Studiehandleiding Toegepaste Methodenleer en

Download Report

Transcript Studiehandleiding Toegepaste Methodenleer en

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
College of Child Development and Education
Graduate School of Child Development and Education
Nieuwe Prinsengracht 130
1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding
Toegepaste Methodenleer en Statistiek (TMLS)
70120200CY
Bachelorjaar:
Cursusjaar:
Semester:
2
2013-2014
2 - blok 5/6
coördinator/contactdocent:
uitvoerende docenten:
dr. G.J.A. Garst
dr. S. Jak
dr. I. Smits
G. van Beusekom, MSc.
S. Bruns, MSc.
dr. P. Hoffenaar
M. van Langen, MSc.
dr. G.J.A. Garst
(hoorcolleges)
(hoorcolleges)
(hoorcolleges)
(werkgroepen)
(werkgroepen)
(werkgroepen)
(werkgroepen)
Amsterdam, maart 2014
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen
Deelname onderwijs/tentamen
Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze
module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem
(SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013.
Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de
aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via [email protected]. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met
jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS.
Deelname herkansing
De aanmelding geldt voor het onderwijs alsmede voor de eerste afsluitingsgelegenheid. Studenten die
het vak niet bij de eerste afsluitingsgelegenheid hebben behaald worden door de onderwijsbalie voor
de herkansing aangemeld. Meld je op tijd af voor vak(ken) waar je niet aan gaat deelnemen.
2. Inleiding & Inhoud
Relevantie van de module met betrekking tot de beroeps- en wetenschapsbeoefening
Of je jezelf na deze studie nu bezig gaat houden met het behandelen van kinderen in de klinische
praktijk of met het formuleren van onderwijsbeleid, je zult altijd keuzes moeten maken (Welke beleidsmaatregelen voorstellen? Welke interventie toepassen?). De informatie waarop je deze keuzes
baseert bestaat in de sociale wetenschappen voor een groot deel uit rapportage van (kwantitatief of
kwalitatief) empirische onderzoek. Om dit onderzoek te begrijpen en op waarde te kunnen schatten is
kennis van onderzoeksmethodologie en beschrijvende en toetsende statistiek onontbeerlijk. Stel je
bent op zoek naar een lesmethode om scholieren beter te leren rekenen. Je vindt een recent onderzoek
waarin met behulp van de statistiek wordt aangetoond dat een nieuwe lesmethode bijzonder effectief
is vergeleken met een oudere methode. Het kan dan aantrekkelijk zijn om deze methode te implementeren. Als echter blijkt dat het onderzoek bij twee kleine groepen scholieren is uitgevoerd die sterk
verschilden in motivatie en de statistische toets ook nog eens is uitgevoerd terwijl niet aan een belangrijke statistische aanname is voldaan, dan is de keuze voor deze lesmethode bij nader inzien misschien
toch minder voor de hand liggend. Als bachelor moet je in staat zijn om het wetenschappelijke kaf
van het koren te scheiden, niet alleen op inhoudelijk/theoretische gronden, maar ook op methodologisch/statistisch gebied. Bovendien word je geacht in staat te zijn om zelfstandig dergelijk onderzoek
uit te voeren, of dat nu in een praktische of academische setting is. Om je hierop voor te bereiden is
gedegen kennis van onderzoeksmethodologie en toetsende statistiek nodig.
Doel en plaats van de module in het studieprogramma
Methodenleer en statistiek kan worden opgevat als de neerslag van het denken van wetenschapsfilosofen en van ervaren onderzoekers en statistici over het verrichten van onderzoek. Het verrichten van
onderzoek is in het algemeen - grofweg gezegd - gericht op het controleren of het beeld (theorie, hypothese) dat gevormd is van de werkelijkheid overeenkomt met die werkelijkheid.
Door de sectie Methodenleer en Statistiek worden onder meer de bachelor vakken AMLS (Algemene
MethodenLeer en Statistiek), Onderzoekvoorstel, TMLS (Toegepaste MethodenLeer en Statistiek),
T&O (Testconstructie en Onderzoeksverslaglegging, voorheen BOV (Basis OnderzoeksVaardigheden)), OP (OnderzoeksPracticum) en Testleer en Testgebruik verzorgd. AMLS, TMLS, T&O en OP
zijn voor alle studenten POW verplicht.
AMLS is een basisvak dat voorbereidt op het bestuderen van meer toegepaste methoden en technieken. In AMLS ligt de nadruk op kennis van en inzicht in een aantal basisbegrippen en procedures
uit de methodenleer en de statistiek. Aan het eind van AMLS beheerst de student de begrippen die
2
nodig zijn voor het leren beheersen van die vaardigheden die in het vak TMLS worden gedoceerd.
Voorts wordt de student na het volgen van AMLS in staat geacht om elementaire statistische analyses
zelfstandig uit te voeren met behulp van het computerprogramma SPSS. AMLS wordt verzorgd in het
eerste semester (blok 2 en 3) van het eerste bachelorjaar.
TMLS begint met een herhaling van de belangrijkste begrippen uit de toetsende statistiek. Vervolgens
wordt een aantal parametrische toetsen toegelicht, waaronder toetsen voor het verschil van twee proporties en twee gemiddelden en besteden we aandacht aan samenhang tussen categorische en kwantitatieve
variabelen, multipele regressie analyse, logistische regressie en variantie analyse. Om ook gegevens te
kunnen analyseren die niet op intervalniveau liggen, wordt tevens een aantal non-parametrische toetsen
behandeld die vaak in onderzoek worden gebruikt. Er zal uitgebreid aandacht aan het onderscheidingsvermogen van toetsen worden besteed.
Naast de statistische technieken wordt er ook ruim aandacht besteed aan nadere toespitsing op de grondbeginselen van de algemene sociaalwetenschappelijke methodenleer. Aspecten die aan bod komen zijn
de opzet van experimenteel en niet-experimenteel onderzoek, toegepast onderzoek, observationeel onderzoek en kwalitatief onderzoek. TMLS wordt verzorgd in het tweede semester (blok 5 en 6) van het
tweede bachelorjaar.
T&O is gericht op het aanleren van onderzoeksvaardigheden, waarbij de in AMLS en TMLS opgedane kennis en vaardigheden worden uitgebreid en toegepast. Er komen onderwerpen aan bod met betrekking tot het proces van het onderzoek, schaalconstructie en enkele statistische technieken die betrekking hebben op het evalueren van meetpretenties (betrouwbaarheidsanalyse, principale componenten en factor analyse). In het OP wordt in groepen van vijf studenten, aan de hand van een onderzoeksopdracht van een docent, een empirisch onderzoek opgezet, uitgevoerd, en gerapporteerd. De
onderzoeksopdrachten zijn afkomstig van verschillende terreinen van de pedagogiek, danwel de onderwijskunde. De onderzoeksopdrachten worden zo geformuleerd dat in het practicum een volledige
cyclus van het empirisch onderzoek wordt doorlopen. De module wordt afgesloten met een onderzoeksverslag en een presentatie waarin de onderzoeksopzet en de verkregen resultaten worden toegelicht. T&O en het OP worden aangeboden in blok 1 (T&O) en blok 2 t/m 4 (OP) van het derde bachelorjaar.
Doelgroep en voor welke categorie studenten de module ook relevant zou kunnen zijn
Aangezien in AMLS en TMLS algemene basiskennis van methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek behandeld wordt, zijn deze modules ook interessant voor diegenen die
vanwege hun beroep (bv. docenten basisschool, e.d.) of studie willen maken met methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek.
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen
Om TMLS met vrucht te kunnen volgen is kennis van methodenleer en statistiek op propedeuseniveau
(AMLS of equivalent) vereist. Dit betekent dat het tentamen TMLS niet kan worden gemaakt wanneer
AMLS niet is behaald! TMLS bouwt voort op AMLS. In AMLS zijn centrale begrippen uit de methodenleer en statistiek geïntroduceerd. De nadruk lag daarbij op kennis van en inzicht in algemene begrippen en procedures. De inhoud van AMLS omvatte basisbegrippen uit de methodenleer en de beschrijvende statistiek en de grondbeginselen van het toetsen en schatten. In TMLS ligt de nadruk op het onderzoeksontwerp, de keuze en uitvoering van de bijbehorende data-analysetechnieken en de interpretatie
van de resultaten. De stof die gedoceerd wordt in TMLS zal zowel expliciet als impliciet terugkomen in
de andere vakken van de opleiding (zie paragraaf 2).
4. Leerdoelen
1) Verkrijgen van kennis en inzicht in de algemene sociaalwetenschappelijke methoden, met betrekking tot experimenteel onderzoek, laboratoriumonderzoek, quasi-experimenteel onderzoek, toegepast onderzoek en kwalitatief onderzoek en dataverwerkingsmethoden. Deze kennis toe kunnen
3
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
passen om een onderzoeksdesign op geschiktheid te kunnen beoordelen, een geschikt design te
kunnen kiezen en te kunnen verbeteren. (eindterm PW 5, 6, 8, 13, 16 - 18; OWK 7, 10, 12 - 14).
Verkrijgen van kennis en inzicht in elementaire toetsende statistiek: de belangrijkste parametrische
en nonparametrische statistische toetsen, de vereiste aannamen en hun toepasbaarheid. Deze kennis toe kunnen passen om de geschiktheid van het gebruik ervan te kunnen beoordelen. (eindterm
PW 5, 6, 13, 16-18; OWK 7, 12 - 14).
Verkrijgen van kennis en inzicht in geavanceerde statistische technieken: multipele regressie analyse, logistische regressie analyse, en variantie analyse. Deze kennis toe kunnen passen om de geschiktheid van het gebruik ervan te kunnen beoordelen. (eindterm PW 5, 6, 13, 16 - 18; OWK 7,
12 - 14).
Verkrijgen van kennis en vaardigheid in de uitvoer van behandelde technieken met SPSS: het
kunnen uitvoeren van analyses met behulp van SPSS, en het interpreteren van de resultaten. (eindterm PW 5, 6, 10, 13; OWK 7, 11).
Verkrijgen van kennis en vaardigheid in de uitvoer van behandelde technieken met G*Power: het
kunnen bepalen van het onderscheidingsvermogen met behulp van G*Power, en het interpreteren
van de resultaten. (eindterm PW 5, 6, 10, 13; OWK 7, 11).
Verkrijgen van vaardigheid in het interpreteren van methodologische aspecten en statistische analyse van empirische onderzoeksresultaten. (eindterm PW 6, 13, 16-18; OWK 13,14).
Onderzoeksresultaten zowel schriftelijk als mondeling rapporteren. (eindterm PW 19, 20; OWK
16)
Op basis van relevante praktijkinformatie en wetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen
over specifieke problemen uit de beroepspraktijk. (eindterm PW 15; OWK 10,12)
6. Literatuur
Verplichte literatuur
1.
Agresti, A. and C. Franklin (2008). Statistics: The art and science of learning from data. Upper
Saddle River, NJ: Pearson Higher Education; Edition: 2 /E. (zie par. 11 voor tentamenstof)
2.
Hoyle, R.H., M.J.Harris and C.M.Judd (2002). Research Methods in Social Relations. London:
Wadsworth, Thomson Learning; Seventh Edition. (zie par. 11 voor tentamenstof)
3.
Formuleboek AMLS/TMLS/T&O (t.z.t. verkrijgbaar via de Onderwijsbalie)
4.
Reader TMLS (t.z.t. verkrijgbaar via de Onderwijsbalie)
5.
Practicumsyllabus voor TMLS (t.z.t. verkrijgbaar via de Onderwijsbalie)
SPSS is geïnstalleerd op de voor studenten beschikbare computers op de faculteit. Studenten die ook
thuis beschikking over SPSS willen hebben, kunnen dit tegen studententarief aanschaffen bij
www.surfspot.nl.
Te raadplegen literatuur en/of literatuur ter verdere oriëntatie
De handouts bij de colleges en de opgaven die tijdens de colleges worden behandeld, zullen ter beschikking worden gesteld via Blackboard en behoren ook tot de tentamenstof.
7. Onderwijsvormen
Hoorcolleges
Tijdens de colleges zal de opgegeven stof worden toegelicht en zullen opgaven worden behandeld. De
stof dient van tevoren te zijn bestudeerd en de opgaven dienen van tevoren te zijn gemaakt. Bij een
aantal colleges wordt van te voren een webclip beschikbaar gesteld. Ook deze moet van tevoren zijn
bestudeerd. Op Blackboard is er de mogelijkheid om op het forum te discussiëren met medestudenten,
en er kunnen via e-mail vragen aan de docenten worden gesteld over de stof. Alle colleges worden
opgenomen en worden uiterlijk aan het eind van de week online beschikbaar gesteld. Hoe er rekening
mee dat er soms technische storingen optreden en opnames soms dus niet beschikbaar zijn.
4
Werkgroepen
Alleen voor studenten die het vak volgen voor 9 EC geldt dat er verplichte werkgroepen zijn op de
dinsdagen of de donderdagen. Enige tijd voor de werkgroepen starten kun je je via Blackboard inschrijven voor een werkgroep. De werkgroepen hebben als doel studenten te laten oefenen met academische vaardigheden en het toepassen van kennis en inzicht. Om deze doelen te bereiken voeren
studenten opdrachten uit. Er worden twee typen opdrachten onderscheiden: academische opdrachten
en casusopdrachten. Bij de academische opdracht staat een theoretische vraag centraal, bij de casusopdrachten een praktische vraag. Tijdens de werkgroepen geeft de docent instructie over de opdrachten, wordt de uitwerking van de opdrachten besproken en krijgen studenten begeleiding bij het schrijven van teksten en het maken van presentaties. Studenten ontvangen van zowel van de docent als van
medestudenten feedback op de presentaties en teksten.
Casusopdrachten zijn gericht op het beantwoorden van praktische vraagstukken uit de pedagogische
of onderwijskundige praktijk. Aan de hand van specifieke praktijkinformatie en relevante theorie formuleer je een antwoord op de vraag. Voor een module van 9 EC maak je vijf oefencasusopdrachten.
Deze opdrachten worden niet beoordeeld, je dient de opdrachten wel in te leveren op Blackboard,
uiterlijk de dag voor de werkgroep om 9.00 uur. Met andere woorden: Studenten die de werkgroep
hebben op een dinsdag moeten de opdracht maandag voor 9:00 inleveren en studenten die de werkgroep op donderdag volgen moeten de opdracht voor woensdag 9:00 inleveren. Neem je uitgewerkte
opdracht mee naar de werkgroep. De vijf oefen-casusopdrachten die voor de werkgroepen gemaakt
worden bereiden voor op een casusopdracht die onderdeel is van het tentamen.
De academische opdracht is gericht op het beantwoorden van theoretische vragen of het beoordelen
van wetenschappelijke producten. De academische opdracht is een opdracht die je stapsgewijs maakt,
waar je feedback op krijgt en waar je voor de definitieve versie een cijfer voor krijgt. Voor de academische opdracht staan ook vaste inlevermomenten (zie opdrachtomschrijving op Blackboard). Heb je
een inlevermoment van de academische opdracht gemist, dan kun je geen aanspraak maken op de
feedback die voor die fase gepland stond. De academische opdracht voor het vak TMLS bestaat uit
twee onderdelen: een verslag en een mondelinge presentatie (zie opdrachtomschrijving op Blackboard
voor meer informatie over de opdrachten).
Voor de werkgroepen geldt een aanwezigheidsplicht, wat wil zeggen dat je maximaal 1 bijeenkomt
mag missen. Bij afwezigheid dien je voor de bijeenkomst de docent te informeren en dien je een geldige reden te hebben. Indien je niet aan de aanwezigheidsplicht voldoet kun je uitgesloten worden
voor verdere deelname aan de cursus die aan de werkgroepen verbonden is.
SPSS Practica
Vanaf eind april beginnen de practica. Deze bestaan uit drie bijeenkomsten van drie uur. Tijdens de
practica zal aan de orde komen: toetsen voor twee groepen, de associatie tussen categorische en kwantitatieve variabelen, multiple regressie analyse, logistische regressie en variantie analyse. Daarnaast
zal worden behandeld hoe met G*Power het onderscheidingvermogen van veel voorkomende toetsen
kan worden bepaald.
Elke SPSS-bijeenkomst heeft een afsluitende opdracht. Om te kunnen slagen voor TMLS is aanwezigheid bij alle drie practicumbijeenkomsten en het voldoende maken van de practicumeindopdrachten verplicht. Let op! Om tijdens het practicum de opdrachten te kunnen maken, is het noodzakelijk dat de practicumsyllabus en de betreffende literatuur (Agresti & Franklin en/of de reader) worden meegenomen. Heb je deze niet bij je, dan kan je niet deelnemen aan het practicum
en zal je de betreffende bijeenkomst later moeten inhalen.
Enige tijd voordat het practicum begint, kunnen studenten zich inschrijven voor een practicumgroep.
Nadere details hierover worden begin april bekend gemaakt via Blackboard. Het rooster kan afwijken
van hetgeen op het internet (http://rooster.uva.nl) staat vermeld! Hou ook hiervoor Blackboard goed in
de gaten.
5
Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin
lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en
de docent(en).
6
8. Rooster
Dagcolleges
Maandag
13:00 - 15:00 uur
Donderdag
13:00 - 15:00 uur
JWS Zaal 2
JWS Zaal 2
De roosters van de werkgroepen en van de SPSS practica zijn te vinden op Blackboard
AF = Agresti & Franklin
HHJ
= Hoyle, Harris & Judd REA = Reader
Week 14.
1)
Maandag 31 maart, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
HHJ
H-11 Randomized experiments
HHJ
H-12 The laboratory setting
2)
HHJ
AF
Donderdag 3 april, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
H-13 Nonrandomized designs
9.1
What are the steps to performing a significance test?
Week 15.
3)
Maandag 7 april, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
AF
9.2
Significance tests about proportions.
AF
9.3
Significance tests about means.
AF
9.4
Decisions and types of errors in significance tests.
4)
AF
AF
Donderdag 10 april, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
10.1 Categorical response: How can we compare two proportions?
10.2 Quantitative response: How can we compare two means?
Week 16.
5)
Maandag 14 april, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
AF
10.3 Other ways of comparing means and comparing proportions
AF
10.4 How can we analyze dependent samples?
6)
AF
HHJ
Donderdag 17 april, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
10.5 How can we adjust for effects of other variables?
H-14 Applied research
Week 17.
7)
Donderdag 24 april, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Iris Smits
HHJ
H-15 Observational and archival research
HHJ
H-16 Qualitative research
Week 18.
8)
Maandag 28 april, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Suzanne Jak
AF
11.1 What is independence and what is association?
AF
11.2 How can we test whether categorical variables are independent?
7
Week 19.
9)
Donderdag 8 mei, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Suzanne Jak
AF
11.3 How strong is the association?
AF
11.4 How can residuals reveal the pattern of association?
AF
11.5 What if the sample size is small? Fisher’s exact test
Week 20.
10)
Maandag 12 mei, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Suzanne Jak
AF
12.1 How can we “model” how two variables are related?
AF
12.2 How can we describe the strength of association?
11)
AF
AF
HHJ
Donderdag 15 mei, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Suzanne Jak
12.3 How can we make inferences about the association?
12.4 What do we learn from how the data vary around the regression line?
H-18 Estimates and tests of association
Week 21.
12)
Maandag 19 mei, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Harry Garst
AF
12.5 Exponential regression: a model for nonlinearity
HHJ
H-17 Data management and exploration
13)
AF
AF
Donderdag 22 mei, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Harry Garst
13.1 How can we use several variables to predict a response?
13.2 Extending the correlation and R-squared for multiple regression
Week 22.
14)
Maandag 26 mei, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Harry Garst
AF
13.5 How can regression include categorical predictors?
AF
13.3 How can we use multiple regression to make inferences?
AF
13.4 Checking a regression model using residual plots
Week 23.
15)
Maandag 2 juni, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Harry Garst
AF
13.6 How can we model a categorical response?
HHJ
H-2
Logistische regressie
16)
AF
AF
AF
Donderdag 5 juni, 13.00 – 15.00, JWS Zaal 2, docent Harry Garst
14.1 How can we compare several means?
14.2 How should we follow up an ANOVA F-test?
14.3 What if there are two factors?: two-way ANOVA
Week 24.
17)
Donderdag 12 juni, 13.00 - 15.00, JWS Zaal 2, docent Harry Garst
AF
15.1 How can we compare two groups by ranking?
AF
15.2 Nonparametric methods for several groups and for matched pairs
Week 26 .
Maandag 23 juni 9.00 – 12.00 Tentamen TMLS IWO Blauw
De locatie van het onderwijs en tentamens vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de Mededelingen op
de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow en/of de blackboardomgeving van het vak in de gaten
voor roosterwijzigingen.
8
.
9. Van de student verwachte activiteiten








Bestuderen van de literatuur
Actief bijwonen van de colleges
Maken van de oefenopgaven
Actieve participatie werkgroepbijeenkomsten en SPSS practica
Voor studenten die de werkgroepen volgen: op tijd inleveren van opdrachten (zie opdrachtomschrijving op Blackboard)
Aanwezigheid bij de werkgroepen is verplicht, je mag maximaal 1 bijeenkomst missen
Aanwezigheid bij colleges is niet verplicht, maar wordt wel bijgehouden.
Aanwezigheid bij SPSS practica is verplicht
Indicatie tijdsinvestering:
Totaal aantal te besteden uren: 28 uur * 9 EC = 252 uur
22 colleges à 2 uur + 4 uur voorbereiding:
132 uur
Bonusvragen maken (10 weken á 3 uur):
30 uur
SPSS-practica (3 bijeenkomsten á 3 uur):
9 uur
Werkgroepen (6 weken á 2 uur):
12 uur
Casusopdrachten:
24 uur
Academische opdracht:
45 uur
Totaal
10.
252 uur
Beoordeling
De beoordeling is gebaseerd op de volgende elementen:

Tentamen: het tentamen bestaat uit 18 meerkeuzevragen en 10 open vragen (8 meerkeuzevragen
over onderwerpen uit Hoyle, en 10 meerkeuzevragen en 10 open vragen over onderwerpen uit
Agresti & Franklin en de reader). De voorlopige normering is als volgt: men is geslaagd als men
in totaal minimaal 20 vragen goed heeft. Voor het maken van statistiekopgaven is een eenvoudige
rekenapparaat voldoende. Ook voor het tentamen is een simpele rekenmachine voldoende. Geavanceerde rekenmachines zoals grafische of programmeerbare rekenmachines of mobiele telefoons zijn
niet toegestaan tijdens het tentamen. Op het tentamen mag gebruik worden gemaakt van het formuleboek (zie literatuur). Het tentamencijfer bepaalt voor 80% het eindcijfer (waarvan 10% bestaat uit
de tentamencasusopdracht, zie onder). Gedurende de cursus zullen voorbeeld tentamens behandeld
ter voorbereiding op het tentamen en om de samenhang tussen toetsing en de leerdoelen toe te lichten.

Academische opdracht (niet voor herkansende schakelstudenten):
 De schriftelijke academische wordt beoordeeld, zie beoordelingsformulier op Blackboard.
Voor deze opdracht moet minimaal een 4 worden behaald om voor de cursus te kunnen slagen. Wanneer studenten niet aan deze inspanningsverplichting voldoen, kunnen zij eenmalig
de academische opdracht herkansen. Studenten mogen de academische opdracht ook herkansen om een onvoldoende tentamencijfer te kunnen compenseren, ook als zij reeds een voldoende hebben behaald voor de academische opdracht. Hetzelfde geldt omgekeerd: het tentamen mag worden herkanst om een onvoldoende voor de academische opdracht te compenseren, mits minimaal een 4 is behaald voor de opdracht. Herkansing betekent voor de schriftelijke academische opdracht het inleveren van een bijgestelde versie van de eerder ingeleverde
tekst. Herkansingen van de academische opdracht worden ingeleverd op de dag dat het her9

tentamen van het vak is. Bij de beoordeling van herkansingsopdrachten wordt er rekening
mee gehouden dat studenten – vergeleken met studenten die geen herkansing doen – steken in
het proces hebben laten vallen en / of extra feedback hebben ontvangen. De “brief aan de beoordelaar” wordt beoordeeld met een 1, voor de beoordeling van de tekst worden dezelfde
beoordelingscriteria en weging aangehouden als voor een eerste definitieve versie. Studenten
die voor de herkansingsopdracht lager dan een 4 halen of in combinatie met het tentamencijfer een onvoldoende hebben, zakken voor de cursus. Het cijfer voor de schriftelijke academische opdracht bepaalt voor 10% het eindcijfer.
De presentatie wordt beoordeeld met een cijfer. De beoordeling van de presentatie gebeurt
aan de hand van het beoordelingsformulier (zie Blackboard). Voor de academische opdracht
moet je minimaal een 4 behalen om voor de cursus te kunnen slagen. Wanneer je niet aan deze inspanningsverplichting voldoet kun je de opdracht eenmaal herkansen. Het cijfer voor de
mondelinge presentatie bepaalt voor 5% het eindcijfer.

Bonusvragen: wekelijks verschijnen er zogenaamde bonusvragen op Blackboard (tien keer). Deze
bonusvragen bestaan wekelijks uit 10 vragen. Per week wordt er een cijfer tussen de 0 en de 10
toegekend. Voor herkansingen van het tentamen vervallen eerder behaalde bonusresultaten. Studenten zullen voor herkansingen in de gelegenheid worden gesteld om de bonusvragen opnieuw
te maken. Nadere details over de bonusvragen worden bekend gemaakt via Blackboard. De bonusvragen zijn verplicht, je mag er maximaal twee missen. Het gemiddeld cijfer voor de bonusvragen bepaalt voor 5% het eindcijfer.

SPSS practica: een voldoende resultaat voor de practica (te behalen door aanwezigheid bij alle
bijeenkomsten en het voldoende maken van de eindopdrachten) is voorwaarde om voor TMLS te
kunnen slagen. Heb je de practica vorig jaar gedaan, neem dan contact op met Marita van Langen.

Eindbeoordeling: het eindcijfer wordt voor 80% bepaald door het tentamencijfer (inclusief tentamen-casusopdracht), voor 15% door het cijfer voor de academische opdracht en voor 5% door het
gemiddelde cijfer voor de bonusvragen. Voor schakelstudenten wordt het eindcijfer voor 95% bepaald door het tentamencijfer en voor 5% door het gemiddeld cijfer voor de bonusvragen. Om te
slagen moet het eindcijfer minimaal een 5.50 bedragen en moeten de SPSS opdrachten voldoende
zijn gemaakt. Eindcijfers tussen de 5.00 en 6.00 worden afgerond naar een geheel getal.

Tentamen:
Herkansing:
maandag 23 juni
maandag 4 augustus
09:00 - 12:00 uur (IWO blauw)
09:00 - 12:00 uur (IWO blauw)
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de
digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pow onder Onderwijs- en examenregeling (OER). De
OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren.
.
11. Feedback
Studenten die de bij de collegestof behorende opgaven maken zullen hierdoor elk college feedback
krijgen over hun beheersing van de behandelde stof. Daarnaast zullen studenten via het maken van de
bonusvragen via deze weg wekelijks feedback krijgen over hun beheersing van de behandelde stof.
Tot uiterlijk een week nadat de uitslag van een tentamen bekend is gemaakt, kan je jezelf opgeven
voor inzage. Degenen die dit gedaan hebben, worden daarna uitgenodigd om het tentamen in te komen zien. Studenten krijgen tijdens de werkgroepen schriftelijk of mondeling feedback op (onderdelen van) de academische- en casusopdrachten van zowel de docent als van medestudenten. De beoor10
deling van de schriftelijke academische opdracht kun je inzien tijdens de laatste werkgroepbijeenkomst. Wanneer je de beoordeling van de presentatie wilt inzien kun je na bekendmaking van de cijfers een afspraak maken met de werkgroepdocent die aanwezig was bij de presentaties.
12. Belangrijk
Evaluatie van het onderwijs
Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit
van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de
volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student,
omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van
een module.
Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste
college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze
vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van
het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten
van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module,
organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd
en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop
en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek
aanvragen.
Op Blackboard vind je onder Onderwijsevaluaties POW de cursusevaluaties van afgelopen
jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en).
Fraude
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van
een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of
gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het
op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die
in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat.
Plagiaat
Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen
altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet
en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd.
Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen.
Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen
overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Plagiaat,
fraude en bronvermelding en OERen bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en
Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11.
Beroepsmogelijkheden
Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele
klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX.
Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht
aan [email protected].
Onderwijs- examenregeling (OER)
11
Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden
worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite
in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014.
12
Bijlage 1. Dublindescriptoren
kennis en inzicht
toepassen van
kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor
Heeft aantoonbare kennis en
inzicht van een vakgebied,
waarbij wordt voortgebouwd op
het niveau bereikt in het
voortgezet onderwijs en dit wordt
overtroffen, functioneert
doorgaans op een niveau met
ondersteuning van
gespecialiseerde handboeken,
enige aspecten voorkomen
waarvoor kennis van de laatste
ontwikkelingen in het vakgebied
vereist is.
Is in staat om zijn/haar kennis en
inzicht op een dusdanige wijze
toe te passen, dat dit een
professionele benadering van
zijn/haar werk of beroep laat
zien, en beschikt verder over
competenties voor het opstellen
en verdiepen van argumentaties
en voor het oplossen van
problemen op het vakgebied.
Is in staat om relevante
gegevens te verzamelen en
interpreteren (meestal op het
vakgebied) met het doel een
oordeel te vormen dat mede
gebaseerd is op het afwegen
van relevante sociaalmaatschappelijke,
wetenschappelijke of ethische
aspecten.
Is in staat om informatie, ideeën
en oplossingen over te brengen
op een publiek bestaande uit
specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die
noodzakelijk zijn om een
vervolgstudie die een hoog
niveau van autonomie
veronderstelt aan te gaan.
Master
Heeft aantoonbare kennis en
inzicht, gebaseerd op de kennis
en het inzicht op het niveau van
Bachelor en deze te overtreffen
en/of verdiepen, als mede een
basis of kans bieden om een
originele bijdrage te bieden aan
het ontwikkelen en/of toepassen
van ideeën, vaak in
onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht
en probleemoplossende
methodes toe te passen in
nieuwe of onbekende
omstandigheden binnen een
bredere (of multidisciplinaire)
context die gerelateerd is aan het
vakgebied; is in staat om kennis
te integreren en met complexe
materie om te gaan.
Is in staat om oordelen te
formuleren op grond van
onvolledige informatie en daarbij
rekening te houden met sociaalmaatschappelijke
en ethische
verantwoordelijkheden, die zijn
verbonden aan het toepassen
van de eigen kennis en oordelen.
Is in staat om conclusies,
alsmede de kennis, motieven en
overwegingen die hieraan ten
grondslag liggen, duidelijk en
ondubbelzinnig over te brengen
op een publiek van specialisten
en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die
hem of haar in staat stellen een
vervolgstudie aan te gaan met
een grotendeels zelfgestuurd of
autonoom karakter.
13
Bijlage 2
Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER.
OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN
Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van
kinderen en jonge volwassenen
2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en
beroepenveld
3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren
4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren
5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek
6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk
7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische wetenschappen
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat om:
8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te
formuleren en te analyseren
9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken
10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren
11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren
12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties te verbeteren
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen
14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen
15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over
specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk
16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen
17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen
De afgestudeerde heeft:
18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen
Communicatie
De student is in staat om:
19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan
vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek
20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan
vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek
21. in groepsverband te werken
Leervaardigheden
De student is in staat om:
23. het eigen leerproces te sturen
24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden
14
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn;
2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en
handelings- of interventiemethoden.
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat tot:
3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat tot:
4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek;
5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen,
zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens;
6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie.
De afgestudeerde heeft:
7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische
probleemformulering en handelingstrategie of interventie;
8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage;
9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie;
10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening;
11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het
zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen.
Communicatie
De afgestudeerde heeft:
12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband.
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
15
OPLEIDING ONDERWIJSKUNDE
Eindtermen Bachelor Onderwijskunde
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theorievorming over deze problemen
2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de verzorgingsstructuur)
3. onderwijsbeleid en schoolorganisatie
4. onderwijs- en leerprocessen in formele onderwijssettings
5. de disciplines pedagogiek, filosofie, psychologie en sociologie in relatie tot de onderwijskunde
6. de historische ontwikkelingen van het onderwijs, het denken over onderwijs en de onderwijskunde
7. opzetten en uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek
8. ethische vraagstukken die een rol spelen in de onderwijskundige praktijk
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat om:
9. theorie te gebruiken om vraagstukken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en
opleidingsprogramma’s en onderwijsleerprocessen te benoemen, te analyseren en te interpreteren
10. deze analyse vervolgens te vertalen in adviezen, handelingsaanwijzingen en onderzoeksplannen met betrekking tot de inrichting, besturing en vormgeving van onderwijs en opleiding
11. eenvoudig onderwijskundig onderzoek uit te voeren
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
12. een sociaalwetenschappelijk probleem (in het bijzonder op het terrein van de onderwijskunde) te formuleren
en te analyseren
13. onderwijskundig onderzoek kritisch te beoordelen
14. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren
15. de onderwijskunde te positioneren ten opzichte van andere disciplines en wetenschapsfilosofische tradities
Communicatie
De afgestudeerde is in staat om:
16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek
17. zelfstandig en in groepsverband te werken
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
18. vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich als onderwijskundige professioneel te blijven ontwikkelen.
16
Eindtermen Master Onderwijskunde
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken binnen de onderwijskunde alsmede van onderwerpen
binnen of buiten de onderwijskunde die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn.
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat tot:
2. het toepassen van onderwijskundige kennis binnen een voor de onderwijskunde relevant werkterrein en dit te
relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de onderwijskunde.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
3. nieuwe kennis met betrekking tot de sturing en inrichting van onderwijs te produceren;
4. zelfstandig empirisch onderwijskundig onderzoek uit te voeren;
5. complexe onderwijskundige vraagstukken vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en empirisch te onderbouwen.
Communicatie
De afgestudeerde is in staat om:
6. te rapporteren over (de analyse van) complexe onderwijskundige vraagstukken, aan vakgenoten en aan een breder
publiek.
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
7. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
17