FOBOS-brochure (pfd) - Universiteit Twente

Download Report

Transcript FOBOS-brochure (pfd) - Universiteit Twente

Opbouw Regelingen:
als onderdeel van het Profileringsfonds ex art. 7.51 WHW
Hoofdstuk 1: Algemeen
Hoofdstuk 2: Regeling Tegemoetkoming Overmacht
Hoofdstuk 3: Regeling Activismebeurzen
Hoofdstuk 4: Regeling Bestuursfuncties Medezeggenschap
Hoofdstuk 5: Financiële ondersteuning doelgroepen
Bijlage A: bijzondere omstandigheden op grond van de wet
Bijlage B: beschrijving van de toewijzing van activismebeurzen en vastgestelde basislijst van activismebeurzen
Bijlage C: procedure extra- en incidentele activiteiten in het kader van activismebeurzen
TEKST VAN DE REGELING
NB: Uitsluitend ten behoeve van de eenvoud van formulering van de regeling is de mannelijke vorm voor personen gehanteerd; met deze aanduiding worden echter zowel mannen als
vrouwen bedoeld.
FOBOS oktober 2014
Pagina 1
Hoofdstuk 1: Algemeen: van toepassing op de hoofdstukken 2 t/m
4 en de bijlagen A, B en C.
Artikel 1. Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. FOBOS: Deze regeling Financiële Ondersteuning Bijzondere Omstandigheden;
b. WHW: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
c. WSF2000: de Wet Studiefinanciering 2000 (Staatsblad 286, 13-7-2000);
d. Universiteitsraad: de Universiteitsraad van de Universiteit Twente;
e. CvB: het College van Bestuur van de Universiteit Twente belast met het vaststellen van
toekenningen in het kader van FOBOS aan ondersteuningsgerechtigden;
f. CPO: de Commissie Persoonlijke Omstandigheden. Deze commissie is per 1 september
2014 de opvolger van de Commissie Verlening Afstudeersteun (CVA). De CPO is gemandateerd door het College van Bestuur om de geldigheid van de omstandigheden zoals
beschreven in WHW 7.51 te beoordelen en de omvang van de vertraging vast te stellen;
g. Toetsingscommissie: de Student Union is belast met de toetsing van criteria voor toekenning van activismebeurzen voor nevenactiviteiten en vaststelling van de omvang van
(wettelijke) bestuursfuncties zoals neergelegd in de hoofdstukken 3 en 4 en/of bijlage B;
h. FEZ: de dienst Financieel Economische Zaken van de Universiteit Twente;
i. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, OC&W;
j. Student: degene die als voltijdstudent is ingeschreven aan de Universiteit Twente;
k. Tegemoetkoming Overmacht: de financiële ondersteuning die op grond van de Regeling Tegemoetkoming Overmacht door het CvB aan een student is toegekend;
l. Nevenactiviteiten: activiteiten naast de opleiding die aanvullend op de opleiding zijn door
het opdoen van relevante competenties;
m. Activismebeurs: één keer het maandbedrag aan uitwonende beurs voor het hoger onderwijs van september van het studiejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht;
n. Ondersteuningsgerechtigde: de student aan wie door het CvB op grond van deze regeling FOBOS een financiële ondersteuning is toegekend;
o. Omvang van de ondersteuning: de in aantal maanden of beurzen uitgedrukte tegemoetkoming;
p. Erkende vertraging: het aantal maanden dat een betrokkene vertraagd is geweest als
gevolg van volgens de wet erkende omstandigheden;
q. Erkende omstandigheid: de omstandigheden bedoeld in bijlage A van deze regeling
FOBOS;
r. Afsluitend examen: het examen, bedoeld in WHW artikel 7.10 lid 2, zijnde de toestand
dat alle tot een opleiding behorende tentamens/toetsen met goed gevolg zijn afgelegd;
s. Studiefinanciering: door de DUO verstrekte toekenning in verband met het volgen van
een opleiding in het hoger onderwijs waarop uitsluitend op grond van de wet WSF2000
aanspraak bestaat;
t. Gemengde studiefinanciering: door de DUO verstrekte studiefinanciering i.h.k.v. de
Prestatiebeurs gedurende de nominale cursusduur die gedeeltelijk omzetbaar is in een
gift;
u. EC: European Credits;
v. SU: de Stichting Student Union Universiteit Twente, het overkoepelende orgaan voor studentenactivisme op de Universiteit Twente, verantwoordelijk voor o.a. de academische
vorming van de student;
w. TOM: Twents Onderwijs Model.
Artikel 2. Grondslag van de regeling
De grondslag voor deze regeling is WHW art. 7.51 i.c. het Profileringsfonds.
Deze Regeling is een verdere uitwerking van de wet.
Artikel 3. Ondersteuningsgerechtigden
FOBOS oktober 2014
Pagina 2
Voor Tegemoetkoming Overmacht, Activismebeurzen, Erkende Bestuursfuncties en Topsport- / Topcultuurbeurs kunnen in aanmerking komen studenten:
- ten aanzien van wie door het CvB is vastgesteld dat zich één of meer erkende omstandigheden genoemd in bijlage A heeft/hebben voorgedaan en
- die op enig moment aanspraak hebben of hebben gehad op de prestatiebeurs.
Onderscheiden worden:
A. de in bijlage A onder 1 c t/m f genoemde omstandigheden i.c. overmacht die worden uitgewerkt in hoofdstuk 2;
B. de in bijlage A onder 1 a eerste onderdeel en onder 1b genoemde omstandigheden i.c.
activismebeurzen die worden uitgewerkt in hoofdstuk 3;
C. de in bijlage A onder 1.a. in de tweede en volgende onderdelen genoemde functies i.c.
medezeggenschap die worden uitgewerkt in hoofdstuk 4.
D. De in bijlage A onder 1.g genoemde omstandigheden te weten de beoefening van topsport of topcultuur worden uitgewerkt in hoofdstuk 5
Artikel 4. Periode van ondersteuning
Een recht op financiële ondersteuning door bijzondere omstandigheden in het kader van
deze Regeling FOBOS kan uitsluitend ontstaan op grond van omstandigheden die zich hebben voorgedaan gedurende de nominale studieduur van de opleiding plus één uitloopjaar (C + 1). Dit geldt voor zowel de bachelor opleiding als de master opleiding.
Bachelor studenten die alleen voor een pre-master programma staan ingeschreven komen
niet voor deze regeling in aanmerking.
Voorts dient de student in die periode aan de UT als student ingeschreven te hebben gestaan en collegegeld aan de UT te hebben betaald en aanspraak te hebben of te hebben
gehad op de prestatiebeurs.
Indien op grond van ziekte of functiestoornis door DUO een extra jaar studiefinanciering is
toegekend kan over dat jaar ook financiële ondersteuning worden opgebouwd.
Artikel 5. Samenloop
Voor beloning op grond van nevenactiviteiten én het beoefenen van topsport dan wel het
beoefenen van topcultuur geldt per student over de totale periode van inschrijving aan de UT
een maximale termijn van financiële beloning van 18 activismebeurzen c.q. topsport-/
topcultuur beurzen.
Artikel 6. Beslissing op de aanvraag
De CPO constateert of de aangemelde omstandigheid in aanmerking komt voor het toekennen van ondersteuning. In dat geval bepaalt de CPO als gemandateerde commissie van het
CvB de omvang van de ondersteuning in maanden vertraging (bij overmacht) of activismebeurzen (bij nevenactiviteiten) en de omvang van de steun in geld en legt een en ander vast
in een beschikking namens het CvB. In de beschikking wordt tevens aangegeven wanneer
en op welke bankrekening de uitbetaling aan de student plaatsvindt.
Voor TOM-studenten wordt bij een aanvraag voor Tegemoetkoming Overmacht eerst de erkenbaarheid van de omstandigheid vastgesteld. Na de herkansingen aan het eind van het
studiejaar wordt de vertraging vastgesteld. Hierover ontvangt de student een beschikking
namens het CvB. In de beschikking wordt tevens aangegeven wanneer en op welke bankrekening de uitbetaling aan de student plaatsvindt.
Artikel 7. Bezwaar en beroep
1. Bij verzending van de beschikking namens het CvB als bedoeld in artikel 6 wordt de aanvrager erop gewezen dat tegen de beschikking bezwaar bij het Klachtenloket UT aanhangig kan worden gemaakt. Het bezwaar kan aanhangig worden gemaakt gedurende
zes weken na de dag waarop de beschikking de aanvrager is gezonden.
FOBOS oktober 2014
Pagina 3
2. Het Klachtenloket UT bevestigt schriftelijk de ontvangst van een bezwaarschrift als bedoeld in het eerste lid. Het CvB beslist, na advies van de Geschillenadviescommissie,
binnen tien weken vanaf de dag na ontvangst van het bezwaarschrift.
3. Bij het verzenden van de beslissing op het bezwaarschrift wordt de aanvrager erop gewezen dat hij tegen de beslissing binnen zes weken na de dag waarop de beschikking
aan de aanvrager is toegezonden beroep kan instellen bij het College van Beroep voor
het Hoger Onderwijs bedoeld in artikel 7.64 van de wet.
4. De hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn van toepassing.
Artikel 8. Hardheidsclausule
Indien toepassing van deze regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard kan de
CPO in een voor de betrokkene gunstige zin afwijken van het in deze regeling bepaalde.
Artikel 9. Onvoorziene gevallen
In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de CPO namens het CvB.
Artikel 10. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014.
Artikel 11. Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als “Financiële Ondersteuning Bijzondere Omstandigheden Studenten (FOBOS) september 2014” (laatste wijziging in UR juni 2014).
FOBOS oktober 2014
Pagina 4
Hoofdstuk 2: Regeling Tegemoetkoming Overmacht (onvrijwillige
omstandigheden)
Artikel 1. Erkende vertraging en omvang van de tegemoetkoming
1. De erkende vertraging voor onvrijwillige omstandigheden (bijlage A onderdelen, 1c t/m f)
is gelijk aan de uitkomst van de volgende formule:
erkende vertraging = (A x 5 - B) / 5, af te ronden op gehele maanden.
Daarbij is:
A = het aantal maanden dat de student vertraagd is geweest op grond van een erkende omstandigheid die de vertraging heeft veroorzaakt;
B = het behaalde aantal studiepunten gedurende de periode dat zich de erkende
omstandigheid heeft voorgedaan.
Deze uitkomst kan, om recht te doen aan de causale relatie tussen omstandigheid en
vertraging, worden gecorrigeerd voor het voorafgaande studietempo, indien dit sterk afwijkt van het nominale tempo.
2. De omvang van de Tegemoetkoming voor onvrijwillige omstandigheden is gelijk aan het
aantal maanden waarover voor de student een erkende vertraging is vastgesteld, eventueel onder aftrek voor vertraging die niet aan de erkende omstandigheid is te wijten.
3. Bij gelijktijdig optreden van vrijwillige omstandigheden (t.w. het ontvangen van een activismebeurs, bestuursfuncties medezeggenschap en topsport/topcultuur zoals opgenomen in resp H3, H4 en H5 van deze regeling) en andere, onvrijwillige erkende omstandigheden vindt over die periode geen dubbeltelling plaats ten aanzien van het aantal te
erkennen maanden tegemoetkoming overmacht.
Artikel 2. Aard en omvang van de Tegemoetkoming voor Overmacht
De Tegemoetkoming Overmacht bestaat uit een gift per erkende vertraagde maand welke op
verzoek van de ondersteuningsgerechtigde door de UT aan hem wordt verstrekt indien hij
heeft voldaan aan de voorwaarden genoemd in deze regeling.
De gift voor de bachelor student en de master student bestaat uit de volgende onderdelen:
- een gedeelte ter hoogte van de basisbeurs per maand, die de ondersteuningsgerechtigde in het kader van de WSF2000 tijdens de erkend vertraagde periode heeft ontvangen;
indien de student tijdens de vertraagde periode geen recht meer had op de Prestatiebeurs dan ontvangt hij de uitwonende basisbeurs ter hoogte van het bedrag zoals dat
gold ten tijde van de erkende omstandigheden;
- een gedeelte ter hoogte van de aanvullende beurs per maand die de ondersteuningsgerechtigde in het kader de WSF2000 tijdens de erkend vertraagde periode heeft ontvangen indien de student tijdens de erkende omstandigheden recht had op de Prestatiebeurs:
- de maximale Tegemoetkoming Overmacht op grond van deze Regeling in geld bedraagt €
8.000 per persoon gedurende de gehele periode van inschrijving aan de UT.
Artikel 3. Langdurige of chronische ziekte of functiebeperking
Indien een student Tegemoetkoming Overmacht wenst te ontvangen op grond van een
langdurige of chronische ziekte of functiebeperking dan dient eerst gebruik te worden
gemaakt van de mogelijkheid tot verlenging van de door de DUO verstrekte gemengde studiefinanciering alvorens een beroep kan worden gedaan op aanvullende ondersteuning
krachtens de Regeling Tegemoetkoming Overmacht.
Artikel 4. Aanvraagprocedure
1. Bij de aanvraag dienen de volgende regels in acht te worden genomen:
a. De student die een Tegemoetkoming voor Overmacht wenst aan te vragen voor de in
bijlage A onder 1 c t/m e genoemde omstandigheden (overmacht) bijv. voor ziekte
en bijzondere familieomstandigheden moet dit uiterlijk doen binnen drie maanden
FOBOS oktober 2014
Pagina 5
na afloop van de te erkennen omstandigheid op grond waarvan hij die tegemoetkoming wenst aan te vragen.
Daarnaast geldt in het geval van bijzondere omstandigheden (zoals o.a. ziekte en
familieomstandigheden) de verplichting van de student dat hij bij de studentendecaan dan wel bij de studieadviseur van de opleiding melding maakt van die bijzondere omstandigheden als deze meer dan drie maanden duren.
De melding dient plaats te vinden uiterlijk in de maand volgend op de eerste drie
maanden waarin de vertraging zich heeft voorgedaan.
Indien de melding niet is gedaan bij de studentendecaan dan dient de student vóór de
feitelijke aanvraag van de afstudeersteun eerst nog een gesprek met de studentendecaan te hebben.
De CPO kan besluiten niet tot toekenning van de ondersteuning over te gaan bij het
niet op tijd doen van de melding of het nalaten van de melding.
b. De student die een aanvraag voor Tegemoetkoming Overmacht wil indienen op grond
van onvoldoende studeerbaarheid van (een deel: module, blok, semester) - bijlage
A onder 1 f - van het door hem gevolgde studieprogramma, dient dat te doen binnen
drie maanden na afloop van de periode waarin de onvoldoende studeerbaarheid zich
heeft voorgedaan.
Bij problemen met stage of afstudeeropdracht moet een aanvraag voor ondersteuning
binnen drie maanden na beëindiging van de stage of opdracht worden ingediend.
Daarnaast geldt de verplichting voor de student om zodra zich een probleem met de
studeerbaarheid van de opleiding voordoet dit probleem zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de betrokken opleidingsdirecteur (OLD) te melden.
De aanvraagprocedure is als volgt: De student dient de aanvraag in bij CPO. De OLD van de betreffende opleiding ontvangt een afschrift van de eigen verklaring van de student bij het in te dienen aanvraagformulier.
De student ontvangt bericht van CPO met het verzoek toe te lichten welke afspraken
zijn gemaakt met de OLD om (verdere) vertraging te voorkomen.
De student ontvangt een afschrift van de brief van de opleidingsdirecteur aan de
CPO, waarin deze zijn opvatting geeft op de situatie die de student heeft ingebracht.
De CPO beoordeelt de aanvraag en de reacties hierop.
Indien nodig, dit ter beoordeling van de CPO, vindt er een hoorzitting plaats waarin
zowel de student als de OLD hun reacties kunnen toelichten. Zowel de student als de
OLD ontvangt hiervoor tijdig een uitnodiging. In deze hoorzitting kan de CPO ook
aanvullende vragen stellen.
1. Indien een hoorzitting heeft plaatsgevonden, ontvangen zowel de student als de
OLD een beknopt verslag van de hoorzitting.
2. De CPO neemt besluit over het al of niet toekennen op basis van onvoldoende
studeerbaarheid.
2. De omstandigheden die worden aangemeld dienen ten minste een termijn van één maand
Tegemoetkoming Overmacht te rechtvaardigen. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door middel van een formulier dat verkrijgbaar is bij de informatiebalie Studentenbegeleiding.
Bij de aanvraag dienen bewijsstukken, betrekking hebbende op de vertragende omstandigheid, te worden overgelegd, zulks naar genoegen van de CPO.
Bij de aanvraag dient de student het bericht van de DUO te voegen waaruit blijkt welke
studiefinancieringsrechten de student had of zou hebben gehad in de periode waarin de
vertraging plaatsvond.
3. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. Betrokkene wordt in de
gelegenheid gesteld een verzuim te herstellen.
De aanvrager is verplicht alle door de CPO verlangde informatie verband houdend met de
FOBOS oktober 2014
Pagina 6
beoordeling van zijn aanvraag aan de CPO te verstrekken. De student geeft ook aan zijn
bankrekeningnummer (IBAN) alsmede zijn burgerservicenummer.
4. Indien betrokkene een aanvraag indient op grond van ziekte, functiestoornis of handicap
dan overlegt de student tevens een daarop betrekking hebbende verklaring van zijn behandelend arts of psycholoog. Indien de behandelend arts weigert een verklaring af te geven dan dient de student zich bij de Studentendecaan te melden.
5. De uitkering van de toegekende ondersteuning vindt per erkende omstandigheid plaats in
de vorm van een uitkering ineens.
FOBOS oktober 2014
Pagina 7
Hoofdstuk 3: Regeling Activismebeurzen (vrijwillige omstandigheden)
Inleiding.
Dit hoofdstuk bevat de uitwerking van artikel 7.51 lid 2 a, eerste onderdeel alsmede van artikel 7.51 lid 2 b van de WHW op het punt van de beloning van door studenten verrichtte nevenactiviteiten en het daarvoor kunnen verkrijgen van activismebeurzen (zie bijlage A).
De Universiteit Twente (UT) heeft in haar visie op nevenactiviteiten een aantal uitgangspunten aangegeven waarvan deze Regeling Activismebeurzen een verdere uitwerking is.
Deze uitgangspunten zijn:
- academische- en persoonlijke vorming verworven door nevenactiviteiten is aanvullend op het onderwijsprogramma;
- nevenactiviteiten vervolmaken de academische- en persoonlijke vorming van de student;
- de UT zal nevenactiviteiten faciliteren.
Deze Regeling heeft ten doel een financiële beloning te bieden aan studenten voor de tijd die
zij hebben besteed aan de organisatie van een activiteit.
Het kunnen verkrijgen van de activismebeurs kan worden gezien als een beloning voor nevenactiviteiten die bijdragen aan de profilering van de UT en aan het in stand houden van de
studentenvoorzieningen. Het is een beloning die onafhankelijk is van het aantal maanden
studievertraging.
Artikel 1. voorwaarden voor ondersteuning
Om in aanmerking te komen voor de ondersteuning moet de student aan alle onderstaande
voorwaarden voldoen:
1. De student is aan de UT ingeschreven als voltijdstudent en stond het voorafgaande studiejaar óók als voltijdstudent aan de UT ingeschreven en de student betaalt collegegeld
aan de UT.
2. Aan de student is voor de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven geen graad verleend. In geval van een dubbele opleiding kan hierop een uitzondering worden gemaakt.
3. De student vervult een bestuursfunctie bij een studentenorganisatie waaraan door de UT
activismebeurzen zijn toegekend dan wel de studentenorganisatie is opgenomen in categorie 1 van de basislijst in bijlage B en kan op grond daarvan in aanmerking komen
voor een beurs door incidentele/extra activiteiten.
4. Bestuursactiviteiten verricht in het eerste jaar van inschrijving als student aan de UT
kunnen niet leiden tot enige aanspraak op beloning.
5. Studievoortgangseisen (ingegaan per september 2013):
in de periode van 4 kwartielen aansluitend en voorafgaande aan de start van de activiteit
dient de student minimaal 45 EC te hebben behaald. Indien de student in die 4 kwartielen een financiële beloning in verband met nevenactiviteiten heeft ontvangen op grond
van deze Regeling dan wel maanden Tegemoetkoming Overmacht op grond van de betreffende Regeling in hoofdstuk 2 dan dient de student te voldoen aan de studievoortgangsnormen zoals in onderstaande tabel opgenomen:
 aantal ontvangen activismebeurzen
 aantal maanden Tegemoetkoming Overmacht
3
6
9
12
FOBOS oktober 2014
Aantal te behalen
EC’s
30
15
0
0
Pagina 8
6.
7.
Indien een student financiële ondersteuning wenst te ontvangen op grond van het vervullen van een functie, bedoeld in artikel 7.51 lid 6 van de WHW i.c. een bestuursfunctie in een landelijke vereniging, dan dient de aanvraag bij de voor de uitvoering van
dat artikel door het Ministerie aangewezen instantie te worden ingediend.
Een student die staat ingeschreven als bachelor student voor een pre-master programma heeft geen recht op beloning vanwege bestuursactiviteiten.
Artikel 2. Periode recht op ondersteuning nevenactiviteiten
1. Een student heeft alleen recht op beloning vanwege nevenactiviteiten indien het bestuursjaar valt in de eerste vier jaar van inschrijving als bachelor student aan de UT uitgezonderd het eerste inschrijvingsjaar aan de UT.
2. Een student heeft alleen recht op beloning vanwege nevenactiviteiten indien het bestuursjaar valt in de eerste twee jaar van inschrijving als masterstudent aan de UT bij
een nominale opleidingsduur van 1 jaar. Bij een langere opleidingsduur wordt deze
periode verlengd met de periode dat de opleiding langer duurt dan 1 jaar.
Artikel 3. Omvang van de ondersteuning
1. De hoogte van één activismebeurs is gelijk aan eenmaal het maandbedrag van de uitwonende basisbeurs voor het Hoger Onderwijs van het studiejaar waarin het bestuurswerk
wordt verricht (peildatum september).
2. Per kalenderjaar kunnen hoogstens 12 activismebeurzen aan een persoon worden toegekend.
Artikel 4. Aanvraagprocedure
Een bestuur van een studentenorganisatie (dan wel een commissie) welke in aanmerking
komt voor beloning in activismebeurzen dient jaarlijks uiterlijk vóór 1 april de volledige bestuurssamenstelling en de verdeling van het aan hen toegekende aantal activismebeurzen
over de bestuursfuncties aan de CPO te zenden. De opgave betreft de aanvraag van activismebeurzen uit het voorgaande kalenderjaar. Deze opgave van de vereniging wordt geacht
de aanvraag van de student te zijn. Het gehele bestuur dient te verklaren - ook de bestuursleden die geen beurzen aanvragen - dat de bestuursleden gedurende de gehele vermelde
periode daadwerkelijk de functie hebben uitgeoefend.
Ook dient het bestuur te verklaren dat de opgegeven onderlinge verdeling van de beurzen
ten opzichte van het totaal aantal voor het bestuur beschikbare activismebeurzen een waarheidsgetrouwe afspiegeling vormt van de inspanningen van ieder bestuurslid afzonderlijk.
Een uitloop van de aanvraagtermijn van drie maanden met één maand wordt alléén toegestaan onder oplegging van een strafkorting van 25% van het bedrag dat aan beloning zou
zijn verkregen indien wél aan de uiterste aanvraagtermijn van 3 maanden zou zijn voldaan.
Artikel 5. Toewijzing activismebeurzen
1. Eenmaal in de twee jaar toetst de Toetsingscommissie de criteria voor de toekenning van
activismebeurzen aan erkende verenigingen voor nevenactiviteiten alsmede de vaststelling van het aantal en de invulling van (wettelijke) bestuursfuncties zoals neergelegd in
de basislijst opgenomen in bijlage B alsmede Hoofdstuk 4.
Nieuwe verenigingen kunnen tussentijds worden erkend waarna deze in één van de categorieën worden geplaatst zoals opgenomen in de basislijst in bijlage B.
2. Eenmaal per jaar kunnen de erkende verenigingen die zijn opgenomen in de basislijst
extra en/of incidentele activismebeurzen aanvragen (zie de procedure in bijlage C).
3. De Toetsingscommissie hanteert bij de toetsing naast een aantal algemene uitgangspunten een aantal wegingsfactoren dat afhankelijk van het soort organisatie of functie anders
kan meewegen. De Toetsingscommissie houdt hierover nauw contact met de griffier
CPO.
FOBOS oktober 2014
Pagina 9
4. De SU brengt als Toetsingscommissie over de toewijzing van de activismebeurzen aan
studentenverenigingen en -organisaties en functies advies uit aan de CPO die namens
het College van Bestuur de toewijzing vaststelt.
FOBOS oktober 2014
Pagina 10
Hoofdstuk 4: Regeling bestuursfuncties medezeggenschap (vrijwillige omstandigheden)
Inleiding
Art. 7.51 WHW lid 2 letter a alsmede letter b geeft aan dat een aantal bestuursfuncties aan
de Universiteit als een wettelijke bestuursfunctie wordt aangemerkt. De tekst luidt:
a. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige
rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie, het bestuur van een opleiding als bedoeld in artikel
9.17, de universiteitsraad, de faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, of 10.16a, derde lid, de medezeggenschapsraad, de deelraad of de studentenraad.
b. activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de student volgt.
Artikel 1. invulling wettelijke studentenbestuursfuncties UT
Uitsluitend de volgende functies komen in aanmerking voor een activismebeurs:
- lidmaatschap van de Universiteitsraad.
Artikel 2.
Over de invulling van de (wettelijke) bestuursfuncties van de in artikel 1 genoemde functies
geeft de Toetsingscommissie zoals genoemd in artikel 5 van de Regeling Activismebeurzen
(H3) een advies aan de CPO. Die invulling wordt neergelegd in bijlage B van deze regeling.
FOBOS oktober 2014
Pagina 11
Hoofdstuk 5: Financiële ondersteuning doelgroepen
Inleiding
Art. 7.51 WHW lid 2 letter g geeft aan dat de Universiteit het profileringsfonds kan inzetten
voor specifieke doelgroepen.
Artikel 1. Invulling doelgroepen: topsport en topcultuur
De Universiteit Twente heeft middels de Regeling Ondersteuning Topsporters / Regeling
Ondersteuning Topscultuurbeoefening (ROSTOP) nader uitgewerkt welke groepen hiervoor
in aanmerking komen.
Artikel 2. Erkenning doelgroepen
De Commissie Topsport is namens het College van Bestuur belast met de beoordeling of
een student in aanmerking komt voor een topsport-status en, zo ja, in welke categorie.
Commissie Topcultuur is namens het College van Bestuur belast met de beoordeling of de
student kan worden aangemerkt als topcultuur beoefenaar en, zo ja, in welke categorie.
Artikel 3. Uitvoering topsport- en topcultuurbeurzen
De CPO is door het College van Bestuur gemandateerd om te beslissen over de uitkering
van beurzen conform de regeling ROSTOP, hierbij betrekkende het oordeel van de Commissie Topsport dan wel de Commissie Topcultuur
FOBOS oktober 2014
Pagina 12
Bijlage A: Erkende bijzondere omstandigheden (ex art. 7.51 lid 2
WHW)
1. De bijzondere omstandigheden moeten zich hebben voorgedaan gedurende de nominale
studieduur van de opleiding plus één uitloopjaar (C + 1). Dit geldt voor zowel de bachelor
opleiding als de master opleiding.
De bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verschillende vormen van financiele ondersteuning kunnen worden verkregen zijn uitsluitend de volgende (WHW, artikel
7.51):
a. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang
met volledige rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie, het bestuur van een opleiding als bedoeld in artikel 9.17 WHW, de universiteitsraad, de faculteitsraad, het
orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid WHW, of 10.16a, derde lid WHW, de medezeggenschapsraad, de
deelraad of de studentenraad,
b. activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de
student volgt,
c. ziekte of zwangerschap en bevalling,
d. een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis,
e. bijzondere familieomstandigheden,
f. een onvoldoende studeerbare opleiding1,
g. overige door het instellingsbestuur met in achtneming van het derde lid vastgestelde
bijzondere omstandigheden waarin een student verkeert2,
h. andere dan de in de onderdelen a tot en met f bedoelde omstandigheden die, indien
een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning door het instellingsbestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Voor de omstandigheid het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie
van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid (eerste onderdeel onder 1a) en de
omstandigheden genoemd onder 1b tezamen is de maximale compensatie bepaald op 18
maanden gedurende de gehele periode van inschrijving aan de UT.
2. Onder ziekte wordt tevens verstaan psychische problemen. Bij een aanvraag gebaseerd
op ziekte moet een verklaring van de BIG-geregistreerde behandelend arts of psycholoog
worden bijgevoegd waaruit de aard en de duur van deze omstandigheid blijkt. Het aantal
maanden zal in veel gevallen moeten worden geschat. Zo leidt een ziekte soms niet of
niet meteen tot vertraging. Afhankelijk van de aard en de ernst van de ziekte kan het
voorkomen dat redelijkerwijs wel studieprestaties konden worden geleverd.
Ook kan het voorkomen dat een ziekte nog een tijdje doorwerkt zelfs als de student formeel genezen is verklaard. Met een en ander zal bij de beoordeling rekening worden gehouden. Psychische problemen lenen zich minder goed voor een vergelijkbare objectivering.
Overigens zal het onderscheid tussen klachten van fysieke en psychische aard niet altijd
duidelijk kunnen worden gemaakt, zodat deze regels met enige souplesse zullen worden
gehanteerd. Bepaald is dat de aanvrager verplicht is om alle door de CPO verlangde informatie m.b.t. de aanvraag aan de CPO ter beschikking te stellen. Evenwel, indien de
aanvrager bezwaren heeft om persoonlijke informatie aan de CPO te verstrekken, dan
bestaat de mogelijkheid deze informatie in plaats van aan de CPO aan een vertrouwenspersoon te verstrekken.
3. Onder bijzondere familieomstandigheden - genoemd in punt 1.e. - worden de volgende
omstandigheden verstaan:
a. relatieproblemen van betrokkene;
FOBOS oktober 2014
Pagina 13
b. woon- en leefproblemen van betrokkene;
c. ziekte of overlijden van de partner of familie (uitsluitend de ouders, kinderen, broer en
zuster);
d. echtscheiding van de ouders van betrokkene;
e. uitsluitend in geval betrokkene van buitenlandse origine is, problemen met de aanpassing aan de Nederlandse cultuur en gewoontes.
Onder het begrip partner wordt in de regeling verstaan de echtgenoot van de student of
de persoon met wie de niet gehuwde student als levenspartner samenwoont.
Met uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie moet worden aangetoond dat zij
gedurende minimaal zes maanden op hetzelfde adres woonachtig zijn.
4. Omstandigheden als bedoeld in punt 1.a. eerste onderdeel en 1.b. zijn in bijlage B nader
gespecificeerd. Het gaat hier om activiteiten in het kader van de organisatie en het bestuur van de universiteit en het lidmaatschap van raden en besturen, zoals lidmaatschap
van het bestuur van een studenten- of studievereniging van enige omvang, deelname
aan organiseren van introductiedagen, etc. etc.
5. In punt 1 f is als bijzondere omstandigheid het criterium "onvoldoende studeerbare opleiding” opgenomen. Dit criterium is door de wetgever opgenomen omdat er beperkte mogelijkheden zijn om studievertraging door onvoldoende studeerbare programma's op te
vangen binnen de mogelijkheden die de studiefinanciering biedt.
Een voorbeeld hiervan is een curriculum waarbij alle vakken in een bepaalde volgorde
doorlopen moeten worden terwijl de programmering van deze vakken zodanig is dat het
afronden van de studie niet redelijkerwijs binnen de studieduur haalbaar is. Dit kan het
geval zijn als een student een specifiek vakkenpakket volgt waarbij essentiële vakken gelijktijdig geprogrammeerd staan. Geringe herkansingsmogelijkheden voor de student
kunnen dit probleem versterken.
1
: Bedoeld wordt de uitvoering van het individueel onderwijsprogramma
: Te weten de beoefening van topsport of topcultuur zoals nader uitgewerkt in de regeling ROSTOP
2
FOBOS oktober 2014
Pagina 14
Bijlage B:
Beschrijving van de toewijzing van activismebeurzen
en vastgestelde basislijst van activismebeurzen
1. Inleiding
De Universiteit Twente (UT) heeft in haar visie op nevenactiviteiten (activisme) een aantal
uitgangspunten vastgesteld waar de Regeling Activismebeurzen een verdere uitwerking van
is. Deze uitgangspunten zijn:
- academische- en persoonlijke vorming verworven door nevenactiviteiten is aanvullend op
het onderwijsprogramma;
- nevenactiviteiten vervolmaken de academische- en persoonlijke vorming van de student;
- de UT zal nevenactiviteiten faciliteren.
De ondersteuning is in die gevallen bedoeld als beloning voor de verrichte nevenactiviteiten.
Het onderwijsprogramma is altijd leidend ook ten aanzien van nevenactiviteiten.
De UT hecht aan goede onderwijsprestaties en aan een nominaal studietempo.
2. Toetsingscommissie
De SU treedt op als Toetsingscommissie voor de advisering aan de CPO over de toepassing van de criteria voor de toekenning van activismebeurzen aan erkende verenigingen voor
nevenactiviteiten en de vaststelling van de omvang van (wettelijke) bestuursfuncties zoals
neergelegd in de hoofdstukken 3 en 4 en/of bijlage B. Voor de uitvoering van deze taak
houdt deze Toetsingscommissie nauw contact met de griffier CPO.
Eenmaal in de twee jaar worden studentenverenigingen en -organisaties beoordeeld door
de Toetsingscommissie.
Bij de verdeling van de beurzen en de beoordeling van bestuurslast is de Toetsingscommissie gebonden aan de volgende uitgangspunten:
- een maximum van het op jaarbasis te verdelen aantal activismebeurzen;
- activiteiten kunnen slechts éénmalig per studiejaar worden gecompenseerd;
- in aanmerking voor de toekenning van activismebeurzen komen studentenorganisaties
waarvan:
- het activiteitenaanbod ten goede komt van studenten ingeschreven aan de
Universiteit Twente;
- de activiteiten geen commercieel belang dienen.
In het geval van stichtingen moeten deze voldoen aan de volgende voorwaarden:
- het activiteitenaanbod dient in principe toegankelijk te zijn voor elke studerende behorende tot de universitaire gemeenschap;
- men dient aannemelijk te kunnen maken dat de feitelijke werkzaamheden ten goede komen aan ten minste 100 aan de Universiteit Twente ingeschreven studenten of aan de
profilering van de Universiteit Twente.
3. Indeling studentenorganisaties in categorieën
De aard van de vereniging blijkt onder meer uit:
- de statuten;
- het (historisch) activiteitenaanbod;
- de wijze waarop de vereniging zich profileert en/of positioneert.
De Toetsingscommissie deelt iedere belanghebbende studentenorganisatie in één van de
onderstaande categorieën in. Daarmee zijn de genoemde organisaties ook erkend in zin van
de Regeling Activismebeurzen.
FOBOS oktober 2014
Pagina 15
Categorie 1:
Nevenactiviteiten die goed naast de 42-urige studieweek gedaan kunnen worden.
Deze activiteiten vormen geen belemmering voor de studievoortgang. Deze categorie komt
niet voor een financiële beloning in de bijgevoegde basislijst in aanmerking.
Categorie 2:
Nevenactiviteiten die niet geheel in de vrije tijd gedaan kunnen worden en dus inbreuk maken op de 42-urige studieweek en een substantieel deel van de studentengemeenschap ten
goede komt. Deze categorie komt voor een financiële beloning in aanmerking.
Categorie 3:
Nevenactiviteiten die die naar het oordeel van het CvB van groot belang zijn voor de UT.
Deze categorie komt voor een volledige financiële beloning voor de tijd die wordt besteed
aan de organisatie van de activiteit. Deze categorie draagt zorg voor de voortgang van de
dagelijkse werkzaamheden die voor de UT relevant zijn.
NB 1: deze categorie betreft een limitatief aantal expliciet door het CvB vastgestelde nevenactiviteiten. Deze lijst kan per jaar fluctueren en wordt jaarlijks door het CvB vastgesteld. De
student dient vanzelfsprekend wél te voldoen aan de algemene voorwaarden zoals gesteld
aan elke student die bestuurswerk verricht om in aanmerking te komen voor financiële beloning.
NB 2: Voor het studiejaar 2014-2015 ziet deze categorie er als volgt uit:
Student Union Bestuur;
Batavierenrace;
Kick-In Commissie;
Create Tomorrow Commissie;
Solarteam Twente;
Koepelbestuur Apollo;
Koepelbestuur FACT;
Koepelbestuur Sportraad;
Koepelbestuur Overleg Studieverenigingen.
4. Ledenaantal (bij verenigingen)
De Toetsingscommissie hanteert het uitgangspunt dat de inhoud van de georganiseerde
activiteiten gelijk is per categorie vereniging. Het ledenaantal wordt als indicatie gebruikt voor
het bepalen van het aantal activismebeurzen. De Toetsingscommissie kan van de richtlijn
afwijken (naar beneden) indien het activiteitenaanbod van de vereniging daartoe aanleiding
geeft.
Alleen volwaardige studentleden, studerend aan de Universiteit Twente of het Saxion tellen
mee en niet personen die voor een sterk gereduceerde contributie lid zijn of zich aanmelden
om van bepaalde diensten van de vereniging gebruik te maken.
Uitgangspunt is het aantal leden op 1 november van het jaar voorafgaand aan het tijdstip
van de aanvraag.
Het ledenaantal van de gezelligheidsverenigingen wordt bepaald volgens eigen opgave
waarbij de opgave gecontroleerd kan worden door de instellingsaccountant aan de hand van
de ontvangen contributies (volledige contributies).
Bij studieverenigingen zal worden gekeken naar de studenten die ingeschreven staan bij de
bijbehorende bachelor- en master opleidingen.
Bij sport- en cultuur verenigingen zal het aantal leden aan de hand van gegevens van de
Xtra-card worden bepaald.
FOBOS oktober 2014
Pagina 16
Activiteitenaanbod (bij stichtingen)
Aangezien stichtingen geen leden kennen, wordt bij stichtingen uitgegaan van het aantal
studenten waaraan de activiteiten direct ten goede komen. Hoe groter het bereik van de activiteiten is, hoe zwaarder dit meeweegt in de toewijzing van activismebeurzen.
5. Extra en incidentele activiteiten
Algemeen
Voor extra en incidentele activiteiten zijn ook activismebeurzen beschikbaar. Voor kalenderjaar 2014 zijn dat 614 beurzen.
Indien er in enig studiejaar bij de verdeling van de activismebeurzen, zoals vermeld op de
basislijst, nog activismebeurzen resteren, dan kunnen deze beurzen in dat studiejaar worden
gebruikt voor toekenning van activismebeurzen voor extra of incidentele activiteiten.
De Student Union en Koepels zullen worden belast met de eerste controle of ingediende
verzoeken voldoen aan voorwaarden. In het geval dat de aanvragen meer maanden omvatten dan er beschikbaar zijn, zal de Student Union samen met de Koepels hierover een advies geven.
Activismebeurzen voor extra activiteiten
Een vereniging of stichting kan in aanmerking komen voor extra activismebeurzen indien zij:
een activiteit organiseren die:
in de aard van de vereniging ligt;
toegankelijk voor alle studenten is;
een bijzonder karakter óf een positieve uitstraling voor de UT heeft;
een substantiële tijdsbesteding nodig heeft.
een kroeg/clubhuis beheren waarbij geldt:
de vereniging of bij behorende stichting dient én verantwoordelijk te zijn voor het beheer
daarvan én een eigen horeca-exploitatie te voeren. Dit moet wel duidelijk blijken uit de
functie- en activiteitenbeschrijving;
het beheren en exploiteren van de kroeg of het clubhuis kan niet geheel in de vrije tijd
worden gedaan en maakt dus inbreuk op een studieweek van 42 uur. Het exploiteren
van de kroeg of het clubhuis komt een substantieel deel van de studentengemeenschap
ten goede;
indien het hoofdhuurderschap door meerdere verenigingen wordt vervuld, dan kunnen
de activismebeurzen, op basis van de taakverdeling, naar rato over deze verenigingen
worden verdeeld;
de kroeg of het clubhuis dient gevestigd te zijn in een van de Uniongebouwen;
voor het beheren van een kroeg/clubhuis staat een maximum van 15 activisme beurzen
per kroeg/clubhuis. Indien de kroeg of het clubhuis wordt gedeeld door verschillende
verenigingen of stichtingen wordt onderling tussen de verenigingen of stichtingen de
verdeling van de activismebeurzen afgesproken.
Incidentele activismebeurzen
Voor organisaties die een incidentele activiteit willen organiseren geldt dat incidentele activismebeurzen alleen kunnen worden toegekend als deze activiteit de volgende kenmerken
heeft:
de activiteit heeft een bijzonder karakter;
het organiseren van de activiteit kan niet geheel in de vrije tijd gedaan worden en maakt
dus inbreuk op een studie week van 42 uur;
de activiteit heeft een positieve uitstraling voor de Universiteit Twente en/of Enschede
als studenten stad;
de activiteit komt een substantieel deel van de studentengemeenschap ten goede.
FOBOS oktober 2014
Pagina 17
Organisaties die niet op de basislijst staan komen ook in aanmerking voor incidentele activismebeurzen. Dit om initiatieven vanuit de studentengemeenschap te bemoedigen en te
kunnen belonen.
Voorbeelden van incidentele activiteiten:
een Nationaal Studenten Kampioenschap;
een congres;
een symposium;
een festival;
een voorstellingenreeks;
Het oprichten van een vereniging, kan door de CPO worden gezien als een incidentele activiteit. Voor de oprichting kan de CPO activismebeurzen toekennen, hiervoor adviseert de SU
de CPO. De commissie dient het toekennen of afwijzen vervolgens schriftelijk te motiveren.
6. Uitwerking Verdeling Activismebeurzen
Vereniging
Criterium: Ledenaantal
Studie Aantal leden Activismebeurzen 0 149 0
150 449 5
450 749 6
> 750 7
Sport / Cultuur / Gezelligheid / Overig Aantal leden Activismebeurzen 0 99 0
100 200 3
201 500 6
501 1000 9
> 1000 12
Activismebeurzen:
Uitkomst is aantal bestuurders maal het aantal beurzen;
Per vereniging kan voor maximaal 5 studenten het maximale bedrag worden uitgekeerd;
Indien de vereniging besluit om met meer bestuurders te werken, is het mogelijk om een
beurs te splitsen en verdelen over meerdere studenten.
FOBOS oktober 2014
Pagina 18
Stichting, Overige Commissies & Evenementen en overig
0
1
2
Aantal
Punten
Criteria
Aantal unieke
< 100
100 - 500
bezoekers
Mate van profilen.v.t.
Lokaal
ring UT
Duur evenen.v.t.
1 - 3 dagen
ment*
*Uitgesloten promotionele activiteiten
3
Weegfactor
501 – 1000
> 1000
2
Nationaal
Internationaal
1
4 – 8 dagen
> 8 dagen
2
Richtlijnen Commissie Persoonlijke Omstandigheden
Alle tabellen zijn slechts richtlijnen, behalve de tabellen met ledenaantallen voor studie,
sport, cultuur en gezelligheid.
Aantal punten Activismebeurs 0 tot 2 0 3 tot 6 3 6 tot 12 6 13 tot 15 9 Activismebeurzen:
Uitkomst is aantal bestuurders maal het aantal beurzen;
Per vereniging kan voor maximaal 5 studenten het maximale bedrag worden uitgekeerd;
Indien de vereniging besluit om met meer bestuurders te werken, is het mogelijk om een
beurs te splitsen en verdelen over meerdere studenten.
Koepels – advies
Koepels Naam Aantal beurzen FACT 3 OS 3 Sportraad 9 Apollo 9 Activismebeurzen:
Uitkomst is aantal bestuurders maal het aantal beurzen;
Per Koepel kan voor maximaal 3 studenten het maximale bedrag worden uitgekeerd;
Indien de vereniging besluit om met meer bestuurders te werken, is het mogelijk om een
beurs te splitsen en verdelen over meerdere studenten.
FOBOS oktober 2014
Pagina 19
Basislijst toewijzing activismebeurzen per kalenderjaar 2014
Categorie 1 Deelbudget totaal Studieverenigingen Ideefiks Categorie 2 0 Deelbudget totaal 1051
Studieverenigingen Deelbudget 445
Abacus Ockham 25
Alembic 25
Cultuurverenigingen Arago 25
Arabesque Astatine 25
Bellettrie Communiqué 30
Break‐Even ConcepT 30
Campus Omroep (VCD) Daedalus 30
Catch Up Dimensie 35
Chassé Inter‐actief 30
Contramime Isaac Newton 35
DVE Paradoks 35
Fanaat Proto 25
Foton Scintilla 25
JPD Sirius 35
Musica Sylvestra Stress 35
Musilon Nest Cultuurverenigingen Pro Deo Deelbudget 15
SHOT 4 Happy Feet 15
StuBiBa Gezelligheidsverenigingen Gezelligheidsverenigingen LA Voz Deelbudget 195
RSK Aegee 45
TUSAT Alpha 30
SPE Audentis 45
VGST Taste 45
NSE 15
Vestingbar 15
Sportverenigingen Sportverenigingen A la Kart Deelbudget 240
Aloha Arashi 15
Arriba DHC 15
Buitenwesten DIOK 15
Cabezota Euros Roeien 30
Euros Kano Euros DZ 15
Gascogne Hardboard 15
Hercules Ludica 30
Hippocampus Piranha 15
High Tech Hitters Skeuvel 15
Klein Verzet TSAC 15
FOBOS oktober 2014
Categorie 3 Deelbudget totaal Student Union Kick In Commissie Create Tomorrow Commissie Solarteam Twente Batavierenrace Apollo Fact Sportraad OS Extra en Incidenteel Deelbudget 303
0
72
21
90
48
27
9
27
9
614
Pagina 20
Kronos Linea Recta Messed up Motorsportgroep Sagittarius Slagvaardig Slapping Studs Stoottroepen Stretchers SV Drienerlo Tartaros Thibats Vakgericht Vleugellam Overig Kivi Niria Integrand ESN BSC Duitenberg WOT VCK UniPartners Twente SNT IAPC Happietaria FOBOS oktober 2014
VV Drienerlo VV Harambee Infrastructuur Deelbudget Universiteits Raad KSUT Overig Deelbudget AIESEC Bedrijvendagen IAPC Green Team Twente 30 30 51 45 6 105 30 40 15 20 Pagina 21
Toelichting op de basislijst
Indeling in Categorie 1 of 2
De indeling in categorie 1 of 2 gebeurt op basis van een inschatting van de werklast van het
desbetreffende Bestuur. Indien dit meer dan 20 uur per week bedraagt dan wordt het bestuur
in categorie 2 geplaatst. Als eerste middel om dit te bepalen is gekeken naar ledenaantallen
zoals ook in de verdelingstabellen te zien is. Dit betekent dat er op basis van het ledenaantal
een basisgrens vastgesteld wordt. Indien deze grens wordt overschreden dan wordt ervan
uitgegaan dat de bestuursfunctie 20 of meer uur per week vergt.
Voorbeeld:
Een sportvereniging heeft 121 studentleden. Dit betekent dat de sportvereniging de ondergrens van 100 studentleden overschrijdt. Hierdoor komen de bestuurders in aanmerking voor
3 activismebeurzen per persoon voor een maximum van 5 bestuurders. In de verdeling wordt
hierom bij deze sportvereniging 15 activismebeurzen genoteerd.
Door de arbitraire bepaling van de grens is vervolgens gecontroleerd of de gerealiseerde
verdeling een realistische is. Indien dit niet het geval was kan het zijn dat er is afgeweken
van de arbitraire grens.
Splitsing verdeling in categorie 2
Voor de verdeling van beurzen in categorie 2 is er een splitsing gemaakt tussen a) stichtingen en evenementen, b) studieverenigingen en c) sportverenigingen, cultuurverenigingen en
gezelligheidsverenigingen. Deze splitsing is gemaakt aangezien er tussen de verschillende
groepen een verschil is tussen de werklast en de samenhang met de criteria. Bij studieverenigingen is de basiswerklast bij alle verenigingen nagenoeg gelijk. Daarnaast hebben de studieverenigingen geen invloed op hun aanwas, vandaar dat bij hen de beloning voor de basis
werklast hoger ligt. Echter wordt er wel ingezien dat de werklast stijgt als het aantal studenten dat is lid is groter is. Vandaar dat er verschil zit tussen het aantal activismebeurzen dat
een vereniging krijgt. Echter doordat de basis werklast standaard al hoger ligt is het verschil
tussen het aantal beurzen per hogere schaal kleiner.
Indeling Categorie 3
Het CvB heeft een aantal besturen in categorie 3 geplaatst. In deze categorie vallen nevenactiviteiten die naar het oordeel van het CvB van groot belang zijn voor de UT. Deze categorie komt voor een volledige financiële beloning voor de duur van de activiteit in aanmerking.
Deze categorie draagt zorg voor de voortgang van de dagelijkse werkzaamheden die voor
de UT bijzonder relevant zijn. Deze categorie ontvangt onvoorwaardelijke beloning voor de
duur van de activiteit. De Student Union heeft zelf aangegeven geen beurzen te willen ontvangen uit solidariteit naar andere besturen.
Kostenberekening
Het aantal beurzen volgens de berekening volgt uit de tabellen. Een activismebeurs bedraagt
eenmaal de uitwonende basisbeurs per maand. De incidentele/extra beurzen zijn bedoeld
om (ook) activisme naast de reguliere besturen te kunnen belonen, hierbij geldt natuurlijk wel
dat het activisme niet te combineren is met een 42 uur durende studieweek.
Het aantal beurzen bedoeld voor zieken en topsporters is gebaseerd op voorgaande jaren.
De uitvoeringskosten zijn ten opzichte van voorgaande jaren met 35% naar beneden bijgesteld. Dit is gedaan omdat er in het totaal minder beurzen te verdelen zijn en er hierdoor ook
minder werk te verrichten is. Daarnaast wordt een gedeelte van het werk voor de activismebeurzen door de Student Union en de Koepels gedaan.
FOBOS oktober 2014
Pagina 22
DE AANVRAAG IN PRAKTIJK:
Hoeveel activismebeurzen ontvangt de student?
Stap 1:
Voldoet de student aan de voorwaarden zoals opgenomen de Regeling Activismebeurzen? (bijv. voltijds, geen eerstejaars, geen pre-master, etc.)
Stap 2:
Heeft de student voldoende EC’s behaald in de periode van 4 kwartielen aansluitend en voorafgaande aan de start van de activiteit?
(eis aan voltijds studerende student: 45 EC)
N.B. Deze eis is september 2013 ingegaan.
Indien de student minder dan 45 EC’s heeft behaald maar in genoemde vier kwartielen wel activismebeurzen heeft ontvangen dient de student de tabel te controleren voor het vereiste aantal EC’s.
Stap 3:
De bestuursfunctie van de student dient bij een erkende vereniging voor verlening
activismebeurzen plaats te vinden.
Indien bovenstaande vragen met ja zijn beantwoord, dan heeft de student recht op
x activismebeurzen.
Stap 4:
De student dient de vastgestelde basislijst voor het aantal activismebeurzen te controleren op het maximum aantal activismebeurzen.
Stap 5:
Uitbetaling aan de student volgt na afronding kalenderjaar. De aanvraag dient
voor 1 april te worden gedaan.
Hoeveel activismebeurzen ontvang ik als vereniging?
Stap 1:
Voldoet de vereniging aan de criteria om een erkende vereniging te zijn? Met
andere woorden: komt de organisatie voor op de basislijst?
Stap 2:
De vereniging controleert het aantal maanden waarop zij recht heeft volgens de
basislijst.
Stap 3:
De vereniging verdeelt de maanden over de bestuursleden.
FOBOS oktober 2014
Pagina 23
Bijlage C:
Procedure extra- en incidentele activiteiten in het kader van activismebeurzen
1.
Jaarlijkse vaststelling van het budget voor extra- en incidentele activismebeurzen gebeurt in augustus voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar.
2.
Het bestuur van de Student Union (SU) stelt met de Koepels een voorlopige verdeling
op van de beschikbare activismebeurzen voor extra- en incidentele activiteiten en dient
deze in bij de CPO vóór 1 december van het betreffende kalenderjaar.
In aanmerking komen:
a. verenigingen/stichtingen die in de basislijst FOBOS zijn opgenomen;
b. organisaties die niet op de basislijst FOBOS staan, waarbij het bijvoorbeeld gaat om
activiteiten zoals:
 een nationaal studenten kampioenschap;
 een congres;
 een symposium;
 een festival;
 een voorstellingenreeks;
 het oprichten van een vereniging.
3.
De SU bespreekt de voorlopige verdeling met de CPO.
4.
De SU bespreekt in januari na afloop van het betreffende kalenderjaar met de Koepels
of de activiteiten op de voorlopige aanvraag hebben voldaan aan de voorwaarden en
geeft ten behoeve van de CPO in uitzonderlijke gevallen beargumenteerd aan welke activiteiten worden vervangen door een andere activiteit.
De definitieve verdeling wordt in januari bij de CPO ingediend.
5.
De verenigingen/commissies die in aanmerking komen Extra- en Incidentele Activismebeurzen indienen vóór 1 april na afloop van het betreffende kalenderjaar de aanvragen
in met daarop de individuele studenten die in aanmerking komen voor beurzen.
6.
De griffie CPO registreert de individuele studenten die in de aanvraag zijn opgenomen,
controleert of deze aan de voorwaarden voor een activismebeurs voldoen en stelt de
beschikkingen op die naar de individuele studenten worden verstuurd.
FOBOS oktober 2014
Pagina 24