Transfer - De Nuffic

Download Report

Transcript Transfer - De Nuffic

t ran sfe r
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs
Internationaliseren
in eigen land
6
jaargang 21 | mei/juni 2014
rug wil meer uit international classroom halen | ‘techniekonderwijs moet
internationaler’ | nederland gastvrij voor bedreigde wetenschappers | zijn er
voldoende joint doctorates? | pianist ralph van raat werd in de vs een andere musicus
6
Transfer is een onafhankelijk vakblad voor
internationale samenwerking in het hoger
onderwijs en onderzoek. Transfer is ook
online: www.nuffic.nl/transfer. Transfer is
een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse
organisatie voor internationale samen­
werking in het hoger onderwijs.
Verschijnt acht keer per jaar.
Redactie
Rob Burkhard (hoofdredacteur a.i.),
Annelieke Zandvliet en Ralph Aarnout
Aan dit nummer werkten mee
Xander Bronkhorst, Helma Erkelens,
Han v.d. Horst, Yvonne van de Meent,
Erik van Oudheusden, Martine
Postma, Daphne Riksen, Janny Ruardy,
Rineke Wisman
Beeld
Piet den Blanken/HH, Simon van Boxtel,
Peter Brom/ANP, Henriëtte Guest, Maarten
Hartman, i-Stock, Annabel Jeuring, Thomas
Lekfeldt/ANP, Inge van Mill/HH, Gijs van
Ouwerkerk, Paul van Riel/HH, Thierry
Rogé/HH, Jonas Roossens/ANP, Janny
Ruardy, Halit Suleyman/HH, Daniel Suy,
Fred Steenman/ANP, Henk Veenstra
Redactieraad
Ries Agterberg (DUB), Sebastiaan den
Bak (Neth-ER), Klaartje van Genugten
(Fontys), Leonard van der Hout
(Hogeschool van Amsterdam), Joep
Huiskamp (TU Eindhoven), Erwin Ploeger
(Unesco-IHE)
Redactieadres
Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag,
tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122
fax: 070 – 4260399
e-mail: [email protected],
[email protected], [email protected]
Abonnementen
Transfer is gratis verkrijgbaar.
Geïnteresseerden kunnen zich voor
een gratis abonnement aanmelden via
www.nuffic.nl/transfer.
Adreswijzigingen
Abonnees kunnen adreswijzigingen
doorgeven via het contactformulier op
www.nuffic.nl/transfer.
Vormgeving en lay-out
Sabrina Luthjens BNO
en Christina Schürmann
(www.makingwaves.nl)
Druk
Drukkerij Verloop, Alblasserdam
Overname artikelen
Het overnemen en vermenigvuldigen van
artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd
na schriftelijke toestemming van de hoofd­
redactie.
Omslag
Een international classroom aan de
Rijksuniversiteit Groningen.
Foto: Henk Veenstra.
Transfer 7, jaargang 21, verschijnt op 3 juli.
transfer
Recept
Wat brengt honkvaste Nederlandse studenten in beweging? Dat vroeg Transfer
zich drie edities geleden af. We berichtten over joint degrees, mobility windows
en Erasmus+ als mogelijke stimuli om meer Nederlandse studenten internatio­
nale ervaring op te laten doen. Intussen gaat de zoektocht naar de juiste prik­
kels verder. ‘Moeten wij studenten in het hoger onderwijs dan maar verplicht
een jaar naar het buitenland sturen?’ Het is een vraag die met enige regelmaat
opduikt in hogeronderwijsdiscussies. Zo ook tijdens het laatste ‘HBOdiscours’,
een debat waar zes Nederlandse Europarlementariërs hun visie op internatio­
nalisering voor hogescholen deelden. Met de Europese verkiezingen op komst
leverde het interessante discussies op, maar over een ding waren de deel­
nemers het eens: ‘niet verplichten, wel stimuleren’.
En zo zal de vraag onherroepelijk ook weer in de beleidskeuken van de minister
van Onderwijs terechtkomen. Hoe uitgaande studentenmobiliteit te stimu­
leren. En hoe dat te doen als de recente trends in mobiliteitscijfers geen
aanleiding geven om op korte termijn spectaculaire groei te verwachten in
het aantal Nederlanders dat de grens over gaat. Instellingen moeten ervoor
zorgen dat hun afgestudeerden over een passend niveau van internationale en
interculturele competenties beschikken. Kan dat ook in eigen land? Nog voor
de zomer wil de minister haar internationaliseringsvisie presenteren. Naast
uitgaande en inkomende fysieke mobiliteit wordt in die visie een derde smaak
verwacht. Internationaliseren in eigen land. Ofwel, internationalisation at
home.
Ter voorbereiding van de nieuwe visie kreeg de Nuffic opdracht onderzoek te
doen naar vormen van internationalisation at home in het Nederlandse hoger
onderwijs. Het beeld dat daaruit komt, is divers. Het overgrote deel van de
hogeronderwijsinstellingen blijkt specifieke plannen te hebben voor interna­
tionalisering en vrijwel alle instellingen bieden ook alternatieven voor fysieke
studentenmobiliteit. De onderbouwing bij de keuze voor bepaalde vormen
ontbreekt soms nog. Maar wat opvalt, is de diversiteit waarmee instellingen
invulling geven aan internationalisation at home. Virtuele mobiliteit, de international classroom, modules voor interculturele vaardigheden. Het zijn enkele
voorbeelden die de onderzoekers in Nederland aantroffen. Daarnaast komen
er nog voorbeelden bij van ResearchNed dat eveneens in opdracht van de
minister een inventarisatie heeft gedaan van het buitenlands beleid op het
gebied van internationalisation at home.
Aan ingrediënten voor internationalisation at home is voorlopig geen gebrek.
Nu nog de vraag of er ook goede recepten zijn om er een samenhangend
geheel van te bereiden.
rob burkhard
[email protected]
r
inhoud
14–18
10
24
3
Internationaliseren in eigen land
Het stimuleren van studentenmobiliteit is jarenlang een speerpunt geweest in het internationaliseringsbeleid. Maar gezien
recente trends in mobiliteitscijfers lijkt daar niet veel rek meer in te zitten. Daarom gaf het ministerie van OCW opdracht
voor een onderzoek naar internationalisation at home. In deze Transfer de eerste conclusies en aanbevelingen van de
Nuffic, die het internationaliseringsbeleid van universiteiten en hogescholen analyseerde. (p. 14–15). Vaak genoemd is de
international classroom. Om daar meer uit te halen zette de Rijksuniversiteit Groningen een speciaal project op (p. 16-18).
‘Techniekonderwijs moet internationaler’
Het gaat goed met bèta-techniekopleidingen in Nederland. Zo goed zelfs, dat bij
sommige studies moet worden geloot. Maar daarmee is het tekort aan technici
nog niet opgelost, waarschuwt Beatrice Boots, directeur van het Platform Bèta
Techniek. Zij pleit voor meer internationalisering in het techniekonderwijs.
Scholars at Risk brengt wetenschappers in veiligheid
De Amerikaanse organisatie Scholars at Risk geeft bedreigde wetenschappers
de kans hun werk ergens anders voort te zetten. Nederlandse hogeronderwijs­
instellingen spelen een opvallend grote rol bij de opvang van deze academische
vluchtelingen. Hoe komt dat, en hoe gaat dat precies in zijn werk?
En verder
2 Colofon en redactioneel 4 Kort nieuws 13 Opinie: student moet op 22 mei gaan stemmen 19 Column
Erik van Oudheusden 20 Hogeschool Utrecht schrapt stagebegeleider in Zuid-Afrika 23 Aanpakken:
internationaliseerders aan het werk 27 Sorry? Pardon! Misverstanden in het buitenland 28 Zijn er voldoende
joint doctorates? 30 Gelezen 31 Onbekend terrein: pianist Ralph van Raat werd in de VS een andere musicus
Foto: Jonas Roosens/AFP/BELGA
4
nieuws
de eindjes aan elkaar knopen
Een houten aula als symbool voor de constructieve manier waarop studenten mee willen bouwen aan kwaliteitsvol
onderwijs. Daarmee vroeg de studentenraad van de KU Leuven begin april aandacht voor de onderfinanciering van
het hoger onderwijs in Vlaanderen, maar ook in heel België. Het aantal studenten blijft stijgen, stelde ondervoorzitter Andries Verslyppe van de studentenraad in een toelichting, maar het financieringsmodel van de overheid
hinkt hier al jaren achteraan. Vlaanderen is ook steeds meer in trek bij Nederlandse studenten, melden verschillende media: in vijf jaar tijd is hun aantal er nagenoeg verdubbeld. Aan de KU Leuven, een van de instellingen met
de meeste studenten uit Nederland, was zelfs sprake van een stijging van zo’n 800 naar 1800.
Wageningen overweegt quotum
Chinese studenten
Een werkgroep van de Wageningse universiteit
bekijkt of het een goed idee is om de toestroom
van Chinese studenten in te dammen. Dat meldt
universiteitskrant Resource. De afgelopen vijf jaar
is de belangstelling vanuit China voor Wageningen
sterk gestegen.
Inmiddels is bijna een op de tien masterstudenten aan
de universiteit uit dat land afkomstig. Bij sommige
opleidingen is het aandeel van Chinese studenten nog
veel groter, aldus Resource, vooral bij die gericht op
voeding en voedselveiligheid. Zo komt maar liefst
de helft van de studenten van de master Food Safety
uit China.
De naam van de werkgroep, The International
Classroom, verklaart waarom de grote aantallen
mei/juni 2014 | transfer
Chinese studenten als een probleem worden
gezien. Om in het onderwijs te kunnen profi­
teren van verschillende culturele achtergronden
van aanwezige studenten, is een goede mix van
nationaliteiten van belang. Rien Bor, verant­
woordelijk voor de internationale onderwijs­
marketing van de universiteit, vertelde in Transfer
dat Wageningen streeft naar een ideal classroom:
een goede afspiegeling van de wereldbevolking.
Woordvoerder van de Raad van Bestuur
Simon Vink zegt in het artikel van Resource
dat de werkgroep de situatie in kaart brengt
en voor de zomer een rapport presenteert.
‘Indien noodzakelijk’ voegt de werkgroep
daar aanbevelingen aan toe. (AZ)
5
€ 7
miljoen
Dat is het bedrag dat de NWO in
2014 uitkeert aan Rubiconbeurzen.
Het beurzenprogramma is in 2005
ingesteld om recent gepromoveerden onderzoekservaring op
te laten doen in het buitenland.
Sinds het ministerie van OCW haar
bijdrage aan het programma in
2011 schrapte, houdt de NWO het
met eigen middelen en in afgeslankte vorm in stand. Jaarlijks
kunnen zestig jonge onderzoekers
voor twee jaar naar het buitenland. Van de negentien onderzoekers die in april een beurs kregen,
gaan er twaalf naar de Verenigde
Staten, vijf naar het Verenigd
Koninkrijk, één naar Duitsland en
één naar Denemarken.
Top drie van redenen waarom
Britten in Nederland willen studeren:
13%
Omdat het collegegeld
lager is dan in het VK
17%
Omdat Nederland over
topinstellingen beschikt
18%
Om de Nederlandse
cultuur mee te maken
bron: broadening horizons 2014: embedding a culture of overseas study, british council
UM dient internationaal
wensenlijstje in bij gemeente
Maastricht moet meer doen voor
buitenlandse studenten, om te voor­
komen dat het animo voor de lokale
universiteit afneemt. Daar dringen
Martin Paul en Nick Bos, respectie­
velijk voorzitter en vice-voorzitter
van het College van Bestuur van
die universiteit op aan. Dat schrijft
Dagblad De Limburger. Voorheen
kon de Universiteit Maastricht zich
onderscheiden met probleemgestuurd
onderwijs, maar dat is nu verleden tijd.
De universiteitsbestuurders
hebben een lijst met vijf priori­
teiten opgesteld voor het stads­
bestuur. Zo zou Maastricht meer
moeten uitstralen trots te zijn
op de universiteit. Daarnaast
moet het stadsbestuur snel werk
maken van een International
Students Club.
Als derde wordt een snelle verbin­
ding met Aken, een rechtstreekse
verbinding met Schiphol en de
terugkeer van de Maastricht-Brussel
Express genoemd. De krant citeert
Martin Paul: “Het stadsbestuur heeft
ingezet op een tram naar Hasselt.
Leuk, maar onze studenten hebben
daar weinig aan.”
Voorts zou de gemeente haar infor­
matie volgens de universiteits­
bestuurders in verschillende talen
moeten verstrekken, met het oog
op buitenlandse studenten. En tot
slot moet Maastricht de leefbaarheid
voor studenten en andere bewo­
ners verbeteren.
Dagblad De Limburger meldt ook dat
het stadsbestuur heeft laten weten
de wensen van de universiteit ‘zeer
serieus’ te nemen. (AZ)
mei/juni 2014 | transfer
6
nieuws
De beurs van…
Rusland wil universiteiten Krim
hervormen
mirriam moate mathebula (44)
deelnemer cursus ‘broadcast &
multimedia journalism’ aan het
rntc in hilversum
Je bent radiomaker en media­
docent in Zuid-Afrika. Waarom was
het belangrijk hier te studeren?
“Ik heb nog nooit zo’n praktische opleiding
gehad als hier. Al mijn studies tot nu toe in
Zuid-Afrika waren erg theoretisch. Het is
geweldig om alles wat wij bespreken echt
in de vingers te krijgen, door het gewoon
te doen. Deze manier van opleiden wil ik
meenemen als docent, omdat ik denk dat we
zo onze opleidingen in Zuid-Afrika naar een
hoger niveau kunnen brengen.”
Is het medialandschap anders in
Zuid-Afrika?
“Bij ons zijn radio, televisie en online nog
volledig gescheiden werelden. In Nederland
heb ik gezien hoe je alles kunt combineren
en met minder mensen meer kunt doen.
Ik heb geleerd hoe je veel efficiënter kunt
werken, door mensen multidisciplinair op te
leiden en in te zetten.”
Wat ga je als eerste doen als je
weer thuis bent?
“Alles wat ik hier heb geleerd is direct
toepasbaar en dat wil ik ook meteen doen.
Daarnaast heb ik mij ook beschikbaar gesteld
als NFP-ambassadeur voor het RNTC. Mijn
NFP-beurs is het beste wat mij ooit is over­
komen en als ik andere Zuid-Afrikanen kan
vertellen over mijn ervaringen, dan doe ik
dat graag.” (RB)
mei/juni 2014 | transfer
Foto: Maarten Hartman
Jaarlijks komen honderden studenten,
promovendi en cursisten uit ontwik­
kelings­landen naar Nederland met een
NFP-beurs. Wie zijn zij en wat doen zij?
De Russische overheid is van plan
tot 1 miljard dollar te investeren in
het hoger onderwijs op de Krim, het
door Rusland geannexeerde deel van
Oekraïne. Dat kondigde de Russische
onderwijsminister Livanov aan.
Het grootste deel van het bedrag wordt
gebruikt om het onderwijs op de
Krim naar Russische standaarden te
hervormen. De salarissen van docenten
en onderzoekers worden verhoogd
en Rusland wil nieuwe campussen en
infrastructuur laten aanleggen.
Ook komt er meer geld voor studenten
van de Krim om aan Russische
staatsuniversiteiten te studeren.
De Staatsuniversiteit van Moskou
ontwikkelt al een speciaal toelatings­
programma. Volgens University World
News vertrekken er inmiddels aanzien­
lijke aantallen studenten van de Krim
naar Oekraïne, vooral naar Kiev en
Lviv, omdat zij weigeren in Rusland
te studeren. (RA)
Tweede Kamer op de bres voor Duits
Bekijk met de ambassade van
Duitsland hoe in Nederland beter
onder de aandacht kan worden
gebracht dat het belangrijk is om de
Duitse taal te beheersen. En wijs
scholen op de mogelijkheid om via
het Mach mit!-programma studenten
enthousiast te maken voor het vak
Duits. Die opdracht heeft de Tweede
Kamer aan minister Bussemaker
gegeven. Alleen de PVV stemde tegen
de motie.
De motie werd ingediend omdat
de belangstelling voor het vak
Duits gering is, terwijl de taal van
groot belang is voor de economie.
Daarnaast hebben studenten die
het Duits beheersen een grotere
kans op het vinden van een stage en
een baan, aldus de Kamerleden.
Met het Mach mit!-programma
maakt de Actiegroep Duits zich
sterk voor de Duitse taal in
Nederland. (AZ)
Australië versoepelt visumregels
Australië heeft de visavoorwaarden
versoepeld voor studenten uit ‘risi­
colanden’, zoals China, India en
Pakistan. Die moeten aantonen dat zij
hun studie minimaal een jaar lang zelf
kunnen bekostigen. Voorheen was dat
anderhalf jaar. Ook aan taalniveau en
vooropleiding worden minder strenge
eisen gesteld.
Tot voor kort hanteerden de
Australische autoriteiten een strikte
classificatie om landen van herkomst
in te delen. Hoe vaker in een land
fraude werd vastgesteld bij visum­
aanvragen, hoe strenger de eisen
die aan studenten werden gesteld.
De twee hoogste risicocategorieën
zijn nu afgeschaft en de voorwaarden
in de resterende categorieën zijn
meer op een lijn gebracht. Studenten
uit risico­landen hoeven daardoor
tot omgerekend zo’n 27.000 euro
minder op hun rekening te hebben.
Na een aantal jaren van terug­
lopende belangstelling, neemt het
aantal internationale studenten
in Australië sinds vorig jaar weer
toe. Strenge voorwaarden voor
studievisa waren volgens critici
mede de oorzaak van de daling
van het aantal internationale
studenten. (RB)
Rederij Mærsk, qua omzet het grootste Deense bedrijf, heeft honderden vacatures.
Denen zetten beurzen in voor
binding
Een nieuw beurzenprogramma voor
studenten van buiten de EU, maatre­
gelen waardoor er meer een relevante
bijbaan of stage krijgen en de mogelijk­
heid om na het afstuderen twee jaar een
baan te zoeken. Dat zijn enkele concrete
acties waarmee de Deense regering meer
buitenlands talent wil aantrekken en
behouden.
De acties staan in het tweede deel van
het actieplan voor internationalisering,
genaamd Denemarken – een aantrekkelijke studiebestemming. Afgelopen
zomer verscheen het eerste deel van het
actieplan, waarin het versterken van
internationale competenties van Deense
studenten centraal staat.
In 2012 was zo’n 9 procent van de
studenten die stonden ingeschreven
aan Deense instellingen afkomstig uit
het buitenland. Denemarken zou er
graag meer aantrekken. Want uit bere­
keningen blijkt, net als in Nederland,
dat het gunstig is voor de economie als
buitenlandse studenten na het behalen
van een masterdiploma in Denemarken
gaan werken. Zelfs als het bedrag dat
sommigen aan Deense studiefinancie­
ring ontvangen, in ogenschouw wordt
genomen.
De Denen willen vooral meer
studenten van buiten de EU aantrekken,
die college­geld betalen. Van deze
groep komen er steeds minder naar
Denemarken, terwijl een toenemend
aantal Europese jongeren er een volle­
dige studie gaat volgen. De Europeanen
betalen geen collegegeld, net zo min als
Deense studenten.
Anders dan Nederland lanceert de rege­
ring een nieuw beurzenprogramma om
internationaal talent te werven voor
masteropleidingen in vakgebieden waar
vraag naar is op de arbeidsmarkt en waar
Denemarken internationaal sterk in is.
University World News meldt dat 60
tot 65 bursalen een collegegeldvrijstel­
ling krijgen, ter waarde van omgerekend
ruim 6.000 tot meer dan 16.000 euro
per jaar, en dat hun beurs bijna 1.200
euro per maand bedraagt. De regering
gaat bedrijven en stichtingen aansporen
om haar voorbeeld te volgen.
Ook het binden van buitenlandse
studenten aan de arbeidsmarkt kan
beter, vinden de Denen. Nu woont iets
minder dan de helft drie jaar na het
afstuderen nog steeds in Denemarken.
University World News noemt in dat
verband een belastingvoordeel voor
kenniswerkers als belangrijkste maat­
regel.
In het actieplan staan vijf meetbare
doeleinden die de regering in 2020
wil hebben behaald. Dan moeten
bijvoorbeeld de uitvalpercentage van
internationale en Deense studenten
overeenkomen. Daarnaast moeten afge­
studeerden naar verhouding even vaak
werk hebben. (AZ)
jorien janssen, voorzitter lsvb
@janssen_jorien
Europarlementariërs vinden dat
hogescholen en universiteiten zich
zelf moeten inzetten om #internationalisering te bevorderen
#HBODiscours
en
u
-b e r z
cv
Foto: Thomas Lekfeldt/Scanpix Denmark
7
beurs
deadline
start studie/onderzoek
Japan, studie en onderzoek
20 jun
apr/okt 2015
Duitsland, kort onderzoek
1 jul
vanaf jan 2015
Mexico, studie en onderzoek
21 aug
in 2015
Meer informatie op www.wilweg.nl/cv
u-multirank @umultirank
Have you heard? @umultirank
launches 13 of May! “Universities
compared. Your way." #Universities
mei/juni 2014 | transfer
8
nieuws
Foto: Thierry Rogé/Photo News
Mobiliteit en kwaliteit centraal bij samenwerking
EU-Afrika
Europese en Afrikaanse staatshoofden
en regeringsleiders bijeen in Brussel.
Mobiliteit kan een grote rol spelen bij het verbe­
teren van het hoger onderwijs in Afrika. Dat stellen
Europese en Afrikaanse staatshoofden en regerings­
leiders in hun ‘routekaart’ voor de periode 2014–2017.
De routekaart is de uitkomst van de vierde
EU-Afrika-top die begin april werd gehouden.
Er staan drie paragrafen in over hoger onderwijs,
dat cruciaal wordt genoemd voor economische
en maatschappelijke ontwikkeling. In aanvul­
ling op specifieke capaciteitsopbouw-projecten
wordt veel verwacht van mobiliteit. Mobiliteit
kan de kwaliteit van hoger onderwijs verbeteren
door het gebruik van instrumenten voor trans­
parantie en erkenning te bespoedigen. Maar ook
door instellingen te helpen hun dienstverlening
aan in­komende en uitgaande studenten en onder­
zoekers te ontwikkelen.
Mobiliteit van Afrikaanse en Europese studenten,
onderzoekers en staf is mogelijk binnen verschil­
lende acties van de programma’s Erasmus+ en
Marie Curie. De routekaart noemt daarnaast het
Nyerere-programma, dat tot 2017 beurzen beschik­
baar zal stellen voor mobiliteit van circa vijfhonderd
master- en PhD-studenten en 70 academische en
administratieve medewerkers binnen Afrika.
Verder wordt de ontwikkeling van ‘centres of
excellence’ in Afrika ondersteund, vooral door
middel van de Pan-African University. Het aantal
deelnemende universiteiten aan het Tuning
Africa-project, dat de relevantie en kwaliteit
van curricula vergroot door leeruitkomsten
centraal te stellen, wordt verdubbeld tot 120. (AZ)
Engeland prijst zich uit de markt
Het aantal bachelorstudenten uit EU-landen in
Engeland is vorig studiejaar met bijna een kwart
gedaald. Waarschijnlijk hangt dat samen met
de hoogte van het collegegeld, aldus het Higher
Education Funding Council for England (HEFCE).
Eerder mocht dat niet meer dan omgerekend zo’n
4200 euro bedragen, sinds 2012 ligt het maximum
boven 10.000 euro. Dat is veel meer dan elders
in de EU.
Zorgwekkend voor het Engelse hoger onderwijs is,
dat niet alleen het aantal bachelorstudenten uit de
EU daalde. Voor het eerst in 29 jaar was er sprake van
een afname van alle internationale inschrijvingen
bij elkaar. Vooral de belangstelling vanuit India en
mei/juni 2014 | transfer
Pakistan liep sterk terug, constateert het HEFCE,
terwijl de Verenigde Staten en Australië wel te maken
hadden met een toename van studenten uit deze
twee landen. Het stroomlijnen van visumprocedures
in Australië speelt hier volgens het HEFCE een rol.
Engeland verscherpte zijn immigratiebeleid juist.
De inkomsten die internationale studenten – van
buiten de EU – genereren, zijn belangrijk voor
Engelse hogeronderwijsinstellingen. Het vorige
studiejaar betaalden zij samen omgerekend ruim
3,6 miljard euro aan collegegeld. Bovendien leunen
voltijds postgraduate masteropleidingen steeds meer
op buitenlandse deelnemers. Zij waren in 2012–2013
goed voor 74 procent van de inschrijvingen. (AZ)
9
Foto: Piet den Blanken/HH
‘Financiering Europees hoger onderwijs
moet anders’
Europese landen moeten de financiering van hun
hoger onderwijs beter op elkaar afstemmen. De
mobiliteit van studenten is niet in balans en de finan­
ciering van het hoger onderwijs verschilt per land.
Daardoor zijn de baten en lasten van hoger onder­
wijs onevenwichtig verdeeld en wordt belastinggeld
verspild. Dat suggereren Belgische en Duitse onder­
zoekers in de ‘Jena Economic Research Papers’.
In hun studie brengen de hoogleraren economie
Marcel Gérard (Louvain) en Silke Übelmesser (Jena)
in kaart hoe Europese landen hun hoger onderwijs
financieren. Ze constateren dat studenten in het ene
land fors meer aan hun studie moeten bijdragen dan
in het andere land. Terwijl studenten in Denemarken
voor slechts 5 procent van de kosten van het hoger
onderwijs opdraaien, betalen ze in het Verenigd
Koninkrijk 70 procent.
enda
ag
De mobiliteit van studenten is in Europa niet in
balans, stellen de onderzoekers verder vast. Vooral
Oostenrijk en België trekken meer studenten dan ze
zien vertrekken, terwijl uit landen als Griekenland,
Ierland en Slowakije meer studenten vertrekken dan
er binnenkomen. Overheden passen de financiering
van het hoger onderwijs hierop niet aan. De netto
‘importeurs’ gaan niet meer voor hun hoger onder­
wijs vragen, de ‘exporteurs’ maken hun onderwijs
niet goedkoper om aantrekkelijker te worden.
Ook de baten van het hoger onderwijs zijn scheef
verdeeld. Landen die veel investeren in hoger onder­
wijs plukken daar de vruchten van, onder meer
doordat hoger opgeleiden meer belasting betalen.
Maar die verhouding is niet proportioneel: Frankrijk
investeert per student ongeveer evenveel in het hoger
onderwijs als Duitsland, maar houdt aanzienlijk
minder aan die investering over.
Het hoger onderwijs in Europa wordt momenteel
grotendeels betaald door het land dat studenten
ontvangt. Dit host country principle raakt steeds
meer achterhaald naarmate de studentenpopulatie
mobieler wordt, aldus de onderzoekers. Belastinggeld
zou volgens hen effectiever worden ingezet, als de
landen van herkomst meer zouden meebetalen aan
het hoger onderwijs.
Een van de oplossingen zou zijn een groter deel van
het hoger onderwijs te laten financieren door middel
van leningen aan studenten in het land van herkomst.
De studieschuld die de studenten opbouwen, zou
dan aftrekbaar moeten zijn van de belasting in het
land waar ze gaan werken. (RA)
datum
organisator
evenement
locatie
meer informatie
15–17 jun
ACA en Agence 2e2f
ACA Annual Conference 2014:
Europe in the world. Higher education
developments across the globe
Bordeaux
www.aca-secretariat.be
25 jun
CHEPS/UTwente
Fit for the Future: Towards
differentiated higher education
Enschede
www.utwente.nl/cheps
25 jun
Public Policy
Exchange
The 6th Annual International
Symposium on University Rankings
and Quality Assurance
Brussel
www.publicpolicyexchange.co.uk
mei/juni 2014 | transfer
10
interview
beatrice boots,
directeur platform
bèta techniek
‘Techniekopleidingen
mogen wel wat
internationaler’
mei/juni 2014 | transfer
11
Een jaar nadat het Nationaal Techniekpact werd gesloten, gaat het heel goed
met de bèta- en techniekopleidingen in Nederland. Maar we zijn er nog lang
niet, waarschuwt Beatrice Boots, directeur van het Platform Bèta Techniek.
Het werven en binden van internationaal techniektalent kan beter. “Vooral het
hbo heeft te weinig Engelstalig aanbod.”
“Internationalisering is op de middelbare school iets
Deltaplan Bèta Techniek, dat in 2004 van start ging
voor de alfavakken. Voor Frans ga je naar Parijs en als je
en moest leiden tot 15 procent extra technici in 2010.
Latijn en Grieks doet, mag je met je klas naar Rome of
Het Platform Bèta Techniek is opgericht om dat plan
Athene. Bèta’s komen het klaslokaal nauwelijks uit. Zij
uit te voeren, samen met onderwijs en bedrijfsleven.
zijn te druk met sommetjes maken en proefjes doen.
Maar het succes kan niet alleen op het conto van het
Dat komt doordat bètaleraren een beetje te serieus zijn,
Deltaplan worden geschreven, vindt Boots. “De econo­
mische crisis heeft ook een steentje bijgedragen. Toen
altijd bezig met de examenstof die af moet. Daardoor
je met andere studies heel makkelijk een baan vond,
is er geen tijd voor buitenlandse excursies of bedrijfs­
was het lastig concurreren voor techniekstudies.”
bezoeken.”
Beatrice Boots, directeur van het Platform Bèta
Doe-pact
Techniek, schetst in één pennenstreek waarom zo
En ondanks de instroomgroei neemt het aantal tech­
weinig jongeren kiezen voor een carrière in de tech­
niek. Jongeren hebben gewoon geen goed beeld van het
nici niet snel genoeg toe om de 70.000 bouwvakkers,
beroepsperspectief en de carrièremogelijkheden. “Ze
installateurs, metaalbewerkers, elektrotechnici, ingeni­
eurs en systeemanalisten te vervangen die tot 2020 met
denken vaak dat techniek moeilijk en saai is. Ze weten
pensioen gaan. Het Researchcentrum voor Onderwijs
niet dat bètaonderzoek hartstikke internationaal is en
en Arbeidsmarkt (ROA) heeft berekend dat er jaarlijks
dat je als technicus ook vaak een internationale baan
30.000 technici extra nodig zijn.
krijgt. Leerlingen die het wel zouden
Daarom is vorig jaar het Nationaal
kunnen, kiezen niet voor bèta omdat
“Nederland heeft een
Techniekpact gesloten, waarbij
ze denken: als ik later veel geld wil
prima maakindustrie in
ongeveer 25 landelijke en regionale
verdienen, kan ik beter economie
bepaalde niches. Duitse
overheden, onderwijs- en werk­
doen. En zo blijven alleen de
geversorganisatie
zijn betrokken.
automerken halen veel
jongeren over die steengoed zijn in
onderdelen uit Nederland” Het Platform Bèta Techniek zet zijn
de bètavakken en geen zin hebben in
kennis, ervaring en expertise in om
een ander profiel, omdat ze daar niet
de Techniekpact-partijen te onder­
zo goed in zijn. De echte nerds dus.”
steunen. “Het is een echt doe-pact”,
Maar dat is aan het veranderen, want
stelt Boots. “We gaan geen nieuwe aanpak ontwik­
het gaat goed met de instroom bij de bèta-techniekkelen, maar sluiten aan bij wat al goed loopt.”
opleidingen. Zo goed dat er afgelopen jaar bij de hboDaarbij gaat de aandacht vooral uit naar het vmbo en
opleidingen forensisch onderzoek (Hogeschool van
mbo, want daar gaat het volgens Boots beduidend
Amsterdam) en game architecture & design (NHTV)
minder goed. Het tekort van 30.000 technici zit ook
moest worden geloot en dat de universiteiten in
grotendeels op mbo-niveau. “Maar als het om harde
Wageningen en Delft een numerus fixus hebben inge­
steld voor populaire studies als voeding & gezondheid
bèta’s gaat is er ook op hogeronderwijsniveau nog
en werktuigbouwkunde. Bij de technische univer­
steeds een tekort, vooral aan elektrotechnici en ictsiteiten steeg de instroom het afgelopen jaar met 12
systeembouwers.”
procent, terwijl het totaal aantal eerstejaars met 7
Internationaal talent
procent toenam. Bij de techniekopleidingen in het hbo
Hogescholen en universiteiten zullen een deel van
groeide het aantal eerstejaars iets minder hard, maar
de extra instroom uit het buitenland moeten zien te
met 7 procent toch net iets sneller dan de 6 procent
halen, omdat er in Nederland niet altijd genoeg talent
waarmee de hbo-instroom gemiddeld toenam.
voor handen is. “Wij hebben bijvoorbeeld een grote
Die omslag is voor een groot deel te danken aan het
mei/juni 2014 | transfer
12
chemiesector in Nederland. Bedrijven als Shell, DSM,
AKZO en Dow Chemicals hebben veel chemici nodig.
Zij kijken automatisch naar internationaal talent omdat
er te weinig Nederlands talent is.”
Hoewel bij de universitaire masteropleidingen al veel
buitenlandse studenten rondlopen, is de internationale
instroom in de bachelors nog erg beperkt. “In het hbo
is nog weinig Engelstalig aanbod in de techniek”, weet
Boots. “Maar de bacheloropleidingen van de univer­
siteiten zijn ook nog niet vaak in het Engels.” Niet zo
gek, want de universiteiten en hogescholen hebben
zich de afgelopen jaren vooral gericht op het verhogen
van het aantal Nederlandse studenten.
Nu die instroom op orde begint te komen, wordt het
tijd de techniekopleidingen internationaler te maken,
vindt Boots. “Techniek ziet zichzelf nog niet heel erg
als een internationale sector. Dat bewustzijn mag wel
wat hoger. Vooral in het hbo.” Technici zijn vaak te
bescheiden, vindt Boots. “Nederland heeft echt een
heel goede maakindustrie in bepaalde niches. Duitse
automerken als Audi, BMW en Mercedes halen een
groot deel van hun onderdelen uit Nederland.”
Duizend beurzen
Het werven en binden van internationaal techniek­
talent is een van de 22 actiepunten in het Techniekpact
en wordt uitgevoerd door de Nuffic. “Dat kwam
toevallig zo uit omdat de Nuffic al bezig was met het
opzetten van het actieplan Make it in the Netherlands
toen het Techniekpact vorig jaar werd gesloten.”
Vanuit het landelijke Techniekpact wordt daarom
geen aparte actie ondernomen om buitenlandse
studenten te werven. Wel is het een aandachtspunt
van Techniekpact-regio’s als Twente, Amsterdam en
Brainport (Eindhoven en omgeving).
Daarnaast kunnen internationale studenten gebruik­
maken van de duizend studiebeurzen die werkge­
vers in de negen topsectoren beschikbaar stellen. De
bedrijven trekken per student ongeveer 5.000 euro
uit en bieden ook een stage aan. “Soms is zo’n stage
zelfs verplicht, want het is natuurlijk de bedoeling
dat een student een band opbouwt met het bedrijf dat
de beurs verstrekt”, weet Boots. Per topsector wordt
afgesproken wie voor zo’n beurs in aanmerking komen.
In de sector chemie, die voorop loopt, zijn de beurzen
bestemd voor hbo- en wo-studenten die op zaterdagen
en in de vakanties een speciaal ontwikkeld honoursprogramma volgen dat wordt uitgevoerd door mede­
werkers van de topsectorbedrijven.
Intussen zijn vier- tot vijfhonderd beurzen toegekend,
deels aan buitenlandse studenten. “Zo’n beurs maakt
het voor internationale studenten natuurlijk wel
mei/juni 2014 | transfer
interessanter om hierheen te komen”, denkt Boots.
“Studeren is hier immers niet zo goedkoop als in
Duitsland, waar het gratis is.”
Hoewel het de goede kant op gaat zijn het Techniekpact
en Make it in the Netherlands hard nodig, vindt Beatrice
Boots. “De topsectoren hebben aangegeven dat voor
een goede balans op de arbeidsmarkt vier op de tien
jongeren voor bèta-techniek zouden moeten kiezen.
We zaten ooit onder de twee op de tien en zijn nu op
weg naar drie op de tien. Het wordt dus al wat even­
wichtiger. Maar als je kijkt naar waar wij ons geld mee
verdienen in Nederland, moeten er nog heel wat meer
technici bij komen. Uit Nederland én uit het buiten­
land, want we zijn er nog lang niet.”
yvonne van de meent
Bèta met hart voor
internationalisering
Beatrice Boots (47) houdt zich al bijna vijftien jaar
bezig met het promoten van het bèta-techniek­
onderwijs. Voor ze in 2008 directeur werd van het
Platform Bèta Techniek werkte ze voor voorlopers van
het platform, zoals Axis en het programma Jet-Net, het
technologienetwerk voor jongeren, waarin bedrijven,
scholen en overheid samenwerken.
Boots studeerde geografie in Utrecht, volgde een mas­
ter geografische informatiesystemen bij de University
of Waterloo in Canada en een master stedenbouw
bij de University of Londen. Ze begon haar loopbaan
bij het international office van de Universiteit van
Amsterdam. “Internationalisering was mijn eerste
werkterrein en ik vond het hartstikke leuk. Als ik bij het
Platform iets internationaals kan doen, grijp ik dat ook
met beide handen aan”, lacht ze. (YvdM)
13
opinie
‘Ga stemmen om hoger
onderwijs op Europese
agenda te krijgen’
Het Europees Parlement moet meer debat gaan voeren over hoger onderwijs. Daarom moeten studenten hun
euroscepsis laten varen en op 22 mei vooral naar de stembus gaan, vindt Rok Primožic.
De Europese verkiezingen die op
22 mei worden gehouden, zijn een
goede aanleiding om het hoger onder­
wijs op de agenda van het Europees
Parlement te zetten. Onder de titel
‘Vote for Education’ hebben wij
daarom een manifest opgesteld met de
tien belangrijkste aandachtspunten.
Europese politieke kandidaten die zich
nadrukkelijk committeren aan onze
programma­punten, presenteren wij
op onze website als ‘onderwijsvrien­
delijke’ kandidaten. Het Europees
Parlement heeft dan misschien geen
directe bevoegdheden waar het gaat
om hoger onderwijs, het is wel het
enige democratisch verkozen orgaan
op Europees niveau. Daarom willen
wij op dat niveau meer gesprek over
hoger onderwijs.
Wie onze programmapunten leest,
zal zien dat internationalisering voor
ons integraal deel uitmaakt van hoger
onderwijs. Internationalisering biedt
de gelegenheid om interculturele
vaardigheden en talenkennis op te
doen en onderling begrip te kweken.
En dat schept weer de broodnodige
voorwaarden om in een globaliserende
wereld vreedzaam samen te leven.
Op Europees niveau zou je kunnen
zeggen dat het best goed gaat met
internationalisering. Maar in een
wereldwijde context wordt Europa
steeds kleiner en wij willen niet
dat internationalisering stopt bij de
Europese grenzen. Vrijwel zonder
uitzondering vragen Europese hoger­
onderwijsinstellingen meer college­
geld van studenten van buiten Europa
dan van studenten uit Europa zelf. In
sommige landen zijn deze bedragen
zo hoog dat er als het ware een twee­
deling ontstaat tussen eersterangs- en
tweederangsstudenten. In Engeland
zien we al hoe studenten van buiten
Europa als cash cows worden binnen­
gehaald om torenhoge bijdragen te
betalen waarmee de instellingen
zichzelf bekostigen.
Dat is dus níet de internationali­
sering die wij nastreven. Als wij
willen leven in een open, begripvolle
en vreedzame wereld, dan moeten
we geen barrières opwerpen voor
studenten die ons eigen onderwijs
kunnen verrijken. Studenten die
bovendien veel kunnen teruggeven,
“We zien al hoe studenten van
buiten Europa als cash cows
worden binnengehaald om
torenhoge bijdragen te betalen
waarmee de instellingen
zichzelf bekostigen”
doordat ze misschien een deel van
hun loopbaan in Europa willen door­
brengen.
Voor iedereen die het met het
bovenstaande eens is, heb ik twee
adviezen. In de eerste plaats: ga
stemmen en laat de euroscepsis
niet verder groeien. In de tweede
plaats: bekijk ons manifest op
www.voteforeducation.eu.
Ik begrijp mensen die denken dat hun
ene stem maar weinig invloed heeft.
Maar wij vertegenwoordigen meer
dan 11 miljoen studenten in Europa.
Genoeg stemmen om hoger onderwijs
op de agenda te krijgen.
ˇ icˇ
rok primoz
Rok Primožic is voorzitter van de Europese
studenten­vakbond ESU.
mei/juni 2014 | transfer
14
achtergrond
van summerschool tot virtuele mobiliteit
Internationaliseren
in eigen land
Internationalisering in het Nederlandse hoger onderwijs gaat verder dan studenten­
mobiliteit. De Nuffic inventariseerde in opdracht van het ministerie van Onderwijs vormen
van internationalisation at home en stelde vast dat vrijwel alle instellingen die kennen.
Centraal beleid om de international classroom goed te laten functioneren ontbreekt echter
veelal, concluderen de onderzoekers. En ook virtuele mobiliteit blijft vaak onderbelicht.
Van alle Nederlandse afgestudeerden heeft 22 procent
een studieperiode in het buitenland doorgebracht, en
dat percentage lijkt zich te stabiliseren. Toch is het
belangrijk dat ook de overige 78 procent internatio­
nale competenties opdoet, vindt het ministerie van
Onderwijs. In een onderzoek naar mogelijkheden
om internationalisering te bevorderen moest daarom
de nadruk liggen op alternatieven voor mobiliteit –
internationalisation at home.
In een eerste deelrapport analyseren onderzoekers
van de Nuffic het beleid van 42 Nederlandse hoge­
scholen en universiteiten. Zo’n driekwart van de
instellingen heeft een specifiek internationalise­
ringsplan of is bezig dat op te stellen. Zeven hebben
het internationaliseringsbeleid opgenomen in hun
instellingsplan. Slechts vier instellingen hebben geen
op centraal niveau geformuleerd beleid, met soms als
verklaring dat internationalisering moet passen bij de
opleiding – wat de onderzoekers onderschrijven.
Uit de inventarisatie blijkt dat het internationalise­
ringsbeleid van vrijwel alle universiteiten en hoge­
scholen meer omvat dan alleen studentenmobiliteit.
Maar waarom ze kiezen voor een bepaalde aanpak, is
niet altijd duidelijk. Instellingen kunnen hun beleid
concreter maken door te specificeren wat onder
termen als ‘internationalisering van het curriculum’
of ‘international classroom’ wordt verstaan, sugge­
reren de onderzoekers.
mei/juni 2014 | transfer
Vanzelfsprekend
Het afgelopen decennium hebben summerschools
aan universiteiten een vlucht genomen. Verschillende
instellingen noemen dit expliciet als middel om hun
studenten internationale competenties bij te brengen.
Ook voeren enkele aan dat zij samen met buitenlandse
partners een opleiding, minor of module ontwikkelen.
Doordat bij het selecteren van de leerstof voor inter­
nationale thema’s en internationale vergelijking wordt
gekozen, krijgt het curriculum een internationale invul­
ling. Het gebruik van buitenlandse literatuur wordt
in dit kader slechts enkele malen genoemd, mogelijk
omdat het als vanzelfsprekend wordt beschouwd.
Bijna de helft van de universiteiten geeft aan een
module interculturele vaardigheden aan te bieden.
Bij hogescholen gebeurt dat minder. De onderzoekers
vinden het opvallend dat veel instellingen hun buiten­
landse docenten willen inzetten voor internationali­
sering in eigen land, maar dat slechts de helft in het
beleid ook aandacht schenkt aan buitenland­ervaring
van de eigen staf.
Vijf hogescholen laten hun studenten bewust deel­
nemen aan activiteiten met een internatio­nale compo­
nent, zoals congressen. In hun aanbevelingen advi­
seren de onderzoekers instellingen meer studenten
te betrekken bij bestaande projecten op het gebied
van ontwikkelingssamen­werking. Nu doen slechts
drie universiteiten en zes hogescholen dat, als wordt
afgegaan op het beschreven beleid. Ook het ministerie
van Onderwijs zou meer aansluiting kunnen zoeken
bij ontwikkelingssamenwerking.
Foto: Nuffic
15
Studenten met verschillende culturele achtergronden leren niet vanzelf van elkaar.
Taal komt dan ook voor bij de obstakels
voor internationalisation at home die
in het rapport op een rijtje zijn gezet.
Gebrek aan informatie en commu­
nicatie in het Engels kan bovendien
een probleem zijn bij het aantrekken
van buitenlandse studenten, evenals het
ontbreken van huisvesting, begeleiding
en andere faciliteiten.
Aan het obstakel dat docenten soms
onvoldoende over internationale compe­
tenties beschikken, koppelen de onder­
zoekers een aanbeveling: maak internationalisation at home een vast onderdeel
van professionaliseringsprogramma’s
en van de Basiskwalificatie Onderwijs
(BKO), het keurmerk voor docenten.
Andere hindernissen zijn onduide­
lijkheid over verantwoordelijkheden
en gebrek aan tijd, geld en capaciteit.
Verder zijn relaties met buitenlandse instellingen
soms incidenteel en afhankelijk van individuen. Ook
komt het voor dat één of enkele internationale oplei­
dingen alle aandacht opeisen, wat ten koste gaat van
interna­tionalisering bij andere opleidingen.
Vooral universiteiten noemen programmaonderdelen
in het buitenland, zoals verplichte werkweken. Vaak
voeren Nederlandse en buitenlandse studenten dan
samen opdrachten uit. De onderzoekers merken op
dat toename van deze constructie bemoeilijkt wordt,
omdat instellingen geen extra kosten in rekening
Bijzonder Kenmerk
mogen brengen voor verplichte onderdelen van het
De onderzoekers doen ook enkele aanbevelingen
curriculum. Ook virtuele mobiliteit wordt ingezet,
aan het ministerie. Het Bijzonder Kenmerk
maar slechts door acht instellingen – vooral binnen
Internationalisering van de NVAO, dat nu alleen
het wo – genoemd. Daarmee blijft deze vorm van
wordt verstrekt als instellingen zelf hun inernati­
internationalisering dichtbij huis volgens de onder­
onaliseringsbeleid laten beoordelen, zou een vast
zoekers onderbelicht in het beleid.
onderdeel van de accreditatie kunnen worden.
Het aanbieden van vakken in een andere taal wordt
Daarnaast is het van belang dat het interna­
veel genoemd als mogelijkheid om internationale
tionaliseringsbeleid goed aansluit
en interculturele competenties in
bij de kerntaken van het hoger
eigen land op te doen. Studenten
Advies: maak
onderwijs. Het moet richting
verbeteren immers hun taalvaar­
Internationalisation at
geven, middelen en methoden
digheid als ze onderwijs in het
home een vast onderdeel
aanreiken, maar vooral ruimte
Engels volgen. Daarmee trek je
van professio­naliserings­
scheppen voor instellingen om te
bovendien buitenlandse studenten
programma’s
ontdekken welke vormen goed bij
zodat er een international classhun situatie aansluiten.
room kan ontstaan. Maar beleid
Het onderzoek dient als input voor
om optimaal te kunnen profiteren
de visie op internationalisering die
van de kennis die buitenlandse
minister Bussemaker voor de zomer aan de Tweede
studenten meebrengen, ontbreekt veelal. Terwijl uit
Kamer zal toesturen. In het najaar presenteert de
een beschrijving in het rapport van het Maastrichtse
Nuffic een aanvullende studie naar de toepassing
International Classroom Development-project
van het beleid door instellingen. Daarnaast inven­
blijkt dat studenten met verschillende culturele
tariseert ResearchNed buitenlands beleid op het
achtergronden niet vanzelf samenwerken en van
gebied van internationalisation at home en doet het
elkaar leren.
in Nederland onderzoek onder studenten en onder­
Obstakels
wijzend personeel.
Taalverschillen zijn vaak een barrière voor het
annelieke zandvliet
goed functioneren van een international classroom.
mei/juni 2014 | transfer
Foto: Henk Veenstra
16
good practice
Johan Woltjer met studenten van de master environmental and infrastructure planning.
universiteit groningen wil meer uit INTERNATIONAL
CLASSROOM
halen
Culturele diversiteit als motor
van het leerproces
Met Engels als voertaal en een klas vol internationale studenten, heb je
nog geen internationaal onderwijs. De Rijksuniversiteit Groningen wil het
onderwijs op een hoger plan brengen door gebruik te maken van de kennis en
ervaring die buitenlandse studenten meebrengen. “Daardoor leer je niet alleen
iets over een ander, maar ook heel veel over jezelf.”
mei/juni 2014 | transfer
17
Meer dan honderd Engelstalige
in een groep met alleen maar Nederlanders willen
masters, 21 Engelstalige bachelors en
zitten. Vierhonderd studenten met allemaal dezelfde
vijfduizend internationale studenten,
achtergrond, dan krijg je echt niet mee hoe er in
afkomstig uit 115 verschillende landen.
andere landen over ziekte en gezondheid en over de
En dan brengt ook nog een kwart van
rol van de dokter wordt gedacht.” En dat vindt de
de Nederlandse studenten een deel van
tweedejaars inmiddels wel belangrijk, want “ook als
de studietijd in het buitenland door.
Nederlandse huisarts heb je niet alleen autochtonen
Als het om internationalisering gaat,
in je praktijk.”
heeft de Rijksuniversiteit Groningen
Vergelijkend leren
dus al veel bereikt. Maar de universiteit
De master environmental and infrastructure planwil meer. Met Engels als voertaal en
ning doet mee aan het project om uit te vinden hoe
een klas vol internationale studenten
je gebruik kunt maken van de kennis en ervaring die
heb je immers nog geen internatio­
internationale studenten meenemen om zo meer
naal onderwijs. De RUG wil meer
kennis te vergaren, vertelt hoogleraar planologie
leer­rendement uit de internationale
Johan Woltjer. Vergelijkend leren, noemt hij het.
klassen halen door Nederlandse en
“Onze internationale master gaat over problemen die
buitenlandse studenten van elkaar te
steden en regio’s hebben met zaken
laten leren.
als overstromingen, luchtvervuiling
Een jaar geleden
“Je kunt een internationale en files. Onze studenten brengen
startte Groningen
studie doen zonder naar
ervaring uit de eigen leefomgeving
daarom met het
een ver land te gaan”
in en daarmee openen ze elkaars
International
ogen.”
Classroom-project.
Een voorbeeld. In het zuiden van
Daarmee gaat de
Engeland stonden afgelopen najaar
internationalisering
steden en dorpen blank door overstromingen van
een nieuwe fase in. Via twee pilots wil
rivieren. De Engelse masterstudenten ontdekten dat
de universiteit er achter komen hoe je het onderwijs
deze problemen in ons land minder groot zijn omdat
op een hoger plan kunt brengen door beter gebruik
je in Nederland niet mag bouwen op plekken met
te maken van de culturele diversiteit in een inter­
hoog overstromingsrisico. Ook een eyeopener voor
nationale klas. Zodat Nederlandse en buitenlandse
Nederlandse studenten. “De gekheid, vreemdheid,
studenten de internationale en interculturele compe­
uniciteit van je eigen omgeving valt niet op als je
tenties opdoen die ze nodig hebben in een globalise­
alleen met studenten uit eigen land leert. Door verge­
rende wereld. Het project moet een raamwerk ople­
lijkend te leren, leer je dus niet alleen iets van een
veren dat andere Groningse opleidingen helpt bij het
ander, maar ook heel veel over jezelf.”
inrichten van hun international classrooms.
De Groningse medische faculteit heeft onderwijs­
Margot Poot had die internationale competenties
adviseur en lerarenopleider Kevin Haines ingescha­
niet op het oog toen ze zich aanmeldde voor de
keld om de cultural awareness steviger in het curri­
Engelstalige bachelor geneeskunde, één van de twee
culum van de internationale geneeskundebachelor te
pilot-opleidingen. Ze koos voor de internationale
verankeren. “Het internationale programma was in
geneeskundevariant omdat daar minder aanmel­
het begin een vertaling van het Nederlandse curri­
dingen voor zijn, waardoor ze een grotere kans op
culum”, legt Haines uit. In het nieuwe programma,
toelating had. En omdat Engelstalig onderwijs een
dat in september van start gaat, zal meer gebruik
beter beroepsperspectief leek te bieden.
worden gemaakt van de culturele diversiteit in de
Maar nu ze heeft ervaren wat het is om met negen­
groep. “Als je een medische casus behandelt, is het
tien verschillende nationaliteiten in een klas te
belangrijk dat je de situatie in verschillende landen
zitten, zou ze niet anders meer willen. “Ik zou niet
mei/juni 2014 | transfer
18
laat zien. En dat je met de studenten bespreekt: hoe is
het in jouw land? Docenten moeten bewust die inter­
nationale context naar boven halen.”
“In onze coach group worden we daarop aange­
sproken”, vertelt Margot Poot. “We hebben bijvoor­
beeld naar documentaires gekeken over dokters
in Nederland, Marokko, Turkije en Amerika en de
verschillen benoemd. Er waren in de groep veel
verschillende meningen, bijvoorbeeld over goede
communicatie met de patiënt. Een Nederlandse arts
zegt ‘u heeft kanker’, terwijl in andere culturen een
arts een kankerpatiënt soms bewust in de waan laat
dat hij gezond is. Daarvan leer ik dat je goed moet
beseffen wie je patiënt is.”
Ongepast
Haines leert docenten niet alleen hoe ze de cultu­
rele verschillen in de internationale klas kunnen
gebruiken om de leerstof te verrijken, maar ook hoe
ze hun onderwijs moeten aanpassen aan de diversi­
teit in de groep. “Het gaat er ook om dat de docent
een plezierige en veilige leeromgeving creëert waarin
iedere student tot zijn recht komt. Je moet snappen
dat een studente uit Saoedi-Arabië een tikje op de
schouder van de man naast haar zeer ongepast vindt.”
De benadering dat buitenlanders zich maar moeten
aanpassen aan de Nederlandse onderwijscultuur,
vindt Haines niet juist. “Ik kom zelf uit Engeland en
ik wil best een beetje veranderen. Tot het punt waar
ik niet verder wil, omdat ik dan te veel van mezelf
verlies. Waar dat omslagpunt ligt, is een leerproces
voor studenten, maar ook voor hun docenten.”
Studenten echt laten leren van elkaar vraagt kleine,
gevarieerd samengestelde groepen en actieve, facili­
terende docenten, weet Johan Woltjer. “Ik benoem
in zo’n groep de cultuuraspecten. Over het algemeen
zijn Nederlandse studenten geneigd om snel en direct
een mening te geven en minder goed naar hints te
luisteren van anderen. Er zijn ook studenten die iets
meer afwachtend zijn in de discussie. Uit beleefd­
heid omdat de docent erbij zit, of omdat het in hun
land niet de gewoonte is zomaar een opvatting naar
voren te brengen. Je moet als docent zorgen dat ook
zij aan het woord komen.” Woltjer is ervan overtuigd
dat die aandacht voor diversiteit betere professionals
oplevert. “Ons werkveld is geïnternationaliseerd. In
de international classroom leer je de vertaalslag naar
andere culturen te maken.”
“Diversiteit opent je ogen voor verschillen tussen
mensen en landen en daarvan leer je”, vindt ook
mei/juni 2014 | transfer
de Keniaanse Nuria Spijker, die de planologische
master volgt. “Verschillen verrijken je begrip van
problemen. Mensen uit verschillende culturen
kijken anders aan tegen problemen en oplossingen.
Soms denk ik: dat is een goed idee! Misschien
moeten we dat bij ons thuis ook zo doen.”
Maar Spijker, die getrouwd is met een Nederlander,
signaleert ook dat leren in een groep waarin
veertien nationaliteiten zijn vertegenwoordigd,
extra inzet van studenten vergt. “Communiceren
met zoveel nationaliteiten is echt een uitdaging.
Een Indonesische student is bijvoorbeeld gewend
om erg in detail te treden en kan lange verhalen
vertellen zonder to the point te komen. Daar word ik
wel eens ongeduldig van. Maar in de samenwerking
komt hij op details waar ik nog nooit aan gedacht
had en hij profiteert ervan dat ik snel zeg wat ik
bedoel. Van zo’n tegenstelling wordt iedereen dus
een beetje beter.”
Alternatief
Een international classroom waarin gebruik
wordt gemaakt van de kennis en ervaring die
studenten meebrengen moet in de eerste plaats
meer leerrendement opleveren, maar zou voor
Nederlandse studenten misschien ook een alterna­
tief kunnen zijn voor een buitenlands studieverblijf.
Voor Margot Poot geldt dat zeker. “Deze studie
verbreedt mijn kijk op het leven”, zegt ze. “Je kunt
een internationale studie doen zonder naar een ver
land te gaan, maar je hebt wel mensen uit verre
landen nodig om er een echte internationale studie
van te maken.”
De Groningse universiteit wil dat op termijn de
helft van de Nederlandse studenten een deel van
de studie in het buitenland doet, vertelt de leider
van het International Classroom-project Franka van
den Hende. “Maar zelfs als dat lukt, volgt de andere
helft zijn opleiding volledig in Nederland. Voor
die studenten kan de international classroom een
alternatief zijn, al denk ik wel dat de ervaring van
studeren in een ander land of andere cultuur altijd
extra meerwaarde heeft.”
helma erkelens
De eerste ervaringen met het International Classroom-project
zijn gebundeld in Good practices international classroom
from teachers at the University of Groningen, te verkrijgen
via www.rug.nl/internationalclassroom
19
column
Studeren voor de
toekomst
erik van oudheusden
Op 7 april herdacht Rwanda het begin
van de genocide die in 1994 aan naar
schatting 800.000 mensen het leven
kostte. Het was een droeve, zware
dag. Vrijwel alle lokale collega’s op de
ambassade hebben destijds iets vrese­
lijks meegemaakt. Je wordt er stil van,
bij elk verhaal dat je hoort opnieuw.
Ik was dit jaar aanwezig bij de herden­
kingsbijeenkomst in het Amahoro
stadion in Kigali. Ban Ki-Moon was er
ook, net als minister Timmermans en
vele andere regeringsvertegenwoor­
digers. Tientallen Rwandezen werden
hysterisch huilend van de tribunes
afgevoerd; de herdenkingsbijeenkomst
brengt zo veel herinneringen terug en
de wonden zijn nog te vers. Het is hart­
verscheurend om te zien.
Dan besef je weer dat twintig jaar
geleden net gisteren lijkt, dat het
verwerkingsproces nog lang niet
is afgerond. Veel van de aanwezige
Rwandezen in het stadion zagen
destijds hun dierbaren voor hun ogen
in stukken gehakt worden. Toen keek
de internationale gemeenschap de
andere kant op, nu mogen we vanaf
de ere­tribune getuige zijn van het
Rwandese verdriet.
Tegelijkertijd is het ontroerend om te
zien hoe Rwandezen verbeten werken
aan een betere toekomst. Dit voorjaar
is Edouard, de chauffeur van de ambas­
sade, afgestudeerd. Hij heeft er jaren
over gedaan, elk ogenblik dat hij moest
wachten in zijn auto, zat hij met zijn
neus in de boeken. Nu, op zijn nege­
nenveertigste, heeft hij een mastertitel
in Management. De hele ambassade
was uitgenodigd op zijn afstudeer­
feest, waar hij trots het woord nam en
plechtig de hoop uitsprak dat hij met
zijn verworven kennis een bijdrage kon
leveren aan zijn land.
Een paar dagen later vroeg ik hem of
hij echt van plan was een nieuwe baan
te zoeken in zijn vakgebied, maar daar
reageerde hij nauwelijks op. Ik dacht te
snappen waarom: de ambassade betaalt
goed, hij is de jongste niet meer en de
banen liggen niet voor het oprapen.
Maar toen begon hij ineens te praten.
Hij had zo hard gestudeerd om aan
zijn drie kinderen te laten zien dat
het mogelijk is om iets te bereiken in
Rwanda. Hij had die mastertitel vooral
gehaald om zijn kinderen te leren wat
doorzettingsvermogen was. Dát is zijn
bijdrage aan het nieuwe Rwanda.
Twintig jaar is niets, maar net als
Edouard heb ik alle vertrouwen in de
nieuwe generatie Rwandezen die voor­
uitkijken tot kunst hebben verheven.
Ik wens hen niets dan goeds.
erik van oudheusden
Erik van Oudheusden werkt als politiek secretaris
op de Nederlandse ambassade in Kigali, Rwanda.
Dit was zijn laatste (op persoonlijke titel
geschreven) column voor Transfer.
mei/juni 2014 | transfer
20
achtergrond
koerswijziging hogeschool utrecht nekt stageproject
Geen geld meer voor
stagebegeleider in Zuid-Afrika
In augustus 2013 vertrok Arjen Nieuwenhuis met zijn gezin naar Zuid-Afrika
om daar onder meer stages te organiseren voor studenten van de Hogeschool
Utrecht. Hoewel hij dat met succes doet, zet de instelling na een jaar toch een
Foto's: Janny Ruardy
punt achter het project.
Arjen Nieuwenhuis.
mei/juni 2014 | transfer
Net als de meeste Zuid-Afrikaners rijdt ook Arjen
Nieuwenhuis in een bakkie – een auto met een open
laadruimte. Daarin toert de Nederlandse project– en
studentbegeleider wekelijks door de townships rond
de Zuid-Afrikaanse plaats Douglas. Hij bezoekt er de
projecten die hij het afgelopen halfjaar heeft opgezet
voor studenten van de Hogeschool Utrecht (HU).
Scholen, de polikliniek, een opvang voor verstande­
lijk gehandicapte kinderen, het politiebureau: dat zijn
de plekken waar je de studenten van Nieuwenhuis
aantreft.
De studenten, die doorgaans vijf maanden in ZuidAfrika blijven, zijn vooral afkomstig van de oplei­
dingen social work en pedagogiek van de HU. Ze
gaan niet allemaal voor een stage naar Zuid-Afrika;
sommigen zijn er voor onderzoek, een afstudeer­
opdracht of een minor. Ook studenten van andere
opleidingen zijn welkom. Zo studeren binnenkort
vier studenten uit het Belgische Kortrijk af op een
alfabetiseringsproject waarbij zij in Zuid-Afrika
aanwezig zijn geweest. Verder is Nieuwenhuis in
gesprek met de universiteit in Bloemfontein. Als de
Nederlandse studenten zouden samenwerken met
Zuid-Afrikaanse studenten, zou de internationale
leerervaring helemaal een extra dimensie krijgen,
denkt hij.
De studenten werken in duo’s of met zijn drieën
aan een project. Dat is voor de veiligheid, vertelt
Nieuwenhuis. “Normaal gesproken komen in
deze townships geen blanken.” In februari braken
21
nog onlusten uit in Bongani, een van de kernen
in Douglas. Werknemers van de diamantmijn
in de buurt waren boos, omdat goedkopere
Mozambikanen en Zimbabwanen waren aange­
nomen die hun banen inpikten. De politie greep
hardhandig in en schoot met rubberkogels. In die
periode bleven de studenten thuis.
Speerpunt
zijn dag met netwerken en lobbyen. En dat werkt, zo
merkt hij.
Ook de kwaliteit van de stage-ervaringen is bij zijn
aanwezigheid gebaat, vertelt Nieuwenhuis. Door
de groeiende bekendheid van het Douglasproject
stromen de aanvragen van Zuid-Afrikaanse partner­
organisaties binnen en groeit de keuze uit stagemo­
gelijkheden. “Het waardevolle aan onze projecten is
dat studenten niet alleen samenwerken met ZuidAfrikanen, maar ook met elkaar”, zegt Nieuwenhuis.
Nieuwenhuis ging naar Zuid-Afrika omdat inter­
nationalisering voor de faculteit Maatschappij en
Hoge schuttingen
Recht van de HU in 2012 een belangrijk speerpunt
Dat is volgens hem best bijzonder in het Nederlandse
was. Iedereen was het erover eens dat het studen­
hoger beroepsonderwijs. “Je ziet daar hoge schut­
tenperspectief op unieke wijze kon worden verrijkt
tingen tussen de verschillende
door een verblijf in een ander land.
opleidingen. Zo hoeven studenten
Maar gebrek aan kwaliteitsborging
“Het waardevolle aan onze van de opleiding social work en
en veiligheid waren steeds weer
projecten is dat studenten Pabo-studenten elkaar tijdens hun
thema’s die ter sprake kwamen.
niet alleen samenwerken
opleiding nooit tegen te komen.
Een stagebegeleider ter plaatse zou
met Zuid-Afrikanen, maar Maar in hun latere werksituatie
daarin veel kunnen betekenen.
ook met elkaar"
krijgen ze onherroepelijk met elkaar
In driekwart jaar heeft
te maken. In onze stages gebeurt
Nieuwenhuis naar eigen zeggen
dat ook. Studenten van diverse
veel bereikt. De veiligheid neemt
faculteiten en opleidingen werken
volgens hem toe naarmate de
samen aan multidisciplinaire projecten.”
projecten meer onderdeel zijn van een groter geheel.
Vooraf achtte Nieuwenhuis het gevaar reëel dat de
En naarmate de plaatselijke bevolking beter begrijpt
Nederlandse studenten samen zouden klitten in
wat ‘die blanken’ komen doen. Sommige boeren uit
een soort Nederlandse kolonies. Daarom laat hij
de omgeving zitten niet te wachten op projecten die
ze nooit met meer dan drie tegelijk aan een project
de zwarte bevolking wijzer moeten maken, weet
werken. Intussen blijkt dat er over integratie met
de Nederlander. Daarom vult hij een groot deel van
mei/juni 2014 | transfer
22
organisaties ter plaatse. “De studenten die er zijn
geweest, geven inderdaad terug dat het een fantas­
tische en leerzame ervaring was. Maar ook best een
pittige. De dagelijkse realiteit in Zuid-Afrika kan
voor Nederlandse studenten best een schok zijn.
Dat vraagt nogal wat van de begeleiding ter plekke,
maar ook vanuit Nederland. En dat kunnen wij nu
juist niet meer bieden.”
Nieuwenhuis begrijpt de situatie wel, maar vindt
de beslissing van de HU toch moeilijk te verteren.
“Je investeert veel en vervolgens stop je binnen een
halfjaar een goedlopend project met veel potentie.”
Hij wil nu bekijken of het mogelijk is zelfstandig
door te gaan.
Verdienmodel
de lokale bevolking weinig te klagen valt. Als het ijs
eenmaal is gebroken, worden de studenten overal
uitgenodigd en meegesleept in lokale gewoonten en
gebeurtenissen. “Soms moeten we ze zelfs een beetje
afremmen en ze eraan herinneren dat ze hier zijn
voor hun stage”, lacht Nieuwenhuis.
Hoewel de werkwijze volgens de stagebegeleider
dus in alle opzichten een succes is, heeft de HU in
februari dit jaar toch besloten om er per 1 augustus
2014 mee te stoppen. De reden is dat de hogeschool
zijn koers op het gebied van internationalisering
heeft verlegd. In 2012 wilde de HU studenten ‘een
unieke buitenlandervaring in een totaal andere
cultuur en een kritische kennismaking met het eigen
vakgebied’ bieden. Anno 2014 moet die kennis­
making dichter bij huis plaatsvinden.
Aansluiting bij het beroepenveld
“Als er al sprake is van internationaliseringdoelstel­
lingen, dan ligt de focus vooral op Europa”, zegt
interim-faculteitsdirecteur Loes Berendsen, die in
januari aantrad. “We zoeken meer aansluiting bij het
beroepenveld en er staat een enorme transitie in de
jeugdzorg op stapel. Daar past het Douglasproject
helaas niet meer in.”
Daarnaast heeft de HU in zijn strategische koers naar
2020 bepaald dat internationalisering iets is wat op
opleidingsniveau moet worden ingevuld, vertelt
Berendsen. “Daarmee is het thema dus geen hoge­
school- of faculteitsspeerpunt meer.” Het Instituut
Pedagogiek, waar de meesten van Nieuwenhuis’
studenten vandaan komen, heeft volgens haar geen
geld om het project zelfstandig voort te zetten.
“Er moet gewoon worden bezuinigd.”
Berendsen twijfelt niet over de rijke mogelijkheden
die het project biedt voor studenten en betrokken
mei/juni 2014 | transfer
Gezien het succes van de aanpak zijn er zeker
kansen, denkt hij. “Dit jaar hebben al zestig
studenten gekozen voor een project in Zuid-Afrika.
Dat is binnen de faculteit nog niet eerder voorge­
komen. Vanuit de organisaties in Douglas komen
ook steeds meer aanvragen.” Hij is intussen met
diverse partijen, waaronder de lokale overheid, in
gesprek over mogelijkheden voor samenwerking in
de toekomst.
Om door te kunnen gaan, moet Nieuwenhuis een
salaris kunnen verdienen met zijn werk. Hij is
momenteel druk bezig het project te ‘vermarkten’.
Naar eigen zeggen krijgt hij veel aanvragen voor
stage- en onderzoeksplekken, ook van andere
hoger­onderwijsinstellingen, zoals de hogescholen
HAN, Avans en de Marnix Academie. “Zij hebben
belangstelling voor het project en zien veel moge­
lijkheden voor studenten”, vertelt hij. Als hij per
begeleide student werd betaald, zou er een verdien­
model ontstaan. “Dan zouden we genoeg kunnen
verdienen om ons werk en de projecten hier in stand
te houden.”
Want dat is wat Nieuwenhuis en zijn vrouw het
liefst zouden willen: in Zuid-Afrika blijven. “We
hopen genoeg tijd te hebben om hier een soort nonprofitorganisatie van de grond te kunnen krijgen.”
Dat hij daarmee tegelijkertijd een onderwijsman
en een ontwikkelingswerker zou worden, vindt
Nieuwenhuis geen enkel probleem. “Ik ben altijd op
zoek naar vormen van samenwerking die meer dan
één doel dienen. En waar is dat beter zichtbaar dan
hier? De studenten gaan terug met een rijke leer­
ervaring waar ze hun hele loopbaan iets aan hebben.
En de lokale bevolking wordt er ook beter van,
getuige het groeiende aantal aanvragen om met onze
studenten samen te werken.”
janny ruardy en rob burkhard
23
aanpakken
Wat komt er kijken bij
internationalisering in het
hoger onderwijs? Betrokkenen
vertellen over hun werk.
‘Studenten zien de procedure
soms als een enorme muur’
Foto's: Annabel Jeuring (portretten), Paul van Riel/HH, Inge van Mill/HH
Pasfoto’s, vingerafdrukken en papieren. Er komt heel wat kijken bij het aanvragen van visa, ‘mvv’s’ en verblijfs­
vergunningen voor internationale studenten, weet Adrie Scheggetman. Zij houdt zich bij de Faculteit ITC aan
de Universiteit Twente onder meer bezig met immigratieprocedures.
Een brief van een of twee kantjes aan
de immigratiedienst met persoon­
lijke gegevens over student, cursus
en beurs. Dat was in 1991, toen ze
met dit werk begon, voldoende om
te zorgen dat een student een visum
kreeg. Inmiddels is er veel veranderd,
stelt Adrie Scheggetman vast, vooral
sinds de periode waarin Rita Verdonk
minister was. “Nu is er meer controle.
Dat levert meer werk op en maakt de
procedure voor de toekomstige student
onduidelijker.”
Dit jaar zijn er veranderingen door
de wet Modern Migratiebeleid en de
verplichting biometrische gegevens af
te staan. Scheggetman en haar collega’s
hebben nu veel intensiever contact met
studenten. “Het is belangrijk dat we ze
goed informeren over de stukken die
zij moeten meenemen naar de ambas­
sade, zodat zij daar niet tot de ontdek­
king komen dat bijvoorbeeld een
pasfoto niet aan de regels voldoet.”
De aanvraagprocedure duurt nu al snel
zes weken, vooral omdat er zowel een
front- als een backoffice in de regio van
herkomst aan te pas kan komen. En
die kantoren kunnen ver uiteen liggen.
“Stel je voor dat je als Nederlander naar
Berlijn moet reizen om een visum voor
een Afrikaans land aan te vragen, daar
je paspoort en vingerafdrukken moet
afgeven en de papieren twee weken
later daar moet ophalen”, schetst
Scheggetman de situatie. “Dan heb je
extra identiteitsbewijzen nodig om
heen en weer te reizen. En er gaat nog
wel eens iets fout.”
Zo krijgt Scheggetman soms van een
student te horen dat het apparaat voor
vingerafdrukken niet werkt en er
daarom geen machtiging tot voorlopig
verblijf (mvv) kan worden afgegeven.
Dan is het aan haar om uit te zoeken of
de student dat goed heeft begrepen en
wat er aan te doen is. Het contact met
de IND verloopt gelukkig goed.
Studenten geruststellen behoort dus
tot de taken. “Het proces kan op hun
overkomen als een enorme muur”,
weet Scheggetman. Het is voorge­
komen dat de visumprocedure voor
kort verblijf zo ontmoedigend en traag
was, dat studenten van deelname aan
een cursus afzagen. De sluiting en
taakbeperking van ambassades zorgt
voor extra problemen.
Het is afwisselend werk, vindt ze, en
nooit saai. “Er komt veel gepuzzel,
overleg en uitzoeken aan te pas. Maar
ik heb eerder gewerkt in de advocatuur
en de forensische psychiatrie, ik vind
de juridische kant heel interessant.”
annelieke zandvliet
mei/juni 2014 | transfer
24
achtergrond
SCHOLARS AT RISK
vangt bedreigde wetenschappers op
‘Wetenschappers willen niets
liever dan doorwerken’
Nederlandse universiteiten en hogescholen spelen een opvallend grote rol bij
het opvangen van bedreigde wetenschappers uit andere landen. Hoe gaat dat
Verwoestingen in Syrië, waar veel wetenschappers vandaan vluchten.
mei/juni 2014 | transfer
Foto: Halit Suleyman/HH
in zijn werk? Scholars at Risk in de praktijk.
25
De cijfers liegen er niet om. De afgelopen twee jaar
steeg het aantal wetenschappers dat aanklopte bij
Scholars at Risk in New York met 15 procent, tot bijna
driehonderd. Scholars at Risk (SAR) biedt bedreigde
wetenschappers de mogelijkheid hun werk tijdelijk
voort te zetten in een land waar ze wel veilig zijn.
Daarvoor beschikt de Amerikaanse organisatie over een
netwerk van 330 universiteiten in 35 landen.
Nederlandse universiteiten en hogescholen spelen
daarin een prominente rol. Van de 66 wetenschappers
die dit jaar daadwerkelijk ergens ter wereld een tijde­
lijke onderzoeksplek kregen toegewezen, kwamen er
zeventien naar Nederland. De actieve betrokkenheid
van de Nederlandse instellingen is vooral te danken aan
de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF. Die is
sinds 2009 een van de negen partnerorganisaties van
SAR en heeft gezorgd dat alle Nederlandse universi­
teiten meedoen.
Vrijheid van meningsuiting
Niet reëel
In overleg met de contactpersonen bij de instellingen
wordt gekeken of een plaatsing mogelijk is. Een
persoonlijke ontmoeting is vrijwel nooit aan de orde,
een skype-gesprek kan soms wel. Maar vaak moet de
beslissing op basis van alleen een portfolio worden
genomen. Jonker slaagt erin ongeveer eenderde van alle
wetenschappers die het Amerikaanse hoofdkantoor
voorstelt, onder te brengen.
Volgens Karin Vlietstra kijkt de UvA vooral naar de
inhoudelijke match. “Iemand moet echt passen bij
het onderzoek dat wij doen. Dat kan alleen de hoog­
leraar bepalen.”
Berend Jonker: “Scholars willen in de eerste plaats als
wetenschapper worden behandeld, niet als ‘de vluch­
teling-wetenschapper van de afdeling’. Toch vragen
we universiteiten niet dezelfde eisen te stellen als ze
zouden doen in een normale competitieve sollicitatie­
ronde. Dat zou niet reëel zijn.”
Ook hogescholen doen mee. De Hogeschool van
Amsterdam en de Hanzehogeschool Groningen zijn
inmiddels ook SAR-lid. UAF is in overleg met andere
hogescholen. Jonker: “Soms past iemands achter­
grond beter bij wat hogescholen hier doen. Wel is het
belangrijk dat een hogeschool voldoende internationaal
georiënteerd is.”
In totaal hebben de afgelopen vijf jaar 37 wetenschap­
pers geprofiteerd van de Nederlandse gastvrijheid.
Twintig daarvan bleven zelfs een tweede jaar aan
dezelfde of een andere Nederlandse instelling. Volgens
projectleider Berend Jonker is er bij instellingsbesturen
veel draagvlak voor steun aan bedreigde onderzoekers.
“Academische vrijheid is de bron van alle wetenschap.
Smeerolie
Scholars at Risk biedt een mogelijkheid die gedachte
UAF probeert meer en meer de samenwerking met
te promoten.”
instellingen ‘te institutionaliseren’ door in overeen­
De Universiteit van Amsterdam (UvA) is SAR-lid van
komsten vast te leggen wat de taakverdeling is tussen
het eerste uur. Sinds 2009 werden vijf wetenschappers
de individuele instelling en het SAR-project bij de
opgevangen. Staff immigration adviser Karin Vlietstra:
opvang van scholars. Jonker: “Meestal komt het erop
“Via dit project kunnen we duidelijk maken dat de
neer dat de instelling zaken als visa en huisvesting
UvA hecht aan vrijheid van meningsuiting en van
regelt. Wij zijn de smeerolie als het even ergens niet zo
onderzoek.”
lekker loopt.”
Volgens Jonker hebben de meeste instellingen een
De ondersteuning heeft meer voeten
klein budget om één of misschien
in de aarde dan die van reguliere
twee wetenschappers een jaar lang
“Academische vrijheid is de buitenlanders die in Amsterdam
te kunnen opnemen. “De hoogte
bron van alle wetenschap.
komen werken, merkt Karin
daarvan verschilt. Sommige univer­
siteiten bieden wetenschappers
Via Scholars at Risk kunnen Vlietstra. Zo moeten zaken vaak snel
echt een aanstelling, andere geven
we die gedachte promoten.” worden geregeld en zijn er soms
een beurs.”
gezinsleden in het spel. Ook de
UAF draagt de kandidaten aan. De
aanvraag van een onderzoekersvisum
stichting ontvangt vanuit New York
verloopt net even lastiger. “Zo kan
dossiers van wetenschappers van wie na onderzoek
het zijn dat er geen officieel geboortebewijs is.”
vaststaat dat ze voldoen aan de academische vereisten
Het lukt Vlietstra meestal om samen met enkele
(minimaal masterdiploma) en dat ze echt worden
toegewijde collega’s adhocmaatregelen te treffen.
bedreigd. “Soms hebben die mensen zelf al contacten
“Alleen de echte vluchtelingenproblematiek kunnen
met Nederlandse collega-wetenschappers, soms
wij niet afhandelen. Dat moet UAF doen. Wij zijn
denken wij dat hun onderzoeksinteresses passen bij
geen psycholoog.”
een van onze Nederlandse instellingen, soms moet
Volgens Jonker lopen de ervaringen met de scholars
iemand gewoon snel een plek vinden.”
sterk uiteen. “De meesten functioneren goed,
mei/juni 2014 | transfer
26
sommigen bloeien zelfs helemaal op. Een Ethiopische
kwam in zak en as naar Nederland en promoveert nu
in de VS. Maar soms verloopt de samenwerking stroef.
Dat kan komen door slechte beheersing van het Engels,
maar bijvoorbeeld ook door de heftige ervaringen van
mensen. Elke casus is uniek.” Taal is ook de reden dat
de wetenschappers zelden onderwijs geven.
Reguliere baan
Verwachtingenmanagement is volgens Jonker erg
belangrijk. “De betrokken wetenschapper en de instel­
ling moeten van elkaar goed weten wat ze belangrijk
vinden. Als iemand heel graag wil publiceren in een
wetenschappelijk tijdschrift, dan moet daar wel steun
voor zijn.”
Het UAF wil erop gaan mikken dat scholars langer bij
instellingen kunnen blijven. “Mensen hebben soms
grote aanpassingsproblemen. Pas na een paar maanden
zijn ze een beetje gesettled. Maar dan slaat de stress toe
omdat ze na een jaar weer weg moeten.”
Jonker durft niet te zeggen welk percentage van de
scholars daadwerkelijk terugkeert naar eigen land.
“Daarmee moeten we nog ervaring opdoen. De
meesten werken nog steeds aan een Nederlandse instel­
ling. Zeven scholars zijn teruggekeerd, zeven hebben
een reguliere baan gevonden in Nederland of elders,
een heeft inmiddels een vluchtelingstatus en een zit in
de procedure.”
De UAF-projectleider benadrukt dat onderwijs­
instellingen geen verantwoordelijkheid meer hebben
voor een buitenlandse wetenschapper wanneer de
tijdelijke aanstelling afloopt. “UAF helpt daarop voor te
bereiden. Instellingen hoeven niet het gevoel te hebben
dat ze iemand dumpen.”
Van de wetenschappers die aan de UvA werkten,
is nog niemand teruggekeerd naar het land van
herkomst. Toch is Karin Vlietstra zeer positief.
“Die wetenschappers willen niets liever dan door­
werken, ondanks al hun problemen. Dit is een goede
tussenoplossing. Er valt geen gat in hun cv.”
xander bronkhorst
Foto: Maarten Hartman
Maxim Abdulatif durft geen plannen te maken
Maxim Abdulatif
wilde hij daarom
UAF-begeleiding. De stichting maakte het
weg uit Syrië.
ook mogelijk dat zijn vrouw, een voormalig
Dankzij Scholars
hoboïst van het nationaal Syrisch orkest,
at Risk kon
nu een cursus Nederlands kan volgen.
Abdulatif in
Om veel meer durft hij niet te vragen.
september naar
“Het voelt nog steeds of ik niet het
Nederland komen.
recht heb om hier te zijn.”
Nu doet hij een
Hoewel hij hoge cijfers haalt, valt het
master muziek­
studeren hem vaak zwaar. Hij legt zich­
wetenschap aan
zelf een grote druk op. “Mijn bestaan
de Universiteit
hangt af van de kwaliteit van mijn
Utrecht (UU)
papers.” Tegelijkertijd vindt hij het las­
en mikt hij op
tig de concentratie op te brengen voor
Maxim Abdulatif (36) was pianodocent
een verdere academische carrière. Via UAF
intellectuele arbeid. “Mentaal ben
en lecturer in de geschiedenis van de
kreeg hij een beurs voor levensonderhoud,
ik nog steeds in Syrië. Ik zit continu
westerse muziek aan het conservato­
de UU gaf hem een Excellence Scholarship
op sociale media om contact te zoeken
rium van Damascus. Door de groeiende
die het college­geld dekt. “Ik voel me
met familie en vrienden, in de hoop dat
invloed van islamitische extremisten
gezegend”, zegt hij.
alles goed met hen gaat.”
hebben musici het de afgelopen jaren
Eind vorig jaar kon hij zijn vrouw en
Abdulatif heeft een aanvraag voor
steeds moeilijker gekregen in Syrië. Voor
pasgeboren dochter laten overkomen.
verlenging van zijn verblijf in Nederland
Abdulatif werd het extra moeilijk; hij is
“Zij zaten nog in Damascus toen de
ingediend. Hoe de toekomst eruit gaat zien,
van Russische komaf. Dat werd, gezien de
Amerikanen dreigden met bombarderen,
weet hij niet. “Een PhD-plek zou het ultieme
opstelling van Moskou in het Syrische con­
een verschrikkelijke tijd.”
zijn, maar plannen maken is een luxe die
flict, steeds meer een probleem. Vorig jaar
Abdulatif prijst de professionaliteit van de
ik me niet kan veroorloven.” (XB)
mei/juni 2014 | transfer
27
sorry?
pardon!
In deze rubriek vertellen
studenten over uitglijers en
misverstanden in den vreemde.
wie: Beer Sijpesteijn (25)
studie: Tweedejaars Philosophy of
tip:
Science, Technology and Society,
Universiteit Twente
buitenlandervaring: Semester Filosofie
aan de Universiteit van Warschau, Polen
‘Ga óók naar
Polen. Het is een
prachtig land en je
redt je er prima
met Engels.’
‘Ik blijk conservatiever
dan ik dacht’
Foto inzet: Annabel Jeuring, stadsbeeld Warschau: iStock.
Poolse filosofiestudentes
hoopten dat Beer Sijpesteijn hun
vooroordelen over Nederland zou
bevestigen. Maar hij moest ze
teleurstellen.
‘Waarom zou je naar Polen komen?’
Deze vraag moest Beer aan wel tien
verschillende Poolse studenten
uitleggen. “Polen onderschatten wat ze
zelf hebben en kunnen.” Dat verraste
hem. “Ze denken dat het leven in
ons land veel interessanter is.” Polen
is, met steun van de EU, aan het
verwesteren. Naast oude stalinistische
bouwwerken schieten wolkenkrab­
bers met spiegelglas de lucht in, viel
Beer op.
Ook het onderwijs maakt een
wending; vrouwen zijn in opmars.
Bij het vak ‘Procreative Ethics’ was
driekwart van zijn medestudenten
vrouwelijk. Deze studentes hadden
zeer liberale opvattingen over seksuele
rechten. “Vrouwen hadden volgens
hen in alle situaties het recht op
abortus. Als het daarover ging, keken
ze hoopvol naar mij en de enige
andere Nederlander in de klas, zo van:
‘Dat vinden jullie toch ook?’”
Maar Beer moest ze teleurstellen.
“Mijn opvattingen waren voorzich­
tiger dan die van veel Poolse studentes.
Zij waren zo stellig, denk ik, omdat
ze het recht op abortus wilden
verdedigen tegen katholieke dogma­
tici.” Maar ook zichzelf verraste hij.
“Ik bleek behoudender dan ik dacht.
Soms kon ik me beter vinden in de
argumenten van de enige mannelijke,
katholieke student die pertinent tegen
abortus en voorbehoedmiddelen was.”
Als buitenstaander merkte Beer op hoe
de docente, een advocaat en ethicus,
soms uit haar rol viel. “Zij bleek een
voorvechter van euthanasie en rechten
voor seksuele minderheden. Af en
toe ging zij in discussie met haar
studenten, vooral met die katholieke
jongen. Je denkt dat ethici neutraal
zijn, maar ze proberen vooral consis­
tent te redeneren, vanuit hun eigen
beginselen.”
Zijn halve jaar in Polen gaf hem dus
te denken. Ook over het imago van
Nederland. “Zelf debatteren we obses­
sief over Marokkanen en Zwarte Piet,
maar het gros van de Poolse studenten
denkt bij Nederland nog gewoon aan
abortus, prostitutie en drugs. En aan
Goudse kaas”, lacht hij.
rineke wisman
mei/juni 2014 | transfer
28
achtergrond
JOINT DOCTORATES:
een kwestie van compromissen sluiten
‘In de praktijk komen we er altijd uit’
Het is internationalisering in optima forma: promovendi die aan universiteiten in
verschillende landen onderzoek doen en daarvoor één gezamenlijke bul ontvangen.
Sinds 2010 zijn zogeheten joint doctorates wettelijk mogelijk. Toch komen er maar
weinig van de grond. Wat is het probleem?
“Toen ik besloot te gaan promoveren was een joint
doctorate-traject voor mij een unieke kans”, zegt de
Belgische Annelies Geerts, die onderzoek doet aan de
Universiteit Twente en de KU Leuven. “Ik profiteer
van de sterke punten van twee vakgroepen en ik bouw
een twee keer zo groot netwerk op. Ook heb ik meer
begeleiders, wat voor een interessante inhoudelijke
dynamiek zorgt.”
Geerts hoopt in december te promoveren op onderzoek
naar effectieve innovatiestrategieën
bij bestaande bedrijven. Volgens
“Met een joint doctorate
haar heeft het alleen maar voordelen
laat je zien dat je op
om dat tegelijkertijd in Enschede
meerdere plekken
en in Leuven te doen. “De facul­
teit Economie en Bedrijfskunde in
onderzoek hebt gedaan”
Leuven is sterk in econometrie, de
faculteit Management en Bestuur van
de UT is zeer ervaren op het gebied
van kwalitatief onderzoek. Bovendien wordt interna­
tionale samenwerking in de onderzoekswereld steeds
belangrijker. Met een joint doctorate laat je zien dat je
op meerdere plekken onderzoek hebt gedaan.”
Annelies Geerts.
F
Foto :
Foto: Gijs van Ouwerkerk
Testcase
red Ste
enma
n/AN
P
mei/juni 2014 | transfer
Toch zijn er niet heel veel promovendi zoals Geerts.
Joint doctorates zijn inmiddels vier jaar wettelijk
mogelijk, maar slechts weinig onderzoekers wagen
zich eraan. Volgens de universiteitenvereniging VSNU,
die in 2012 een tussenevaluatie uitvoerde, liepen er
toen achttien joint doctorate-trajecten; 29 waren er
in ontwikkeling. Ook de Onderwijsinspectie boog
zich onlangs over het onderwerp. Die constateerde in
februari dat de introductie van joint doctorates niet zo
vlot verloopt.
Erik Biessen kan zich daar wel iets bij voorstellen. De
Maastrichtse hoogleraar vasculaire pathologie was een
van de begeleiders bij de promotie van de Duitse Anette
Christ, eveneens een joint doctorate. Christ promo­
veerde in september aan de Universiteit Maastricht
29
Nogal rigide
Meteen nadat joint doctorates in 2010 wettelijk moge­
lijk waren geworden, stelde de universiteit hiervoor
een procedure op. Sindsdien worden in Tilburg alle
trajecten door Annema getoetst en door het College voor
Promoties goedgekeurd. Inmiddels zijn vijf joint doctorate degrees verstrekt en doorlopen ongeveer vijftien
onderzoekers zo’n traject.
Ook Tilburg University loopt tegen praktische problemen
aan. “De Nederlandse wetgeving is nogal rigide”, vindt
Congres
Ook VSNU-woordvoerder Sake
Slootweg is, ondanks de praktische
obstakels, positief over joint doctorates. “Alle Nederlandse universi­
teiten steken er veel tijd en energie
in. Zo’n joint doctorate is de meest
intensieve vorm van internationale
samenwerking; bovendien vereisen
steeds meer Europese programma’s
deze constructie. En door één diploma
uit te reiken, voorkom je diplomainflatie.” Slootweg doelt hiermee op
het nadeel van de al langer bestaande
dubbelpromotie, waarbij beide
universiteiten een doctorsgraad
verlenen.
Dat de invoering van het joint doctorate organisatorische problemen
met zich heeft meegebracht, vindt
Slootweg niet meer dan logisch.
“Maar ik heb
de indruk dat
de Nederlandse
universiteiten
er wel uitkomen
met hun interna­
tionale partners.
Natuurlijk kunnen
we als sector
veel van elkaars
ervaringen leren.
Het organiseren
van een congres
hierover ligt voor
de hand.”
ANP
De promotieplechtigheid zelf had eveneens voeten in de
aarde. Omdat Christ driekwart van haar tijd in Maastricht
doorbracht, wilde de UM dat de publieke verdediging
daar plaatsvond. Ook op andere terreinen was het een
kwestie van compromissen sluiten, zegt Biessen. “Zo
moest de opzet van het proefschrift voor beide partijen
acceptabel zijn. En het Engelstalige proefschrift van
Anette bevatte naast de gebruikelijke onderdelen twee
titelpagina’s en een Duitse samenvatting. Volgens het
Duitse protocol heeft Anette, voorafgaand aan haar
promotie in Nederland, een mondeling examen afgelegd
in Aken.”
Ook promovenda Annelies Geerts zal moeten voldoen
aan de eisen van twee universiteiten. Zij volgt twee
doctorate school-programma’s en moet voor de vakken
uit het Belgische programma een bepaalde minimum­
score halen. “Ook moet ik twee doctoraalseminars orga­
niseren, waarop ik hoofdstukken van mijn proefschrift
presenteer aan collega’s en hoogleraren", vertelt ze.
Verder is er, een paar maanden voordat ze in Enschede
promoveert, in Leuven een voorverdediging. “Die wordt
achter gesloten deuren gehouden.”
Hylke Annema, beleidsmedewerker onderzoek bij
Tilburg University, ziet twee redenen om joint doctoratetrajecten in te gaan: om expertise tussen kwalitatief
hoogwaardige partners te bundelen, of om samen te
werken met een gerenommeerd instituut met befaamde
onderzoekers of hoogwaardige voorzieningen.
rom/
Duitse samenvatting
Annema. “Wij mogen bijvoorbeeld alleen de doctors­
graad toekennen, geen PhD. Het bekostigingssyteem
beïnvloedt de locatie van de promotieplechtigheid. En op
de bul hebben we ruimte moeten vinden voor een tweede
zegel.”
Maar uiteindelijk zijn dat volgens hem marginale
punten. “In de praktijk komen we er altijd uit.” Tilburg
University heeft dan ook in haar strategisch plan opge­
nomen dat in 2017 elke faculteit een structureel joint
doctorate-programma aanbiedt, dat jaarlijks tot minimaal
één promotie leidt. Annema vindt het wel jammer dat de
discussie vooral over de problemen gaat en niet over de
inhoudelijke voordelen van internationale samenwerking.
“Eigenlijk moeten we op Europees niveau streven naar
een gelijkwaardige waardering van de PhD-graad. We
zouden het joint doctorate moeten
verankeren in Europees beleid.”
daphne riksen
Foto :
Peter
B
(UM) en RWTH Aken op een onderzoek naar cellen die
onderdeel uitmaken van het menselijk immuunsysteem.
Ze deed haar onderzoek binnen het Maastrichts-Akense
samenwerkingsverband EuCAR.
“Deze promotie was een testcase voor ons; het was de
eerste keer dat we een joint doctorate begeleidden",
vertelt Biessen. Hij herinnert zich dat er wel wat formele
barrières moesten worden geslecht. “Zo is het in
Nederland gebruikelijk dat iemand een drietal publicaties
op zijn naam heeft als eerste of tweede auteur voordat hij
of zij kan promoveren. In Duitsland geldt die verplich­
ting niet. De opzet van het proefschrift is ook anders: bij
ons is het meestal een compilatie van enkele publicaties,
terwijl het in Duitsland meer weg heeft van een uitge­
breide scriptie.”
mei/juni 2014 | transfer
30
gelezen
Wie luistert echt naar de
boeren in Zuid-Afrika?
Over internationale samenwerking
in het hoger onderwijs wordt veel
gepubliceerd. Historicus Han van
der Horst bespreekt in elke Transfer
een werk dat hem is opgevallen.
Deze keer In the Shadow of Policy.
Everyday practices in South African
Land and Agrarian Reform. Deze
bundel, onder redactie van Paul
Hebinck en Ben Cousins, is een
product van een NPT-project van
Wageningen Universiteit.
Wie de geschiedenis van Zuid-Afrika
wil schrijven, heeft met de strijd om
de grond een aannemelijke rode draad
te pakken. Niet voor niets heten de
Afrikaners ook boeren en een van
de achterliggende doelstellingen van
de Apartheid was om blanken voor­
goed het beste land in bezit te geven.
Landhervormingen stonden dan ook
van oudsher hoog op de agenda van
het ANC. Na de bevrijding van ZuidAfrika moest die partij daar werk
van maken.
Inmiddels zijn we twintig jaar verder
en de resultaten stemmen niet
hoopvol. Tenminste als we de arti­
kelen mogen geloven in de bundel
In the Shadow of Policy. Everyday
practices in South African Land and
Agrarian Reform, geredigeerd door
Paul Hebinck en Ben Cousins. Steeds
mei/juni 2014 | transfer
gehoorde klacht: aan iedereen wordt
van alles gevraagd, behalve aan de
landlozen en de kleingrondbezitters.
Hun overlevingsstrategieën worden
niet serieus genoeg genomen. Andere
stake­holders, zoals het tegenwoordig
heet, weten het beter.
Vrachtwagen
Landhervorming betekent namelijk
heel wat meer dan alle rechtheb­
benden een stukje grond toewijzen.
Je kunt daar – heel schetsmatig
gezegd – pas wat mee doen als je
bijvoorbeeld, dankzij landbouw­
krediet, investeringen kunt doen én
als je niet afhankelijk bent van een
beperkt aantal opkopers, bijvoor­
beeld de mensen in je dorp die een
vrachtwagen bezitten. En ook als je
producten verbouwt waarnaar een
koopkrachtige vraag bestaat.
Het antwoord op de vraag hoe je
zo’n ideale situatie bereikt, is nogal
geïdeologiseerd. Grof gezegd zijn
er Marxistische benaderingen die de
coöperatie benadrukken en samen­
werking tussen boeren, en neoliberale
benaderingen, die individualisti­
sche agrarische ondernemers willen
kweken. Meestal hebben de mensen
die het land bewerken, zelf heel andere
referentiekaders. Zij zien doorgaans
heel andere kansen en mogelijkheden
dan bestuurders, landbouwdes­
kundigen en andere stakeholders.
De case studies in In the shadow of
policy maken dit overduidelijk.
Waarom wordt dit boek hier
besproken? Het is een vrucht van het
NPT-project CAPRI (Cape Programme
for Rural Innovation) dat werd uitge­
voerd door onder meer Wageningen
Universiteit en een landbouw­
instituut in de provincie West-Kaap.
Voornaamste resultaat van dit project
was overigens de training van duizend
landbouwvoorlichters, die – mag men
verwachten – er in hun praktijk blijk
van geven wel veel kennis, maar niet
de wijsheid in pacht te hebben.
han van der horst
In the Shadow of Policy. Everyday practices in
South African Land and Agrarian Reform. Paul
Hebinck, Ben Cousins (eds.), Johannesburg 2013.
Wits University Press. ISBN 978-1-86814-745-8.
ISBN van de digitale editie: 978-1-86814-746-5.
31
onbekend
terrein
Bekende Nederlanders blikken
terug op hun studieverblijf
in het buitenland.
Hij ging naar de Verenigde Staten om een nieuwe muziekcultuur te leren
kennen – en kwam terug als een andere musicus, vertelt klassiek pianist
Ralph van Raat. In Finland maakte de natuur muzieklessen bijna overbodig.
“Volgens mij was het tijdens mijn
tweede lesuur in Chicago, aan de
Northwestern University. Ik was
amper begonnen met spelen, een stuk
van Charles Ives, een Amerikaanse
componist, of mijn docente greep al in.
Ik speelde véél te Europees, zei ze. Ik
was nu in het land van de onbegrensde
mogelijkheden. Ik moest met grootse
gebaren spelen, met méér emotie.”
Zijn studieperiode in Amerika was
cruciaal voor zijn muzikale ontwikke­
ling, vertelt Van Raat. Aan het conser­
vatorium in Amsterdam, waar hij achter
elke deur etudes van Chopin hoorde
spelen, was hij een afwijkende figuur.
Hij beet zich vast in andere, hardcore
modernistische muziek van levende
componisten. In Amerika, in zijn vierde
conservatoriumjaar, ontdekte hij echter
dat hij die muziek te academisch vond.
Hij besloot dat hij niet alleen voor
vakgenoten wilde spelen, maar met
een breder publiek wilde communi­
ceren. Net zoals Amerikaanse musici
dat doen. Omdat er in de VS minder
subsidies zijn voor klassieke muziek,
moeten componisten en musici er
meer rekening houden met hun
publiek, aldus Van Raat.
Ook de kansen die hij in de VS
kreeg, waren van grote invloed op
zijn carrière. Tijdens een summer­
school aan het fameuze Tanglewood
Institute speelde hij voor het eerst
van zijn leven met een symfonie­
orkest. “Moet je nagaan, daar werd
ik voor gevraagd. Mijn docente had
dat, typisch Amerikaans, persoon­
lijk voor mij geregeld. Was ik in
Nederland gebleven, dan had ik zulke
kansen nooit gekregen. Of had ik er
in ieder geval auditie na auditie voor
moeten doen.”
Foto: Simon van Boxtel
‘In Nederland had ik zulke
kansen nooit gekregen’
Andere muziekculturen ontdekken,
zijn horizon verbreden, daar was het
hem gedurende zijn studie om te doen.
En dat lukte wonderwel. Behalve naar
de VS ging hij naar Finland, Duitsland
en Frankrijk voor masterclasses.
Vooral Finland maakte diepe indruk.
“Ik had altijd al belangstelling voor
het enorm diepe gevoel in veel Finse
muziek, voor de bijzondere, bijna
pastelachtige klankkleur. Die wilde ik
beter leren kennen.”
Zoals het onmetelijke Amerikaanse
landschap de muziek van compo­
nisten als Adams, Reich en Williams
had beïnvloed, zo had ook de Finse
natuur de muziek van het land bepaald,
ontdekte Van Raat. Lachend: “Ik heb
er uitstekende lessen gehad hoor. Maar
als je eenmaal het noorderlicht en de
Finse meren en bomen hebt gezien,
heb je eigenlijk geen muziekles meer
nodig om componisten als Sibelius en
Lindberg te begrijpen.”
ralph aarnout
mei/juni 2014 | transfer
Line - online kennisomgeving
internationalisering
Onze wereld wordt kleiner en grenzen vervagen. Het is belangrijk dat leerlingen, studenten, docenten en
beleidsmakers hun blik verbreden en kennismaken met de wereld om hen heen. De Nuffic en het Europees
Platform dragen hieraan bij door internationalisering in het onderwijs te bevorderen.
Om kennis over internationaliseren in het onderwijs te delen, is de online kennisomgeving Line ontwikkeld.
Met Line kunnen professionals in het voortgezet en hoger onderwijs hun kennis en vaardigheden op het
gebied van internationalisering vergroten.
Kijk op www.internationalisering.nl en meld u aan.
Line is een gezamenlijk initiatief van:
www.nuffic.nl
www.europeesplatform.nl