Methodologische nota (PDF, 194.03 Kb)

Download Report

Transcript Methodologische nota (PDF, 194.03 Kb)

METHODOLOGISCHE NOTA
Brussel, 30 januari 2014
De nieuwe consumptieprijsindex –
een betere inflatiemeter
Op 30 januari 2014 wordt door de FOD Economie voor het eerst de ‘nieuwe’ consumptieprijsindex (CPI)
gepubliceerd. Deze index wordt berekend volgens een volledig nieuwe formule en heeft als referentieperiode
2013=100. Eind vorig jaar heeft de Indexcommissie in die zin een unaniem advies aan minister Johan Vande Lanotte
afgeleverd, met hierin een reeks methodologische verbeteringen die moeten garanderen dat de
consumptieprijsindex de inflatie accuraat blijft meten doorheen de tijd. De minister heeft zich begin januari akkoord
verklaard met de voorgestelde methodologische aanpassingen.
De Indexcommissie is een paritair samengestelde commissie, bestaande uit werknemers- en werkgeversorganisaties en academici. Deze commissie geeft aan de minister van Economie advies over alle vraagstukken rond
de consumptieprijsindex en geeft ook maandelijks advies over het door Statistics Belgium berekende indexcijfer.
De belangrijke methodologische aanpassingen die doorgevoerd werden, zijn talrijk. Bovendien zijn ze nagenoeg
volledig in lijn met de internationale voorschriften voor een correcte inflatiemeting; ze sluiten daarom ook nauw aan
met hetgeen Eurostat, het Europees Statistisch instituut, vooropstelt.
1. Overstap van een Laspeyres-index met vast basisjaar naar een Laspeyres kettingindex, hetgeen toelaat om
jaarlijks in januari methodologische verfijningen aan te brengen, indien dit nodig blijkt én hetgeen ervoor zorgt
dat aanpassingen van het gewichtenschema, de productenkorf of de methodologie, telkens in januari naadloos
kunnen doorgevoerd worden, zonder discussies inzake omrekeningscoëfficiënten.
De keuze van een vast basisjaar is in zekere zin altijd vrij arbitrair geweest. Deze arbitraire keuze kan op zich al als
onwenselijk beschouwd worden. Er is geen specifieke reden waarom men gewichten uit één bepaald jaar als
referentie zou beschouwen gedurende een aantal jaren. Daarenboven zal het wegingsschema naarmate de index
veroudert, per definitie, steeds verder in het verleden komen te liggen met als gevolg dat de representativiteit van
de berekende consumptieprijsindex afneemt. Hierdoor laat de CPI niet meer toe het koopkrachtverlies op de dag
van vandaag te compenseren. In plaats daarvan wordt het koopkrachtverlies gecompenseerd, dat overeenstemt
met het basisjaar. Er is geen enkele garantie dat dit overeenstemt met het reële verlies.
Omwille van deze redenen wordt overgeschakeld op een Laspeyres kettingindex. Bij een kettingindex wordt de
wegingsreferentieperiode regelmatig opgeschoven en worden de prijzen en hoeveelheden niet meer vergeleken
tussen de huidige periode en een vaste referentieperiode, maar wordt de huidige periode vergeleken met een
tussenliggende periode. In de praktijk komt het erop neer dat de prijzen van de 12 maanden van het lopende jaar
telkens vergeleken worden met de prijzen van december van het voorgaande jaar. Door deze korte-termijn indices
te vermenigvuldigen met elkaar - en dus een ketting vormen - ontstaat een lange-termijn reeks met een vaste
referentieperiode.
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
2/10
Het belangrijkste voordeel van een kettingindex is dat door steeds gebruik te maken van recente wegingsschema’s
de representativiteit van de consumptieprijsindex doorheen de tijd kan gegarandeerd worden. Jaarlijks kan er een
evaluatie gebeuren en indien nodig een aanpassing van het wegingsschema (getuigen en gewichten). Het principe
van een kettingindex vereenvoudigt niet alleen de behandeling van nieuwe en verdwijnende producten, maar zorgt
er ook voor dat nieuwe producten en diensten tijdig, en met een representatief gewicht, in de index kunnen worden
opgenomen. Ook kan bij een kettingindex de steekproef van de verkooppunten waar de prijzen van de goederen en
diensten worden opgenomen, regelmatig geactualiseerd worden. Op deze manier kan optimaal rekening gehouden
worden met nieuwe spelers op de markt.
Bovendien kunnen de berekeningsmethodes jaarlijks geëvalueerd worden en indien nodig kunnen methodologische
verfijningen aangebracht worden. Het gebruik van de kettingindex heeft daarbij als voordeel dat gradueel kan
gewerkt worden, terwijl belangrijke verbeteringen met de oude methode in principe slechts om de 8 jaar konden
geïmplementeerd worden. Het gradueel bijsturen of aanpassen van de methodologie is niet alleen praktischer
uitvoerbaar, maar vooral ook logischer omdat men op deze wijze kan vermijden dat men bepaalde getuigen op basis
van een verouderde methodologie berekent, die niet meer noodzakelijk de reële prijsevolutie weergeeft.
2. Jaarlijkse (op basis van de nationale rekeningen) of tweejaarlijkse update (op basis van het
huishoudbudgetonderzoek) van het gewichtenschema; hierdoor veroudert de index niet tijdens zijn
levensloop.
Het Huishoudbudgetonderzoek is tweejaarlijks beschikbaar, de nationale rekeningen zijn jaarlijks. Het systematisch
gebruik van een van deze twee bronnen voor het opstellen van het gewichtenschema zorgt ervoor dat de indexkorf
representatief blijft doorheen de tijd. Bij de oude methode werden de gewichten slechts om de 8 jaar grondig
herzien.
3. Overstap van de formule van Dutot (rekenkundig gemiddelde) naar de formule van Jevons (meetkundig
gemiddelde) bij de berekening van de prijsindices op productniveau; hierdoor houdt de index rekening met het
feit dat substitutie plaatsvindt als reactie op prijswijzigingen én bovendien wegen via het meetkundig
gemiddelde dezelfde procentuele prijswijzigingen evenveel door voor goedkope als voor dure producten
binnen hetzelfde aggregaat.
De Jevons index heeft het voordeel dat het prijsniveau van de observaties geen invloed heeft op de index. Een
procentueel gelijke prijswijziging van dure of goedkope producten heeft hierdoor een gelijk effect op de index. Bij
het gebruik van het rekenkundig gemiddelde weegt een procentueel identieke prijsstijging bij een goedkoop product
minder sterk door dan diezelfde prijsstijging voor een duur product.
Naast deze statistisch-wiskundige eigenschap heeft de Jevons index ook de voorkeur vanuit een economische
benadering. De Jevons index veronderstelt namelijk een constante substitutie-elasticiteit van één. Substitutieelasticiteit drukt uit in welke mate de gekochte hoeveelheden van producten relatief veranderen ten opzichte van
hun relatieve prijswijzigingen. Er wordt met andere woorden bijvoorbeeld verondersteld dat consumenten voor
twee vergelijkbare producten, waarvan de ene in prijs daalt en de andere in prijs stijgt, iets meer van het goedkoper
geworden product zullen kopen en iets minder van het relatief duurder geworden product. Bij een Jevons index
wordt deze substitutie-elasticiteit dus als constant beschouwd. Bij de Dutot index wordt er verondersteld dat er
geen substitutie plaatsvindt (substitutie-elasticiteit van nul), wat economisch onlogisch is.
Omwille van de hierboven vermelde redenen wordt voor courant aangekochte, kleding, elektro en multimedia - dus
producten waarbij het prijsniveau tussen merken en winkels erg verschillend kan zijn - overgestapt op een
ongewogen Jevons index. De Jevons index heeft het voordeel dat de prijsniveaus van de prijsopnames niet
doorwegen op de gemeten prijsevolutie, waardoor de geregistreerde inflatie niet vertekend wordt door de keuze
voor goedkopere of duurdere producten voor een getuige. Bovendien vangt de Jevons index wijzigend
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
3/10
consumptiegedrag op, hetgeen voor dit soort producten belangrijk is omdat consumenten gemakkelijk kunnen
wijzigen van merk voor deze producten.
4. Afstappen van het verouderd concept van 65 lokaliteiten; het concept van de lokaliteiten is achterhaald omdat
men door de sterke groei van winkelketens de laatste decennia een meer nationaal prijsbeleid krijgt en
daarenboven grote winkelcentra vaak buiten de 65 lokaliteiten vallen; het afstappen van de indexen per
lokaliteit laat toe prijsopnames uit te voeren in functie van hun representativiteit en dus ook buiten die 65
centra.
Sinds de start van de berekening van de consumptieprijsindex in 1914 werd er gewerkt met lokaliteiten (steden en
gemeenten). In de loop der jaren is het aantal uitgebreid van 59 naar 65 lokaliteiten. In de praktijk wil dit dan ook
zeggen dat tot nu toe de prijzen voor de meeste goederen en diensten werden opgenomen in 65 lokaliteiten en
vervolgens werd er per getuige een index berekend per lokaliteit. Deze deelindexcijfers werden vervolgens
geaggregeerd tot één indexcijfer per getuige op basis van wegingscoëfficiënten die gebaseerd zijn op
bevolkingscijfers. Deze gehanteerde wegingscoëfficiënten waren identiek voor iedere getuige die per lokaliteit werd
opgenomen. Aldus werd verondersteld dat alle producten in alle lokaliteiten volgens dezelfde verhouding gekocht
werden.
De administratie heeft correlatiecoëfficiënten berekend voor de periode 2006 tot februari 2013 voor de indexcijfers
voor producten die opgenomen worden in de winkels. Hierbij werd een sterke correlatie vastgesteld tussen indices
op het niveau van de lokaliteiten. De minimale correlatiecoëfficiënt bedraagt 0.9716 wanneer het staal beperkt
wordt tot prijsopnames in winkels. Dat betekent dat de prijsevolutie tussen lokaliteiten onderling, nagenoeg
identiek is. Dit betekent ook dat een weging per lokaliteit weinig impact heeft, alsook dat het opnemen van alle
producten in alle lokaliteiten weinig efficiënt is.
Dat alle producten in de 65 lokaliteiten in dezelfde verhoudingen gekocht worden is in de praktijk doorgaans niet
het geval, kledij wordt bijvoorbeeld voornamelijk gekocht in de grote winkelcentra. Samenhangend met dit
fenomeen is het logische gevolg dat bepaalde goederen of diensten slechts sporadisch aanwezig zijn in kleinere
lokaliteiten waardoor het aantal opgenomen prijzen per lokaliteit soms vrij laag is. Daarom is het beter om het
product centraal te stellen in plaats van de lokaliteit.
Voor de representativiteit van het indexcijfer is het relevanter om voor een getuigeproduct in een aantal winkels van
een bepaalde winkelketen meerdere artikelen voor dezelfde getuige op te nemen, dan dat dezelfde winkelketen in
alle lokaliteiten bezocht wordt, waarbij overal slechts één of een paar artikelen voor dat getuigeproduct gevolgd
worden. Om deze redenen wordt afgestapt van het concept van de indexberekening van de 65 lokaliteiten. Dit
alleszins ook met het oog op de imputering van scannerdata in januari 2015.
Momenteel wordt niet gewogen per distributiekanaal. Wel wordt op het terrein rekening gehouden met het relatief
belang van de winkelketens. In die zin worden in grotere ketens meerdere prijzen voor eenzelfde getuige genoteerd,
en past men bijgevolg een impliciete weging toe. De Indexcommissie is er zich van bewust dat bij de overgang naar
scannerdata moet overgestapt worden op een weging per distributiekanaal.
Prijsopnames van welbepaalde getuigen (waterleiding, huisvuilophaling, elektriciteit, aardgas, herstellingen,
diensten, hotels, sociale bescherming, …) worden gewogen volgens specifieke bronnen. Volgende wegingsinformatie
kan gebruikt worden:
-
omzet of ander beschikbare bron zoals klantenaantallen;
-
weging op basis van provincie of regio.
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
4/10
Op basis van de bevolkingscijfers op 1 januari 2013 werden gewichten van de provincies en de regio’s bepaald. De
verdeling wordt gegeven in bijlage 3.
5. Indien een product vervangen wordt door een ander product, wordt, bij het meten van prijsevoluties van
producten die niet rechtstreeks met elkaar kunnen vergeleken worden, de bridged overlap gebruikt (imputatie
van prijzen op basis van prijsevolutie van vergelijkbare producten) en dit in plaats van de huidige methode
waarbij de prijsverandering volledig geneutraliseerd wordt (link tot show no price change).
De doelstelling van een prijsindex is het volgen van de prijsevolutie van goederen van eenzelfde kwaliteit. Echter
wordt men in de praktijk geconfronteerd met goederen die verdwijnen van de markt en vervangen worden door
andere producten op de markt, waarbij deze laatste niet altijd rechtstreeks met hun voorganger kunnen vergeleken
worden.
De vorige methode ‘link to show no price change’ was gebaseerd op het wegkoppelen van het prijsverschil tussen
het nieuwe en het verdwenen product. De prijs van het nieuwe product werd gekoppeld aan de prijs van het oude
product op een wijze waardoor de prijsindex niet wijzigde. Er werd op basis van die methode dan ook verondersteld
dat er tussen beide periodes voor dat product geen prijswijzing zou opgetreden hebben, hetgeen een vertekening
geeft van de realiteit.
Om hieraan te verhelpen, wordt overgestapt op de ‘bridged overlap’ methode, waarbij de prijsevolutie van
vergelijkbare producten genomen wordt als basis voor de schatting van het prijsverloop van het nieuwe en het
vervangen product. Er wordt dus een prijs geïmputeerd voor de vorige maand op basis van de prijsevolutie tussen
de huidige en vorige maand voor vergelijkbare producten. Hierdoor wordt de inflatie correcter gemeten.
6. De solden worden verder opgenomen in het indexcijfer volgens de begin 2013 uitgewerkte methode en
prijswijzigingen voor huisbrandolie worden gespreid via een voortschrijdend gewogen gemiddelde over 12
maanden, zoals overeengekomen begin 2013.
Vanaf januari 2013 wordt in de consumptieprijsindex eveneens rekening gehouden met de prijzen tijdens de solden
of koopjesperiodes. Voorheen waren koopjes uitgesloten uit het indexcijfer.
Het gemeten effect van de wintersolden wordt gespreid over de maanden januari tot juni en het gemeten effect van
de zomersolden wordt over de maanden juli tot december gespreid. Praktisch wordt dit als volgt uitgevoerd; het
prijseffect van de wintersolden wordt voor elk van de getuigen berekend, en vervolgens wordt voor elk van de zes
maanden van januari tot juni telkens 1/6 van het effect doorgerekend in het indexcijfer van het betreffende product;
de zomersolden worden op analoge manier verrekend in de indexcijfers van juli tot december.
De spreiding over het hele jaar kwam er om de sociale ongelijkheid die zonder uitvlakking veroorzaakt wordt ten
gevolge van indexeringen in bepaalde maanden, weg te werken.
7. De productenkorf werd geactualiseerd en bestaat vanaf 2014 uit in totaal 611 getuigen tegenover 535 in de
huidige index.
In bijlage 1 vindt men het nieuwe gewichtenschema. De nieuwe korf bestaat vanaf januari 2014 uit 611 getuigen,
tegenover de 535 getuigen (505 + 15 zomer- en 15 wintergetuigen) in de oude indexkorf:
31 getuigen werden geschrapt in de vorige korf;
105 nieuwe getuigen werden ingevoerd;
2 getuigen kwamen er extra bij door opsplitsing van 2 oude getuige;
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
5/10
7 getuigen ondergingen een belangrijke definitiewijziging.
Bijlage 4 geeft een overzicht van de nieuwe en de geschrapte getuigen.
8. Het gewichtenschema is gebaseerd op de uitgaven van de huishoudens volgens het meest recente
huishoudbudgetonderzoek (HBO) (2012).
De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie heeft in 2012 bij 6581 gezinnen een
huishoudbudgetonderzoek uitgevoerd. Bij de vorige enquêtes betrof het ca. 3600 gezinnen. De eerste resultaten van
het HBO 2012 waren begin oktober 2013 beschikbaar. In vergelijking met de vorige enquête, werd de methodologie
aangepast, met als doel een hogere kwaliteit, een betere beantwoording van de noden van de gebruikers en een
snelle levering van de resultaten.
De resultaten van het huishoudbudgetonderzoek van 2012 werden gebruikt om het gewichtenschema op te stellen.
Zoals bij de vorige hervormingen, zijn er ook nu weer aanpassingen gebeurd aan de resultaten van het HBO om ze
bruikbaar te maken voor gebruik in de consumptieprijsindex. De belangrijkste aanpassingen waren de volgende:
- uitsluiten van levensverzekering: investering gebaseerd op sparen;
- van bruto- naar nettobestedingen aan andere verzekeringen (woning, voertuigen, reizen, gezondheid). Dit op
basis van de schadelast (op basis van cijfers van Assuralia 2011);
- van bruto- naar nettobestedingen aan medische diensten (op basis van cijfers van het RIZIV 2011);
- uitsluiten van zaken die niet behoren tot monetaire consumptieve bestedingen van huishoudens zoals
bijdragen aan politieke, syndicale of professionele verenigingen en boetes.
9. De productenkorf is geklasseerd volgens de nieuwe Europese ECOICOP-classificatie.
De ‘Classification of Individual Consumption by Purpose’ (COICOP) is een classificatie van consumptieve bestedingen
die opgesteld werd door de Verenigde Naties. De verdeling bestaat uit 12 hoofdgroepen die vervolgens verder
verdiept werd met twee onderliggende niveaus. Deze classificatie werd vanaf 1996 tot op heden gebruikt voor de
consumptieprijsindex. Echter werd er nationaal een vierde niveau aan toegevoegd dat grotendeels gebaseerd was
op de Europese koopkrachtpariteiten-nomenclatuur die tot stand kwam ten gevolge van het ‘European system of
national and regional accounts’ (ESA95). Onder dit vierde niveau bevinden zich de getuigen.
Ondertussen heeft voor de COICOP-nomenclatuur op Europees niveau een harmonisering plaatsgevonden tot op
het vierde niveau. Deze Europese COICOP-nomenclatuur (ECOICOP) zal zowel voor de geharmoniseerde
consumptieprijsindex (HICP), het huishoudbudgetonderzoek (HBO) als voor de koopkrachtpariteiten (PPA) worden
toegepast. Omdat het HBO 2012 reeds in deze nieuwe ECOICOP werd opgesteld, alsook om de internationale
vergelijkbaarheid van de nationale consumptieprijsindex nu en in de toekomst te garanderen, wordt reeds voor het
nieuwe referentiejaar geopteerd om de nieuwe ECOICOP nomenclatuur toe te passen. Het gewichtenschema in
bijlage 1 is dan ook volledig conform deze nomenclatuur opgesteld.
De oude reeks ‘2004=100’ zal om diezelfde reden door de administratie in de nieuwe ECOICOP structuur omgezet
worden.
10.De indexberekening voor de seizoenskorven voor de verse producten werd herzien; de nieuwe methodologie
geeft beter de zuivere prijsevolutie weer.
Seizoensproducten zijn die producten die niet beschikbaar zijn voor aankoop – of slechts in kleine hoeveelheden –
voor bepaalde maanden in een jaar. Er dient opgemerkt te worden dat het hier om een “typisch” patroon dient te
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
6/10
gaan en dus niet over producten die incidenteel niet beschikbaar zijn (bijvoorbeeld het uit de rekken nemen tijdens
een maand van een product omwille van voedselveiligheid). Met seizoensproducten worden hier dan ook de verse
producten (verse groenten, vers fruit en verse zeevruchten) bedoeld.
Voor de verse producten wordt afgestapt van de tot nu toe gebruikte methode met maandelijks variërende
gewichten voor de verschillende getuigen van de korf. Een nadeel van deze methode was immers dat de index kon
variëren van maand tot maand ten gevolge van wijzigingen in de onderliggende gewichten van de verschillende
gevolgde producten en dit zonder dat de prijs van deze getuigen hoefde te wijzigingen. Deze methodologie gaf dan
ook niet de pure prijsevolutie weer.
Een ander probleem van de variabele gewichten was dat deze normalerwijze het consumptiepatroon in een
welbepaald referentiejaar weerspiegelen. Als de weersomstandigheden wijzigen van jaar tot jaar zal het
consumptiepatroon van het ene jaar niet identiek zijn aan het andere omdat de beschikbaarheid van een getuige op
de markt zal variëren.
Het gebruik van variabele gewichten om rekening te houden met variërende uitgavenpatronen is bovendien niet de
meest aangewezen methode om de inflatie correct te meten. Het gewicht van alle producten is gebaseerd op de
uitgaven over 12 maanden. Variërende uitgaven gedurende het jaar komen voor bij nagenoeg alle producten en zijn
dus niet alleen van toepassing op seizoensproducten. Voor niet-seizoensproducten wordt met het verschil in
maandelijkse bestedingsniveaus ook geen rekening gehouden. Dat deze uitgaven variëren doorheen het jaar is
irrelevant voor de inflatiemeting. Wat met andere woorden van belang is voor seizoensproducten, is niet het
verschil in uitgaven per maand, maar wel de beschikbaarheid van de producten doorheen het jaar.
Omwille van bovenstaande redenen werd overgeschakeld naar een nieuwe methode voor de vastlegging van de
gewichten van de seizoenskorven, waarbij de variatie in de wegingscoëfficiënten per maand beperkt wordt en die er
tegelijkertijd voor zorgt dat een product een wegingscoëfficiënt van nul krijgt in de maanden dat het niet
beschikbaar is.
De nieuwe methode geeft wel problemen bij producten die maar korte tijd (1 à 2 maanden) algemeen aanwezig zijn
en dan een hoge omzet halen. Er zijn twee mogelijke oplossingen: ofwel de prijsinzameling uitbreiden wat echter
slechts mogelijk is als het product algemeen beschikbaar zou zijn in meerdere maanden; ofwel het product
schrappen. Dit is dan ook de reden waarom beslist werd de zeekreeft en de oesters niet meer op te nemen in de
korf. Bovendien worden de getuigen voor verse vis (kabeljauw, tong, forel en zalm) niet meer in een seizoenskorf
opgenomen, maar, gezien ze het hele jaar ruim aanwezig zijn, met een vast gewicht in de productenkorf
opgenomen. De wisselende korf beperkt zich tot de verse zeevruchten met grijze garnalen en mosselen als getuigen.
In bijlage 2 vindt men de seizoenskorven voor de verse producten.
11.De berekeningsmethode voor de private huur wordt herzien om de prijsevolutie beter weer te geven, vooral
door het opvangen en beperken van de non-respons en het gebruik van prijsimputatie.
Voor het meten van de prijsevolutie op de private huurmarkt worden methodologische verbeteringen doorgevoerd
op meerdere vlakken, om zo de vertekening van de gemeten prijsevolutie in te perken:
- beperking van de non-respons door gerichte enquêtes, gebaseerd op adressen in HBO, SILC (enquête naar
inkomens en levensomstandigheden) en AKE (arbeidskrachtenenquête) en in een tweede fase ook de
gegevensbank van de geregistreerde huurcontracten bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD) van de FOD Financiën. Dit jaar werd bij de Commissie voor de Bescherming van de
Persoonlijke Levenssfeer een toegangsaanvraag ingediend en bekomen. Recent werd een eerste extract van
deze databank aangeleverd;
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
7/10
- vertekening van de resterende non-respons wordt vermeden door toepassing van het bridged overlap
principe, dat toegepast wordt vanaf de derde maand die volgt op de maand waarin het contract verjaart
(ogenblik dat eigenaar kan indexeren);
- het principe van de retroactiviteit (kunstmatig verhoogde huurprijs bij laattijdige mededeling van de
geïndexeerde huur) wordt opgevangen door een schatting van de evolutie op basis van de prijsevolutie van de
overige woningen van hetzelfde woningtype en dezelfde provincie (bridged overlap principe);
- vertekening bij vervangingen van woningen in het staal - doordat de index in die gevallen constant gehouden
werd - wordt eveneens weggewerkt door het bridged overlap principe toe te passen in plaats van de huidige
link to show no price change methode;
- het gebruik van de indexformule van Dutot index per provincie en per woningtype;
- aggregatie van de indexcijfers per provincie en woningtype tot gewest-niveau volgens de bevolking van elke
provincie;
- aggregatie van de indexcijfers tot op nationaal niveau op basis van de uitgaven voor de huur per woningtype
in elk gewest, waarbij de gewichten per gewest en woningtype afgeleid zijn uit de SILC-enquête van 2011.
12.Telecommunicatie (vaste en mobiele telefonie, internet, digitale televisie) houdt vanaf nu effectief rekening
met de marktaandelen en de gebundelde diensten (packs).
De methodologie dit gebruikt werd voor het meten van de evolutie van de prijsindexen voor telecommunicatie was
eveneens aan een grondige herziening toe. De gewichten, die gebruikt werden om de deelindexen te aggregeren tot
één cijfer en die dus een maat zijn voor het consumptiegedrag, dateerden, net zoals voor de andere producten in de
korf, nog van 2004. Uit het huishoudbudgetonderzoek van 2012 blijkt dat de uitgaven voor vaste telefonie en
internet als afzonderlijke producten sindsdien sterk gedaald zijn. De uitgaven van de gezinnen aan mobiele telefonie
zijn relatief stabiel gebleven. Het verbruik ervan is wel sterk toegenomen maar de prijzen zijn sterk gedaald sinds
2004. Gezinnen doen verder als maar meer een beroep op het gebundelde aanbod van telecomdiensten van
providers. Het gaat daarbij vooral om de combinatie digitale TV, internet en vaste telefonie.
Enerzijds waren dus de gewichten aan een update toe. Anderzijds werd ook de methodologie herbekeken. Hiervoor
werd nauw samengewerkt met het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) en de sector.
Op die manier kon een nieuwe methodologie uitgewerkt worden die rekening houdt met het uitgavenpatroon van
de consument per telecomdienst, en ook met het aantal klanten voor elke operator en elke representatieve
tariefformule. Zo houdt men in het gewichtenschema nu volledig rekening met de evolutie van het
consumptiegedrag van de consument zonder dat dit de gemeten prijsevolutie vertekent. Verder wordt ook het
gebundelde aanbod aan telecomdiensten opgenomen in de indexkorf, gegeven het hoge gewicht ervan.
Verder maakt men gebruik van verbruikersprofielen, waarbij men profielen heeft voor ‘lichte’ verbruikers,
‘gemiddelde’ verbruikers en ‘zware’ verbruikers. Deze profielen zijn conform het huidige marktgebruik van de
residentiële klanten in België. Het werken met een gemiddelde kostprijs per maand per verbruikersprofiel heeft het
grote voordeel dat tariefplannen kunnen worden opgenomen in de berekening, onafhankelijk van de individuele
structuur van de tariefformule. Het ondervangt daardoor een aantal problemen die zouden ontstaan wanneer
bijvoorbeeld een gemiddelde kostprijs per gebelde minuut, sms, of MB data zou gevolgd worden.
13.Voor buitenlandse reizen wordt een efficiëntere seizoenszuivering toegepast.
Seizoencorrectie van de index heeft een slechts geringe weerslag op de berekening van de jaarinflatie, aangezien
seizoeninvloeden globaal gezien van jaar op jaar constant blijven. Evenwel, daar een afgeleide van de
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
8/10
consumptieprijsindex - de gezondheidsindex - gebruikt wordt voor indexeringsdoeleinden, en, gezien het hoge
relatieve gewicht van deze getuige, is het toch aangewezen om over te gaan tot correctie voor
seizoenschommelingen. De indexeringsmechanismen zijn immers vaak gebaseerd op indexniveaus en deze getuige
veroorzaakt van maand tot maand grote schommelingen van de indexniveaus en dit zonder economische relevantie.
De tot nu toe gehanteerde correctiemethode voor seizoenschommelingen leverde niet steeds een goed resultaat op
omdat paas- of carnavalvakanties van het ene jaar op het andere niet telkens in dezelfde maand vallen. Om dit
probleem te verhelpen wendt men vanaf nu econometrische technieken aan die ook bij de seizoencorrecties van
kortetermijnstatistieken worden gebruikt (o.m. voor de omzetcijferindex en voor de index van de industriële
productie). Deze methodes hebben tot doel om aan de hand van econometrische modellen de verschillende
componenten van een economische reeks te schatten en op basis daarvan een seizoenszuivering uit te voeren.
14.Ook voor de vakantiedorpen (huur van vakantiewoningen) zal vanaf 2014 een seizoenszuivering toegepast
worden.
Gezien de vakantiedorpen (huur van vakantiewoningen), net zoals de buitenlandse reizen van maand tot maand
grote procentuele prijsschommelingen vertonen, wordt vanaf januari 2014 ook voor deze getuige een
seizoenszuivering toegepast op het indexcijfer, analoog met de voor de buitenlandse reizen gehanteerde methode.
Tot nu toe werd voor de vakantiedorpen geen seizoenszuivering toegepast, gezien het relatief lage gewicht voor
deze getuige. Daar echter de codering van de uitgaven voor deze rubriek in het huishoudbudgetonderzoek gewijzigd
werd in vergelijking met de vorige onderzoeken, nam het gewicht sterk toe en is, vanuit het oogpunt van de
indexeringsmechanismen, een seizoenszuivering noodzakelijk, om grote accidentele schommelingen van maand tot
maand van de algemene indexaggregaten te vermijden.
15.De Indexcommissie zal samen met de administratie jaarlijks een werkprogramma opstellen inzake mogelijke
methodologische verfijningen en wijzigingen aan de productenkorf.
Het toepassen van een kettingindex voor de consumptieprijsindex garandeert dat de representativiteit van de index
doorheen de tijd gegarandeerd kan worden. Onafhankelijk van de noodzaak van een correcte indexberekening,
zullen bij de start van elk kalenderjaar door de Indexcommissie de te evalueren thema’s afgebakend worden in een
werkprogramma voor het betreffende jaar. Voorstellen voor onderwerpen van het werkprogramma kunnen gedaan
worden door alle leden van de Indexcommissie en eveneens door de administratie. Dit werkprogramma wordt als
advies aan de bevoegde minister voor economie overgemaakt. Het kan zowel onderzoek in functie van wijzigingen
van de productenkorf als onderzoeken in functie van methodologische verbeteringen of verfijningen bevatten.
Hierbij staat het bewaken van de representativiteit en correctheid van de inflatiemeting centraal.
16.In januari 2015 zullen scannerdata in de consumptieprijsindex geïmplementeerd worden; dankzij de
kettingindex kan dit naadloos.
De administratie heeft sinds oktober 2013 geleidelijk de eerste scannerdata binnengekregen van een aantal
supermarktketens. Gezien de korte tijdspanne was het voor de administratie technisch onmogelijk om scannerdata
reeds te implementeren in de index van januari 2014.
Bij het gebruik van scannerdata of kassascangegevens voor de indexberekening, wordt verstaan dat de winkelketens
wekelijks tot op individueel productniveau (op EAN-codeniveau) de productspecificaties, de omzet en de
prijsinformatie doorsturen. Het gebruik van kassascangegevens heeft als doel de productenkorf van de
consumptieprijsindex zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij het werkelijk koopgedrag van de consumenten. Dit
moet leiden tot een betere inflatiemeting. De productenkorf houdt op die manier immers systematisch rekening
met het consumptiegedrag en blijft actueel doorheen de tijd.
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
9/10
Het gebruik van scannerdata heeft een aantal onmiskenbare voordelen.
- Via scannerdata worden vrijwel alle verkochte goederen gevolgd, in plaats van een zeer beperkte fractie van
momenteel ca. 230 strikte productdefinities voor courant verkochte producten (voeding, dranken,
onderhoudsproducten, producten voor lichaamsverzorging).
- Bovendien worden zo reële transactieprijzen gevolgd in plaats van geafficheerde prijzen.
- Men houdt rekening met de producten die de consumenten daadwerkelijk kopen in plaats van bij de bepaling
van het staal te moeten inschatten welke de meest representatieve goederen zijn.
- Verder is er een correctere gewichtsbepaling door weging per winkelketen. Momenteel wordt slechts een
impliciete weging toegepast, door het aantal prijsopnames te laten afhangen van het economisch belang van
de winkel.
Het gebruik van scannerdata is wel slechts mogelijk voor een deel van de indexkorf. Zo komt momenteel ca. 22% van
het gewicht van de indexkorf in aanmerking voor opvolging via scannerdata. Gedeeltelijk zullen voor de
voedingsproducten daarenboven nog steeds aanvullend prijsopnames uitgevoerd worden in een aantal
speciaalzaken (v.b. bakkers en slagers). Bij de uiteindelijke indexberekening worden de twee datastromen
gecombineerd op basis van omzetinformatie. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de prijsevolutie op een
representatieve manier gemeten wordt.
Door het gebruik van de kettingindex zullen de scannerdata in januari 2015 naadloos geïmplementeerd worden in
de CPI.
Over het gebruik van deze kassascangegevens bestaan nogal wat misvattingen. Het moet echter duidelijk zijn dat de
consumptieprijsindex het zuivere prijsverloop weerspiegelt. Dit prijsverloop mag geen rechtstreekse interferentie
ondervinden van wijzigingen in het consumptiegedrag, bijvoorbeeld doordat consumenten massaal overschakelen
tussen A-merken, distributeursmerken, discountmerken en ‘premier prix’-producten. Bij aggregatie van prijzen tot
indexcijfers op het productniveau zullen daarom geen omzetcijfers gebruikt worden. Indien men prijzen zou
aggregeren met omzetcijfers zou men immers een zogenaamde unit value index bekomen die niet het zuivere
prijsverloop meet maar wel een combinatie van wijzigende prijzen én verkochte hoeveelheden. De administratie zal
bij de implementatie van scannerdata in de consumptieprijsindex in januari 2015 hier uiteraard rekening mee
houden.
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be
10/10
Bijkomende inlichtingen
Voor meer inlichtingen kan u terecht bij Stephan Moens:
☎ 02/277.63.47
 [email protected]
Bronvermelding
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
WTCIII - Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel
T + 32 (0)2/277.63.47
[email protected]
http://statbel.fgov.be