MHHC-14/85-VK - Milieuhandhavingscollege

Download Report

Transcript MHHC-14/85-VK - Milieuhandhavingscollege

14_PS_

Milieuhandhavingscollege

Arrest MHHC-14/85-VK van 2 december 2014 In de zaak van

de BVBA […]

met maatschappelijke zetel […] hierna de verzoekende partij te noemen,

tegen het VLAAMSE GEWEST,

vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepen op 13 februari 2014 onder nummer

14/MHHC/13-M

, MHHC-14/85-VK 2 december 2014 1

heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen:

1. Voorwerp van het beroep

Het beroep is gericht tegen de beslissing 12/AMMC/1292-M/BVB van 18 december 2013. Met deze beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 314 euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op 1.884 euro, dit wegens het uitbaten van een zwembad zonder voorafgaande melding en met schending van verschillende sectorale voorwaarden.

2. Verloop van de rechtspleging

2.1. Op 25 oktober 2012 beslist de procureur des Konings van Turnhout om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen. Met een brief van 30 november 2012 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Op 18 december 2013 legt de gewestelijke entiteit de voormelde bestuurlijke geldboete op. De kennisgeving van deze beslissing aan de verzoekende partij gebeurt op 6 januari 2014. 2.2. Met een aangetekende brief van 28 januari 2014 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. Na tijdige regularisatie is dit beroep ingeschreven in het register van de beroepen. De verwerende partij dient op 26 februari 2014 bij de griffie een dossier in met een kopie van de bestreden beslissing en de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De verwerende partij dient op 9 april 2014 een memorie van antwoord in. 2.3. Bij beschikking 14/MHHC/13-M/B1 van 22 juli 2014 heeft de kamervoorzitter de behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 28 augustus 2014. De verzoekende partij is vertegenwoordigd door mevrouw […], haar zaakvoerder. De verwerende partij is vertegenwoordigd door de heer Bart DE WAELE, beleidsmedewerker van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Kamervoorzitter Luk JOLY brengt verslag uit. De partijen worden gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. MHHC-14/85-VK 2 december 2014 2

3. Ontvankelijkheid

3.1. De verwerende partij werpt twee excepties van onontvankelijkheid op, namelijk dat het verzoekschrift niet is ingediend door de vennootschap aan wie de boete is opgelegd en dat het verzoekschrift niet is ondertekend. 3.2.1. Aangaande de eerste exceptie werpt de verwerende partij het volgende op:

“Het verzoekschrift wordt afgesloten met een gedrukte tekst: “Hoogachtend, […] Zaakvoerder […] […] […] Ondertekend:” De bestuurlijke geldboete werd opgelegd aan […] BVBA, (…). Uit bovenstaande blijkt niet dat deze vennootschap het beroep (rechtsgeldig) heeft ingesteld (al dan niet vertegenwoordigd door [...]). In een later schrijven, ontvangen door Uw College op 21 februari 2014, bezorgde verzoekende partij documenten ter regularisatie. In deze brief wordt wel […] BVBA vernoemd, maar dit diende reeds te gebeuren in het inleidende verzoekschrift.”

3.2.2. Luidens artikel 16.4.39 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM) kan enkel “

degene aan wie de boete werd opgelegd beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege

”. Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat uit de statuten van de verzoekende partij blijkt dat mevrouw […] in haar hoedanigheid van zaakvoerder bevoegd is om te beslissen in rechte te treden en om de verzoekende partij in rechte te vertegenwoordigen, wat overigens niet wordt betwist door de verwerende partij. De loutere vaststelling dat mevrouw […] in het initiële verzoekschrift onder haar naam haar functie als zaakvoerder van […] vermeldde, laat niet toe ertoe te besluiten dat zij het initiële verzoekschrift tot beroep niet zou hebben ingediend in haar hoedanigheid van enig zaakvoerder van […] BVBA, daar zij duidelijk opkomt tegen een boete opgelegd aan de BVBA […] en naar deze boete voor de BVBA, die haar naam draagt, ook refereert in hoofding van het beroepsschrift. Het normdoel van de bepaling van artikel 16.4.39 DABM werd bereikt en de verwerende partij toont geen belangenschade aan. De eerste exceptie is ongegrond. 3.3.1. Aangaande de niet-ondertekening van het verzoekschrift werpt de verwerende partij op

“dat noch het verzoekschrift, noch het regularisatieschrijven fysiek ondertekend werd door de verzoekende partij; dat met toepassing van artikel 7, §1, laatste lid Procedurebesluit moet besloten worden tot de onontvankelijkheid van het beroep.”

3.3.2. Artikel 7, §1, laatste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege (hierna Procedurebesluit) luidt als volgt :

“Het verzoekschrift wordt gedagtekend en, op straffe van onontvankelijkheid, door de verzoekende partij ondertekend.”

Het Procedurebesluit preciseert niet wat als ‘ondertekenen’ wordt aanzien zodat de spraakgebruikelijke omschrijving geldt. Het Groot Woordenboek van de Nederlandse taal omschrijft het begrip ‘ondertekenen’ als het “

zijn naam onder iets zetten, met zijn handtekening bekrachtigen

”. Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat –

in casu

- de naam van de persoon die de verzoekende partij vertegenwoordigt, en daartoe blijkens de dossierstukken als zaakvoerder ook gerechtigd is, te weten […], onderaan het verzoekschrift staat zodat het verzoekschrift als dusdanig door de verzoekende partij is “ondertekend” in de spraakgebruikelijke betekenis van het woord. Het verzoekschrift beantwoordt aldus aan de vereiste van artikel 7, §1, laatste lid, Procedurebesluit. . De tweede exceptie is ongegrond. MHHC-14/85-VK 2 december 2014 3

3.4. Het beroep dat op 28 januari 2014 is ingesteld met een aangetekende brief is tijdig. Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid ervan en de verwerende partij werpt desbetreffend geen bijkomende excepties op. Het verzoekschrift is ontvankelijk.

4. Feiten

De feiten die vaststaan en relevant zijn voor de beoordeling van het beroep kunnen als volgt worden samengevat. Op 17 juli 2012 voeren twee inspecteurs van de politiezone Noorderkempen (hierna verbalisanten) een controle uit van een zwembad gelegen […] te […]. Zij stellen het volgende vast: “

De toegang

[tot het perceel waar het zwembad gelegen is,]

is afgesloten met een kleine poort. (…) Wij zien een aantal kinderen in het bad samen met een volwassene

.” De verbalisanten keren terug op 31 juli 2012. Zij stellen die dag vast dat het gaat om een zwembad van 5 meter bij 10 meter. Zij stellen voorts:

“In haar verklaring zegt […] dat het geven van zwemlessen begonnen is door haar neefjes en nichtjes te leren zwemmen in het zwembad en dat dit in de buurt en het dorp bekend werd en er zo steeds meer mensen kwamen vragen om hun kinderen te leren zwemmen. Zij heeft ondertussen een eigen bedrijf […] opgericht en is bezig met de bouw van een nieuw zwembad conform alle wettelijke vereisten op een andere locatie. Dit zwembad zal in november 2012 in gebruik genomen kunnen worden. Zo lang schort […] de zwemlessen op. Op het ogenblik dat zij met de zwemlessen begon, was zij er zich niet van bewust dat zij in overtreding was met de wetgeving.”

  Van de vaststellingen wordt proces-verbaal opgesteld. 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als milieumisdrijven overeenkomstig artikel 16.1.2, 2°, DABM, meer bepaald als schendingen van de artikelen 4 en 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van de artikelen 2 en 43, §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna VLAREM I), die enerzijds het, zonder voorafgaande melding, exploiteren van een als hinderlijk ingedeelde inrichting, die behoort tot de derde klasse, verbieden, en anderzijds de exploitant verplichten de exploitatievoorwaarden na te leven. Zij legt in toepassing van de artikelen 16.4.25 tot en met 16.4.38 DABM en artikel 76 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete op. 5.2. Met haar beroep beoogt de verzoekende partij “

een aanpassing of liever kwijtschelding

” van de opgelegde bestuurlijke boete. Ter ondersteuning van haar beroep voert zij volgende bezwaren aan: - - - het privé-karakter van het zwembad; diverse omstandigheden waarin de feiten werden gepleegd en beëindigd; de disproportionaliteit van de opgelegde boete. MHHC-14/85-VK 2 december 2014 4

5.3.1. In het eerste bezwaar voert de verzoekende partij het volgende aan:

[de agenten die langskwamen,]

kwamen (…) kijken in een privé buitenbad. Dit bad is nooit gezet met de bedoeling er een publiek bad van te maken. En het is ook nooit een publiek bad geweest, maar wel mijn studiebad voor het verwezenlijken van mijn huidig bad, […]”.

5.3.2. De verwerende partij meent dat de verzoekende partij

“bewust een publiek zwembad

[heeft]

geëxploiteerd, doordat er zwemlessen doorgingen.”

5.3.3. Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat de verzoekende partij stelt dat het zeker niet ging om een publiek bad en dat zij aldus het strafbaar karakter van haar gedraging in vraag stelt. 5.3.3.1. uitsluitend kan worden opgelegd voor milieumisdrijven vermeld in de artikelen 16.6.1 tot 16.6.3

septies

DABM. de bestuurlijke geldboete een sanctie is waarbij de gewestelijke entiteit

“een overtreder”

verplicht een geldsom te bepalen. De rubriek 32.8.1 van de bijlage I bij de VLAREM I luidt als volgt :

“Baden : alle hierna vermelde inrichtingen, met inbegrip van baden verbonden aan of behorende tot privéclubs, campings, scholen en dergelijke : Uitzondering : vallen niet onder deze indelingsrubriek : inrichtingen verbonden aan privéwoningen die niet voor het publiek worden opengesteld, noch gratis, noch tegen enige directe of indirecte vergoeding.”

Voortbouwend op het gebruikelijke taalgebruik kan als “

publiek”

beschouwd worden (cfr. Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal) : “

voor iedereen toegankelijk of bestemd”.

5.3.3.2. verbonden was aan een privéwoning en, verder, dat uit de feiten blijkt dat het zwembad zeker niet toegankelijk of bestemd was “

voor iedereen

”, vermits […] zelf besliste aan wie zij in haar zwembad zwemlessen gaf, met name aan neven en nichtjes en hun vriendjes en buurtgenoten. Het Milieuhandhavingscollege oordeelt dan ook dat er te dezen geen sprake is van de exploitatie van een ‘bad’ in de zin van rubriek 32.8.1 van bijlage I VLAREM I zodat derhalve evenmin sprake is van een schending van het Milieuvergunningdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten. Het bestreden beslissing is aangetast door bevoegdheidsoverschrijding, derhalve onwettig, en moet worden vernietigd. 5.4. De overige bezwaren met betrekking tot de omstandigheden en de hoogte van het boetebedrag worden niet onderzocht daar ze niet tot een ruimere vernietiging kunnen leiden. 5.5.

De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. MHHC-14/85-VK 2 december 2014 5

Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege:

1. 2. De beslissing 12/AMMC/1292-M/BVB van 18 december 2013 van de gewestelijke entiteit wordt vernietigd. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 2 december 2014 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Luk JOLY kamervoorzitter Carole M. BILLIET Ludo DE JAGER Josef NIJS Peter SCHRYVERS bestuursrechter bestuursrechter bestuursrechter bestuursrechter Linda VAN GEYSTELEN plaatsvervangend bestuursrechter, wettig verhinderd bij de uitspraak bijgestaan door Xavier VERCAEMER griffier. De griffier, De kamervoorzitter, Xavier VERCAEMER Luk JOLY MHHC-14/85-VK 2 december 2014 6