Download - Ars Aequi

Download Report

Transcript Download - Ars Aequi

Handels- en ondernemingsrecht
Handels- en
ondernemingsrecht
Mr. M.W.E. Koopmann, mr. F.J.P. van den Ingh
Handels- en
faillissementsrecht
Mr. M.W.E. Koopmann
1 Wetgeving
1.1 Boek 8 BW
Bij KB van 4 maart 1991, Stb. 100, is per 1 april
1991 Boek 8 in werking getreden. De tekst van
Boek 8 is in een nieuwe nummering krachtens
ministeriële beschikking van 22 maart 1991 opgenomen in Stb. 1991, 126. Zie hieromtrent verder uitvoerig Katern AA (1991), p. 1702.
Bij wet van 2 december 1991, Stb. 664, zijn
Boek 8 BW en enige met Boek 8 samenhangende wetten inmiddels aangepast aan de Boeken 3
en 6 BW. Voorts wijs ik op vier beschikkingen,
alle van 22 maart 1991, houdende plaatsing in
het Staatsblad van (1) Boek 8, (2) de tekst van
de hoofdstukken 2-6 van de Invoeringswet Boek
8 BW, tweede gedeelte, (3) de tekst van hoofdstuk 1 van de Invoeringswet Boek 8 BW, derde
gedeelte en (4) de hoofdstukken I t/m III van de
Invoeringswet Boek 8 BW, vierde gedeelte (Stb.
126, 127, 128 en 129).
Zie verder de besluiten van 6 november
1991, (Stb. 572 en 573) tot vaststelling van de
Maatregel teboekgestelde schepen 1992 en tot
wijziging van de Maatregel teboekgestelde
luchtvaartuigen. Genoemde maatregelen zijn
herzien in verband met de inwerkingtreding van
de Kadasterwet en van de Aanpassingswet Boek
8 BW.
Nog aanhangig is het reeds op 8 maart 1989
ingediende voorstel met bepalingen van interna-
tionaal privaatrecht voor een aantal in Boek 8
BW geregelde zee- en binnenvaartrechtelijke onderwerpen met internationale aspecten. Op 25
september 1991 zag een gewijzigd voorstel van
wet het licht (Kamerstuk 21 054, nr. 8). De afronding van het voorstel tot aanvulling van de
Boeken 3, 6 en 8 BW met regels voor aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem (Kamerstuk 21
202) laat eveneens op zich wachten. Op 11 juni
1991 verschenen de memorie van antwoord en
een nota van wijzigingen. Zie over dit voorstel
uitvoerig Katern AA (1991), pp. 1702-1703.
Mede in verband met de invoering van Boek
8 zijn per 2 maart 1992 de Nederlandse Expeditievoorwaarden gewijzigd. Teneinde de hanteerbaarheid van deze condities te bevorderen zijn
de dwingendrechtelijke bepalingen inzake de expeditie-overeenkomst van Boek 8 BW integraal
in deze condities opgenomen.
Met betrekking tot het voor het vervoersrecht
geldende overgangsrecht wijs ik op M.W.E.
Koopmann in WPNR (1991), nr. 6007. Met ingang van 1 januari 1992 zijn deze overgangsbepalingen opgenomen in Titel 9 van de Aanvulling Overgangswet, de artikelen 251-253 en 255258. Met ingang van 28 februari 1992 is daaraan
nog een artikel 254 toegevoegd dat — naast de
notariële akte — de mogelijkheid van een onderhandse akte schept voor de levering van in het
register teboekstaande schepen (artikel 8:790
BW). De minister kan personen aanwijzen die
deze akten mogen verlijden, met name beëdigde
makelaars in binnenschepen, vgl. B. Wessels,
Nieuwsbrief nieuw BW 1992/3.
1.2 Overig vervoerrecht
Op 20 november 1991 is een wetsvoorstel tot
vaststelling van bepalingen inzake de nationaliteit van zeeschepen in Nederlandse rompbevrachting ingediend (Kamerstuk 22 404). Hierdoor zal de mogelijkheid worden geopend in het
buitenland gehuurde schepen onder Nederlandse
vlag te exploiteren. Het voorstel komt tegemoet
aan het gebruik in de internationale scheepvaartwereld om hoe langer hoe meer de juridische eigendom en de exploitatie van schepen van elkaar
te scheiden.
Voorts is de regeling voor beslag op en executie van schepen en vliegtuigen aangepast aan
het nieuwe beslag- en executierecht (wet van 28
oktober 1991, Stb. 583). De wet trad op 1 januari
1992 in werking (besluit van 16 december 1991,
Stb. 690).
KATERN 43 1911
Handels- en ondernemingsrecht
Op 12 december 1991 was de wet tot regeling van het vervoer van goederen en personen
met binnenschepen een feit (Stb. 711); hiermede
is de Wet Goederenscheepvaart van 1951 verleden tijd geworden. Het is thans niet meer mogelijk het vrachtverdelingsstelsel over te dragen
aan organisaties die betrokken zijn bij het goederenvervoer via binnenschepen.
De Stichting Vervoeradres deponeerde op 15
augustus 1991 de Algemene Voorwaarden voor
Koeriersdiensten; deze voorwaarden zijn van
toepassing op binnenlandse koeriersdiensten; zij
vormen een aanvulling op de Algemene vervoercondities 1983.
2 Literatuur en symposia
2.1 Boek 8 BW
In verband met de invoering van Boek 8 verscheen vrij veel literatuur. Zo geeft H. Schadee,
voormalig regeringscommissaris voor Boek 8
BW en de belangrijkste auteur van de wet, via
het boekje Comparitie een handige handleiding
bij het hanteren van Boek 8 BW; er worden verwijzingen gegeven naar overeenkomstige dan
wel samenhangende bepalingen uit Boek 8; ook
wordt vermeld welke artikelen gebaseerd zijn op
voor Nederland van kracht zijnde verdragen.
K.F. Haak gaat in Kwartaalbericht Nieuw BW
1991, pp. 110-113, nader in op de invoering van
Boek 8. Het boekje Hulp aan schepen (1991)
van de hand van R. Cleton, dat verscheen in de
serie teksten vervoerrecht, is een eerste deel van
een reeks met betrekking tot Boek 8 BW. Het
boekje biedt een commentaar op het nieuwe
Hulpverleningsverdrag van Londen (1989); tevens komt de nieuwe editie van Lloyd's Open
Form (LOF 1990) aan de orde. Zie over dit onderwerp ook LOF 90 and the new salvage convention van G. Darling en C. Smith (1991). In
supplement 3 bij S&S van juni 1991 verscheen
een belangwekkend artikel van J.H.J. Teunissen
over 'Verjaring en verval in Boek 8 NBW' (pp. 212). Titel 18 van Boek 8 geeft een specifieke
regeling voor verjaring en verval; overigens zijn
de meeste vroegere vervaltermijnen thans omgezet in verjaringstermijnen; Boek 8 kent alleen
nog vervaltermijnen in gevallen dat verdragen
dan wel de vereiste harmonie daarmee zulks
noodzakelijk maken. M.A. van de Laarschot
schenkt aandacht aan 'De ontbinding van de vervoerovereenkomst en boek 8 BW' (RM Themis 1992, nr. 1, pp. 3-17). Schrijver gaat vooral
1912 KATERN 43
in op de ontbindingsmogelijkheden van de afzender.
Reeds geruime tijd geleden tenslotte is de
verschijning aangekondigd van Parlementaire
Geschiedenis Boek 8, Verkeersmiddelen en vervoer; het boek wordt samengesteld door M.H.
Claringbould. Door systematische rangschikking
van de kamerstukken zal de parlementaire geschiedenis inzake Boek 8 toegankelijk worden
gemaakt.
2.2 Zeevaart, luchtvaart en wegvervoer Het
zeevervoer onder cognossement stond enkele
malen in de belangstelling: F. Ponet analyseert
De overeenkomst van internationaal zeevervoer
onder cognossement aan de hand van de Belgische rechtspraak van 1924 tot 1990 (1991) en I.
de Weerdt schreef Het verhandelbaar Cognossement (1991).
Interessant zijn de beschouwingen van R. de
Wit over 'Aflevering van goederen door een zeevervoerder aan een haveninstelling met staatsmonopolie' (Rechtskundig Weekblad 1991-1992,
nr. 2, pp. 33-40).
In 1991 verscheen ter ere van haar 85-jarig
jubileum een bundel met als titel: 85 jaar Nederlandse Vereniging van Hypotheekbanken. Ik wijs
voor wat betreft de luchtvaart op twee bijdragen:
'Aircraft financing and international law' is een
pennevrucht van mw. I.H.Ph. Diederiks-Verschoor (pp. 181-197) en 'De financiering van
luchtvaartuigen en het NBW' is geschreven door
F.A. van Bakelen (pp. 207-237). Van de hand
van mw. Diederiks-Verschoor verscheen bovendien een vierde druk van An introduction to air
law (1991).
Het Jaarboek vervoer gevaarlijke stoffen
over de weg 1992 is geactualiseerd. Nationale en
internationale voorschriften met betrekking tot
het vervoer van gevaarlijke stoffen hebben in dit
boek een plaats.
Zoals bekend zal zijn (Katern AA (1991), p.
1703) is het Nederlandse zeerecht aangepast aan
het voor Nederland op 1 september 1990 van
kracht geworden verdrag van Londen van 1976
inzake de beperking van aansprakelijkheid voor
maritieme vorderingen. P. Griggs en R. Williams
geven in Limitation of Liability for maritime
claims, tweede druk (1991) een gedetailleerde
behandeling van genoemd verdrag van London.
N.G. Hudson demonstreert in The York Antwerp
Rules (1991) hoe deze regels in de praktijk worden toegepast.
De Nederlandse maritieme rechtspraak op het
Handels- en ondernemingsrecht
grondgebied van Groot-Brittanië gedurende de
Tweede Wereldoorlog wordt beschreven in Varen, vechten of berechten, een ingekorte versie
van het eerder verschenen proefschrift van mw.
A-M. Smit over hetzelfde onderwerp.
Last but not least: het 'Netherlands Institute
of Transport Law' (NITRAL) zette verschillende
'clinics; op touw; ik noem de 'clinics' inzake Algemene voorwaarden in het vervoer - 6.5.3 NBW
(20 november 1991) en die inzake Boek 8 BW
(29 januari 1992). Het NITRAL organiseerde
bovendien begin 1992 een cursus Juridische
aspecten reizigersvervoer door de lucht.
3 Rechtspraak
Het afgelopen jaar kwam de Hoge Raad er op
het gebied van het vervoer slechts een enkele
keer aan te pas. Ik bespreek hieronder in willekeurige volgorde enkele arresten van de Hoge
Raad en vermeld tevens enkele wetenswaardige
uitspraken van 'lagere' rechters.
C.J.H. Brunner voorzag het inmiddels reeds
bekend geworden Van Gend & Loos/Vitesse-arrest van een lezenswaardige noot. Zie HR 6 april
1990, NJ 1991, 689. Annotator voert de lezer
naar het Franse stelsel dat meebrengt dat in een
contractuele relatie de vordering uit wanprestatie
exclusief werkt ten opzichte van die uit onrechtmatige daad; in het Nederlandse recht is echter
een contractuele regeling van de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad steeds geldig geacht. In het vervoerrecht wordt een vergelijkbaar
resultaat als in het Franse recht geboekt door
contractuele of wettelijke beperkingen van aansprakelijkheid van de vervoerder ook toepasselijk te achten op vorderingen uit onrechtmatige
daad. Zie bijvoorbeeld de artikelen 8:31 en
8:116 jo. 8:362 BW.
Het arrest van de Hoge Raad 16 november
1990, dat eerder in de RvdW was verschenen
(Katern AA (1991), p. 1705), is thans tevens gepubliceerd in S&S 1991, 54 en in NJ 1992, 107,
met een noot van J.C. Schultsz. Het arrest gaat
over de uitleg van artikel 31, lid 1, van de CMR
(Convention relative au contrat de transport international de marchandises par route van 19
mei 1956). Naar het oordeel van de Hoge Raad
ligt het in de rede de tekst van artikel 31, lid 1,
van de CMR, te verstaan als een door de verdragsstaten getroffen uniforme regeling omtrent
de rechtsmacht inzake gedingen als het onderha-
vige welke inhoudt dat tot het kennis te nemen
daarvan bij uitsluiting bevoegdheid toekomt aan:
(1) het gekozen forum, (2) het forum van de gedaagde, (3) het forum van de plaats van aflevering. Schultsz annoteerde tevens het op 29 juni
1990 gewezen arrest van de Hoge Raad inzake
de aansprakelijkheid van de wegvervoerder bij
stapel vervoer (NJ 1992, 106; zie Katern AA
1991, p. 1705).
In HR 4 januari 1991, S&S 1991, 85 komt
aan de orde of afstand is gedaan van een beroep
op verjaring tegenover ladingbelanghebbenden.
Zie de artikelen 487 K (oud) en 468, lid 7 K
(oud).
In het arrest van 5 oktober 1990 S&S 1991,
98 verdiepte de Hoge Raad zich in bewijsrechtelijke problemen in verband met 'gecontamineerde' port; na de botteling van de port bleek dat
deze ernstige smaak- en geurafwijkingen vertoonde. Het ging in deze zaak om een vervoer
van twee containers, 'liquitainers' vanuit Portugal naar Rotterdam. Volgens de Hoge Raad besliste het hof terecht (Hof 's-Gravenhage 4 oktober 1988, S&S 1989, 77) dat de vervoerder diende aan te tonen dat de contaminatie niet te wijten
is aan het gebruik van een niet of onvoldoende
gereinigde liquitainer. De Hoge Raad verwierp
het beroep tegen de beslissing van het hof overigens op de voet van artikel 101a RO zonder nadere motivering.
HR 8 november 1991, RvdW 1991, 251, gaat
over de rechten van de cognossementshouder: de
regelmatige houder van een cognossement is bij
uitsluiting gerechtigd tot uitoefening jegens de
vervoerder van de uit dat cognossement voortvloeiende rechten; dit geldt ook als het cognossement aan de vervoerder ter verkrijging van uitlevering is aangeboden door een als zodanig
voor de vervoerder uit het cognossement kenbare
gevolmachtigde van de regelmatige houder van
het stuk zomede indien degene die het cognossement ter uitlevering heeft aangeboden,
daarbij of van tevoren ondubbelzinnig aan de
vervoerder heeft te kennen gegeven daarbij op te
treden als gevolmachtigde van de regelmatige
houder: in beide gevallen is het alleen de regelmatige houder, niet de gevolmachtigde, aan wie
de bevoegdheid toekomt de rechten uit het cognossement uit te oefenen. Zie artikelen 8:441, lid
1, BW en artikel 510, lid 1, K (oud).
Tal van procedures gaan over de vraag of er
een vervoerovereenkomst dan wel een expeditieovereenkomst was gesloten. Dit is niet verwonKATERN43 1913
Handels- en ondernemingsrecht
derlijk: als er van een vervoerovereenkomst
sprake is rust er op de vervoerder een veel grotere
aansprakelijkheid dan als hij 'slechts' een expediteur was. Zie bijvoorbeeld Hof 's-Gravenhage 18 september 1990 S&S 1992, 4. AD International Expeditiebedrijf had zich naar het oordeel
van het hof ondanks haar naam als vervoerder
gedragen omdat: vele zich als expediteur noemende bedrijven ook als vervoerder optreden; in
de vrachtbrief het bedrijf als vervoerder staat
vermeld; zij niet eerder tegenover haar contractspartij als expediteur was opgetreden; het bedrijf
één bedrag in rekening had gebracht. Aan dit
laatste doet niet af dat lid 8 van artikel 11 van de
FENEX-condities bepaalt:
'De expediteur is, ook in geval all-in respectievelijk
forfaitaire tarieven zijn overeengekomen, niet als vervoerder, doch volgens deze voorwaarden aansprakelijk.'
In casu faalde het beroep van het bedrijf op
overmacht uit artikel 17-2 van de CMR. Zie over
deze problematiek ook bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 20 december 1989, S&S 1991, 104 en Hof
's-Hertogenbosch 17 december 1990, S&S 1991,
77. In al deze gevallen was sprake van een vervoerovereenkomst, anders echter bijvoorbeeld
Hof Amsterdam 10 januari 1991 en Rb. Amsterdam 8 juni 1987, S&S 1991, 55. K.F. Haak
schrijft in een commentaar op het genoemde arrest van het Hof 's-Hertogenbosch in Weg en
Wagen 1991, nr. 14, p. 2:
'Of de expediteur voor de schade en kosten, die hij zeker niet zal hebben bevroed bij het bevestigen van de
"expeditie-opdracht", verzekerd was, vermeldt de geschiedenis niet. Goede voorlichting aan expediteurs is
van primair belang. Evenals de vervoerders staan zij
maar al te vaak met één been in het graf.'
De regel dat contractuele bedingen alleen partijen binden kan soms door 'derdenwerking' worden opzijgezet; evenals de Hoge Raad in zijn arrest van 9 juni 1989, S&S 1989, 121 en NJ 1990,
40 (zie Katern AA 1990, p. 1495), liet echter ook
Rb. Rotterdam de stuwadoor in de steek. De omstandigheden dat een bedrijfsmatig handelende
gebruiker van algemene voorwaarden, zoals een
stuwadoor, in de voorwaarden een exoneratiebeding heeft opgenomen, brengt niet mee dat dit
beding redelijkerwijze heeft te gelden tegenover
derden, ook niet indien de derde of haar vertegenwoordiger eveneens bedrijfsmatig handelt en
1914 KATERN 43
het in de betrokken (scheepvaart)kring van algemene bekendheid is dat dergelijke bedingen
worden gemaakt, aldus de rechtbank. In casu
hadden deze 'derden' niet door hun gedragingen
bij Seaport het vertrouwen gewekt dat Seaport
de in beginsel slechts tussen partijen geldende
voorwaarden ook aan derden mocht tegenwerpen. Bovendien heeft het enkele feit dat een
chauffeur bij het oprijden van Seaport's terrein
— teneinde daar een beladen container af te leveren — een bord passeert waarop wordt vermeld dat ieder zich voor eigen risico op het terrein van Seaport bevindt en dat de Rotterdamse
Stuwadoorscondities (RSC) van toepassing zijn,
niet tot effect dat Seaport zich tegenover derden
kan beroepen op ontheffingen inzake aansprakelijkheid noch dat zij zich kan beroepen op de
RSC. Zie Rb. Rotterdam 22 juni 1990, S&S
1991, 100. Zie over derdenwerking voorts bijvoorbeeld Hof 's-Gravenhage 20 november
1990, S&S 1991, 89; Rb. Rotterdam 16 februari
1990, S&S 1991, 40 en Pres. Rb. Zwolle 30 november 1990, S&S 1991, 78.
Ik sluit dit overzicht af met een uitspraak van
de Hoge Raad die betrekking heeft op de (andere) publiekrechtelijke kant van het vervoer. De
Hoge Raad is van oordeel dat taxivervoer slechts
dan niet onder de Wet Personenvervoer (wet van
12 maart 1987, Stb. 175) valt indien dit vervoer
uitsluitend plaats vindt over niet voor het openbaar verkeer openstaande wegen; artikel 59 van
bedoelde wet is mede opgenomen om te voorkomen dat taxi's in een ander gebied dan waarvoor
vergunning is verleend standplaatsen innemen of
rondrijden (HR 10 december 1991 RvdW'24).