Transcript Download Proeftoets

Proeftoets Haags Studiepunt
DU – 2HV – NA KLAR: KAPITEL 3 – JW
1. Vertaal naar het Duits.
a. de aanval
b. het slot
c. plaatsvinden
d. de wedstrijd (2 keer)
e. gooien
f. toegestaan
g. proberen
h. inhalen
i. in totaal
j. erg
2. Schrijf onderstaande zinnen op in correct Duits.
a. Bel je me dan van tevoren?
b. Ik ben door haar bij de club gekomen
c. Die sjaal is voor mij de mooiste van de wereld
d. Ik ga liever naar de stad
e. Hoe voel je je dan?
f. We gaan naar de Italiaan
g. Dat kan ik begrijpen
h. Mijn voeten doen pijn
i. Ze begint op de leeftijd van vijf jaar.
j. Hij gebruikt zijn film als reclame.
3. Vertaal onderstaande werkwoorden.
a. hebben
b. heten
c. wonen
4. Vertaal onderstaande werkwoorden en vervoeg correct.
a. ik (hebben)
b. wij (zijn)
c. jij (zijn)
d. jullie (zijn)
e. hij (wonen)
f. zij (heten) (enkelvoud)
g. jij (worden)
h. wij (worden)
i. ik (zijn)
j. hij (vinden)
5. Vertaal de voorzetsels.
a. door
b. zonder
c. voor
d. om
6. Vul het persoonlijk voornaamwoord in.
a. tegen hem Alle sind …..
b. voor mij
Ist das Geschenk …… ?
c. haar
Ich besuche ….
d. hem
Ich besuche ….
e. door jullie
……. habe ich mit dem Singen angefangen.
f. voor u
Das mache ich gerne ….. , Frau Reiter.
g. zonder jou Er wird ….. ins Konzert gehen.
Proeftoets Haags Studiepunt
h. jullie
i. om ons
j. haar
k. jullie
l. jij
Habt …. Das letzte Spiel von Hertha gesehen.
Sie machen sich Sorgen ….
Ich werde …. anrufen.
Wir besuchen …. nächste Woche.
Kommst …. mit in die Disko?
Proeftoets Haags Studiepunt
DU – 2HV – NA KLAR: KAPITEL 3 – ANTWOORDEN
1a. Der Angriff
b. Der Abschluss
c. stattfinden
d. der Wettbewerb, das Spiel of: das Rennen
e. werfen
f. erlaubt
g. versuchen (evt: probieren)
h. überholen
i. insgesamt
j. ungeheuer (evt: schlimm)
2a. Rufst du mich dann vorher an?
b. Ich bin durch sie zum Verein gekommen
c. Der Schal ist für mich der schönste der Welt.
d. Ich fahre lieber in die Stadt.
e. Wie fühlst du dich denn?
f. Wir gehen zum Italiener
g. Das kann ich verstehen.
h. Meine Füße tun weh.
i. Sie beginnt im Alter von fünf Jahren.
j. Er nutzt seinen Film als Werbung.
3a. haben
b. heißen
c. wohnen
4a. ich habe
b. wir sind
c. du bist
d. ihr seid
e. er wohnt
f. sie heißt
g. du wirst
h. wir werden
i. ich bin
j. er findet
5a. durch
b. ohne
c. für
d. um
6a. gegen ihn
b. für mich
c. sie
d. ihn
e. durch euch
f. für Sie
g. ohne dich
h. ihr
i. um uns
j. sie
k. euch
l. du