OVERZICHT GRAMMATICA PALLAS LES 1-13

Download Report

Transcript OVERZICHT GRAMMATICA PALLAS LES 1-13

OVERZICHT GRAMMATICA PALLAS LES 1-11 WERKWOORD indicativus praesens e.v.(ik) (jij) (hij/zij/het) m.v.(wij) (jullie) (zij) regelmatig ιπω ιπεηο ιπεη ιπνκελ ιπεηε ιπνπζη(λ) ww op -εω πνηῶ πνηεῖο πνηεῖ πνηνῦκελ πνηεῖηε πνηνῦζη(λ) uitzondering εἰκη εἰ ἐζηη(λ) ἐζκελ ἐζηε εἰζη(λ) indicativus imperfectum imperativus infinitivus ἐιπνλ ἐιπεο ἐιπε(λ) ἐιπνκελ ἐιπεηε ἐιπνλ ιπε ιπεηε ιπεηλ ἐπνίνπλ ἐπνίεηο ἐπνίεη ἐπνηνῦκελ ἐπνηεῖηε ἐπνίνπλ πνίεη πνηεῖηε πνηεῖλ ἠ(λ) ἠζζα ἠλ ἠκελ ἠηε ἠζαλ ἰζζη ἐζηε εἰλαη Ν.Β. 1 De (λ) wordt gebruikt vóór een woord met klinker en vóór een leesteken. N.B. 2 Bij een aantal werkwoorden eindigt de stam op -ε : πνηεω, δεηεω, θαιεω, θηιεω, ἐπηζπκεω, αἰηεω, γακεω, νἰθεω, πιεω, θξαηεω, πνιεκεω, ρωξεω. Maar door samentrekking (contractie) wordt deze -ε opgenomen in de uitgang (echter geen samentrekking bij πιενπζη(λ). De samentrekkingsregels luiden: 1) ε + ν wordt νπ (bijv. πνηε-νκελ > πνηνῦκελ) 2) ε + ε wordt εη (bijv. πνηε-εηε > πνηεῖηε) 3) ε wordt opgenomen in lange klinker of tweeklank (bijv. πνηεω > πνηῶ ; πνηε-εηο > πνηεῖ ; πνηε νπζη > πνηνῦζη) De vormen van deze werkwoorden dragen in de indicativus praesens steeds een accent op de uitgang. Let op dat bij deze werkwoorden het accent het enige verschil is tussen de 3 de pers. e.v. van de indicativus praesens en de imperativus e.v.! N.B. 3 Als het onderwerp van de zin onzijdig meervoud is, staat de persoonsvorm in de 3 de persoon enkelvoud (ηα ηεθλα βαηλεη = de kinderen gaan) Ν.Β.4 Een verleden tijd wordt gekenmerkt door de toevoeging ε- voorafgaande aan de stam, het augment. Het augment komt tussen een eventueel voorvoegsel (ἐλ, ἐθ, ἐπη, εἰο, ἀπν, θαηα, δηα, ἀλα, ὑπν, πξνο, πεξη, ἀκθη, πξν) en de stam in te staan (bijv. praes. εἰζβαηλω, imperf. εἰζ-ε-βαηλνλ). Als het voorvoegsel op een klinker eindigt, neemt het augment de plaats van deze klinker in (bijv. praes. ἀλαβαηλω, imperf. ἀλ-ε-βαηλνλ). Uitzonderingen: πεξη behoudt de slotklinker (bijv. πεξηεβαηλνλ), πξν eveneens (bijv. πξνεβαηλνλ) maar daar kan ook samentrekking optreden πξνὐβαηλνλ. Als de stam van een werkwoord begint met een klinker of tweeklank dan bestaat het augment uit de verlenging van de beginklinker van de werkwoordsstam: augment + α, ε, ε wordt ε (bijv. ἀθνπω wordt ἠθνπνλ, ἐζειω wordt ἠζεινλ, ἡθω wordt ἡθνλ) augment + ν, ω wordt ω (bijv. νἰθῶ wordt ᾠθνπλ)

augment + η wordt lange η (niet zichtbaar) augment + π wordt lange π (niet zichtbaar) Uitzondering: Het imperfectum van ἐρω luidt εἰρνλ. ZELFSTANDIG NAAMWOORD e.v. nom. gen. dat. acc. Vrouwelijk ἡ καρε ηεο καρεο ηῃ καρῃ ηελ καρελ Mannelijk ὁ δνπινο ηνπ δνπινπ ηῳ δνπιῳ ηνλ δνπινλ Onzijdig ην ζεξηνλ ηνπ ζεξηνπ ηῳ ζεξηῳ ην ζεξηνλ voc. m.v. nom. gen. dat. acc. αἱ καραη ηωλ καρωλ ηαηο καραηο ηαο καραο (ὠ) δνπιε νἱ δνπινη ηωλ δνπιωλ ηνηο δνπινηο ηνπο δνπινπο ηα ζεξηα ηωλ ζεξηωλ ηνηο ζεξηνηο ηα ζεξηα Opmerkingen: 1 ἡ ρωξα, ἡ βαζηιεηα, ἡ ἡκεξα, ἡ ἀλδξεηα, ἡ ζπξα, ἡ ζπκθνξα, ἡ ἐιεπζεξηα, ἡ αἰηηα, ἡ ἀιεζεηα, ἡ ζηξαηηα, ἡ πεηξα: Bij vrouwelijke zelfst. naamw. waarvan de stam eindigt op ε, η of ξ, verandert de -ε in de uitgangen van het enkelvoud automatisch in een -α. Let op dat bij deze woorden de uitgang van de genitivus enkelvoud en van de accusativus meervoud hetzelfde is. 2 ἡ ζαιαηηα, ἡ δνμα: Er zijn een paar vrouwelijke zelfst. naamw. die in de nom. e.v. een -α als uitgang hebben zonder dat er een ε, η of ξ aan vorafgaat. De accusativusuitgang in het enkelvoud is -αλ. De overige uitgangen zijn zoals bij ἡ καρε. 3 ὁ δεζπoηεο, ὁ λαπηεο, ὁ ζηξαηηωηεο: Er zijn een paar mannelijke zelfstandige naamwoorden met de uitgang -εο in de nom. e.v. In de genitivus e.v. is de uitgang -νπ en in de vocativus e.v.-α. De andere naamvalsuitgangen komen overeen met die van het vrouwelijke ἡ καρε. (Vergelijk dit met woorden als agricola en poeta in het Latijn). 4 ἡ ζενο, ἡ λεζνο, ἡ παξζελνο: Er zijn een paar vrouwelijke zelfstandige naamwoorden met de uitgang -νο in de nom. e.v. Zij worden verbogen als ὁ δνπινο. Het lidwoord maakt steeds duidelijk dat het geslacht van het woord vrouwelijk is. 5 Evenals in het Latijn zijn bij onzijdige woorden de nominativus- en accusativus-uitgang aan elkaar gelijk. 6 ὁ λνπο: Dit zelfst. naamw. is ontstaan uit samentrekking van λν-νο. Daarom wijkt de nom. (λνπο) en acc. e.v. (λνπλ) af van de gebruikelijke uitgangen van ὁ δνπινο. FUNCTIES VAN NAAMVALLEN Nominativus: a onderwerp (=subject) b naamwoordelijk deel van gezegde (in zinnen met ἐζηηv) Genitivus: Dativus: a 'bezitter' (vertaling 'van') b na bepaalde voorzetsels (κεηα, ἐθ, ἐπη, πιελ, ἀλεπ, ἀπo, πεξη) c na bepaalde werkwoorden (ἐπηζπκεω) d na bepaalde bijvoeglijke naamw. (αἰηηoο) a meewerkend voorwerp ('aan, voor') b als aanvulling na bepaalde w.w. en bijv. naamw. (ραηξω, εὐλoπο)

c na bepaalde voorzetsels (ἐλ) d om instrument/middel waarmee aan tegen e om oorzaak waardoor aan te geven f geeft bezitter aan (κoη ἐζηη = aan mij is = ik heb) g geeft tijd waarin/waarop aan (de volgende dag) Accusativus: a object (=lijdend voorwerp) b na bepaalde voorzetsels (εἰο, ἐπη, πξoο) c tijdsduur (πνιπλ ρξνλνλ = gedurende lange tijd) BIJVOEGLIJK NAAMWOORD De bijvoeglijke naamwoorden op -oο worden als zij bij een vrouw. zelfst. naamw. horen, verbogen als καρε, bij een mann. zelfst. naamw. als δoπιoο en bij een onzijdig zelfst. naamw. als ζεξηoλ. Opmerkingen: 1 θoβεξoο, καθξνο, λεoο, ἀλδξεηoο, Ἀζελαηνο, ἰζρπξνο, ἐρζξνο, παιαηνο, πξνηεξνο, ιακπξνο, ἀμηνο: Ook bij de bijvoeglijke naamw. met een stam eindigend op ε, η of ξ verandert bij het vrouw. e.v. de ε van de uitgang steeds in een α. 2 κεγαο en πoιπο: Deze twee bijvoeglijke naamw. hebben enkele afwijkende vormen: Mann. nom. e.v. κεγαο πoιπο Οnz. nom. e.v. κεγα πoιπ Mann. acc. e.v. κεγαλ πoιπλ Οnz. acc. e.v. κεγα πoιπ Alle andere uitgangen zijn regelmatig. Bij κεγαο luidt dan de stam κεγαι- en bij πoιπο is de stam dan πoιι-. 3 Het bijvoeglijk naamwoord komt in geslacht, naamval en getal (e.v. en m.v.) met een zelfstandig naamwoord overeen. Dat betekent dat de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord vaak gelijk is aan die van het zelfstandig naamwoord, maar niet altijd!! (bijv. ἡ λεα θεθαιε, ὁ ἀιινο δεζπνηεο, ὁ κεγαο θνβνο). 4 Soms zijn bijvoeglijke naamwoorden samengesteld uit twee delen, bijv. ἀ-ζαλαηνο. Zij hebben geen aparte vrouwelijke vormen, maar gebruiken in plaats daarvan de mannelijke uitgangen, bijv. ἡ ἀζαλαηνο βαζηιεηα. PLAATS VAN BIJVOEGLIJK NAAMWOORD Ηet bijvoeglijk naamwoord kan op drie plaatsen staan: a tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord in: ὁ θαιoο δνπινο b na het zelfst. naamw., maar het lidwoord hiervan wordt dan eerst herhaald: ὁ δνπινο ὁ θαιoο Als een zelfstandig naamwoord geen lidwoord bij zich heeft, kan de bijvoeglijke bepaling er zowel voor als achter komen staan: θαιoλ ζεξηoλ of ζεξηoλ θαιoλ . het zelfstandig naamwoord: ην ζεξηνλ νὐ θνβεξνλ ἐζηηλ. naamwoord: κνλνο ὁ Θεζεπο ηνπην πνηεῖ = Theseus doet dat als enige. c Als het bijvoeglijk naamwoord naamwoordelijk deel van het gezegde is, staat het los van van d Als het bijvoeglijk naamwoord predicatief gebruikt is, staat het los van het zelftandig PLAATS VAN ANDERE BIJVOEGLIJKE BEPALINGEN Behalve uit een bijvoeglijk naamwoord kan een bijvoeglijke bepaling ook bestaan uit een zelfstandig naamwoord in de genitivus of een voorzetselgroep. De woordplaatsing komt dan overeen met de mogelijkheden a en b van het bijvoeglijk naamwoord: ὁ ηνπ Μηλωηαπξνπ ζαλαηνο of ὁ ζαλαηνο ὁ ηνπ Μηλωηαπξνπ = de dood van de Minotauros

ηα ἐπη ηεο λεζνπ ηεθλα of ηα ηεθλα ηα ἐπη ηεο λεζνπ = de kinderen op het eiland = de kinderen die op het eiland zijn PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD Voor 'hij, zij, het' in de nominativus heeft het Grieks geen aparte woorden (evenmin het Latijn). In de gen., dat. en acc. gebruikt men hiervoor de stam αὐη- gevolgd door de uitgangen van de gewone bijvoeglijke naamwoorden op -νο (type δεηλνο). Alleen luidt de acc. e.v. onz. αὐην.