SAMENVATTING 106122 Beroep tegen ontslag wegens

Download Report

Transcript SAMENVATTING 106122 Beroep tegen ontslag wegens

Commissie van Beroep
PO
SAMENVATTING
106122 Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid; PO
De werkgever uit in 2011 kritiek op het functioneren van de werknemer, die bijna veertig jaar in dienst
is, en belast hem sindsdien met verschillende andere werkzaamheden, waaronder
invalwerkzaamheden. Uiteindelijk volgt ontslag.
De werknemer heeft één verslag van een gesprek over zijn functioneren tot februari 2011 ingezonden.
De werkgever heeft geen enkel stuk over het functioneren van de werknemer overgelegd. Voorts is
niet kenbaar sprake geweest van het inzetten van een traject om de werknemer in de gelegenheid te
stellen zich te verbeteren. Evenmin is gebleken van concrete maatregelen van de werkgever na het
gesprek in 2011 om de werknemer te ondersteunen. Het functioneren van de werknemer in de door
hem verrichte vervangingswerkzaamheden en de hierover geuite klachten sinds 2011 vormen
onvoldoende aanvullende argumenten voor het oordeel dat de werknemer zodanig disfunctioneert dat
voortzetting van het dienstverband niet in redelijkheid van de werkgever gevergd kan worden.
Beroep gegrond.
106122
UITSPRAAK
in het geding tussen:
A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A
gemachtigde: mevrouw mr. W.H.J. Draak-Tombroek
en
het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever
gemachtigde: de heer mr. H.J.A. Jansen
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij beroepschrift met bijlagen van 28 januari 2104, ingekomen op 28 januari 2014 en aangevuld op 18
maart 2014, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 20 december 2013,
inhoudende opzegging van de arbeidsovereenkomst met A tegen 31 maart 2014, op grond van artikel
3.11 juncto 3.8 sub 2 cao po, wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de door hem
uitgeoefende functie, anders dan ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid.
De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 27 februari 2014 en
aangevuld op 28 maart 2014.
De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 3 april 2014 te Utrecht.
A verscheen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De werkgever werd vertegenwoordigd door F, voorzitter College van Bestuur en G, manager
bedrijfsvoering, bijgestaan door de gemachtigde.
A heeft een pleitnotitie overgelegd.
106122/uitspraak d.d. 21 mei 2014
Pagina 1 van 4
Commissie van Beroep
PO
DE FEITEN
A geboren 25 augustus 1952 is sinds 28 oktober 1974 als groepsleerkracht werkzaam bij (de
rechtsvoorgangers van) C in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang.
Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po.
In een gesprek op 7 februari 2011 heeft de directeur van de school waar A werkzaam was,
basisschool ā€œEā€, A meegedeeld ontevreden te zijn over zijn functioneren als groepsleerkracht.
Vervolgens is A van oktober 2011 tot augustus 2012 werkzaam geweest als onderwijsassistent.
Met ingang van het schooljaar 2012-2013 is A door de werkgever geplaatst in de vervangingspool. Na
drie vervangingen als groepsleerkracht in de maand augustus 2012 heeft de werkgever A wederom
tewerkgesteld als onderwijsassistent welke functie hij de rest van het schooljaar 2012-2013 heeft
vervuld. Bij brief van 4 februari 2013 heeft de werkgever A meegedeeld besloten te hebben het
dienstverband met hem te zullen beëindigen. A is daarbij uitgenodigd om overleg met de werkgever te
voeren. Na het schooljaar heeft de werkgever bij brief van 29 augustus 2013 A de functie van
onderwijsassistent aangeboden. A heeft deze functie geweigerd. Bij brief van 9 september 2013 heeft
de werkgever A meegedeeld dat hij gezien de beschikbare formatie op E boventallig is. Bij brief van
12 december 2013 heeft de werkgever A meegedeeld voornemens te zijn hem te ontslaan per 1 april
2014 wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid voor de door hem uitgeoefende functie, anders dan ten
gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid. A heeft tegen dit voornemen bij brief van 15 december
2013 verweer gevoerd. Bij brief van 20 december 2013 heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst
met A opgezegd tegen 31 maart 2014, op grond van artikel 3.11 juncto 3.8 sub 2 cao po, wegens
onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de door hem uitgeoefende functie, anders dan ten gevolge
van ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Tegen deze beslissing richt zich het beroep van A.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A voert aan dat het ontslag op oneigenlijke gronden is gegeven. De werkgever stelt dat
er zorgen zijn over het functioneren van A, maar van disfunctioneren is niet gebleken. Daarenboven is
aan A geen begeleiding en geen verbetertraject aangeboden en er is onvoldoende verslag gelegd.
Ook spelen er andere belangen, namelijk een op handen zijnde reorganisatie, waarbij het de
werkgever goed zou uitkomen als A niet langer in dienst zou zijn. Voorts voert A aan dat hij ten
onrechte boventallig is verklaard.
A stelt verder dat de beslissing om hem te ontslaan niet redelijk is, omdat niet helder en onomstotelijk
duidelijk is dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van de werkgever gevraagd kan
worden. Het laatste functioneringsgesprek van de werkgever met A dateert van 2011. De verslagen
van gesprekken daarna betreffen zijn werkzaamheden als vervanger. Daarvoor geldt dat het werk als
invaller moeilijk is. A werd hierbij van meet af aan afgerekend op fouten, hij had geen krediet.
De werkgever voert aan dat in 2011 uitgebreid met A over zijn functioneren is gesproken. A voldeed
niet op het gebied van de pedagogische component en evenmin op het gebied van samenwerking met
de omgeving. Ook roept zijn benadering van leerlingen vraagtekens op bij ouders. Daarom is A het
schooljaar 2011-2012 geen groepsverantwoordelijkheid meer gegeven. Op basis van het
plaatsingsbeleid is A werkzaam geweest als onderwijsassistent. Hij is hierbij niet boventallig verklaard.
Het schooljaar erna is A belast met werkzaamheden in een vervangingspool. De vervangingen door A
gedaan, liepen niet goed en A heeft in deze vervangingen laten zien dat hij de functie van leerkracht
niet kan uitoefenen, hetgeen overeenkomt met de eerdere bevindingen in 2011. A bezit niet de
competenties voor het vervullen van de functie van leerkracht maar hij bezit wel de competenties voor
het vervullen van de functie van onderwijsassistent. Omdat met A geen overeenstemming werd
106122/uitspraak d.d. 21 mei 2014
Pagina 2 van 4
Commissie van Beroep
PO
bereikt over een oplossing is hij in september 2013 weer geplaatst in de vervangingspool. Hij heeft
vervolgens twee keer iemand vervangen en beide keren moest hij voortijdig stoppen. Vervolgens is
hem weer de functie van onderwijsassistent aangeboden, maar A bleef dit weigeren. Ook de functie
van klassenondersteuner op drie scholen met salarisoverbrugging is door A afgewezen. Van een
vooropgezet plan om aan te tonen dat A wel als onderwijsassistent kan werken en niet als
groepsleerkracht is geen sprake, aldus de werkgever.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de
beslissingen, genoemd in artikel 60 lid 1 Wet op het primair onderwijs en artikel 12.1 lid 1 cao po en
binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te
nemen en is het beroep ontvankelijk.
Het ontslag
A werkt bijna veertig jaar bij de werkgever. De Commissie acht het, zeker in een dergelijk geval,
waarin sprake is van veel ervaring en een lang dienstverband, noodzakelijk dat de werkgever helder
en onomstotelijk weet aan te tonen dat sprake is van zodanig disfunctioneren dat voortzetting van het
dienstverband niet in redelijkheid van hem gevergd kan worden. Dit dient dan te blijken uit verslagen
van functionerings- en beoordelingsgesprekken en andere schriftelijke stukken. Voorts dient de
werkgever de werknemer in voldoende mate ondersteuning te hebben geboden om zijn functioneren
te kunnen verbeteren.
De Commissie overweegt hierover dat A één verslag van een gesprek over zijn functioneren tot
februari 2011 heeft ingezonden. De werkgever heeft geen enkel stuk over het functioneren van A
overgelegd.
Voorts is niet kenbaar sprake geweest van het inzetten van een traject om A in de gelegenheid te
stellen zich te verbeteren. Evenmin is de Commissie gebleken van concrete maatregelen van de
werkgever na het gesprek in 2011 om A te ondersteunen. Het functioneren van A in de door hem
verrichte vervangingswerkzaamheden en de hierover geuite klachten sinds 2011 vormen naar het
oordeel van de Commissie onvoldoende aanvullende argumenten voor het oordeel dat A zodanig
disfunctioneert dat voortzetting van het dienstverband niet in redelijkheid van de werkgever gevergd
kan worden. Immers, gezien de kritiek die de werkgever op het functioneren van A had geuit, heeft
dezelfde werkgever A niet zonder aanvullende maatregelen of ondersteuning kunnen belasten met in
feite dezelfde werkzaamheden als die waarvan de werkgever meende dat A deze voorheen
ontoereikend vervulde. De Commissie tekent daar bovendien bij aan dat, gezien de aard in inhoud
van de vervangingswerkzaamheden, de werkomstandigheden voor A zwaarder en moeilijker waren
dan bij het lesgeven aan een eigen klas.
Aldus is naar het oordeel van de Commissie niet vast komen staan dat A ongeschikt is voor zijn
functie en evenmin van een eventuele vereiste verbeterkans. Van een zodanig disfunctioneren dat
voortzetting van het dienstverband niet in redelijkheid van de werkgever gevraagd kan worden is
daarom geen sprake.
Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de werkgever niet in redelijkheid tot
ontslag van A heeft kunnen beslissen.
106122/uitspraak d.d. 21 mei 2014
Pagina 3 van 4
Commissie van Beroep
PO
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond.
Aldus gedaan te Utrecht op 21 mei 2014 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter,
drs. A.M.M. Kooij-Blok, drs. K.A. Kool, mr. D.A.M. Schilperoord en mr. M.Th. van Wel, leden, in
aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris.
mr. L.C.J. Sprengers
voorzitter
106122/uitspraak d.d. 21 mei 2014
Pagina 4 van 4
mr. J.A. Breunesse
secretaris