projectplan Spui West en vrijmaken krediet tbv realisatie

Download Report

Transcript projectplan Spui West en vrijmaken krediet tbv realisatie

Vaststelling definitief projectplan dijkversterking spui west en vrijmaken krediet
tbv realisatie
1.
Aanleiding
Uit de tweede veiligheidstoetsing in 2006 is gebleken dat een deel van de dijken in Nederland
niet voldoet aan de wettelijke veiligheidsnormen. Rijkswaterstaat en de waterschappen
werken binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) hard om op 92 verschillende
plaatsen in het land de dijken te verbeteren. Al deze maatregelen moeten voor 2017 zijn
afgerond.
Uit deze periodieke keuring is gebleken dat in totaal 4,76 km van de dijken aan de westkant
van het Spui niet voldoet aan de wettelijk gestelde eisen en om die reden moet worden
versterkt.
2.
Voorstel
1. Het definitief Projectplan dijkversterking Spui West inclusief addendum en Nota van
Beantwoording vast te stellen;
2. het vastgestelde projectplan ter goedkeuring toe te zenden aan het college van
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;
3. een bedrag van € 14.321.000 beschikbaar te stellen voor de realisatie van de
projectinvestering Uitvoering Spui West, ter aanvulling op het reeds beschikbaar gestelde
uitvoeringskrediet van € 1.688.000 (opgenomen onder projectnummer 7001012500);
4. dit bedrag te dekken met het voor deze projectinvestering in de Programmabegroting
2014 in bijlage 7a onder volgnummer 3 opgenomen bedrag van € 24.740.000;
5. het restant van het in punt 4 genoemde bedrag, te weten € 10.419.000, te laten
vervallen.
6. De toename van de jaarlijkse beheerkosten ad € 8.650 m.i.v. 2016 op te nemen in de
eerstkomende kadernota c.q. begroting.
3.
Motivering
Wat is het doel van het gevraagde besluit?
Het gevraagde besluit is noodzakelijk om de wettelijke procedure voort te kunnen zetten en
van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een goedkeuringsbesluit te kunnen verkrijgen
voor het projectplan. Met dit goedkeuringsbesluit kan vervolgens subsidie worden
aangevraagd bij programmabureau Hoogwaterbescherming (HWBP).
Het gevraagde besluit draagt bij aan de algemene doelstelling van WSHD om te zorgen voor
de veiligheid in het beheersgebied. Verder draagt het bij aan de specifieke doelstelling om te
zorgen dat de waterkeringen die zijn afgekeurd in de tweede toetsronde in 2017 voldoen aan
de veiligheidsnorm.
Welke besluiten zijn er eerder genomen?
D&H-besluit van 17-08-2010 (B1002609) notitie reikwijdte en detailniveau MER;
D&H-besluit van 02-10-2012 (B1203639) instemming met de memo
Voorkeursalternatief;
D&H-besluit van 3-9-2103 (B1300389) vaststelling ontwerp Projectplan en
projectnota/MER dijkversterking Spui West.
1
Wat is de achtergrond van het gevraagde besluit?
De veiligheid van primaire waterkeringen wordt periodiek getoetst. In de tweede toetsronde in
2006 is gebleken dat in totaal 4,76 km van de dijken binnen Spui West niet voldoet aan de
wettelijk gestelde eisen en om die reden moet worden versterkt.
Het project Spui West kent de volgende 6 secties:
1. Krommedijk km 14,82 – 15,05 en 15,6 -15,8.
2. Schuddebeursdijk km 19,2-19,5 en 20,15-20,30.
3. Schuddebeursdijk-Aaldijk km 21,4-22,82, 24,1 – 24,27 en 24,65-24,85.
4. Kerkhofsdijk km 24,97-25,71.
5. Wolvendijk km 26,0-26,15 en 26,35-26,75.
6. Papendijk km 26,75-27,55.
De hiervoor genoemde dijkvakken zijn afgekeurd op de faalmechanismen macrostabiliteit van
het binnentalud, piping, afschuiven voorland en/of zettingsvloeiing. De laatste twee worden
opgepakt vanuit het project Zettingsvloeiing Spui. Om de waterkering sober en doelmatig te
kunnen versterken en om weer aan de veiligheidsnorm te laten voldoen, is het noodzakelijk om
voor deze secties een projectplan op te stellen met de uitwerking van de
versterkingsmaatregelen (artikel 5.4 van de Waterwet).
Wat staat er in het definitieve Projectplan?
Definitief Projectplan
Om te komen tot het voorliggende Projectplan is extra geotechnisch onderzoek uitgevoerd.
Aanleiding hiervoor was onder andere de specifieke ligging van de waterkering ten opzichte
van het hoge voorland. Dit heeft ertoe geleid dat voor deeltrajecten 1b (km 15,6 – 15,8), 4
(km 24,97 - 25,71), 5a en 6 (km 26,75 - 27,55) geen fysieke maatregelen nodig zijn. Wel
dienen voor deeltrajecten 1b en 4 de leidingen die binnen de veiligheidszone liggen, en daar
niet veilig liggen voor de komende vijftig jaar, landinwaarts te worden verlegd.
2
Deeltraject 1a Krommedijk
Binnen deze sectie wordt alleen deeltraject 1a (km 14,82 – 15,05) versterkt. Hier wordt een
binnendijkse berm aangelegd. Hiervoor dienen de bestaande dijksloten te worden gedempt en
verder binnendijks te worden hergraven. Aan de buitenzijde wordt het talud verflauwd. De
huidige kabels en leidingen die binnen de veiligheidszone liggen, en daar niet veilig liggen voor
de komende vijftig jaar, dienen landinwaarts te worden verlegd.
Sectie 2 Schuddebeursdijk
Binnen deze sectie wordt een binnendijkse stabiliteitsberm aangebracht. Feitelijk wordt de
bestaande berm verbreed. Hiervoor dienen de bestaande dijksloten te worden gedempt en
verder binnendijks te worden hergraven. Onder de toegangswegen tot de percelen komen
duikers. De leidingen, die binnen de veiligheidszone liggen, en daar niet veilig liggen voor de
komende vijftig jaar, dienen landinwaarts te worden verlegd.
Een kruinverhoging bij sectie 2a (19,2 – 19,5) blijkt niet meer nodig. Ten westen van sectie 2b
(km 20,15-20,30) is de bouw van het nieuwe gemaal Putten voorzien. Het huidig ontwerp voor
dit gemaal sluit aan op het Projectplan.
Sectie 3 Schuddebeursdijk-Aaldijk
Deeltraject 3a1 (km 21,4 - 22,0) kenmerkt zich door de aanwezigheid van de
leidingkruisingen, de aanwezige hoogspanningsmast, bebouwing dicht bij de dijk en de
aanwezigheid van een apart peilvak voor de aanwezige dijksloot. Daarom wordt voorgesteld
vanaf km 21,4 tot en met de woning met huisnummer 11a een damwandconstructie aan te
brengen. Deze wordt weggewerkt onder het maaiveld. Het ontwerp heeft geen invloed op de
bestaande leidingkruisingen en op de bestaande kruisende hoogspanningsmast. Ten oosten
van nummer 11a wordt de aanwezige berm verbreed. Hiervoor dienen de bestaande dijksloten
te worden gedempt en verder binnendijks te worden hergraven. De leidingen, die binnen de
veiligheidszone liggen, en daar niet veilig liggen voor de komende vijftig jaar, dienen
landinwaarts te worden verlegd.
Bij deeltraject 3a2 (km 22,0 – 22,5) wordt een binnendijkse stabiliteitsberm aangebracht.
Feitelijk wordt de bestaande berm verbreed. Hiervoor dienen de bestaande dijksloten te
worden gedempt en verder binnendijks te worden hergraven. De leidingen, die binnen de
veiligheidszone liggen, en daar niet veilig liggen voor de komende vijftig jaar, dienen
landinwaarts te worden verlegd.
Bij deeltraject 3a3 (km 22,5 -22,82) wordt een binnenberm aangebracht en het buitentalud
verflauwd. De bestaande weg komt maximaal 30 cm hoger te liggen. Het ontwerp van het
buitendijks voorziene fietspad houdt rekening met de genoemde taludverflauwing. Door de
aanleg van de binnenberm dienen de bestaande dijksloten te worden gedempt en verder
binnendijks te worden hergraven. De leidingen, die binnen de veiligheidszone liggen, en daar
niet veilig liggen voor de komende vijftig jaar, dienen landinwaarts te worden verlegd.
Bij deeltrajecten 3b (km 24,1 – 24,27) en 3c (km 24,65 – 24,85) wordt een binnendijkse
stabiliteitsberm aangebracht. Hiervoor dienen de bestaande dijksloten te worden gedempt en
verder binnendijks te worden hergraven. De berm wordt met circa 1 tot 1,5 meter verhoogd.
Dit betekent dat de bestaande weg dient te worden verwijderd en opnieuw moet worden
aangelegd.
Bij deeltraject 3b dienen de leidingen, die binnen de veiligheidszone liggen, en daar niet veilig
liggen voor de komende vijftig jaar, landinwaarts te worden verlegd. Bij deeltraject 3c dient
een deel van de watertransportleiding, dat zich binnen de veiligheidszone bevindt, te worden
verlegd.
Deeltraject 5b Wolvendijk
Bij deeltraject 5b (km 26,35-26,75) wordt alleen de bestaande dijksloot gedempt en verder
landinwaarts gegraven.
LNC-waarden
De landschaps-, natuur- en cultuur-(LNC) waarden zijn in eerste instantie geborgd door de
projectnota/MER.
3
Projectnota/MER
In de projectnota/MER zijn de voorkeursalternatieven uit de door u op 6 oktober 2012 vastgesteld
memo Voorkeursalternatief (B1200561) nader uitgewerkt. Ten aanzien hiervan zijn de volgende
mogelijke mitigerende maatregelen benoemd om de negatieve effecten te reduceren of weg te
nemen:
 Voor de aspecten cultuurhistorie, landschap, archeologie en ruimtelijke ordening en zetting
(bodem) zal het verkorten en verlagen van de binnenbermen, dan wel het geheel wegnemen
ervan, de benoemde effectbeoordeling positief beïnvloeden.
Deze mitigatiemaatregel is verwerkt in Projectplan.
 Het negatieve effect op het aspect landschap wordt vooral verminderd door aandacht voor
vormgeving en verschijningsvorm (hoogte en breedte) van de dijk als een geheel. Ook een
landschappelijke inpassing van de overgangen van de verbrede binnenberm op de polder dragen
hieraan bij.
Deze mitigatiemaatregel is verwerkt in het Projectplan.
 De effecten op natuur worden bepaald door de werkzaamheden. De mitigerende maatregelen zijn
het aanpassen van de uitvoeringsperiode aan ecologisch belangrijke seizoenen en de geleidelijke
aanleg/demping van watergangen.
Deze maatregel dient in de engineeringsfase in een ecologisch werkprotocol met de aannemer
nader te worden uitgewerkt.
 De bereikbaarheid van woningen, recreatieve voorzieningen en landbouwgronden wordt optimaal
gerealiseerd door, wanneer nodig, tijdelijke routes te creëren.
Wanneer nodig, dient deze maatregel te worden uitgewerkt met de aannemer in de
engineeringsfase. Deze kosten komen in aanmerking voor subsidie door het HWBP.
 Met behulp van ringdrainages, watergangen en positionering van damwanden en/of kwelschermen
worden de effecten op grondwater en bodem gereduceerd.
Deze mitigatiemaatregel is verwerkt in Projectplan.
De commissie voor de MER is van oordeel dat alle essentiële informatie in de projectnota/ MER
aanwezig is om het milieubelang mee te laten wegen in de besluitvorming over het projectplan.
Zij heeft wel twee adviezen uitgebracht. Ten eerste adviseert zij aan te geven welke
maatregelen mogelijk zijn om meer continuïteit in de vormgeving van de gehele dijk te
realiseren dan wel de overgangen van versterkte en niet versterkte dijkdelen te ‘verzachten’.
In deze dijkversterking zijn de mogelijkheden onderzocht. Doordat de dijkversterking
gefragmenteerd langs de dijk wordt uitgevoerd is het handhaven van continuïteit in
lengterichting maar beperkt mogelijk gebleken. In het Projectplan is de versterking lokaal al zo
goed als mogelijk landschappelijk ingepast door bij sectie 3a1 de versterking met
ondergrondse constructies uit te gaan voeren en bij de overige secties de bermen en
slootvergravingen te minimaliseren en waar mogelijk vloeiend in te passen of naar een logisch
punt in te passen.
Het tweede advies van de Commissie voor de MER is om na te gaan of deze slootverleggingen
kunnen worden beperkt door het loslaten van genoemde eis van een onderhoudsstrook van 4
meter. Vanuit technisch oogpunt is de onderhoudsstrook van 4 meter noodzakelijk voor de
stabiliteit. Bij het kleiner maken of weglaten van de onderhoudsstrook zouden bredere bermen
nodig zijn waardoor er alsnog aanzienlijke slootvergravingen noodzakelijk zijn. In het ontwerp
heeft het waterschap zijn maximale inspanning gedaan om de versterking zo goed mogelijk in
te passen, waarbij rekening is gehouden met de verschillende (technische, landschappelijke en
beheer) belangen.
Secties 1 en 5 bevinden zich nabij Natura-2000 gebieden. Om de dijkversterking daar te
kunnen uitvoeren heeft het waterschap een definitieve beschikking ex. artikel 19d van de
Natuurbeschermingswet 1998 van de Omgevingsdienst Haaglanden gekregen.
De natuurwaarden zijn bij de uitvoering geborgd via de zorgplicht van de Flora- en faunawet.
In samenspraak met bevoegd gezagen provincie Zuid-Holland en gemeente Spijkenisse worden
de archeologische verwachtingen nader onderzocht. Hiervoor heeft het Bureau Oudheidkundig
Onderzoek Rotterdam een Programma van Eisen opgesteld. Mochten de betreffende secties
nog steeds een hoge archeologische verwachting hebben, dan vindt een
proefsleuvenonderzoek plaats binnen het profiel van de toekomstige dijksloten. Dit gebeurt
voorafgaand aan aanleg van deze sloten.
In het definitief Projectplan worden bij sectie 2a drie bomen gekapt, om de nieuwe inrit en
dijksloot te kunnen aanleggen. Deze bomen zijn niet vergunning- en herplantplichtig. De
eigenaar wordt schadeloos gesteld om eventueel bomen terug te planten.
4
Is de dijkversterking eind 2017 gerealiseerd?
Op basis van het ontwerp is een uitvoeringsplanning opgesteld, waarin de hierna in paragraaf 4
genoemde risico's verwerkt zijn. De uitvoering is in juli 2015 gereed, wanneer het risico van
onteigening niet optreedt. In het geval dat tot onteigening moet worden overgegaan, zal de
uitvoeringsduur met drie maanden worden verlengd zodat de dijkversterking in oktober 2015
gereed is. Ook in dat geval wordt het project conform de vastgestelde basislijn uitgevoerd.
Kabels en leidingen
Het beleid van het waterschap is dat voorsteltracés kabels en leidingen die in de huidige cq.
toekomstige beschermingszone komen te liggen vergunningplichtig zijn vanuit de Waterwet.
Deze ligging dient dan in de aanvraag gemotiveerd te worden. In bijlage 8 van het definitief
Projectplan is de gevraagde motivatie verwoord. De afdeling Vergunningen heeft aangegeven,
dat deze motivatie voldoende is om op dit aspect de vergunningen te kunnen verlenen.
Hoe is het draagvlak voor dit plan?
Het ontwerp projectplan dijkversterking en de projectnota/MER zijn voorgelegd aan de
provincie Zuid-Holland en de gemeenten Bernisse en Spijkenisse. Op verzoek van de gemeente
Spijkenisse is ambtshalve de hellingshoek van het fietspad naar de woonwijk Heer en Meester
verflauwd. Met de grondeigenaren, pachters en andere direct belanghebbenden worden nu
gesprekken gevoerd om tot een akkoord te komen voor het verleggen van kabels en leidingen
en om de versterking op hun percelen uit te kunnen voeren. Het waterschap treedt hier
gezamenlijk op met de kabels- en leidingeigenaren om zo een zo groot mogelijk draagvlak te
creëren en het tijdsbeslag van deze overleggen voor hen zo beperkt mogelijk te houden.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn er in totaal zes zienswijzen ingediend. Twee
betreffen de ligging van voorsteltracés van kabels en leidingen. Bij secties 1a, 2a, 2b en 3a3
wordt naar aanleiding van deze zienswijzen de ruimte tot optimalisatie geboden door het
voorsteltracé tot één meter vanuit de dijksloot landzijde te leggen of de onderhoudsstrook
dijkzijde met twee meter te verbreden, waardoor het voorsteltracé in het verbrede stuk komt
te liggen. Er wordt met de betreffende eigenaren overlegd welke optimalisatie voor hen de
voorkeur heeft.
Eén zienswijze betreft een mogelijk voorsteltracé kabels en leidingen door een woningperceel.
Mocht de betreffende leiding onverhoopt vanuit dijkveiligheid vervangen dienen te worden, is,
mede gezien de beperkte lengte (circa 45 meter), besloten de leiding met sterker materiaal
opnieuw te leggen in het huidig tracé.
Een andere zienswijze betreft die van een leidingeigenaar van een kruisende leiding. Deze
vraagt om aandacht voor de borging van de leiding tijdens en na de werkzaamheden. In het
projectplan komt de dijksloot nu 5 meter vanuit deze leiding. In het Engineering en
Constructcontract zullen eisen worden opgenomen ten aanzien van de maximale vervorming
en monitoring.
Twee zienswijzen hebben onder andere betrekking op de vermeende verkeersdruk van de
Schuddebeursedijk in Hekelingen. Vanuit zowel dijk- als verkeersveiligheid is geen aanleiding
om het ingebrachte voorstel tot het versmallen van de betreffende weg te honoreren. Vanuit
het project buitendijks fietspad Hekelingen worden door het waterschap wel twee plateau’s
aangelegd ter hoogte van de Toldijk en het fietspad naar de wijk Heer en Meester.
Hoeveel grond moet er eventueel verworven worden?
De gronden van het huidige dijklichaam en voorziene dijkversterking zijn deels al in eigendom.
Er wordt getracht middels akkoordverklaring toegang tot de benodigde gronden te verkrijgen
om uitvoering van dijkversterking te realiseren. Indien dit niet lukt, wordt een voorstel tot
verwerving gedaan. In de eerste gesprekken hebben 80% van alle eigenaren aangegeven,
alleen mee te willen werken, wanneer het waterschap de benodigde grond verwerft. De overige
grondeigenaren, gemeente Spijkenisse en Bureau Beheer Landbouwgronden, zijn nog in
overweging of zij al dan niet eigenaar wensen te blijven. In januari 2014 is hierover
duidelijkheid. De te verwerven gronden komen allen in aanmerking voor subsidie.
Bij secties 1a, 2a, 2b en 3a3 leidt de zienswijzehonorering van de bovengenoemde
optimalisatierichting tot het verbreden van de eventueel aan te kopen strook met twee meter.
5
Dit om daar het voorsteltracé kabels en leidingen aan te leggen.
4.
Risico’s
De risicobeheersing in dit project vindt plaats conform PRINCE2. Er wordt
actief gestuurd op risico's en deze zijn verwerkt in planning en raming.
Risico's die het meest effect kunnen hebben op uitloop in tijd en kosten zijn:
 De dijk bezwijkt tijdens het werk door zettingsvloeiing. De dijkversterking Spui West
begint daarom pas als fase 1 dijkversterking Zettingsvloeiing Spui is afgerond. De huidige
planning is dat dit kan zonder dat dit tot vertraging leidt;
 Wanneer er vertraging in de verwerving van gronden optreedt, zal worden gestart met de
deelsecties die op dat moment wel beschikbaar zijn, zodat de huidige planning kan
worden gehaald;
 Beroepsprocedure tegen het definitieve projectplan, na goedkeuring door Gedeputeerde
Staten. Bij de Nota van Beantwoording is een afweging gemaakt tussen het
maatschappelijk belang en het individueel belang. Deze zienswijzen zijn zoveel als
mogelijk en wenselijk meegenomen in het definitief projectplan. Daarnaast gaat het
waterschap de antwoorden persoonlijk toelichten bij de indieners van de zienswijzen;
 Vervormen of bezwijken van kabels en leidingen. In de vraagspecificatie voor het E&Ccontract wordt specifieke aandacht besteed aan de eisen ten aanzien van vervorming en
monitoring.
5.
Financiële aspecten
1. Financieel:
De investering wordt, met uitzondering van kosten voor bouwrente en voor eventueel niet
voor subsidie in aanmerking komende gronden, volledig financieel gedekt door middel van
subsidie in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Mogelijk wordt door derden aanspraak gemaakt op de verordening nadeelcompensatie.
Eventuele daaruit volgende vergoedingen en kosten vallen onder de subsidieregeling van het
HWBP.
Voor dit project, inclusief de bouwrente, is reeds € 1.688.000 ter beschikking gesteld
(projectnummer 7001012500). In dit krediet zijn ook al de kosten opgenomen van de
bouwrente van het totale project. De bouwrente wordt toegerekend op basis van de Nota
AWA (Activeren, Waarderen en Afschrijven, d.d. 26 september 2012). Deze bouwrente wordt
niet gesubsidieerd door het Programmabureau HWBP. Hiermee komen de kosten van de
bouwrente ten laste van het waterschap en leiden daarmee tot kapitaallasten.
Deze kapitaallasten zijn reeds in de Programmabegroting 2014 opgenomen.
In de Programmabegroting 2014 is in bijlage 7a onder volgnummer 3 voor het vervolg van
het project een bedrag opgenomen van € 24.740.000.
Uit nader onderzoek is gebleken dat de deelsecties 1b, 4, 5a en 6 niet hoeven te worden
versterkt. Hiermee is de scope van het project aanzienlijk gereduceerd.
Voor de realisatie van het definitieve projectplan vragen wij daarom ter aanvulling op het
reeds beschikbaar gestelde krediet een bedrag van € 14.321.000 ter beschikking te stellen.
Het restant van de geplande investering, te weten € 10.419.000, kan vervallen.
Geplande investering
Heden gevraagd krediet
Restant
-/-
€ 24.740.000
€ 14.321.000
€
10.419.000
2. Exploitatie
6
Het ter aanvulling aangevraagde krediet is bestemd voor kosten die volledig door het HWBP
worden gedekt. Dit betekent dat dit aanvullende krediet niet tot een verhoging van de
kapitaallasten zal leiden.
Het ontwerp leidt tot een toename van het areaal waterkeringen, watergangen en wegen. De
huidige raming is dat dit met ingang van 2016 leidt tot € 8.050 per jaar aan extra
beheerkosten. Bij secties 1a, 2a, 2b en 3a3 leidt de honorering van de bovengenoemde
optimalisatierichting van het verbreden van de onderhoudsstrook met twee meter vanaf 2016
tot € 600 per jaar aan extra beheerkosten. De som van de beheerlasten, te weten € 8.650, is
niet begroot, maar zal worden meegenomen in de eerstvolgende Kadernota.
3.
Brede Blik
In dit stadium is er nog geen noodzaak voor gebruik van de voorziening Brede Blik gebleken.
6.
Personele aspecten
De uitvoering van het project is ondergebracht bij de afdeling Projecten & Uitvoering, team
Projectmanagement. De noodzakelijke uren zijn opgenomen in de desbetreffende
jaarplannen.
7.
Juridische aspecten
Door vaststelling van het projectplan wordt invulling gegeven aan het vereiste tot het
opstellen van een projectplan voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken ingevolge
artikel 5.4 Waterwet.
Tegen het daaropvolgende goedkeuringsbesluit van projectplan door Gedeputeerde Staten
van Zuid Holland kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
8.
Duurzaamheidsaspecten
De uiteindelijke realisatie van het project zal bescherming tegen hoog water in Voorne-Putten
verbeteren. Het dijkontwerp gaat uit van een veilige dijk voor de komende 50 jaar bij
versterking in grond en voor de komende 100 jaar bij de versterking middels damwanden.
Tijdens de ontwerpfase zijn de gevolgen voor het milieu beoordeeld en meegewogen bij de
keuze.
9.
Communicatieve aspecten (In- en extern)
Het besluit wordt extern bekendgemaakt.
Voor de volgende fase van het project stelt het waterschap een publiekscommunicatieplan
op. Dit is primair gericht op het behouden van draagvlak in de uitvoeringsfase.
10.
Wijze van publiceren
Kies één of meerdere items:
☐ Intranet
☒ Internet
☐ Terinzagelegging
☒ Pers
11.
Verdere aanpak/ procedure
Na dit besluit zal WSHD het definitieve projectplan ter goedkeuring aanbieden aan
Gedeputeerde Staten. Na het besluit van Gedeputeerde Staten zal de procedure worden
7
doorlopen bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma van het Rijk om de subsidie te
verkrijgen. Na het besluit van Gedeputeerde Staten kan beroep worden ingediend bij de Raad
van State.
Parallel aan beide procedures loopt ook de aanbestedingsprocedure.
12.
Evaluatie
Evaluatie van projecten is een standaard onderdeel binnen PRINCE2.
13.
Afdelingen die instemmen met het voorstel
FN, BJ, PU
8
Vergaderdatum :
Agendapunt
:
30-1-2014
…*
BESLUIT VERENIGDE VERGADERING
ONDERWERP: VASTSTELLEN DEFINITIEF PROJECTPLAN DIJKVERSTERKING SPUI WEST
EN VRIJMAKEN KREDIET TBV REALISATIE.
DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA,
op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 17-12-2013;
gelezen het advies van de commissie Waterkering, Wegen en Vergunningverlening van 14-1-2014;
overwegende dat:
- onderhavige projectinvestering in de begroting is opgenomen;
- Uit de periodieke keuring ingevolge de Waterwet is gebleken dat in totaal 4,76 km van de
dijken binnen Spui West niet voldoet aan de gestelde veiligheidsnorm;
- Om weer aan de veiligheidsnorm te voldoen er voor dit project een projectplan is opgesteld
met de uitwerking van de versterkingsmaatregelen;
- Het ontwerp Projectplan, projectnota/MER en de ontwerp beschikkingen van 23 september
tot en met 4 november 2013 ter inzage heeft gelegen;
- Het aangevraagde krediet wordt vergoed door het Programmabureau HWBP middels de
subsidiebeschikkingen voor Spui West.
gelet op:
artikel 77 Waterschapswet;
meerjarenbeleidsplan;
Programmabegroting 2013
Burap 2 2013;
hoofdstuk 5 paragraaf 2 van de Waterwet;
afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht;
BESLUIT:
1. Het definitief Projectplan dijkversterking Spui West inclusief addendum en Nota van
Beantwoording vast te stellen;
2. het vastgestelde projectplan ter goedkeuring toe te zenden aan het college van
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;
3. een bedrag van € 14.321.000 beschikbaar te stellen voor de realisatie van de
projectinvestering Uitvoering Spui West, ter aanvulling op het reeds beschikbaar gestelde
uitvoeringskrediet van € 1.688.000 (opgenomen onder projectnummer 7001012500);
4. dit bedrag te dekken met het voor deze projectinvestering in de Programmabegroting
2014 in bijlage 7a onder volgnummer 3 opgenomen bedrag van € 24.740.000;
5. het restant van het in punt 4 genoemde bedrag, te weten € 10.419.000, te laten
vervallen.
Ridderkerk, 30-1-2014
De Verenigde Vergadering voornoemd,
9
secretaris-directeur,
dijkgraaf,
drs. A.A. van Vliet.
ing. J.M. Geluk.
10