Streefgewicht Vochtbeperking

Download Report

Transcript Streefgewicht Vochtbeperking

Streefgewicht
Het streefgewicht is uw gewicht na de dialyse, het gewicht waarnaar gestreefd wordt. Dit is het
gewicht waarbij u geen overtollig vocht meer bij u heeft. Dit is immers onttrokken tijdens de dialyse.
Voor en na de dialyse is het noodzakelijk u te wegen. Aan de hand van uw gewicht kunnen wij
bepalen hoeveel overtollig vocht verwijderd moet worden, zodat u weer op uw streefgewicht naar huis
gaat.
Het streefgewicht wordt bepaald aan de hand van de volgende factoren:
Voelt u zich goed? U kunt last hebben van kramp, duizeligheid of benauwdheid.
De bloeddruk voor-, tijdens- en na de dialyse is ook een belangrijke maatstaf.
Tijdens de dialyse kunnen we een BVM (Bloed Volume Meting) doen om te kijken of het streefgewicht
aangepast moet worden. Ook kan er een borstfoto van de longen (X-thorax) of een volumebepaling
van de grote bloedvaten (echo Vena Cava) gemaakt worden op de röntgenafdeling. Aan de hand van
de uitslag zal de arts de vullingtoestand beoordelen.
Het streefgewicht is dus iets anders dan het ideaalgewicht.
Het streefgewicht kan onder bepaalde omstandigheden veranderd zijn. Als men bijvoorbeeld een
periode van griep doormaakt en niet veel eet en drinkt valt men reëel af. Dit betekent dat vet- en
spiermassa afneemt, doordat men te weinig voedingsstoffen tot zich neemt. Dit betekent dat ook het
streefgewicht verlaagd moet worden, omdat er anders te veel vocht na de dialyse achterblijft.
Vochtbeperking
Bijna iedere dialysepatiënt heeft een vochtbeperking. De toegestane hoeveelheid vocht is afhankelijk
van de urineproductie. De algemene vuistregel is: u mag 500 ml vocht per 24 uur drinken plus de
hoeveelheid die u uit plast. 500 ml is 500 gram gewichtstoename.
Veel mensen die net met dialyseren zijn begonnen, merken dat zij opeens minder gaan plassen. De
nieren worden minder gestimuleerd tot urineproductie, doordat met de dialyse overtollig vocht wordt
onttrokken.
Het vocht dat men via drinken en voeding inneemt wordt opgeslagen in de bloedbaan. De bloedbaan
kan echter naast het normale bloedvolume maar weinig extra vocht bevatten. Dit teveel aan vocht
treedt dan buiten de bloedbaan en gaat met name in de weefsels onder de huid zitten. Soms is dit te
zien of voelen aan dikke enkels, opgeblazen gezicht of strak zittende ringen of kleding. Men noemt dit
oedeem.
Om de druk (door het teveel aan vocht) in de bloedbaan en het oedeemvorming te beperken, heeft
men dus een vochtbeperking.
De mate van het teveel aan vocht (overvulling) herkent men aan:
 Het gewicht voor dialyse; 1 liter is 1 kg gewichtstoename.
 De bloeddruk. Het teveel aan vocht wordt eerst opgeslagen in de bloedbaan. Dit geeft dus
een verhoogde druk in de bloedvaten. Dus hoe meer vocht, hoe hoger de bloeddruk,
 Aanwezigheid van oedeem (vochtophoping onder de huid), strakker zittende kleding, enz.
 Eventuele aanwezigheid van kortademigheid. Dit treedt op wanneer het hart het teveel aan
vocht niet meer kan rondpompen. Het teveel aan vocht gaat dan stuwen voor het hart,
waardoor de longen overbelast raken. In de volksmond heet dit “vocht achter de longen”. (U
kunt niet meer plat liggen/slapen, u kunt kortademig zijn bij inspanning of u kunt last hebben
van een prikkelhoest).
Bij koorts, extreem transpireren of diarree is soms gebruik van meer vocht noodzakelijk.
Tijdens de dialyse wordt het teveel aan vocht onttrokken uit de bloedbaan. Als er relatief veel vocht
onttrokken moet worden, kan dit ook leiden tot een te lage bloeddruk, duizeligheid en kramp. Dit komt
doordat het vocht uit de bloedbaan sneller onttrokken wordt, dan dat het vocht vanuit de weefsels
getransporteerd wordt naar de bloedbaan.
Voorbeeld:
De ultrafiltratiesnelheid tijdens de dialyse is 700 ml per uur. Dit betekent dat er 700 ml per uur aan
vocht uit de bloedbaan wordt onttrokken. Er zit echter ook nog veel vocht in de weefsels. Dit moet
terug naar de bloedbaan, maar gaat met een lagere snelheid dan 700 ml per uur. Dit gaat misschien
maar met 500 ml per uur. Dit betekent dan dat er op een gegeven moment een vochttekort in de
bloedbaan komt. Dit geeft een lage druk in de bloedvaten: een lage bloeddruk.
Bij een lage bloeddruk kan men de volgende klachten krijgen:
 zweterigheid
 duizeligheid
 warm gevoel
 gapen
 moe voelen
 slecht horen
 slecht zien
Als u dit voelt moet u direct een verpleegkundige waarschuwen en niet denken dat het vanzelf
overgaat. U kunt zelf alvast uw stoel in een liggende houding plaatsen.
Ondervulling kan ook voorkomen.
Dit betekent dat er te weinig vocht in het lichaam aanwezig is. U kunt bijvoorbeeld na een
ziekteperiode beter gaan eten. De vet- en spiermassa nemen toe en het gewicht dus ook.
Ondervulling kan leiden tot een te lage bloeddruk en de volgende klachten:
 duizeligheid bij het opstaan, licht gevoel in het hoofd
 snel vermoeid raken
 zwaar gevoel in de benen
 krampen in de benen
Als er zich klachten van over-/ ondervulling voordoen, geeft u dit door aan de verpleegkundige voordat
u aan de dialyse wordt aangesloten.
Hoe kan een lage bloeddruk tijdens dialyse voorkomen worden?
Tijdens de dialyse wordt het teveel aan vocht onttrokken uit de bloedbaan. Als er relatief veel vocht
onttrokken moet worden, kan dit leiden tot een te lage bloeddruk.
Hoe kan een lage bloeddruk tijdens dialyse voorkomen worden?
 Niet teveel drinken tussen de dialyses in, zodat de UF-snelheid niet zo hoog behoeft te zijn.
 Gebruik van een vochtprofiel. D.w.z. in het begin van de dialyse wordt er meer vocht
onttrokken en aan het eind minder. Omdat u aan het begin van de dialyse meer vocht bij u
heeft gaat het vocht er makkelijker uit. Aan het eind van de dialyse bent u wat “droger” en is
de bloeddruk meestal lager.
 Guffen. Als u toch een keer teveel bent aangekomen qua vocht, kunnen we voorafgaand aan
de dialysebehandeling eerst alleen ultrafiltreren (= vocht onttrekken). Wij noemen dit een
Guffen (GUF staat voor Geïsoleerde UltraFiltratie). Hierbij wordt het bloed dus niet gezuiverd
van afvalstoffen en loopt de dialysetijd ook niet.
Complicaties bij regelmatige overschrijding van de vochtbeperking
Het hart en bloedvaten kunt u zien als een stuk elastiek, ze zijn namelijk elastisch. Als u teveel
aankomt, wordt dit elastiek maximaal uitgerekt. Als dit eenmalig gebeurt, is dit geen probleem.
Wanneer dit echter regelmatig gebeurt, kunt u zich voorstellen dat de rek er veel sneller uit is dan
wanneer dit elastiek maar weinig gespannen wordt. Als u dus vaak te veel aankomt, verliezen hart en
bloedvaten hun elasticiteit. Hierdoor zult u veel sneller last krijgen van een lage bloeddruk. Dit komt
doordat de bloedvaten na het vocht onttrekken moeilijk in hun oorspronkelijke positie terugkeren.
Gedurende het vocht onttrekken moeten de vaten zich namelijk weer kunnen vernauwen. Doordat de
rek er echter uit is, blijven de vaatwanden te wijd open staan en ontstaat er een te lage bloeddruk.
Ook het hart zal eerder oververmoeid raken en kan zich blijvend uitzetten. Dit heet een vergroot hart.
Het kan dan niet meer krachtig pompen, waardoor ook weer een lage bloeddruk ontstaat.