Meer revalidatieaanbod voor ouderen

Download Report

Transcript Meer revalidatieaanbod voor ouderen

Meer revalidatieaanbod
voor ouderen
Geriatrische revalidatie valt als revalidatievariant voor minder belastbare ouderen sinds anderhalf jaar
onder de Zorgverzekeringswet, waaronder de medisch-specialistische revalidatie al viel.
‘Samenwerking leidt tot betere revalidatiemogelijkheden voor ouderen,’ zegt AMC-revalidatiearts
Sven Schiemanck. • Door Alice Broeksma
In de geriatrische revalidatie komen onder meer beroertes en amputaties
veel voor. Vaak is er sprake van gecombineerde problematiek, ofwel
comorbiditeit. Toen de geriatrische revalidatie nog onder de AWBZ viel,
was de scheidslijn met de medisch-specialistische revalidatie - in een
revalidatie-instelling, onder leiding van een revalidatiearts - scherp en
nogal kunstmatig. Een oudere patiënt met een lage belastbaarheid en
meer kwalen ging meestal automatisch naar het verpleeghuis. In het
revalidatiecentrum zetten behandelaars ten slotte maximaal in: te heftig
voor een kwetsbare oudere. In de geriatrische revalidatie wordt revalidatiebehandeling ook veel beperkter vergoed.
Onder de nieuwe regeling is die scherpe scheidslijn tussen verpleeghuis
en intensieve revalidatie weggevallen. Hierdoor zijn er voor ouderen meer
behandelmogelijkheden, dankzij betere samenwerking en de nieuwe mogelijkheid de intensiteit van revalidatie geleidelijker op te voeren.
De revalidatie is nu meer op maat, afgestemd op de capaciteit van de cliënt.
Voor de cliënt betekent dit alles een duidelijke verbetering, bevestigt Sven
Schiemanck, revalidatiearts bij het AMC en voorzitter van de CVA-werkgroep
van de Vereniging van Revalidatieartsen (VRA). ‘Meer ouderen volgen nu
een revalidatieprogramma. Bij het AMC zijn we hierover heel tevreden. Er is
meer bijscholing en meer samenwerking tussen geriatrische revalidatie en
medisch-specialistische revalidatie. Wij hebben elkaar als disciplines nodig
en vullen elkaar aan.’ Revalidatiedeskundigen zijn sterker in bijvoorbeeld
functionele prognose en gangbeeldanalyse; ouderendeskundigen weten meer
over zaken als medicatie en comorbiditeit. ‘Sámen kunnen we meer.’
Geslaagde mengvorm
Functionele diagnose
De consulentschappen zijn nu ook beter vastgelegd, zegt Schiemanck.
Zelf komt hij als revalidatiearts eens in de twee weken in verpleeghuis
Berkenstede in Diemen. Hij werkt daar nauw samen met specialist ouderengeneeskunde Sacha Deetman. Ook zij is te spreken over de nieuwe situatie.
‘Als ouderengeneeskundige kun je je afdeling beter inrichten, met een
therapeutischer klimaat. Eerst zaten we vast aan een mengvorm van
patiënten. Nu wordt actief bekeken wat voor de oudere patiënt de beste
plek is, afhankelijk van wat iemand precies aankan. Dáár zet je op in.’
Of een patiënt dan in eerste instantie naar een verpleeghuis gaat of naar een
revalidatiecentrum, besluiten de ouderengeneeskunde en de revalidatiearts samen door middel van triage. Uitgangspunt bij deze triage moet de
functionele prognose zijn, stelt Schiemanck. ‘De vooruitgang die iemand
dus kan maken, níet de huidige toestand en de schijnbare belastbaarheid. Want dat is een momentopname, twee weken later kan het er heel
anders voorstaan.’ Een revalidatiearts moet er zo vroeg mogelijk bij
worden gehaald als een patiënt in het ziekenhuis komt. ‘Gebeurt dat
niet direct, dan kunnen er kansen worden gemist. Snelle triage in het
ziekenhuis wordt steeds belangrijker.’
Een groot voorstander van samenwerking tussen geriatrische en medischspecialistische revalidatie is Fred de Jong, als revalidatiearts bij ViaReva
gedetacheerd naar het Deventer Ziekenhuis. ‘Al tien jaar geleden besloot
ons revalidatiecentrum tot nauwe samenwerking met de verpleeghuizen in
Deventer en Zutphen. We zagen dat oudere patiënten die in aanmerking
kwamen voor een intensief traject, in het verpleeghuis beperkte behandeling
kregen. We hebben toen met de verpleeghuizen een afdeling opgericht
waar naast medische-specialistische revalidatie ook vanuit de AWBZ revalidatie werd geboden. Het voordeel was dat alle oudere CVA-patiënten op één
afdeling werden opgenomen, waar afhankelijk van de noodzaak de behandeling op het juiste moment in de juiste intensiteit kon worden geboden.’
Deze eigen oplossing van verpleeghuizen en revalidatiecentrum werkte perfect,
zegt De Jong. ‘De meerwaarde van transmurale samenwerking is bij ons
ruimschoots bewezen.’ Op zich ziet hij door de overheveling van de geriatrische revalidatie naar de Zorgverzekeringswet ook een enorme toename van
samenwerkingsmogelijkheden. Hij waarschuwt echter voor het gevaar van
te onbuigzaam bureaucratisch denken door sommige zorgverzekeraars, die
soms toch nog teveel een duidelijke scheiding willen tussen de revalidatiesoorten. Dit kan transmurale samenwerking belemmeren. Door de nieuwe
regelgeving, zo wil de ironie, kan zijn eigen afdeling bijvoorbeeld minder
flexibel handelen. ‘Dat was een vorm die vér voorliep en zich nu heeft moeten
aanpassen aan de nieuwe landelijke situatie, die vergeleken met vroeger meer
potentie biedt voor nieuwe samenwerkingsvormen.’
8
RM 2 2014
In opkomst
Ouderengeneeskundige Deetman noemt de geriatrische revalidatie ‘een
behandelrichting in opkomst’, waarbij er ook meer ambulante behandelmogelijkheden komen. De cliënt kan dan bijvoorbeeld na klinische reva-
Illustratie: Roel Seidell
‘Twee weken later kan het er heel anders voorstaan’
lidatie in het verpleeghuis gebruikmaken van een valpreventietraining
of hand-/armgroep. Thuis kan een ergotherapeut komen kijken of het
zelfstandig koken lukt. ‘Maar er zijn nog haken en ogen. Ouderen zijn
vaak minder mobiel, en dan kan het makkelijker voor hen zijn om naar
de fysiotherapeut om de hoek te gaan. Maar in bepaalde situaties moét
er een multidisciplinaire aanpak zijn door een team dat iemand naar
een concreet doel begeleidt, ook in samenwerking met de thuiszorg.
Het is niet goed dat behandelaars op dit moment geen reiskosten vergoed
krijgen voor thuisbezoek. Thuis zie je als behandelaar beter wat er voor
een cliënt nog nodig is en kun je functioneler oefenen.’
Een financieel obstakel is er ook bij verplaatsing van zorg. Onderling
rijzen er soms vragen over welke instelling of afdeling voor welke dienst
moet betalen of vergoeding krijgt. Deetman: ‘Het zou daarom beter zijn
als er een transmurale DBC kwam, voor verdere versoepeling bij het
doorstromen van een patiënt naar een ander behandelniveau.’
En de ouderenarts heeft nog een punt van zorg: ‘Er zijn cliënten die buiten
de criteria voor geriatrische revalidatie vallen, maar wel revalidatie
nodig hebben. Bijvoorbeeld mensen met een delier die nog niet trainbaar
zijn, maar dat naar verwachting wel worden. Of cliënten waarvan onduidelijk is of ze na de revalidatie naar huis kunnen. Deze mensen mogen
we niet vergeten.’
Regionale verschillen
Revalidatiearts Schiemanck plaatst de kanttekening dat er bij de nieuwe
samenwerking nog grote regionale verschillen bestaan. ‘De noodzaak
van samenwerking tussen beide revalidatievormen is algemeen wel in
beeld, maar het is nog niet overal ingesleten. Zo komt nog te veel neer
op persoonlijke inzet van een behandelaar. Het zou goed zijn als samenwerking protocol werd.’
Wat volgens de arts ook beter moet, is het volgen van de zorg. Als een
patiënt eerst te zwak was, maar op zich een gunstige prognose heeft,
moet er later opnieuw worden geïndiceerd. ‘Gebeurt dit niet, of te laat,
dan kan de patiënt voor de revalidatiearts buiten beeld raken. Het gebeurt
helaas nog te vaak dat patiënten worden overgeplaatst naar een verpleeghuis en dat de revalidatiearts hen later terugziet met bijvoorbeeld contracturen of slecht zittende prothesen. Die procesbewaking moét beter.’
Ouderenarts en revalidatiearts zijn het eens dat de beste oplossing één
centrum zou zijn waar iedereen kan revalideren: comorbide of niet, wel
of geen psychiatrische aspecten, complexe zorgvragen of niet. ‘Hand in
hand met alle behandelaars. Medisch-inhoudelijk zit dat er in, en dát is
waar we heen moeten.’
RM 2 2014
9