzitter van de VNG zijn wij er nog niet gerust op dat de
gemeentelijke visies op jeugd-ggz zodanig zijn dat sprake is van continuïteit van zorg en
zorginfrastructuur.
Wij vragen u waar nodig in te grijpen als de (contouren van de) rapportage van de TSJ
laat zien dat de gemeentelijke ontwikkelingen onvoldoende garanties bieden voor
continuïteit van zorg en zorginfrastructuur.
3. Reële overgangstermijn
De invoering van de nieuwe Jeugdwet kan gepaard gaan met enorme frictiekosten,
bedragen van 700 miljoen tot een miljard euro worden hierbij genoemd. Goede afspraken op
lokale, regionale, bovenregionale en landelijke schaal zijn nodig voor continuïteit van zorg,
continuïteit van de infrastructuur en beperking van de frictiekosten. De Branches
Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd hebben voorstellen uitgewerkt voor een
overgangsregime. Hierover vindt nu overleg plaats met de VNG en het ministerie van VWS.
Tevens vindt op uitnodiging van VWS overleg plaats met VNG en zorgbranches over een
landelijke saneringscommissie, die moet bewaken dat de ‘herinrichting van de jeugdhulp’ op
een verantwoorde manier plaatsvindt.
De uitkomsten van beide overleggen zijn op dit moment niet bekend.
Wij vragen u zich er van te vergewissen wat de uitkomsten van overleg zijn en te
oordelen over de mate waarin de afspraken bijdragen aan de doelen waar ook de TSJ
2
Interview A. Jorritsma, Forum Opinieblad VNO-NCW, 23 januari 2014
3
zich op richt: continuïteit van zorg, continuïteit van zorginfrastructuur en beperking
van de frictiekosten.
4. Privacy
Wij vroegen meermaals uw aandacht voor goede waarborgen voor de gegevensuitwisseling.
De huidige wetgeving (voornamelijk WGBO en Wet BIG) biedt waarborgen voor zorgvuldige
gegevensuitwisseling, regels voor het beroepsgeheim, zwijgplicht en het verschoningsrecht.
Dit kan in de praktijk botsen met andere doelen en invulling van de Jeugdwet zoals
verdergaande samenwerking en inrichting van breed georiënteerde sociale wijkteams. De
staatssecretaris is in zijn tweede Memorie van Antwoord uitgebreid ingegaan op
privacyaspecten. Dit geeft enige duidelijkheid, maar vragen rondom de privacy bij opslag en
delen van de gegevens blijven bestaan.
In hoeverre vindt u de beloofde intenties voldoende en de risico’s verantwoord?
Om houvast te bieden aan zorgaanbieders, reclassering, Raad voor de
Kinderbescherming en gemeenten, bepleiten wij nogmaals de ontwikkeling van een
model, vergelijkbaar met het model samenwerkingsafspraken in de (g)gz met de
jeugdzorg in 2012/2013. Wij dragen hier graag aan bij.
Tot slot
Zoals u bekend maken wij ons grote zorgen over de overheveling van de jeugd-ggz naar
gemeenten. GGZ Nederland, NIP en NVvP hechten aan de verankering van de jeugd-ggz in
de gezondheidszorg, ook het kind met een psychische/psychiatrische aandoening heeft recht
op goede zorg. Wij onderschrijven het belang van de transformatie en daar maken wij ons
hard voor. Vanuit onze verantwoordelijkheid voor de continuïteit van goede zorg streven wij
daarom bovenal naar goede randvoorwaarden voor de ophanden zijnde overheveling. Deze
randvoorwaarden zijn ons inziens nog niet afdoende gerealiseerd. Het LPGGz is geen
zorgaanbieder, maar onderstreept deze wens naar goede randvoorwaarden en maakt zich
hier ook sterk voor.
Op dit moment bestaan bij ons bovenstaande zorgen. Uiteraard zijn wij tot nadere toelichting
bereid. Wij wensen u veel wijsheid toe bij de behandeling van de Jeugdwet.
Met vriendelijke groet,
Mevrouw drs. H. Nijboer,
waarnemend directeur LPGGz
Ir. P.M. van Rooij,
directeur GGZ Nederland
P.N.J. Velseboer MBA
Waarnemend directeur NIP
Mevrouw drs. E.J.V. Sax,
Directeur NVvP
4
5