Klik hier om supplement 1 voor de hoorcolleges van

Download Report

Transcript Klik hier om supplement 1 voor de hoorcolleges van

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

A.

Delegatie en grondrechten

Verplichte literatuur:

Hoofdstuk 30 Handboek Van der Pot. Burkens, Algemene leerstukken van grondrechten naar Nederlands recht.

Verplichte arresten:

HR 27 januari 1961, NJ 1963, 248 (Van den Bergh - Staat). HR 22 juni 1973, NJ 1973, 386 (Fluoridering). HR 25 januari 1926, NJ 1926, 246 (Jamin). HR 13 januari 1879, W 4330 (Meerenberg). HR 10 april 1984, NJ 1984, 612 (Jodium). HR 11 januari 1977, NJ 1977, 467 (Bromfietshelm). HR 12 mei 1999, NJ 2000, 170 (Arbeidskostenforfait). HR 13 februari 1922, NJ 1922, 473 (Wilnisser visser). EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146 (Sunday Times). CRvB 22 april 1993, AB 1993, 512 (Vrijwillige brandweer). ARRS 16 juni 1993, AB 1994, 424 (Redelijke uitleg Grondwetsnormen). ABRvS 13 juli 2011, AB 2011, 333 (Klokgelui).

Wetgeving en delegatie van wetgeving

Het basisidee van de wetgeving is dat er een hiërarchie van normen bestaat: van verdrag tot Grondwet tot wet tot algemene maatregelen van bestuur tot ministeriële regeling. Heeft men deze hiërarchie in de gaten, dan moet men kijken naar de Grondwetten. In art. 81 e.v. Gw is de bevoegdheid van het ambt wetgever neergelegd. Ook de wijze van totstandkoming van wetten is in dit artikel opgenomen. Alleen wat volgens dit artikel tot stand komt, kan worden aangewezen als wet.

HR 27 januari 1961, NJ 1963, 248 (Van den Bergh - Staat)

Van den Bergh stelde dat er in casu geen sprake was van een wet. De betreffende wet was veranderd en dit was niet volgens de juiste procedure verlopen. Er was iets gewijzigd in de pensioenregeling, waarover hij vond dat de totstandkoming ervan niet volgens de juiste procedure was verlopen. Er was niet op de goede manier gestemd, omdat het zonder stemming was aanvaard vanwege unanimiteit en vanzelfsprekendheid. Hij wilde een staatsrechtelijk probleem aan de Hoge Raad voorleggen. De Hoge Raad is hier dan ook op ingegaan. De Hoge Raad laat door middel van deze uitspraak aan rechters zien dat wanneer er iemand stelt dat iets geen wet is, zij niet zelf gaan onderzoeken of deze procedure juist is verlopen. De wetgever mag zelf beslissen en de rechter gaat uit van de voor kennisneming vatbare stukken. Zo kan een rechter vaststellen of iets wat zich als wet aandient ook daadwerkelijk een wet is. Er wordt alleen naar de buitenkant gekeken. Er moet uit de stukken blijken dat er voor bijvoorbeeld een Grondwet twee derde meerderheid is geweest. De Grondwet bepaalt de procedure. De rechter is niet bevoegd om te bezien of de inhoud van de wet in overeenstemming is met de Grondwet. Hij is ook niet bevoegd om de naleving van procedurevoorschriften van de totstandkoming van de wet te beoordelen. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen inhoud en procedure, de rechter mag over beiden niets zeggen.

Delegatie van wetgeving

De Grondwet attribueert de bevoegdheid tot wetgeven aan de wetgever (art. 81 Gw). De Grondwet zelf delegeert eigenlijk niet. Als zij stelt dat een wet tot stand moet komen, is dit een opdracht, maar geen delegatie. Er is een speciale terminologie ontwikkelt met betrekking tot de delegatie.

Facebook.com/SlimStuderen

1

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015 Algemene delegatieterminologie

 ‘Bij’: geen delegatie mogelijk;     ‘Volgens’: geen delegatie mogelijk; ‘Bij of krachtens’: wel delegatie mogelijk.

Speciale Grondwettelijke delegatieterminologie

 ‘Bij wet’: geen delegatie mogelijk;    ‘Volgens de wet’: geen delegatie mogelijk; ‘Bij of krachtens de wet’: wel delegatie mogelijk; ‘De wet regelt’: wel delegatie mogelijk; ‘De wet stelt regels’: wel delegatie mogelijk; Regelen, regelt, regels regeling: wel delegatie mogelijk. De Grondwet laat een keuze voor de wetgever open om het zelf te regelen of om te delegeren. Deze terminologie geldt alleen in de Grondwet. Een bevoegdheid tot delegatie is geen verplichting tot delegatie. De Grondwettelijke delegatieterminologie is niet van toepassing op art. 23 Gw, omdat dit artikel ongewijzigd is overgenomen uit vorige Grondwetten teruggaand tot 1917. In 1983 heeft men aan dit artikel niets willen veranderen. De Grondwet attribueert aan de wetgever de bevoegdheid tot wetgeving (art. 81 Gw) en aan de regering het vaststellen van algemene maatregelen van bestuur (art. 89 Gw). Ook het Statuut attribueert. Art. 14 Statuut attribueert aan de Rijkswet en de Algemene Maatregel van Rijksbestuur. Deze regels gelden voor het hele Koninkrijk, niet alleen voor Nederland zelf, maar ook voor de eilanden Aruba Curaçao en Sint Maarten. Ze komen op een iets andere manier tot stand, want de vertegenwoordigers van de overzeese gebieden zijn er ook bij betrokken. Art. 14 lid 3 Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat als het niet geldt voor de overzeese gebieden, het gewone Nederlandse instrument goed genoeg is.

Algemene maatregelen van bestuur

Naast de wet is er ook lagere regelgeving. Niet alles kan in de wet staan. Nadere normstellingen en uitwerkingen worden door anderen dan de wetgever gemaakt. De ministers of gemeenten kunnen dit bijvoorbeeld doen. Totstandkoming algemene maatregelen van bestuur:  Advies van Raad van State; Bespreken van maatregel in ministerraad;    Vaststelling bij koninklijk besluit; Publicatie in het Staatsblad, wordt het niet bekendgemaakt, dan kan er geen sprake zijn van een AMvB. Iets wat aan deze procedurevoorschriften voldoet, is in de meeste gevallen een Algemene Maatregel van Bestuur.

HR 25 januari 1926, NJ 1926, 246 (Jamin).

Als de wet spreekt van nadere regels ‘bij Algemene Maatregel van Bestuur’ dan mogen er geen regels door een ambtenaar worden gesteld. Dit mag alleen gedaan worden door de regering. In casu had een inspecteur van de arbeidswet regels gemaakt met betrekking tot kachels in winkels. Het Jamin arrest stelt grenzen aan delegatie.

Harde grenzen

houden in dat delegatie niet is toegestaan.

Zachte grenzen

gaan over de vraag wanneer het de voorkeur verdient dat de wet zelf voorschriften geeft en niet delegeert. Regeringen willen graag alle bevoegdheden van de wetgever overnemen. De wetgever is echter mede de vertegenwoordiging van de bevolking. In Nederland is een regel opgesteld voor ambtenaren die regels opstellen

.

Aanwijzing 22 voor de regelgeving

houdt in dat hoofdelementen van een regeling in een wet moeten staan. Het primaat van de wetgever dient als richtsnoer.

Facebook.com/SlimStuderen

2

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

In de toelichting wordt gesproken over zaken die zo gewichtig zijn dat de volksvertegenwoordiging rechtstreeks bij de vaststelling van de regels moet worden betrokken. Wanneer dit gedaan moet worden is vastgelegd in het Fluoridering arrest. Deze aanwijzingen worden ook bij andere instellen gebruikt

HR 22 juni 1973, NJ 1973, 386 (Fluoridering)

Het plan van de regering was om fluor in het drinkwater te vermengen voor de gezondheid van de tanden, zodat deze witter zouden worden. Mensen hadden bezwaar tegen deze manier van dwang om fluor te drinken. De Hoge Raad stelt dat de fluoridering van drinkwater is iets van ‘zo ingrijpende aard’ dat hier een grondslag voor in de wet vereist is. Als deze wettelijke grondslag er niet is, is deze fluorideringsmaatregel onbevoegd genomen. Deze ingrijpende aard is terug te vinden in Aanwijzing 22 voor de regelgeving.

Parlementaire controle op gedelegeerde regelgeving

Bij

voorhangprocedures

Strafbepalingen

is er sprake van controle vooraf. Een AMvB mag niet zomaar in werking treden. De AMvB wordt eerst naar het parlement gestuurd, deze heeft de bevoegdheid om hierop te reageren. Mogelijke reacties hierop zijn het vragen om een wetsvoorstel of om een debat te houden. De strafbepalingen van de AMvB worden geregeld in art. 89 lid 2 Gw. Voorschriften, door straffen te handhaven, worden in een AMvB alleen gegeven krachtens de wet. De wet bepaalt dus de op te leggen straffen. Het Wetboek van Strafrecht en de Wet Economische Delicten bepalen de op te leggen straffen. De laatste wet is een andere wet dan de wet die de grondslag biedt voor de AMvB. Een bestuurlijke boete valt niet onder de genoemde straffen uit art. 89 lid 2 Gw. Het principe achter art. 89 lid 2 Gw is dat er meer vertrouwen in de wetgever nodig is dan in de regering. Zo dacht men in de 19 berusten. Dit komt echter weinig voor.

HR 13 januari 1879 (Meerenberg)

het opstellen van regels.

HR 10 april 1984 (Jodium)

e eeuw. Tegenwoordig is het idee dat de wetgever strenger is dan de rechter. Bepalingen door straffen te handhaven moet de regering niet zomaar kunnen maken. Hier zit een machtsprobleem achter. Het gaat hier om de verhouding tussen de regering en de wetgever en de machtsverdeling hiertussen. De regering mag wel zelfstandige AMvB’s maken die niet op een wettelijke grondslag De wet stelt dat de koning alleen maar mag doen wat hem door wet of Grondwet is toegekend. De vraag was niet of het hem verboden is, maar of de bevoegdheid aan hem is toegekend. Er is dus altijd een wettelijke grondslag nodig. De Hoge Raad is hier heel streng in. Bij Grondwetsherziening is vastgesteld dat de regering zelfstandige AMvB’s mag opstellen, maar dat deze AMvB’s geen strafbepalingen mogen bevatten. De Grondwetgever gaf hiermee aan dat de regering niet zomaar zijn gang mocht gaan met Het idee bij dit arrest was dat het toevoegen van jodium aan brood ziekten zou voorkomen. Het opnemen van jodium in brood zou dus bevorderlijk zijn voor de volksgezondheid. Dit idee is gebaseerd op de Warenwet. De bedoeling van deze wet is het voorkomen van ziektes. De bedoeling van deze AMvB was het bevorderen van de gezondheid. De wet mag dus niet zo geïnterpreteerd worden, omdat er geen wettelijke grondslag voor deze AMvB is. Het doel van de Warenwet was dusdanig anders dan het doel van de AMvB, zodat deze wet geen grondslag kon vormen voor deze AMvB.

Facebook.com/SlimStuderen

3

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

Subdelegatie

De wetgever kan delegeren met de mogelijkheid van subdelegatie. Vreemdelingenwet.

Rechtstreekse delegatie

terminologie kan zijn: ‘bij Onze Minister te bepalen regels’.

HR 11 januari 1977 (Bromfietshelm)

Subdelegatie

kan worden geregeld. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in art. 3 en 4 kan hem ook rechtstreeks bevoegd maken, dit hoeft niet per se via subdelegatie. geeft de minister dus rechtstreeks de bevoegdheid om dit te bepalen. Een andere houdt in dat de regering de nadere regelgeving verder kan delegeren aan lagere wetgevende instanties. In de wet staat dan dat iets ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’ Subdelegatie vindt vaak plaats aan een minister. Deze kan dan zelf regels maken. De wet is te vinden in art. 3 lid 3 Paspoortwet. De terminologie die hier gebruikt wordt luidt ‘bij ministeriële regeling’ te bepalen gevallen. De Paspoortwet De minister was bevoegd om een keurmerk vast te stellen voor bromfietshelmen, maar hij was niet bevoegd om regels te stellen, omdat in de Wegenverkeerswet stond ‘bij algemene maatregel van bestuur’. Het gaat hier om de vraag of hier sprake was van het vaststellen van een keurmerk of dat er regels gesteld worden. De Hoge Raad stelt dat er geen sprake van regelgeving is, maar dat er sprake is van uitvoering. De Hoge Raad geeft hierbij geen toelichting of uitleg. Waarschijnlijk bedoelt de Hoge Raad dat het vaststellen van een keurmerk niet rechtstreeks normerend is voor het handelen van de burgers. Het is wel normerend voor de fabrikanten. De burgers krijgen geen extra norm mee, waarschijnlijk heeft de Hoge Raad daarom gesteld dat dit onder uitvoering valt.

Criterium afbakening bevoegdheid wetgever en regering/minister

De vraag is of er een criterium bestaat voor de afbakening van de bevoegdheid tussen wetgever en regering/minister. In de Grondwet vindt men geen inhoudelijk aanknopingspunt voor een criterium. De Grondwet heeft slechts expliciet een terminologie gekregen die gaat over de vorm en de procedure, maar niet over de inhoud (art. 81 Gw). Wetten kunnen zowel algemene maatregelen van bestuur bevatten als besluiten in individueel geval, machtigingen, bijvoorbeeld de Rijksbegroting, of privaatrechtelijke rechtshandelingen als schenkingen.

Artikel 119 Grondwet (oud)

Materieel wetsbegrip

In de oude Grondwet staat dat de wetgevende macht berust bij de Koning en de Staten Generaal. Dit suggereerde dat de wetgever alleen mocht wetgeven. In de nieuwe Grondwet is de terminologie veranderd: ‘vaststelling van wetten berust bij regering en Staten-Generaal’. De terminologie is bewust veranderd om aan te geven dat de wet allerlei verschillende inhouden kan hebben. De wetgever mag niet alles doen wat hij wil. Er is binding aan de Grondwet. De wetgever mag zelf uitmaken hoe hij de Grondwet interpreteert, maar hij is hier wel aan gebonden. Ook is hij gebonden aan verdragen. Wetten die strijdig zijn met verdragen en de Grondwet kunnen buiten toepassing worden gelaten.

HR 22 mei 1999 (Arbeidskostenforfait)

Als de wet in strijd is met een verdragsbepaling kan de rechter niet altijd oordelen. Complexe belangenafweging dient door de wetgever te geschieden en niet door de rechter. De wetgever moet hier dan opnieuw over nadenken. De rechter vult een bevoegdheid in die aan de wetgever toekomt. De complexe belangenafweging is waarschijnlijk niet hetzelfde als ingrijpende besluiten uit het

Fluoridering

-arrest.

Ingrijpende besluiten

zijn besluiten waardoor hele grote groepen van de bevolking geraakt worden en die zwaarwegende gevolgen hebben.

Facebook.com/SlimStuderen

4

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

Bij een 

complexe belangenafweging

afwegen.

Bevoegdheid van de gemeenteraad

van 2 principes:

Autonomie

gaat het om kleinere groepen. Er is dan sprake van een ingewikkelde kwestie waarvoor de wetgever verschillende belangen moet De gemeenteraad heeft verschillende bevoegdheden. Een van deze bevoegdheden is de bevoegdheid tot het maken van regelgeving. Zij kunnen deze regels opstellen op basis : ze kunnen dan zelf verordeningen maken (art. 149 Gemw); 

Medebewind

: ze maken regelgeving op voorschrift van de hogere regelgever. Bij medebewind krijgt de gemeente een opdracht van de wetgever die zij uit moeten voeren. Dit moet primair door het dagelijks gemeentebestuur worden uitgevoerd. Vroeger stond in de Gemeentewet dat verordeningen de huishouding van de gemeente moesten betreffen. Het begrip ‘huishouding’ vindt men echter nog steeds terug in de rechtspraak. De huishouding van de gemeente heeft een ondergrens en een bovengrens. De

bovengrens

gaat over het Rijksbelang. De

ondergrens

gaat over de bijzondere belangen van ingezetenen en geeft aan dat de gemeenteraad zich niet mag bemoeien met de privébelangen van burgers. Binnen deze grenzen mag de gemeente zelf keuzes maken. Bij de grens van de verordenende bevoegdheden van de gemeente moet gekeken worden naar het openbaar belang, de openbare sfeer en de openbare ruimte. Het standaardvoorbeeld bij de grenzen is de casus van

Wilnisser Visser

.

Grondrechten

Definities

De formele definitie van een grondrecht is dat grondrechten pas grondrechten zijn als de Grondwet of een verdrag ze als grondrechten noemen. Dat moet staan in een regeling die van hogere orde is dan de wet in formele zin. De vrijheid van de mens.

Geschiedenis

materiële definitie

bevat informatie over de inhoud. Er zijn meerdere materiele definities van grondrechten. Een voorbeeld is dat grondrechten rechten zijn die fundamenteel zijn voor de persoonlijke De oorspronkelijke werking van grondrechten zijn verticaal. Een grondrecht moet gezien worden als een bescherming tegenover de staat. Dit hangt samen met de opkomst van de soevereine nationale staat en daarmee de opkomst van het overheidsgezag. Hierdoor zijn grondrechten steeds belangrijker geworden. Grondrechten zijn ontwikkeld vanaf de 17 e en de 18 e eeuw en vloeien voort uit:    Strijd om godsdienst- en gewetensvrijheid; Opkomst van soevereine nationale staat;  Verlichting. John Locke is een filosoof die het heeft gehad over het rechten van het individu gaan, zijn: Franse

sociaal contract

. Hierin sluiten burgers een overeenkomst dat ze zich aan bepaalde regels zullen houden. Deze liberale rechtsfilosofie ligt ten grondslag aan de klassieke grondrechten en gaat pas in de praktijk een rol spelen als er verklaringen worden geschreven. De uitwerking van dit sociaal contract is de Grondwet. Er kwamen vanaf dat moment Grondwetten die rechten aan burgers toekennen. De belangrijkste vroegere Grondwetten die overigens over de

Déclararion des droits de l’homme et du citoyen

(1789);  Amerikaanse toevoeging

Bill of Rights

aan de Grondwet van de VS (1791).

Facebook.com/SlimStuderen

5

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

In Nederland is er sinds 1798 een Grondwet. Sinds 1815 zijn grondrechten neergelegd in de huidige Nederlandse Grondwet. Grondrechten in het internationale recht komen vooral op naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog. F.D. Roosevelt benoemde four freedoms:

freedom of speech, freedom of worship, freedom from want en freedom from fear.

Deze zijn dan ook als fundamentele rechten opgenomen in de verdragen. Het eerste verdrag is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, maar dit verdrag bevat geen verbindende grondrechten. Het eerste bindende grondrechtenverdrag is het

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

de burger als de staat. In het . Hierin zijn vooral klassieke grondrechten opgenomen. Daarbij kan het EHRM bindende uitspraken doen voor zowel

Europees Sociaal Handvest

zijn vooral sociale grondrechten opgenomen.

Vanaf het begin dat er grondrechten in regelingen staan, zijn er zowel klassieke als sociale grondrechten te vinden. Art. 114 Gw bevat de bepaling dat de doodstraf niet mag worden opgelegd. Ook dit is een grondrecht, ook al is deze in hoofdstuk 6 van de Grondwet opgenomen.

Categorisering

De meest gebruikte categorisering is de verdeling sociaal en klassieke grondrechten.

Klassieke grondrechten

kennen burgers direct rechten toe. Zij creëren niet alleen maar overheidsonthouding. Vaak zijn er voor de overheid positieve verplichtingen opgenomen. Het gaat hier om

Kortmann en Burkens

subjectieve rechten

art. 1-17 Gw en het EVRM en IVBPR.

Basis- of bodemnormen

: : rechten die toekomen aan burgers en waarop burgers zich op kunnen beroepen. De klassieke grondrechten zijn te vinden in

Sociale grondrechten

geven een opdracht aan de staat om de burger te beschermen. Zij creëren voor de burger een aanspraak op het handelen van de overheid. Echter, de burger kan zich er niet op beroepen voor de rechter. Sociale grondrechten zijn opgenomen in art. 18-22 Gw en het ESH en IVESCR. Deze categorisering is problematisch, omdat niet goed aangegeven kan worden wanneer een grondrecht klassiek of sociaal is. Dit onderscheid is niet precies te maken, daarvoor is een meer uitgewerkte indeling gewenst. Kortmann en Burkens hebben een uitgebreidere indeling voor de grondrechten gemaakt: het hoofddoel van een EVRM). Pas als men zeker is van leven, komen er grondrecht is het beschermen van de mens in zijn fysieke en psychische kern (art. 114 Gw en art. 2 en 3

klassieke vrijheidsrechten

. Hierin is de plicht tot overheidsonthouding opgenomen. De vrijheid is vooropgesteld, daarna komt de beperkingsclausule.  

Gelijkheidsnormen

op discriminatie. Art. 14 EVRM is niet zelfstandig. Dit artikel moet altijd in combinatie gebruikt worden met ander artikel uit het EVRM (Twaalfde Protocol EVRM). : deze kennen het recht op gelijke behandeling en het verbod

Politieke participatierechten

: het gaat hier om de rechten als actief en passief  kiesrecht (art. 4 Gw).

Rechtsbescherming

: het gaat hier om het recht voor de burger om zijn zaak te laten beoordelen door een onafhankelijke rechter, waardoor het mogelijk wordt gemaakt dat de burger eerbiediging van grondrechten afdwingt (art. 6 EVRM). 

Sociale grondrechten

: fundamentele aanspraken op actief overheidsoptreden.

Grondrechtstheorieën

Burkens heeft in zijn artikel 6 grondrechtstheorieën beschreven. De eerste 5 zijn van toepassing. De 5 theorieën worden door elkaar gebruikt. Er is geen enkele juiste maar de theorieën vullen elkaar aan. Het gaat bij deze theorieën om 2 vragen: wat zijn ze en wat doen ze? Deze theorieën zijn belangrijk, omdat ze duidelijkheid creëren bij het maken van een grondrechtencatalogus.

Facebook.com/SlimStuderen

6

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

     

Liberale theorie

: Grondrechten zijn rechten van individuen tegenover de staat. Deze theorie gaat over klassieke grondrechten. Er moet zo min mogelijk overheidsbemoeienis zijn. De rechten mogen gebruikt worden zolang je er een ander geen onrecht mee doet. Deze theorie gaat uit van autonome individuen, dit is echter niet het geval. Andere theorieën zijn nuanceringen van deze theorie. Deze is teveel gebaseerd op de autonomie van de burger.

Institutionele theorie

: Grondrechten zijn nodig om het maatschappelijk verkeer te ordenen. De vrijheid van het individu is gericht op bepaalde instituties. De Grondrechten worden gekleurd door opvattingen in de maatschappij. Het probleem bij deze theorie is dat er ervan uitgegaan wordt dat het bestaande voor altijd zal gelden. Op deze manier blijft de samenleving stil staan.

Waardentheorie

: Grondrechten worden gebruikt om fundamenten van de samenleving te kleuren. Ze positiveren bepaalde waarden en drukken waardenbeslissingen van de maatschappij uit. Er is veel overlap tussen deze en vorige theorie. Het probleem hier is dat bepaalde waarden op een gegeven moment vastgelegd worden en dus ook niet meer veranderd kunnen worden. Eigen waarden worden zo aan anderen opgelegd.

Democratisch- functionele theorie

verschillende opvattingen. : Grondrechten zorgen ervoor dat het democratisch proces goed verloopt. Grondrechten vervullen een politieke functie in de democratie en constitueren de democratische politieke wilsvorming. Het probleem bij deze theorie is dat de burger gedwongen wordt om aan bepaalde dingen deel te nemen om het proces goed te laten verlopen. Dit kan zorgen voor dictatoriale trekken. Ook is er niet één juiste invulling van dit proces, er zijn

Sociaalstatelijke theorie

: Het individu is niet autonoom en heeft dus hulp nodig van de staat die ontplooiingsmogelijkheden moet bieden. Grondrechten treffen hiervoor voorzieningen. Het gaat hier vooral om sociale Grondrechten. De overheid heeft hier een actieve rol.

Dogmatische theorie

van grondrechten. (Alexy): Grondrechten zijn gericht op de analyse van jurisprudentie. Er wordt gekeken naar de reikwijdte van een Grondrecht en hoe deze beperkt kunnen worden. Zowel de reikwijdte als de beperkingsmogelijkheden zijn belangrijke elementen van algemene leerstukken

Conclusie

Deze theorieën wijzen erop dat er geen één juiste theorie is. In onze omgeving wordt de liberale theorie het meest gebruikt. Grondrechten werken op verschillende niveaus, namelijk op het niveau van:  Individu: bescherming van het individu tegen de overheid (

microniveau

);  Maatschappelijke organisaties (

mesoniveau

);  Samenleving als geheel (

macroniveau

). Bij de bescherming van grondrechten wordt er vooral gesproken van de werking van microniveau. Een andere conclusie is dat grondrechten moeten zorgen voor differentiatie in de samenleving. Grondrechten moeten de burger beschermen, maar soms moet de overheid ook tegen de burger beschermd worden. Een voorbeeld is niet al te frequente verkiezingen en het tegen elkaar beschermen van maatschappelijke subsystemen, bijvoorbeeld niet alles onder de noemer van de economie brengen.

Algemene leerstukken Algemene leerstukken

zijn onderwerpen die betrekking hebben op alle grondrechten. De belangrijkste zijn:  Reikwijdte;    Algemene en bijzondere beperkingen; Horizontale werking; Botsing.

Facebook.com/SlimStuderen

7

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015 Reikwijdte

Bij de

reikwijdte

gaat het om de volgende vragen:    Welke handelingen worden beschermd door het grondrecht? Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. Is de overheid altijd aan grondrechten gebonden? Ja, dit is te vinden in de arresten

Woensdrechtbouwers

en

Rasti Rostelli

(r.o. 3.5.1). Wie kunnen er een beroep doen op grondrechten? Natuurlijke personen, zowel individuele personen als groepen personen. Soms zijn er voorwaarden: leeftijd en nationaliteit bij het kiesrecht en een huwbare leeftijd bij het huwen.  Privaatrechtelijke rechtspersonen (

Woensdrechtbouwers

), zoals kerkgenootschappen, stichtingen en politieke partijen. Niet elk grondrecht is echter toepasbaar (o.a. kiesrecht en onaantastbaarheid van het lichaam). Ambtenaren: hiervoor gelden grondrechten onverkort, met inachtneming van de beperking in art. 125a Ambtenarenwet (‘goede vervulling van zijn functie’) en beperkingen via de jurisprudentie. Hoe hoger de ambtenaar of hoe gevoeliger het dossier, hoe voorzichtiger de ambtenaar moet zijn.  Overheid: de overheid is gebonden aan grondrechten die er in de eerste instantie zijn om de burger te beschermen tegen de overheid. In beginsel kan de overheid zich dus niet beroepen op grondrechten, maar ambtenaren in beperkte mate wel. Er is sprake van meerdere grondrechten. Het gevolg hiervan is dat beperkingen alleen toegestaan zijn als alle in het geding zijnde grondrechten dit toelaten.

Beperkingen

reikwijdte-overlap

Voor de vraag wat beperking inhoudt moeten 2 vragen beantwoordt worden: Is bepaald overheidshandelen een inmenging in een grondrecht? Ja, er is sprake van een beperking. als er tegelijkertijd een beroep wordt gedaan op Is deze inmenging toegestaan? Nee, er is sprake van schending van het grondrecht. Ja, dit hangt af van de formulering van het grondrecht, de beperking is toegestaan.

Beperkingssystematiek EVRM

   Bij wet voorzien; Doelcriteria; (

EVRM 26 april 1979 (Sunday Times

Noodzakelijk in een democratische samenleving. Hiervoor moeten belangen afgewogen worden. in Sunday Times expliciet benadrukt (r.o. 65).

Beperkingssystematiek van de Grondwet

bijzondere beperkingen toegestaan zijn. ingevoerd, en later is hier een formele wet bij gemaakt. ) In dit artikel worden criteria gegeven voor wanneer beperking in het EVRM mogelijk is: Als het gaat om uitingsvrijheid heeft de pers een bevoorrechte positie. Deze positie wordt Het standpunt van de regering bij de Grondwetsherziening van 1983 was dat alleen

Bijzondere beperkingen

zijn beperkingen die een grondslag hebben in de wet in formele zin. Als een grondrecht beperkt moet worden, moet die mogelijkheid tot beperking staan in de Grondwet en uitgewerkt zijn in de wet in formele zin. Deze wet in formele zin moet altijd herleidbaar zijn naar de Grondwet. Voor bijna alle bijzondere beperkingen is een wet in formele zin nodig of een grondslag in zo’n. De enige uitzonderingen zijn art. 14 lid 2 Gw en art. 15 lid 4 Gw. Er is hier een beperking

Facebook.com/SlimStuderen

8

Supplement 1 hoorcollegestof Staatsrecht 2014-2015

Er zijn drie soorten bijzondere beperkingen:  Competentieregeling (wie mag beperken?);   Doelcriteria (om welke redenen mag worden beperkt?); Procedurevoorschriften (onder welke procedurele randvoorwaarden mag beperkt worden?). De regering heeft bij de Grondwetsherziening van 1983 bepaald dat algemene beperkingen niet zijn toegestaan.

Algemene beperkingen

zijn beperkingen die als onbedoeld neveneffect de Grondwet beperken. Deze vloeien voort uit de algemene rechtsorde. De bedoeling van de regeling was dus niet om de Grondwet te beperken. Redelijke uitleg van een grondrecht is wel toegestaan. Het gevolg van een

redelijke uitleg

is dat maatschappelijk algemeen aanvaarde matregelen en voorschriften ten behoeve van veiligheid en gezondheid, die de uitoefening van een grondrecht kunnen raken, in beginsel geen beperking van een grondrecht zijn. In de praktijk komen redelijke uitleg en bijzondere beperkingen op hetzelfde neer. Redelijke uitleg wordt door de rechter geaccepteerd, maar het mag het grondrecht niet aantasten in wezenlijke aspecten.

CRvB 22 april 1993 (Vrijwillige brandweer)

Een man was lid van de vrijwillige brandweer. Hiervoor moest hij dicht bij de kazerne wonen. Hij ging verhuizen wat tot gevolg had dat hij te ver van de kazerne kwam te wonen. Hierdoor werd hij ontslagen. De man zei dat dit in strijd was met een grondrecht. De Raad past deze uitzondering toe op verdragen. De Hoge Raad wenst de term redelijke uitleg hier te gebruiken en het gevolg hiervan is dat het grondrecht kan worden beperkt.

ARRS 16 juni 1993 (Redelijke uitleg van Grondwetsnormen)

Een vereniging verspreidt het christelijke geloof door middel van geluid, hiervoor is geluidsversterking nodig. Een verordening stelt regels ter voorkoming van geluidsoverlast. In het tweede lid van deze verordening is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Er mag beperkt worden op grond van een regeling die niet bedoeld was om de Grondwet te beperken, maar dit mag niet leiden tot een te grote beperking van het grondrecht. Het gebruik van dergelijk apparatuur mag niet verder worden beperkt dan met het oog op het voorkomen of beperken van geluidhinder strikt noodzakelijk is te achten. Voor de Afdeling staat onvoldoende vast dat de weigering van de ontheffing strikt noodzakelijk was om geluidhinder te voorkomen of te beperken.

ABRS 13 juli 2011 (Klokgelui)

Een pastoor ging elke ochtend om 7 uur zijn klokken luiden. Bij verordening werd verboden om tussen 23.00 uur en 7.30 uur op te roepen tot het gebed. In art. 109a van de Grondwet. Er is dus een beperking in de APV die herleidbaar is tot de WOM, bijzondere beperking. dient ertoe om excessen wat duur of geluidsvolume betreft te voorkomen en zal de vrijheid van godsdienst niet beperken (r.o. 2.3.1). grondslag om art. 6 Gw te beperken. De redelijke uitleg brengt met zich mee dat dit APV wordt verwezen naar art. 10 WOM die de gemeenteraad bevoegd stelt regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau en op die manier te beperken. Art. 109a APV is herleidbaar tot art. 10 WOM. Art. 10 WOM is op zijn beurt herleidbaar tot art. 6 en art. 9 waarbij de WOM herleidbaar is tot de Grondwet. Er zou dus sprake kunnen zijn van een De in art. 10 WOM omschreven bevoegdheid moet echter niet worden opgevat als een grondrecht niet de vrijheid tot kerkklokgelui impliceert. De bevoegdheid in art. 10 WOM

Facebook.com/SlimStuderen

9