Didactische tips Deel 1

Download Report

Transcript Didactische tips Deel 1

Didactische tips Deel 1
1 Boodschap ontvangen?
Het communicatiemodel
Doel
Je herkent de onderdelen van het communicatiemodel in verschillende situaties.
Integratie vaardigheden
Kijken en luisteren als vaardigheden worden geïntegreerd bij de opdrachten uit dit hoofdstuk.
Gebruik de bijbehorende video- en audiofragmenten (zie cd tracks 1, 2, 3 en dvd1 track 1).
Aanpak in de klas
Leerlingen kennen het (eenvoudig) communicatiemodel al van de basisschool. Ook in andere lessen
­zoals techniek komt dit even aan bod.
Diverse opdrachten kunnen het best ‘in duo’ worden gemaakt.
Varieer bij de correctie door leerlingen elkaar te laten evalueren: laat hen hun resultaten even uitwisselen.
Indien in duo’s wordt gewerkt, kan één lid van het duo doorschuiven.
Klassikaal kan de correctie worden getoond via i-board.
Differentiatie:
Opdrachten 9 en 10 zijn iets moeilijker en vragen dus wat meer tijd.
Uitbreiding – aanvulling
Als taak zouden leerlingen fragmenten uit stripverhalen kunnen zoeken. Ze moeten diverse plaatjes uitkiezen en in een groepje aan elkaar vertellen welke communicatiesituatie aan bod komt. Ze moeten diverse
kenmerken van het communicatiemodel vermelden.
Deze taak kan ook schriftelijk gebeuren: leerlingen scannen afbeeldingen van stripfragmenten in, werken
met een kopie (het bekende knip-en-plakwerk) of zoeken stripfragmenten online (misschien wel iets leuker) en plaatsen de diverse begrippen uit het communicatiemodel bij het stripplaatje: zender, ontvanger,
kanaal, boodschap, code, ruis …
2 Boeksnoeper of zweetlezer?
Doel
Je stelt je eigen leesprofiel voor.
Integratie vaardigheden
De vaardigheden lezen en spreken komen geïntegreerd aan bod in dit hoofdstuk.
2.1Boekentest
De boekentest is zowel in het bronnenboek als in het werkboek terug te vinden.
67
Didactische tips Deel 1
2.2 Welk soort lezer ben jij?
Voor het eerst komen de leerlingen in contact met een OVUR-kader (opdracht 1). In de reeks Focus (en
in het leerplan) nemen de OVUR-kaders een belangrijke plaats in. Besteed voldoende aandacht aan de
diverse fasen en aan het belang ervan.
(Zie ook FOCUS op OVUR op blz. 60-61)
A.d.h.v. een vragenlijst (opdrachten 2 tot 6) denken de leerlingen na over welke plaats ‘lezen’ en vooral
‘boeken’ innemen in hun leven.
Ze hebben trouwens al een heel leestraject afgelegd. Wellicht herinneren ze zich nog de voorleesverhalen uit de kleuterklas, hun eerste leesles ... Allemaal herinneringen en ervaringen op basis waarvan een
boeiend klassengesprek kan ontstaan.
Die vragenlijst en het klassengesprek zijn de aanloop tot het opstellen en voorstellen van een leesprofiel.
Soms lezen leerlingen niet graag omdat ze het juiste verhaal niet te pakken krijgen. Leerlingen die nooit
een bibliotheek binnenstappen, gaan vaak ook niet op zoek naar dat geschikte boek. Jongeren zijn gevoelig voor wat leeftijdgenoten vinden en doen. Als ze elkaar goede tips kunnen geven, kan bij enkelen
misschien wel (weer) het leesvuur aangewakkerd worden.
Moedig de leerlingen aan leestips te noteren. Dat kan in de leeslijst op blz. 31.
Opdracht 7
Deze opdracht bestaat eruit een mindmap op te stellen (aan te vullen).
Wat is een mindmap?
Een mindmap is een techniek om informatie te ordenen en te onthouden. Deze methode biedt heel wat
voordelen én wordt bovendien door de leerlingen als leuk ervaren.
Veel mensen hebben een visueel geheugen, denken ruimtelijk. Mindmappen stimuleert de linker- én rechterhersenhelft (links: taal, rekenen, analyse ...; rechts: creativiteit). Voor leerlingen die het in de klaspraktijk moeilijk hebben met het linkerdeel van de hersenen (cf. dyslexie ...), kan het werken met mindmaps
handig zijn. Structureren en memoriseren lukt beter zo.
Verbanden en samenhang, hoofd- en bijzaken kunnen op een heldere manier in kaart gebracht worden.
Losse gegevens krijgen structuur en vinden zo hun weg naar het langetermijngeheugen.
Wat je onthoudt, beperkt zich niet tot woorden, maar ook de opbouw, de kleuren, de verbanden blijven
langer bij.
Leerlingen worden uitgedaagd, hun motivatie én creativiteit wordt geprikkeld. Een mindmap zet aan tot
nadenken, ordenen, onderzoek, verbanden leggen. Ze ervaren dat leren makkelijk gaat én leuk is.
Een mindmap kan voor diverse mogelijkheden gebruikt worden: notities nemen, samenvatten, brainstormen, een onderwerp scannen, leerstof instuderen, teksten structureren, een presentatie voorbereiden,
een idee of plan uitzetten ...
Hoe pak je het aan?
Leg je blad dwars: zo heb je meer plaats en bovendien neem je horizontaal meer waar.
In het midden van je blad noteer je het onderwerp.
Schrijf voor de duidelijkheid in drukletters.
Uit het midden vertrekken ‘takken’. Elke tak is een gedachte/categorie/onderdeel. Voeg kernwoorden/
associaties of afbeeldingen toe op de takken rondom het onderwerp.
Noteer enkel sleutelwoorden (geen lidwoorden, zinnen ...), symbolen (versterken een idee of woord) of
beelden. Tekeningen kunnen woorden vervangen.
Extra informatie of subgroepen komen op een zijtak terecht.
Gebruik verschillende kleuren/vormen. Die ondersteunen de structuur. Wat samen hoort, zet je in dezelfde
kleur. Je kunt ook woorden markeren.
Verbanden tussen woorden kun je aangeven met een pijl.
Hoe de mindmap er uiteindelijk uitziet, hangt af van het onderwerp, maar vooral van de maker. Ieder heeft
zijn eigen stijl. Hoe creatiever de aanpak, hoe plezieriger, hoe meer rendement.
68
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Opdracht 8
Laat de leerlingen verrassende openingszinnen zoeken. Een originele startzin trekt immers de aandacht
van het publiek.
Leerlingen hebben ook moeite om passend af te sluiten. Niets zeggen kan al helemaal niet.
Ook hier is creativiteit op zijn plaats!
Voor de leerlingen starten met de presentaties, is het aangewezen het Evaluatieformulier Spreken met
hen door te nemen. Zeg welke elementen beoordeeld zullen worden. In het OVUR-kader staat aangegeven dat rustig spreken en een goede openingszin en afsluiter gebruiken, belangrijk zijn. Afhankelijk van de
klasgroep kunnen daar elementen aan toegevoegd worden.
Oefen evenwel niet te veel druk uit. Bij de start van het schooljaar zijn heel wat leerlingen nog onwennig
tegenover elkaar en tegenover de nieuwe leerkracht.
Uitbreiding – aanvulling
Downloaden en installeren van e-Mind Maps (freeware om mindmaps te maken):
Surf naar www.leerhof.be. Ga op zoek naar ‘e-Mind Maps’ en klik op de blauwe snelkoppeling
‘Klik hier om e-Mind Maps (freeware) te downloaden’.
Doorloop na de installatie best even de ‘tutorial’. In elf stappen komt u te weten hoe je met dit pakket een
mindmap (of woordkaart) kunt maken; het is echt niet moeilijk. (De instructietaal is Engels, maar dat is
geen obstakel.)
Meer informatie:
• www.sip.be/buo/downloads/mindmapping.doc
• www.ahacoaching.nl/MindManager.html
• www.lereniseenmakkie.nl/Stampwerk/Mindmaps/Mindmaps.html (voor kinderen uitgelegd)
3 Kies het boek dat bij je past
Doelen
Je raadpleegt en beoordeelt boekensites.
Je beoordeelt jezelf eerlijk met een evaluatieformulier.
Integratie vaardigheden
Bij dit BZL-pakket staan de vaardigheden kijken en lezen centraal.
Aanpak in de klas
Leerlingen verkennen boekensites en zoeken naar interessant leesmateriaal. Ze noteren titel, auteur en
thema in een boekenlijstje en geven hun waardering i.v.m. de diverse sites.
Dit is meteen ook het eerste BZL-pakketje. Voor meer informatie, raadpleeg FOCUS op BZL op blz. 59-60.
Met het leeslijstje dat de leerlingen ondertussen aangevuld hebben, kunnen ze in de bibliotheek terecht.
De leeslijst zelf en de beoordeling van de boekensites kunnen een plaats krijgen in de portfolio die de
leerlingen aanleggen (zie Portfolio Lezen achteraan in deze handleiding)
Uitbreiding – aanvulling
Eventueel kunt u ook een opdracht huislectuur opgeven. Voor meer informatie en interessante opdrachten
verwijzen we naar de Portfolio Lezen met o.a. boekverslagen.
Zitten er heel snelle werkers in de klas? Een andere boekensite is:
www.Leesplein.nl (Jeugdboekenplein, voor jongeren tussen 12 en 16)
Ze kunnen ook deze site raadplegen:
www.boekenjeugd.nl/ (voor lezers van 0 tot 16)
69
Didactische tips Deel 1
4 Wachten
Doelen
Je leert genieten van de fragmenten.
Je spreekt over een persoonlijke ervaring.
Je zoekt gericht op in het woordenboek.
Je oefent op het spellen van klinkers en medeklinkers in woorden.
Integratie vaardigheden
De vaardigheden kijken, lezen en spreken komen in dit hoofdstuk geïntegreerd aan bod.
Aanpak in de klas
Titel: Hoe overleef ik met/zonder vrienden?
Auteur: Francine Oomen
Rosa mag voor het eerst alleen op vakantie met vrienden. Ze hebben elkaar
hard nodig om alle tegenvallers en problemen het hoofd te bieden.
Info: www.literatuurplein.nl.
Het is zomer en Rosa is zestien. Een magische combinatie. Hoogste tijd om
voor het eerst alleen op vakantie te gaan, vindt ze. Het liefst lekker ver weg.
Helaas is haar moeder het daar niet mee eens. Wie gaat er eigenlijk allemaal
mee?
Dit nieuwe Hoe overleef ik? -boek gaat over vriendschap en jaloezie. Over
zelfstandig worden en afhankelijk zijn, en natuurlijk ook over liefde? Voor iedereen die vrienden heeft, had, wil hebben en wil houden. Met veel e-mails, echte
ouderwetse brieven en ansichtkaarten én hele handige survivaltips.
Info: stockum.covercards.com.
4.1 Na het lezen
Bij deze opdrachten kunnen de leerlingen hun leesbeleving formuleren. N.a.v. de opdrachten kan over het
fragment, het boek of de persoonlijke ervaringen verteld worden. De leerlingen evalueren ook het fragment (het boek) en spreken hun appreciatie uit.
Het spreekmoment kan iets uitgebreider verlopen.
4.2 Spreken over een vakantie-ervaring
Het is niet altijd mogelijk elke leerling voor de klas zijn zegje te laten doen.
Leerlingen kunnen elkaar ook te woord staan in groepjes en elkaar beoordelen.
Spreek vooraf goed af:
– welke elementen beoordeeld zullen worden. (Bij deze opdracht: rustig spreken, een goede openingszin
en afsluiter gebruiken, letten op taal en uitspraak.)
– wie evalueert (de leerkracht, een medeleerling, elke luisteraar uit de groep ...).
4.3 Beleefd vloeken?
Kun je wel beleefd vloeken? Wanneer vloeken we? En waarom? Hier kan een interessant klassengesprek
ontstaan waarbij we nadenken over onze taal en het taalgebruik.
70
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
4.4 FOCUS op ... klinkers
We vestigen de aandacht op de schrijfwijze van de klinkers. We hebben het over gedekte en ongedekte
klinkers en over het verdelen in lettergrepen.
De leerlingen staan stil bij de verschillende schrijfwijzen van de klinkers.
Deze FOCUS op ... is een korte introductie. Wie het onderwerp uitvoeriger wil aanpakken, kan meer oefeningen vinden vanaf blz. 108 in het werkboek.
4.5 Woorden verklaren, hoe doe je dat?
Bij het verklaren van woorden zijn diverse strategieën mogelijk. Het woord verklaren vanuit de context is
er een van. Een andere methode is de woordverklaring opzoeken in het woordenboek.
Maar het woordenboek biedt méér. Wat vind je allemaal in een woordenboek? Dat onderzoeken de leerlingen op blz. 89. Ze leren ook werken met een onlinewoordenboek.
Uitbreiding – aanvulling
Info schrijver op:
• www.hoeoverleefik.nl/web/show?id=64170
• www.Leesplein.nl
• www.leesfeest.nl
Afbeelding auteur: www.literatuurlinks.net
Info over de reeks: www.hoeoverleefik.nl
5 Samen
Doelen
Je leert genieten van fragmenten uit verhalende boeken.
Je ontwerpt een eenvoudig logo of visitekaartje.
Je schrijft goedgebouwde mededelende en bevelende zinnen.
Integratie vaardigheden
In dit hoofdstuk focussen we vooral op de vaardigheden kijken, lezen en schrijven.
Aanpak in de klas
Samen is een tweede fragment uit Hoe overleef ik met/zonder vrienden? van Francine Oomen. (zie Wachten)
5.1 Na het lezen
Een leuk extraatje voor de leerlingen: een vriendschapsbandje. Een eenvoudig cadeaulint kan hiervoor
dienstdoen.
Laat de leerlingen de drie knopen (wensen) erin leggen.
In een klassengesprek kan gevraagd worden aan wie ze het zouden geven, welke wensen ze dan zouden
maken. Het is ook een interessant aanknopingspunt om het over ‘vriendschap’ te hebben.
Ook de Survivaltips kunnen naar waarde geschat worden.
Misschien zijn er ook leerlingen die een vriendschapsbandje om de arm hebben en het van iemand
­cadeau gekregen hebben.
71
Didactische tips Deel 1
5.2 Logo of visitekaartje
De leerlingen kunnen zelf kiezen: een logo of een visitekaartje.
– Vraag om het logo (schriftelijk of mondeling) toe te lichten. Waarom kozen ze voor dat ontwerp? Wat
stelt het precies voor? Welke elementen speelden mee in het zoeken naar een gepast logo? Voor wie
hebben ze het ontworpen?
– Op het internet (visitekaartje – afbeeldingen) zijn heel wat voorbeelden te vinden. Natuurlijk kunnen
de leerlingen gebruikmaken van de voorbeelden om te toetsen of alle noodzakelijke gegevens op hun
eigen ontwerp staan. Voor de creatieve lay-out moeten ze zelf instaan.
5.3 FOCUS op ... werkwoorden
Introductie op het spellen van werkwoorden.
Meer informatie en aanvullende oefeningen komen aan bod op blz. 116 e.v.
5.4 FOCUS op ... soorten zinnen
Introductie op soorten zinnen.
Meer over het onderwerp en heel wat oefeningen zijn terug te vinden op blz. 97 e.v.
5.5Survivaltips
In deze korte schrijfopdracht schrijven de leerlingen mededelende en bevelende zinnen. Niet alleen de
inhoud (goede survivaltips) is belangrijk, ze leren ook letten op spelling, zinsbouw, vorm.
Het OVUR-kader kan hen hierbij zeker helpen. Besteed voldoende aandacht aan de diverse fasen en aan
het belang ervan. (Zie ook FOCUS op OVUR blz. 60-61.)
Neem zeker ook met de leerlingen het Evaluatieformulier Schrijven door. Geef aan welke elementen beoordeeld zullen worden. Bij deze opdracht (cf. OVUR) gaat de aandacht naar inhoud (5 survivaltips), vorm
(lay-out: titel, zinnen nummeren) en taal (spelling: hoofdletters en eindleestekens).
5.6 Taaloefeningen bij de teksten
In de kenniskoffer (Woorden uit de teksten Wachten en Samen) zijn die woorden opgenomen die eventueel een probleem kunnen opleveren voor de leerlingen. Die woorden moeten de leerlingen ook kunnen
toepassen in hun schriftelijk en mondeling taalgebruik.
Omdat woorden verklaren uit de context heel belangrijk is, zijn de woorden aangeboden in een context
(middelste kolom). Vaak is het een andere context dan die waarin het woord in het fragment voorkomt.
De rechterkolom verklaart het woord. De formulering is bewust eenvoudig gehouden.
De oefeningen waarnaar verwezen wordt, zijn opdrachten om de woorden uit de kenniskoffer in talrijke
situaties te gebruiken. Alleen door ze vaak te horen, te lezen, te schrijven en dus te gebruiken, kan een
leerling ook zijn woordenschat actief uitbreiden.
De woorden kunnen ingeoefend worden op blz. 85 e.v.
Uitbreiding – aanvulling
Op de website van Francine Oomen (www.hoeoverleefik.nl) vinden leerlingen enkele leuke survivaltips.
Beslist de moeite waard om even te verkennen.
Een andere schrijfopdracht zou kunnen zijn: een vakantiekaartje van Rosa.
De leerlingen kiezen een vakantiebestemming uit, ontwerpen een prentbriefkaart en schrijven op de achterkant een passende boodschap.
De opdracht kan moeilijker gemaakt worden door elementen af te spreken. Bv. het aantal en de soort zinnen die de leerlingen moeten schrijven, eventueel van welke woorden ze gebruik moeten maken.
72
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
6 Vriendschap in de ‘grote’ school
Doelen
Je kiest een passende leesstrategie en je past die toe op een tekst.
Je duidt de inleiding, het midden en het slot van een tekst aan.
Je vult een schema van een informatieve tekst aan.
Je beantwoordt vragen over een tekst correct.
6.1 Hoe is een informatieve tekst opgebouwd?
6.2 Naar de grote school
Vaardigheden
In deze hoofdstukken wordt de OVUR-leesstrategie grondig ingeoefend.
Aanpak in de klas
Inoefenen van de leesstrategie
Een overzichtelijke en gestructureerde aanpak en dito inoefening van de OVUR-leesstrategie is een must.
De fasen voor (oriënteren en voorbereiden) – tijdens (uitvoeren) – na (reflecteren) geven de leerlingen
telkens stap voor stap aan wat te doen.
Het is de bedoeling dat leerlingen deze stappen steeds meer zelfstandig zetten, zodat het een automatisme wordt. Aanvankelijk kunt u er veel tijd aan besteden. Geleidelijk aan krijgen de leerlingen de (passende) leesstrategie onder de knie, zodat almaar vlugger tot het uitvoeren (lezen) kan worden overgegaan.
Hier willen we een duidelijke leerlijn volgen: in een tweede jaar moet dit na grondige repetitie meteen vrij
snel zelfstandig aangepakt kunnen worden.
Gepubliceerde teksten met jongeren als ‘leespubliek’ zijn doorgaans goed gestructureerd en bevatten
weinig woorden die aartsmoeilijk zijn. Geregeld komt het voor dat er bv. geen duidelijk en afgescheiden
slot merkbaar is.
De tekst Naar de grote school is iets moeilijker, maar vast en zeker een ‘haalbare kaart’. De keuze voor
deze tekst lag voor de hand, want leerlingen zullen veel zaken herkennen die door jongeren in de tekst
worden verteld. Het sluit perfect aan bij wat de eerstejaars de eerste schoolweken ervaren.
Mogelijke instap:
Laat leerlingen in kleine groepjes aan elkaar vertellen over hun ervaringen de eerste schooldagen. Zowel
leuke als minder leuke zaken kunnen aan bod komen. Peil ook naar hun verwachtingen.
Laat van elke groep iemand verslag uitbrengen.
Uitbreiding – aanvulling
Aan de hand van een schema kunnen leerlingen de tekst navertellen.
Wellicht zullen er dan ook signaalwoorden worden gebruikt.
Deze opdracht is iets moeilijker, maar kan toch een goede korte oefening van de spreekvaardigheid zijn.
Voorbereidingstijd is hiervoor wel nodig.
6.3 FOCUS op ... de vormen van het werkwoord
Dit is een aanzet voor een les werkwoordspelling.
Ofwel houdt u het hier voorlopig bij, ofwel werkt u meteen voort op blz. 116.
6.4 FOCUS op ... onderwerp en persoonsvorm
Dit is een korte herhaling van een stuk leerstof uit de basisschool.
Ofwel houdt u het hier voorlopig bij, ofwel werkt u meteen voort op blz. 97.
73
Didactische tips Deel 1
7 Luf joe megamutsiefluts!
Doelen
Je leert genieten van fragmenten uit verhalende boeken.
Je wisselt ervaringen over taal uit.
Integratie vaardigheden
Kijken en lezen staan hier centraal.
Aanpak in de klas
Titel: Hoe overleef ik (zonder) liefde?
Auteur: Francine Oomen
Rosa woont nu in hartje Amsterdam aan een gracht en pendelt op en neer
naar de Bijlmer, waar haar school is. In de metro ontmoet ze Jim de Kiter. Wat
voor een invloed heeft hij op de knipperlichtrelatie die ze met Neuz heeft? Wat
spookt haar moeder zo eindeloos lang achter haar computer uit? En waarom
verliest ze haar mobieltje niet meer uit het oog? En hoe gaat het verder met
Noa, met Carmen en Joya?
Allemaal worstelen ze met hetzelfde, ieder op een andere manier. Wat moeten
we zonder liefde en wat mét? Waarom is liefde toch zo ingewikkeld?
(info: www.boekenbank.be)
7.1 Na het lezen
Andere mogelijke vragen na het fragment:
– Ken je iemand die je aan Rosa doet denken? (Waarom?)
– Wat voor iemand is Rosa? Zou je zo’n vriendin willen?
– Hoe stel je je Neuz voor? Hoe noemt Rosa hem nog?
– Word jij weleens anders genoemd?
– Rosa houdt ervan woorden te veranderen. Kun je voorbeelden aanhalen?
– Doe je dat ook, woorden verdraaien?
– Hoe komt het dat Roos zo boos is op Neuz? Is haar woede terecht?
– Hoe had ze zo’n uitbarsting kunnen vermijden?
– Wat doe jij als je kwaad bent?
– Komt het nog goed, denk je? Hoe zou ze het weer goed kunnen maken?
7.2 Thuis in sms-en chattaal?
A.d.h.v. de opdrachten in het werkboek kan een boeiend klassengesprek ontstaan over internet, chatten
en de gevaren ervan.
Uitbreiding – aanvulling
www.clicksafe.be ( jongeren) is een heel interessante site over alles wat met internet, chatten ... te
maken heeft. Je vindt er nog meer getuigenissen, tips en hints. Ook het gebruik van gsm, downloaden en
blogs komen ter sprake. Bovendien krijgen jongeren nog een interessante leestip.
Info schrijver op:
• www.hoeoverleefik.nl/web/show?id=64170
• www.Leesplein.nl • www.leesfeest.nl/
Afbeelding auteur: www.literatuurlinks.net
Info over de reeks: www.hoeoverleefik.nl
74
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Internetlinks i.v.m. chatten:
• www.sociosite.org/chatten.php
• www.chatwoordenboek.nl/
• www.gebouw13.nl/
Gebouw 13 werd gezamenlijk door overheid en bedrijfsleven ontwikkeld met als doel de kennis van het
internet te vergroten bij kinderen van 8 tot en met 11 jaar en bij jongeren van 12 tot en met 14 jaar. Beide
groepen krijgen een iets andere versie van het spel te zien, aangepast aan hun leeftijd.
Gebouw 13 is een initiatief van Digibewust. Via deze campagne streeft men ernaar dat alle Nederlanders
optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van de digitale wereld, zoals internet, e-mail, chatten en online betalen. De partijen vertegenwoordigd in Digibewust willen internetgebruikers ook bewust
maken van de mogelijke gevaren zoals hacking, spam en virussen.
In de klas kan ook gesproken worden over gsm-gebruik en sms-taal. De non-fictionele tekst in deel 2 –
Overheid leert kinderen omgaan met gsm sluit aan bij dit thema.
Persbericht: www.nu.nl/news/1091520/50/Tiener_wint_literatuurprijs_voor_sms.html
Als aanvullende creatieve opdracht kun je de leerlingen ook sms-gedichtjes laten maken.
Meer tips daarover op:
www.jeugdenpoezie.be (vorming voor begeleiders - > lesideeën)
www.precies160.nl
8 Wij 2
Doelen
Je verwerkt gedichten op een creatieve manier.
Je leert van de gedichten genieten.
Je noemt kenmerken van een gedicht op.
Integratie vaardigheden
De vaardigheden lezen en schrijven staan hier centraal.
Aanpak in de klas
De leerlingen volgen de opdrachten zoals aangegeven in het BZL-pakket.
Voor meer informatie, raadpleeg FOCUS op BZL op blz. 59-60.
Het gedicht Wij 2 (opdracht D) vindt u ook op de cd (track 4).
De leerlingen werken in groepjes aan de opdrachten. Naargelang van het aantal groepjes zal de
leerkracht ook voldoende materiaal (correctiesleutel e.d.) moeten voorzien. Sommige gedichten staan
meerdere keren op een blad, zodat het aantal kopieën beperkt kan worden.
Voorbereiding
–
–
–
–
–
Enveloppe met verknipt gedicht Burchtje (zie kopieerblad)
Correctiesleutel 1 (gedicht Burchtje) opdracht B (zie kopieerblad)
Correctiesleutel 2 (gedicht Portret I) opdracht F (zie kopieerblad)
Correctiesleutel 3 (gedicht Laatst nog zag ik ...) opdracht G (zie kopieerblad)
Correctiesleutel 4 (gedicht Heel lang geleden ...) opdracht H (zie kopieerblad)
Op het einde van de BZL-les kan er samen nog eens nagedacht worden over de kenmerken van poëzie.
De antwoorden die de leerlingen noteerden bij opdracht J kunnen aangevuld worden.
Uitbreiding – aanvulling
Hebben de leerlingen een lievelingsgedicht of zijn er leerlingen die zelf weleens een gedicht schrijven?
De leerkracht kan de opdracht geven op zoek te gaan naar een leuk, ontroerend ... gedicht of zelf een
gedicht te schrijven, eventueel over een bepaald thema.
In deel 5 (4 Dichter bij je pen) krijgen de leerlingen een beknopte schrijfcursus poëzie.
Laat ze de uitdaging aangaan om zelf een gedicht te schrijven!
75
Didactische tips Deel 1
76
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
BURCHTJE
Zoals je daar zit:
je neus tegen het glas
van het natte raam.
Helemaal in je zwijgen
verdwenen.
En ik
aan de andere kant
van de kamer.
Armen over
opgetrokken knieën.
Burchtje
met opgehaalde slotbrug.
We houden van elkaar.
Maar goed
zijn we er niet in.
BURCHTJE
Zoals je daar zit:
je neus tegen het glas
van het natte raam.
Helemaal in je zwijgen
verdwenen.
En ik
aan de andere kant
van de kamer.
Armen over
opgetrokken knieën.
Burchtje
met opgehaalde slotbrug.
We houden van elkaar.
Maar goed
zijn we er niet in.
Kopieerblad - Gedicht om te verknippen + envelop
zijn we er niet in.
Maar goed
We houden van elkaar.
met opgehaalde slotbrug.
Burchtje
opgetrokken knieën.
Armen over
van de kamer.
aan de andere kant
En ik
verdwenen.
Helemaal in je zwijgen
van het natte raam.
je neus tegen het glas
Zoals je daar zit:
BURCHTJE
77
Didactische tips Deel 1
BURCHTJE
Zoals je daar zit:
je neus tegen het glas
van het natte raam.
Helemaal in je zwijgen
verdwenen.
En ik
aan de andere kant
van de kamer.
Armen over
opgetrokken knieën.
Burchtje
met opgehaalde slotbrug.
We houden van elkaar.
Maar goed
zijn we er niet in.
BURCHTJE
Zoals je daar zit:
je neus tegen het glas
van het natte raam.
Helemaal in je zwijgen
verdwenen.
En ik
aan de andere kant
van de kamer.
Armen over
opgetrokken knieën.
Burchtje
met opgehaalde slotbrug.
We houden van elkaar.
Maar goed
zijn we er niet in.
Kopieerblad - Correctiesleutel 1
Zoals je daar zit:
je neus tegen het glas
van het natte raam.
Helemaal in je zwijgen
verdwenen.
En ik
aan de andere kant
van de kamer.
Armen over
opgetrokken knieën.
Burchtje
met opgehaalde slotbrug.
We houden van elkaar.
Maar goed
zijn we er niet in.
BURCHTJE
78
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
PORTRET I
Aan tafel
in ochtendlicht als honing
een meisje
het blonde haar
tot op de spitse schouders
in de ogen
de gevluchte sterren:
mijn zusje
mooi
als een ongeschreven gedicht
Natuurlijk is wat jullie verzonnen niet fout!
Je hoeft het dan ook niet te verbeteren!
Hoe vinden jullie de woorden die de dichter
koos?
Kies uit: passend - tekenend - vreemd eigenaardig - storend
PORTRET I
Aan tafel
in ochtendlicht als honing
een meisje
het blonde haar
tot op de spitse schouders
in de ogen
de gevluchte sterren:
mijn zusje
mooi
als een ongeschreven gedicht
Natuurlijk is wat jullie verzonnen niet fout!
Je hoeft het dan ook niet te verbeteren!
Hoe vinden jullie de woorden die de dichter
koos?
Kies uit: passend - tekenend - vreemd eigenaardig - storend
Kopieerblad - Correctiesleutel 2
Natuurlijk is wat jullie verzonnen niet fout!
Je hoeft het dan ook niet te verbeteren!
Hoe vinden jullie de woorden die de dichter
koos?
Kies uit: passend - tekenend - vreemd eigenaardig - storend
Aan tafel
in ochtendlicht als honing
een meisje
het blonde haar
tot op de spitse schouders
in de ogen
de gevluchte sterren:
mijn zusje
mooi
als een ongeschreven gedicht
PORTRET I
79
Didactische tips Deel 1
Laatst nog zag ik Stilte.
Ze zat op een krukje
in de gang.
was erg verlegen.
zei geen woord.
Ze was breekbaar
en omringd
door stofjes in het licht.
Ze was heel stil.
Ik sprak haar aan
en ze brak …
Jullie hadden misschien aan een echte
persoon gedacht …
Hoe moet je de laatste strofe (= een alinea in
een gedicht) begrijpen?
Laatst nog zag ik Stilte.
Ze zat op een krukje
in de gang.
was erg verlegen.
zei geen woord.
Ze was breekbaar
en omringd
door stofjes in het licht.
Ze was heel stil.
Ik sprak haar aan
en ze brak …
Jullie hadden misschien aan een echte
­persoon gedacht …
Hoe moet je de laatste strofe (= een alinea in
een gedicht) begrijpen?
Jullie hadden misschien aan een echte
persoon gedacht …
Hoe moet je de laatste strofe (= een alinea in
een gedicht) begrijpen?
Ik sprak haar aan
en ze brak …
Ze was breekbaar
en omringd
door stofjes in het licht.
Ze was heel stil.
Laatst nog zag ik Stilte.
Ze zat op een krukje
in de gang.
was erg verlegen.
zei geen woord.
80
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen heb
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen heb
VOOR JOU
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen heb
VOOR JOU
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen heb
Kopieerblad - Correctiesleutel 4
VOOR JOU
VOOR JOU
Kopieerblad - Correctiesleutel 3
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen heb
VOOR JOU
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen heb
VOOR JOU
9 Oren open en blik op scherp
Doelen
Je beoordeelt je eigen kijk- en luisterhouding.
Je kiest een passende kijk- en luisterstrategie.
Je kijkt en luistert gericht en geconcentreerd.
Je noteert kernwoorden tijdens het kijken en luisteren.
9.1 Communicatiestoornis – Luisteren, hoe doe je dat?
Integratie vaardigheden
De hoofdvaardigheden die ingeoefend worden zijn kijken en luisteren.
Schrijven komt eveneens aan bod: de leerlingen moeten kernwoorden en woordgroepen noteren.
Aanpak in de klas
De luisterstrategie inoefenen
Een overzichtelijke en gestructureerde aanpak en dito inoefening van de OVUR-luisterstrategie is een
must. De fases voor (oriënteren en voorbereiden) – tijdens (uitvoeren) – na (reflecteren) geven de leerlingen telkens stap voor stap aan wat te doen.
Leerlijn: aanvankelijk laten we de leerlingen die in een kader invullen. In het tweede jaar moet dit al iets
zelfstandiger (evt. beknopter) gebeuren.
Het is de bedoeling dat leerlingen deze stappen meer en meer zelfstandig zetten, zodat het een automatisme wordt. Besteed hier aanvankelijk ruim wat tijd aan. Geleidelijk aan krijgen de leerlingen de (passende) luisterstrategie onder de knie, zodat steeds vlugger tot het uitvoeren (lezen) kan worden overgegaan.
Hier willen we een duidelijke leerlijn volgen: in een tweede jaar moet dit na grondige repetitie meteen vrij
snel zelfstandig aangepakt kunnen worden.
Het is belangrijk dat leerlingen in de eerste plaats een luisterhouding leren aannemen die in bepaalde
luistersituaties geschikt is. Daarom wordt eerst geobserveerd en gereflecteerd over een beeldfragment
(zie dvd1 track 2).
9.2 Doe de luistertest
De leerlingen denken aan de hand van een oefening met meerkeuzevragen na over hun luisterhouding.
Luistertest
Score: a: 0 punten b: 1 punt c: 2 punten
0 – 4 punten
Luisteren is niet je sterkste kant. Je bent een echte flapuit: sympathiek, maar vermoeiend. Dat wordt serieus trainen om van jou een goede luisteraar te maken. Veel oefenen is de boodschap!
4 – 7 punten
Je kunt goed luisteren, maar je doet het niet altijd. Soms vergeet je het of heb je geen zin. Dat is menselijk
natuurlijk, maar met een kleine inspanning word je een prima luisteraar!
8 – 10 punten
Proficiat, doe zo voort! Je bent een onmisbaar iemand in de klas en thuis. Hopelijk vind je in je omgeving
ook mensen die zo naar jou luisteren!
9.3 Luister goed
Opdracht 1
Elke leerling krijgt een kaartje met daarop twee opdrachten. De andere leerlingen mogen de instructies
niet zien. Elke leerling mag materiaal klaarleggen of van plaats veranderen als de opdracht dat vraagt.
Deze klassikale opdracht lukt pas als elke leerling goed luistert en precies uitvoert wat hij/zij moet doen.
81
Didactische tips Deel 1
Kopieer de kaartjes eventueel dubbel om elke leerling een opdracht te kunnen geven.
De leerkracht geeft het beginsignaal door driemaal met een pen op de bank te tikken.
Kaartjes:
1. Als de leerkracht 3x met een pen op de bank tikt, klap jij 3x in de handen.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
2. Als een leerling 3x in de handen klapt, stamp dan 2x met de voeten op de grond.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
3. Als een leerling 2x met de voeten op de grond stampt, roep dan heel luid ‘JOW!’.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
4. Als een leerling luid ‘JOW!’ roept, trommel dan een ritme op de tafel.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
5. Als een leerling een ritme op de tafel trommelt, tik dan met een potlood 5x op de tafel.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
6. Als een leerling 5x met een potlood op de tafel tikt, spring dan recht en fluit.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
7. Als een leerling opspringt en fluit, knip je in 3x met de vingers.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
8. Als een leerling 3x met de vingers knipt, kuch je luid.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
9. Als een leerling luid kucht, blaf je als een hond.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
10.Als een leerling blaft als een hond, zeg je luid “Sssssjjjjjjjjjjjjjjjjjjjjj”.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
11. Als een leerling “Sssjjj” zegt, open dan de deur en sla ze weer dicht.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
12.Als een leerling de deur dichtslaat, laat je je schooletui op de grond vallen.
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
13.Als een leerling een schooletui op de grond laat vallen, roep dan luid: “Nu!”
Als een leerling “Nu!” roept, sta dan recht en applaudisseer.
Opdracht 2
De leerlingen vormen duo’s. Vraag één van beide leerlingen om gedurende 1 minuut over een bepaald
onderwerp te vertellen.
Als de tijd om is, moet de luisteraar de laatste zin herhalen. Slagen de leerlingen daarin?
Herhaal de opdracht. De verteller is nu luisteraar, de luisteraar verteller.
De leerlingen moeten de nu de twee laatste zinnen herhalen, maar dat zeg je vooraf niet!
9.4 Hoe onthoud je wat je hoort?
De luistervaardigheid wordt nu ingeoefend aan de hand van enkele korte fragmenten (zie dvd1 tracks 3, 4, 5).
We volgen een leerlijn en gaan opbouwend te werk: we starten met het beluisteren van korte fragmenten
en het noteren (na interpretatie van wat belangrijk kan zijn) van enkele woorden.
Op de cd vindt u nog enkele extra luisterfragmenten (tracks 5, 6, 7).
Uitbreiding – aanvulling
Bij het hoofdstuk met extra materiaal zijn een aantal aanvullende luisteropdrachten.
82
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
10 Aan het woord
Doelen
Je stelt iemand op een creatieve manier mondeling voor.
Je presenteert een miniquiz.
Je vertelt een verhaal waarin je opgegeven woorden verwerkt.
Integratie vaardigheden
De vaardigheid spreken staat centraal.
Aanpak in de klas
Kies een opdracht.
Neem voor de presentaties zeker het Evaluatieformulier Spreken nog eens met de leerlingen door. Spreek
af wat beoordeeld wordt.
Bij deze spreekoefeningen zijn de aandachtspunten: rustig vertellen, een goede openingszin en afsluiter
gebruiken, letten op taal, uitspraak en articulatie.
Een terugblik op een eerdere evaluatie leert de leerlingen ook wat hun werkpunt(en) is/zijn.
10.1 Mag ik je voorstellen?
Extra informatie voor de leerlingen bij de opdracht
 Voor het spreken
Wat moet je doen?
Ondertussen weten je klasgenoten zeker al wie jij bent, maar weten ze ook wie jouw favoriete renner,
grootste voorbeeld of meest coole actrice is? Is je oom een meesterbrein of je tante een hopeloze heks?
Heb je de beste herinneringen aan één bepaalde juf of meester, ontmoette je iemand die je leven veranderd heeft?
Vertel het aan de klas en aan je leraar!
Stel iemand voor aan de andere leerlingen van de klas en aan je leraar op een creatieve manier. Natuurlijk beperk je je niet tot: “Hallo, mijn favoriete persoon is Tom Boonen. Hij is de beste wielrenner van het
land en won al vele prijzen.”
De naam, het beroep ... kunnen wel, maar de presentatie moet creatiever!
In het werkboek staat aangegeven dat de leerlingen met elke letter uit de naam een woord moeten vormen dat betrekking heeft op de persoon. Dit is echter niet zo makkelijk.
Naargelang van het niveau van de klasgroep kan de opdracht aangepast worden.
Iets makkelijker wordt het zo: zoek naar minstens vijf dingen die je kunt vertellen over je persoon en verwerk die woorden telkens in een leuke zin.
Voorbeeld: Tom Boonen
QuickStep-Innergetic Mijn wielergod rijdt voor de Belgische wielerploeg QuickStep-Innergetic.
Kamiel Boonen
Van een van zijn fans kreeg Tom een ezeltje ‘Kamiel’ cadeau.
Biografie
...
Levenslijn...
Monaco...
(Meer info over Tom Boonen op zijn website: www.tomboonen.com)
Kladwerk
We proberen het uit op een kladblad. Omdat je een mindmap moet maken, leggen we het blad horizontaal. In het midden komt – in blokletters – je naam. Laat vanuit het midden zoveel ‘takken’ vertrekken als
er letters zijn. Gebruik telkens een ander kleur. Schrijf op elke tak één woord; gebruik weer blokletters. Op
een zijtakje komt een leuke, originele zin.
83
Didactische tips Deel 1
Denk erover na hoe je alles juist schrijft. Als je twijfelt, zoek het dan op in je woordenboek.
(Meer informatie over mindmaps vind je op blz. 68 in deze handleiding.)
Nakijken
Laat je werk een tijdje liggen. (Niet te lang! Denk eraan wanneer jij aan de beurt bent.)
Verbeter je werk. Schrijf ook een openingszin en een afsluiter uit.
Je kunt ook met de computer een mindmap maken. Dan is het ook maar een kleine moeite om de woorden die wat over je persoon vertellen een mooie lay-out te geven.
Kamiel
Monaco
Levenslijn
Tom Boonen
Biografie
Van een van zijn fans
kreeg Tom een ezeltje
‘Kamiel’ cadeau.
QuickStep-Innergetic
Mijn wielergod rijdt voor
QuickStep-Innergetic.
 Tijdens het spreken
De presentatie zelf
Je kunt niet zomaar alles aflezen.
Begin met een goede openingszin.
Misschien geef je nog wel wat extra informatie ...
Zoek zeker ook een passende afsluiter.
 Na het spreken
Beoordeel je eigen spreekmoment.
10.2 Eén woord, drie verklaringen
Extra informatie voor de leerlingen bij de opdracht
 Voor het spreken
Wat moet je doen?
Een moeilijk woord dat je van je leraar gekregen hebt, of dat je zelf opgezocht hebt, stel je aan de klas
voor. Kennen de leerlingen de betekenis van jouw woord? Dat zoeken we uit in een miniquiz. Je stelt drie
mogelijke verklaringen voor. Wie vindt de juiste?
Hoe pak je het aan?
Nadat je je woord gekregen of opgezocht hebt, zoek je natuurlijk eerst op wat het woord betekent. Daarna
ga je op zoek naar twee andere verklaringen die ook wel aannemelijk klinken.
Kladwerk
Noteer de verklaring zoals je die terugvindt in je woordenboek. Als er meer verklaringen zijn, noteer je ook
de andere betekenissen.
Maak nu zelf twee ‘foute’ verklaringen. Let erop dat ze niet te kort zijn. Ze moeten ook klinken alsof ze uit
een woordenboek komen.
Geef de ‘juiste’ verklaring een kruisje, zodat er later geen twijfel is over de betekenis van je woord.
84
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Nakijken
Laat je werk een tijdje liggen. (Niet te lang! Denk eraan wanneer jij aan de beurt bent.)
Als het nodig is, kun je werk nu nog aanpassen.
Als een echte quizmaster zorg je ook voor een handige fiche met het woord en de betekenissen.
Verzorg de lay-out.
bv. gargouille
A waterspuwer zoals je die kunt zien aan kerken of kathedralen
B benaming voor het gewone volk in de middeleeuwen
C verzamelnaam voor het gereedschap van een beul
Geef de ‘juiste’ verklaring* opnieuw een symbool.
Zoek naar een goede openingszin en afsluiter. Oefen je presentatie.
 De presentatie zelf
Fiche niet vergeten! Start met een openingszin en sluit passend af.
 Na het spreken
Beoordeel je eigen spreekmoment.
* gargouille: waterspuwer zoals je die kunt zien aan kerken of kathedralen
Woorden voor de leerlingen
oelewapper
waardeloos persoon
akkefietje
onaangenaam werkje, karwei
snaaks
ondeugend grappig
wissewasje
kleinigheid, nietigheid
snoodaard
slecht mens, schurk
zwadder
uitgespuugd slijm of speeksel
habbekrats
kleinigheid, laag bedrag
erudiet
persoon met uitgebreide kennis / geleerd
hersenbreker
moeilijke denkopgave, puzzel
zoetgevooisd
een liefelijke stem hebbend
rompslomp
omslachtige, vervelende, lastige drukte
misantroopmensenhater
honneponnig
snoezig, allerliefst
mordicus
100 %, vol overtuiging
omkukelen
omvallen, omgooien
plompverloren
geheel onverwachts, zonder beraad
pierewaaien
aan de zwier zijn, boemelen
ouwehoeren
vervelend kletsen / langdurig, vertrouwelijk, intiem praten
op zijn elfendertigst
heel langzaam en omslachtig
sjofel
kaal, armoedig
iezegrimmopperaar
liflafje
smakelijk maar weinig voedzaam hapje
addergebroed
boosaardige personen die het geluk van anderen vergiftigen
verfomfaaienkreuken
furieus
razend, uitzinnig, woedend
kniesoor
iemand die voortdurend chagrijnig is
kniezentreuren
lanterfantenluieren
lellebel
ordinaire, slonzige vrouw
raaskallen
onzin praten, kletsen
parmantig
deftig en trots
dodemansknop
knop in een toestel die ervoor zorgt dat het toestel tot stilstand komt als bv. de
bestuurder onwel wordt
85
Didactische tips Deel 1
malafide
onbetrouwbaar
maraboe
soort ooievaar
mazzel
voordeel, geluk, winst
megalietreuzensteen
miezeren
zacht, fijn regenen, motregenen
mikmak
warboel, rommel
modderduivel
soort salamander
muggenziften
vitten op kleinigheden
nachtbraker
iemand die ’s nachts doorwerkt/uitgaat
Enkele van deze woorden zijn terug te vinden op www.woordvandedag.nl.
Uitbreiding – aanvulling
Leerlingen zoeken eventueel zelf een woord dat hen aanspreekt op in het woordenboek.
Leerlingen raadplegen de vermelde site en kiezen een woord.
Je kunt de opdracht uitbreiden: ze zoeken ook het genus, het meervoud, de woordsoort ... op.
10.3 Starten maar!
Extra informatie voor de leerlingen bij de opdracht
 Voor het spreken
Wat moet je doen?
Van je leerkracht kreeg je een blaadje voor een spreekopdracht. Daarop staan een startzin en vijf woorden. Met wat creativiteit en inspiratie slaag jij er zeker in een situatie/verhaal te bedenken waarin je de
gegeven woorden gebruikt, maar zo dat ze helemaal niet opvallen.
De luisteraars krijgen immers als taak de gegeven woorden op te sporen. Hoe minder woorden ze kunnen
vinden, hoe meer punten jij verdient!
Het vertellen begint met de startzin. De volgorde van de te gebruiken woorden mag je zelf kiezen, het
werkwoord mag je verbuigen.
Tip: zoek zelf nog een paar (moeilijke?) woorden die niet echt voor de hand liggen om de luisteraar op het
verkeerde spoor te zetten.
Hoe pak je het aan?
Lees nog eens aandachtig je startzin en de woorden. Begrijp je alles? Zoek de betekenis van een moeilijk
woord op.
Waarover zou je het kunnen hebben? Schrijf enkele sleutelwoorden op die passen bij de startzin.
Welke ‘afleiders’ (andere moeilijke woorden of woorden die niets met de situatie te maken hebben) zou je
kunnen gebruiken? Noteer vier zelfstandige naamwoorden en twee werkwoorden.
Schrijf je verhaal in het klad uit. De opbouw: startzin, midden en passend slot.
Onderstreep de te gebruiken woorden met rood.
Onderstreep de afleiders met groen.
Zitten de woorden goed verspreid in het verhaal? Ja / Nee
Is je verhaal lang genoeg? (Ongeveer een blad tot anderhalf blad is oké.)
Verbeter je tekst indien nodig.
Inoefenen
Je tekst is klaar. Straks breng je je verhaal voor de klas. Het is zeker niet de bedoeling dat je alles uit het
hoofd leert.
Maak een blaadje dat je kunt meenemen voor de klas. Noteer je startzin, de te gebruiken woorden en de
afleiders.
Nummer de woorden zoals ze voorkomen, of zet ze onmiddellijk in de juiste volgorde.
Met behulp van je blaadje oefen je het verhaal in. (Gooi de opgave niet weg, want dat moet je afgeven
aan de leerkracht!)
86
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Tip: als je er zeker van wilt zijn dat je een goede voorbereiding gemaakt hebt, vertel je verhaal dan eens
aan oma, opa, mama ... Laat ze raden naar jouw woorden. (Ze mogen vier zelfstandige naamwoorden en
één werkwoord opsommen.)
Ben je er klaar voor?
Neem het Evaluatieformulier Spreken in je werkboek vooraf door. Je wordt beoordeeld op het gebruik van
de opgegeven woorden ( /5), maar ook op taal ( /5) en presentatie (/5).
 Tijdens het spreken
De presentatie zelf
Je voorbereidingsblaadje bij de hand? Start passend en sluit goed af.
 Na het spreken
Beoordeel je eigen spreekmoment.
Extra informatie voor de leerkracht bij de opdracht
Hieronder vind je voor elke leerling een kaartje met daarop een startzin en vijf woorden. Elke leerling krijgt
een andere opgave.
De leerlingen bedenken een situatie/verhaal waarin ze de gegeven woorden verwerken.
Het vertellen moet beginnen met de startzin, die ze zelf mogen uitbreiden. In welke volgorde de te gebruiken woorden aan bod komen, speelt geen rol. Dat mogen de leerlingen zelf kiezen. Het werkwoord mag
verbogen worden.
De luisteraars krijgen tijdens de presentatie de taak de woorden die opgegeven waren, op te sporen. Hoe
minder woorden ze kunnen vinden, hoe meer punten voor de spreker!
De opdracht lijkt heel moeilijk. De woorden liggen helemaal niet voor de hand. Maar dat moet de creativiteit aanmoedigen. Het lukt de leerlingen wel! Geef ze voldoende voorbereidingstijd.
Voor het slagen van de opdracht is het belangrijk dat geen enkele andere leerling de opgave te zien/te
horen krijgt. Leg de leerlingen zwijgplicht op. Trouwens: als anderen hun woorden kunnen raden, krijgen
ze minder punten.
Geef de leerlingen de tip nog andere moeilijke(?) of niet-vanzelfsprekende woorden te gebruiken, om zo
wat verwarring te zaaien of de opgave wat te verdoezelen.
Opdracht voor de luisteraars
Welke opgegeven woorden heeft ... in zijn/haar verhaal verwerkt?
De leerlingen noteren op een kladblad de naam van de spreker. Tijdens de presentatie noteren ze vier
zelfstandige naamwoorden en één werkwoord (infinitief).
Na de presentatie duidt de leerkracht vijf leerlingen aan die één zelfstandig naamwoord of het werkwoord
kunnen noemen. Er zijn dus vijf kansen om de vijf woorden te raden.
De luisteraars moeten ook goed luisteren naar elkaar, om niet tweemaal hetzelfde woord op te geven.
De leerkracht houdt de spanning er even in door pas na de antwoorden aan te geven hoeveel en welke
woorden (niet) geraden werden.
De quotering (inhoud) gebeurt op basis van het aantal geraden woorden: 0 woorden geraden 5/5, 1 woord
geraden 4/5 ...
Startzinnen en woorden
Startzin: Toen ik in de file zat ...
Te gebruiken woorden:
meikever – brandblusapparaat – spijskaart – achtervolging – verbergen
Startzin: ’s Morgens ben ik altijd humeurig ...
Te gebruiken woorden:
zonnecrème – grasmaaier – begrafenisondernemer – iPod – sluipen
87
Didactische tips Deel 1
Startzin: Op de maan, omstreeks 13 uur ...
Te gebruiken woorden:
hengst – kunstgebit – lucifer – verkeerslicht – bemachtigen
Startzin: Terwijl ik de was aan het ophangen was ...
Te gebruiken woorden:
kinderwagen – schotelantenne – duikplank – betaalkaart – verdwijnen
Startzin: Ergens op een onbewoond eiland met alleen een palmboom ...
Te gebruiken woorden:
lantaarnpaal – parachute – aquarium – zebrapad – bederven
Startzin: Al eens gehoord van een Abrazefalux?
Te gebruiken woorden:
fopspeen – schroevendraaier – zwemband – zakdoek – slingeren
Startzin: Op een dag keek ik door het sleutelgat van ...
Te gebruiken woorden:
indiaan – gitaar – roeiboot – piramide – verdenken
Startzin: Het behangpapier van mijn kamer ...
Te gebruiken woorden:
bagagedrager – koffiezetapparaat – pimpelmees – betonmolen – verwachten
Startzin: Mijn grootmoeder, die al 99 jaar is ...
Te gebruiken woorden:
F-16 – achterdeur – bikini – suikerklontje – schminken
Startzin: De leerkracht noteerde zonet een aanmerking in mijn agenda ...
Te gebruiken woorden:
graffiti – boei – trompet – auteur – bestellen
Startzin: Tijdens het optreden van ...
Te gebruiken woorden:
onkruidverdelger – visvangst – schoensmeer – motor – wandelen
Startzin: Nadat ik het spannende boek van ...
Te gebruiken woorden:
zeemeermin – drankautomaat – toiletjuffrouw – bergbeklimmer – ontsporen
Startzin: Op weg naar ...
Te gebruiken woorden:
jungle – zwartepiet – citroenpers – schaar – opbergen
Startzin: In de zomer van 1647 ...
Te gebruiken woorden:
hit – regenboog – veiligheidshelm – lippenstift – inhalen
88
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Startzin: Mijn hobby is studeren, en dat is ...
Te gebruiken woorden:
boomschors – oase – perenstroop – moordwapen – verdenken
Startzin: Tijdens de voetbalwedstrijd AA Gent – Anderlecht ...
Te gebruiken woorden:
roeispaan – voorraaddoos – nachtlampje – touwladder – snoeien
Startzin: Als mijn vader humeurig, mijn broer vervelend, mijn moeder kwaad en de hond kotsmisselijk is ...
Te gebruiken woorden:
airbag – banaan – kerncentrale – alarmsysteem – melden
Startzin: Iedereen is de deur uit, behalve ik.
Te gebruiken woorden:
tomatenpuree – kindermishandeling – rioolbuis – toverstokje – invriezen
Startzin: Wil je eens een superleuke megacoole dag beleven?
Te gebruiken woorden:
carrière – vuilnisbak – pruik – dvd – mompelen
Startzin: Wat zullen we vanavond eten?
Te gebruiken woorden:
inktpatroon – paperclip – stewardess – slaapmiddel – waarschuwen
Startzin: In sprookjes met boze wolven, kabouters en heksen geloof ik allang niet meer.
Te gebruiken woorden:
schimmel – borrel – stengel – fietsenhok – kriebelen
Startzin: Ik heb de pest aan alles, behalve aan ...
Te gebruiken woorden:
zweefvliegtuig – trampoline – broodrooster – kleurshampoo – verspillen
Startzin: Gisteren heb ik ... naar ... meegenomen.
Te gebruiken woorden:
zeurpiet – krokodillentranen – waterval – nachtwinkel – adopteren
Startzin: Twee jongens begonnen op de speelplaats te vechten toen ...
Te gebruiken woorden:
teletijdmachine – maansverduistering – belastingen – champagne – wantrouwen
Startzin: De leraar haalde uit zijn boekentas ...
Te gebruiken woorden:
dalmatiër – traangas – sufferd – evenwicht – surfen
Startzin: Als ik het voor het zeggen had, dan ...
Te gebruiken woorden:
glinstering – president – deurknop – sms-bericht – afdalen
89
Didactische tips Deel 1
Startzin: Vreemd hoe alle mensen naar me kijken als ik ...
Te gebruiken woorden:
formulier – manège – doeltrap – reclame – zich afvragen
Startzin: Het leukste beroep ter wereld is volgens mij ...
Te gebruiken woorden:
diploma – skateboard – toetje – vuurvliegje – kopiëren
Startzin: Als je je heel erg verveelt en nergens zin in hebt ...
Te gebruiken woorden:
krantenkop – slagader – temperatuur – afwasmiddel – prikken
Startzin: Verborgen op zolder, achter de kast die met spinnenwebben bedekt is ...
Te gebruiken woorden:
isolatiemateriaal – telefoonboek – haarspeldbocht – boeket – inschrijven
11 Wie ben ik?
Doelen
Je schrijft een gestructureerde tekst over jezelf.
Je schrijft correct en vlot.
Integratie vaardigheden
De hoofdvaardigheid die ingeoefend wordt, is schrijven.
Aanpak in de klas
Een overzichtelijke en gestructureerde aanpak en dito inoefening van de OVUR-schrijfstrategie is een must.
De fases voor (oriënteren en voorbereiden) – tijdens (uitvoeren) – na (reflecteren) geven de leerlingen
telkens stap voor stap aan wat te doen.
Leerlijn: aanvankelijk laten we de leerlingen die in een kader invullen. In het tweede jaar moet dit al iets
zelfstandiger (evt. beknopter) gebeuren.
Het is de bedoeling dat leerlingen deze stappen meer en meer zelfstandig zetten, zodat het een automatisme wordt. Besteed hier aanvankelijk ruim wat tijd aan. Geleidelijk aan krijgen de leerlingen de (passende) schrijfstrategie onder de knie, zodat steeds vlugger tot het uitvoeren (lezen) kan worden overgegaan.
Uiteraard moet ook het passende taalregister worden gekozen en moet er voldoende aandacht worden
besteed aan het ‘schrijftechnische’ aspect (spelling, woordniveau, zinsniveau en tekstopbouw).
Schrijfkader
Sommige leerlingen hebben het moeilijk om een aanzet te vinden voor het schrijven van een (korte) tekst.
In Focus 1 staan schrijfkaders die vrijblijvend door leerkracht en leerling gebruikt kunnen worden.
Wie zich graag wat laat sturen, kan er gebruik van maken.
Wie kiest voor de volledige schrijfvrijheid, kan op eigen houtje een tekstje schrijven.
Evaluatie
Er is bewust voor gekozen om het evaluatieformulier op één bladzijde aan te bieden; dit biedt een beknopt
en duidelijk overzicht voor de leerling.
Evalueren, remediëren … Het is de bedoeling dat leerlingen leren uit hun fouten en de foutenmarge reduceren. Belangrijk is dat de evolutie van die evaluatie kan worden gevolgd: een overzichtelijk formulier kan
hierbij helpen. Dit vind je telkens op het einde van elk deel, zowel voor spreken als voor schrijven.
90
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
12 Taal
12.1Wachten/Samen
Doelen
Je verklaart woorden uit een tekst op een duidelijke manier.
Je gebruikt aangeleerde woorden in een situatie.
Je vergelijkt Nederlands met andere talen.
Aanpak in de klas
De leerlingen oefenen de woorden uit de kenniskoffer bij de teksten Wachten/Samen in.
Laat de leerlingen – afhankelijk van het niveau van de klasgroep – de opdrachten maken met de kenniskoffer erbij.
Geef voor opdracht 6 enkele woorden uit de kenniskoffer op. Kunnen de leerlingen meer aan, dan mogen
ook bv. telkens twee woorden opgegeven worden.
In opdracht 8 ontdekken de leerlingen dat vreemde talen aan de oorsprong kunnen liggen van onze
Nederlandse woorden en dat de woorden onveranderd (zelfde uitspraak/ spelling) of aangepast (andere
uitspraak, andere schrijfwijze) werden overgenomen.
12.2 Luf joe megamutsiefluts!
Doelen
Je verklaart woorden uit een tekst op een duidelijke manier.
Je gebruikt aangeleerde woorden in een situatie.
Aanpak in de klas
De leerlingen oefenen de woorden uit de kenniskoffer bij de tekst Luf joe megamutsiefluts! in.
Geef voor opdracht 12 enkele woorden uit de kenniskoffer op. Kunnen de leerlingen meer aan, dan
mogen ook bv. telkens twee woorden opgegeven worden.
12.3 Het woordenboek
Doel
Je zoekt informatie gericht op in een woordenboek.
Aanpak in de klas
Het onlinewoordenboek Van Dale biedt zeker voor de leerlingen in de eerste graad voldoende informatie.
Natuurlijk mag een papieren versie in de klas niet ontbreken. Leer de leerlingen met beide aan de slag
gaan.
Indien als gevolg van een wijziging op de Van Dale-website de klemtoon van een woord niet meer aangegeven wordt, zullen de leerlingen het antwoord bij “zonnig” en bij opdrachten 13 (5), 14 (5) en 15 (5) niet
kunnen opgeven. Hier kan een handwoordenboek soelaas bieden.
12.4 Anders gezegd: synoniemen!
Doelen
Je geeft synoniemen van woorden.
Je gebruikt een passend synoniem in een situatie.
Je zoekt synoniemen online op.
Integratie vaardigheden
ICT-vaardigheid en schrijfvaardigheid worden geïntegreerd in dit onderdeel.
91
Didactische tips Deel 1
Aanpak in de klas
Vanuit levende taalsituaties kan een instap worden gemaakt. Projecteer een recent krantenartikel of een
kort nieuwsbericht dat online te vinden is: daarin worden vast en zeker een aantal synoniemen gebruikt.
De korte tekstjes in het bronnenboek met opdrachten zijn een intro om de kennis over synoniemen vast te
zetten.
De oefeningen kunnen in groepjes of zelfstandig worden gemaakt.
Wie niet vlot kan beschikken over pc’s, kan ook met woordenboeken aan de slag.
Iets meer over het ICT-gebruik
Uit ervaring weet elke leerkracht dat leerlingen van het eerste jaar globaal gezien vrij vlot met de pc overweg kunnen. We bereiden vaak wat voor en merken dat een uur voorbereiding vaak het equivalent is van
een 30-tal minuten uitvoeren door de leerlingen.
Voor wie denkt dat een tweetal oefeningen ‘erg weinig’ is om mee naar de computerklas te trekken: het is
mogelijk, om enkele opdrachten uit deel 1 waar ICT aan gekoppeld wordt in één lesuur samen aan bod te
laten komen, eventueel met een aanvullende opdracht.
Didactisch is het echter bijzonder interessant om een deel van de les daadwerkelijk de pc’s te laten gebruiken en de evaluatie en remediëring meteen daarop te laten volgen.
Bij opdracht 24 op blz. 96 in het werkboek moeten bv. ook zinnen worden gebouwd met de synoniemen.
Dat is integratie van schijfvaardigheid en neemt ook wat tijd in beslag.
Laat de leerlingen elkaar even evalueren. Extra evaluatieformulieren kunnen aangeboden worden (zie
website).
13 Over woorden en zinnen
13.1 Zinnen en zinsdelen – onderwerp en persoonsvorm
Doelen
Je duidt het onderwerp in een zin aan.
Je schrijft hoofdletters en leestekens in zinnen.
Je plaatst zinsdelen in de juiste volgorde.
Je duidt de pv in een zin aan.
Aanpak in de klas
Deze les sluit aan bij FOCUS op … onderwerp en persoonsvorm (WB blz. 55). De leerlingen kennen het
onderwerp en de pv al uit de basisschool. Ook in de les Frans komen deze begrippen soms aan bod.
Varieer bij de correctie van de diverse oefeningen ook eens door leerlingen elkaar te laten evalueren: laat
hen hun resultaten uitwisselen. Klassikaal kan daarna de correctie worden getoond via i-board.
Als synthesemoment kan de kenniskoffer ingevuld worden. Eventueel kan dit ook een huiswerkje zijn: de
leerlingen kunnen hun antwoorden controleren in het bronnenboek.
Uitbreiding – aanvulling
Als taak zouden leerlingen in andere (eventueel zelfgekozen) teksten het onderwerp en de pv kunnen
markeren.
13.2 Soorten zinnen
Doelen
Je gebruikt verschillende soorten zinnen.
Je noteert de passende eindleestekens.
92
Handleiding bij Focus 1 BB en WB
Integratie vaardigheden
Als instap bij de vragende zinnen kan het fragment uit Alles kan beter (opdracht 16) gebruikt worden
(zie dvd1 track 7).
Bij opdracht 17 kan een kort fragment uit een quizprogramma aan bod komen. De leerlingen moeten voorbeelden van de verschillende soorten vragen noteren.
Aanpak in de klas
Deze les sluit aan bij FOCUS op … soorten zinnen (WB blz. 44).
Het is ook mogelijk te werken met de verschillende tekstfragmenten in het bronnenboek en daarin de
soorten zinnen te laten markeren. Dit kan eventueel als groepswerk.
Leerlingen kunnen dit ook doen in zelfgekozen teksten of advertenties.
Opdracht 20 kunt u als huiswerk meegeven. Gebruik een Evaluatieformulier Schrijven bij het corrigeren.
Hier kan best ook al wat verteld worden over correct gebruik van de leestekens.
14 Foutloos schrijven
14.1 Twintig moeilijke woorden
Doel
Je verklaart en spelt opgegeven moeilijke woorden correct, ook in andere lessen.
Deze woorden worden vaak gebruikt in andere lessen. Heel wat leerlingen hebben nogal wat moeite om
ze correct te spellen.
Aanpak in de klas
U kunt deze woorden dicteren. Interessanter is ze te laten gebruiken in zinnen: op deze manier staan de
leerlingen ook stil bij de betekenis ervan.
Splitsen in lettergrepen kan een manier zijn om inzicht te krijgen in de bouw en de spelling van het woord.
Vaak repeteren is de boodschap!
Uitbreiding – aanvulling
Uiteraard kan dit lijstje aangevuld worden met woorden waarvan u ondervindt dat de leerlingen ze (te)
vaak verkeerd spellen. Vraag ook eens aan de collega’s van andere vakken of ze dergelijke lijstjes hebben.
14.2 Gedekte en ongedekte klinkers
Doelen
Je benoemt een open en een gesloten lettergreep in een woord.
Je benoemt gedekte en ongedekte klinkers in een woord.
Je spelt woorden met open en gesloten lettergrepen en gedekte en ongedekte klinkers correct.
Integratie vaardigheden
Gebruik de verschillende fragmenten (cd tracks 9, 10; dvd1 tracks 8, 9) en integreer op die manier luisteren kijkvaardigheid in de les ­spelling. Vanzelfsprekend kunt u ook werken met zelfgekozen fragmenten,
nieuwe advertenties …
In plaats van het gedicht De bozbezbozzel kan ook een liedjestekst genomen worden, of een ander
(recenter) kinderdictee.
Aanpak in de klas
Deze les kan aansluiten bij FOCUS op … klinkers. (WB blz. 40)
Vele opdrachten kunnen ook in duo’s uitgevoerd worden. Peerevaluatie is hier mogelijk.
93
Didactische tips Deel 1
14.3Tweeklanken
Doel
Je spelt woorden met de tweeklanken ei/ij en au/ou correct.
Aanpak in de klas
We houden het in Focus 1 bij één oefening over tweeklanken. We focussen hier op enkele ‘probleemwoorden’ met ei/ij en au/ou. Uiteraard kunt u deze lijst nog uitbreiden met andere woorden.
14.4 Die lastige werkwoorden
Doel
Je spelt werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd correct.
(In deel 2 volgt de verleden tijd.)
Integratie vaardigheden
In plaats van een werkwoordendictee kan een luisterfragment gebruikt worden. De leerlingen vullen de
uitgangen in.
Aanpak in de klas
Deze les sluit aan bij FOCUS op … werkwoorden en FOCUS op … de vormen van het werkwoord
(resp. WB blz. 44 en 54).
De leerlingen kennen enkele termen zeker al uit de basisschool. Toch is het goed om alles nog eens op
een rijtje te zetten. De kenniskoffer kan als ‘opfrismoment’ ingevuld worden.
In deze kenniskoffer wordt gewerkt met de methode van de analogie, gekoppeld aan de regel.
Differentiatie
De opdrachten zijn in stijgende moeilijkheidsgraad geplaatst.
Het is belangrijk dat de leerlingen elke stap correct uitvoeren om het denkproces te stimuleren en in te
oefenen.
94
Handleiding bij Focus 1 BB en WB