Scheikunde en wetenschap

Download Report

Transcript Scheikunde en wetenschap

É1i,t:l::t: ::t:::=ji
uaa:::
:::::::iii-riL
,i-1r::li::'r,
i-:;i:..:i:
::l::t!:ii:ii1
.l:::l::=
iiï;t
Scheikunde en wetenschap
ïi,
;ti:,;i.
fjf *ri irt
LgeRsrorvRAG
I
2
3
a
b
4 a
EN
Scheikunde wordt ook wel chemie genoemd.
De scheikundige wordt ook wel chemicus genoemd.
Een stof kun je herkennen aan zijn stofeigenschappen.
Een aantal stofeigenschappen: kleur, geur, smaak, kookpunt, smeltpunt,
brandbaarheid.
Drie witte vaste stoffen die we thuis gebruiken zijn: suiker, keukenzout en
soda.
b
5
6
Suiker smaakt zoet en is brandbaar, keukenzout smaakt zout en is niet
brandbaar, tarwebloem is slecht oplosbaar.
Een ander woord voor gevarensymbool is pictogram.
Op een chemiekaart kun je lezen hoe je op een veilige manier met die stof
kunt werken. Ook staat er op wat je moet doen als je de stof hebt ingeslikt of
ingeademd.
7
Zie de figuur.
ffiffiffiffi
schadelijk ontplofbaar
corrosief
Toe passt
I
N
Gsv RAG
zeer licht
ontvlarnbaar
giftig
E i\l
Probeer lucht in een afgesloten spuit samen te persen. le zult dan merken dat
er weerstand komt, Dat kan alleen als er een stof aanwezig is. Een ander
voorbeeld is het opblazen van een ballon. Dit lukt alleen wanneer lucht een
stof is.
u:::.rL! :-:t:t:t;;,;::i:i:i:::i:::s
it[átêtjiààli
n0
Jeans
Katoen
Fiets
Staal
Fles
Kunststof
Potlood
Hout
Sterk materiaal, zit lekker
Stevig, goed te bewerken
Licht van gewicht, stevig
Stevig, goedkoop
a
Pictogram A.
b
In verdunde vorm is het niet zo bijtend meer. Wanneer je het zoutzuur
onverdund zou gebruiken, zouden de tegels aangetast kunnen worden.
I'
L1
De terpentine kan de plasticfles aantasten waardoor het weg kan lopen.
Iemand anders kan aannemen dat er rimonade in de fres zit.
1 Aardgas lost niet op in water.
2 Aardgas is brandbaar.
3 Aardgas is richter dan rucht (heeft een kreinere dichtheid).
fZ
EXTRA
-
En
elnr
GEEN DAG
vooRBrJ zoNDER
cFtEMrE
1'3
Scheikunde heeft met alle processen in het dagelijks leven te maken waarbij
stoffen veranderen, niet alleen met processen die in een laboratorium
z4
Plastic balpennen, cd's, dvd's, koffiebekertjes, inkt voor kopieerapparaten,
kunststof in stoelen en tafels.
Enkele voorbeelden zijn: Laborant, scheikundedocent, dokter,
plaatsvinden.
L5
16
IV a
b
c
verpleegkundige, boer, werknemers bij Shell, Akzo, DSM.
Polycarbonaat laat laserlicht door, is vochtbestendig, licht van gewicht.
Voorbeelden: Katoen, nylon, polyester, trevira, wol.
Katoen en wol.
Nylon, polyester, trevira.
,: li,t"V;mi\r "r3rtd* *ff .i
Le
ensrorvRAGE
18
Í.9
20
2tr
i1}
Bff t}i,: t"rid?Ë ,i:'í14:.yt #"}:
tï
N
Natuurkunde, scheikunde en biologie.
Je spreekt van scheikunde als er blijvende veranderingen optreden.
Het branden van een lucifer, het roesten van ijzer.
In de vaste fase, vloeibare fase of gasfase.
z"Ë.
natu urwetenscha ppen
scheikunde
de vakken biologie, natuurkunde en scheikunde
wetenschap die zich bezig houdt met de blijvende verandering
van stoffen
natuurkunde
wetenschap die zich bezig houdt met omkeerbare veranderingen
van stoffen
biologie
fasen
wetenschap die zich bezig houdt met de levende natuur
de toestanden waarin een stof kan voorkomen
reactieschema
een verkorte weergave van een chemische reactie
Torpassr
23
24
25
Itr
-
NGsvRAGËtu
Verschil: Bij een scheikundig verschijnsel treedt een blijvende verandering op
(niet omkeerbaar), bij een natuurkundig verschijnsel een tijdelijke
verandering (omkeerbaar).
Overeenkomst: beide wetenschappen bestuderen verschijnselen in de natuur.
Scheikunde in een ziekenhuis: bloedonderzoek in het laboratorium;
urineonderzoek in het laboratorium.
Scheikunde bij de kapper: het verven en blonderen van haar; het aanbrengen
van een permanent.
26
Het roesten van ijzer: scheikunde.
Het branden van een gloeilamp: natuurkunde.
Het verbranden van je huid in de zon: scheikunde/biologie.
Reactieschema roesten van ijzer: ijzer(s) + water(l) + zuurstof(g) )
roest(s).
Reactieschema verzuring van wijn: alcohol(l) + zuurstof(g) ) azijnzuur(l) +
27
28
water(l).
29 a
b
30 a
b
c
d
Verbranding voedsel in je lichaam: voedsel(s) + zuurstof(g) )
koolstofdioxide(g) + water(l). Opmerking: Warmte staat niet vermeld in een
reactieschema want warmte is geen stof.
De warmte die vrijkomt bij de verbranding van voedsel is nodig om processen
in je lichaam te laten verlopen en om je lichaam op temperatuur te houden.
Natuurkundig: het is slechts een faseovergang/ water(l) ) water(s).
Scheikundig: er ontstaat een nieuwe stof die de melk zuur laat smaken.
Natuurkundig: het is slechts een faseovergang, water(l) ) water(g).
Natuurkundig: het water verdampt en verdwijnt zo uit het wasgoed, dus een
faseovergang.
e
ËXTR.A
3L a
b
c
d
e
Scheikundig: het is duidelijk dat er nieuwe stoffen zijn ontstaan.
-
IJzensmELTERs
Beginstoffen: ijzeroxide(s),koolstof(s).
Reactieproducten: ijzer(l), koolstofdioxide(g).
Reactieschema: ijzeroxide(s) + koolstof(s) ) ijzer(l) + koolstofdioxide(g).
Reactieschema: koolstof(s) + zuurstof(g) ) koolstofmono-oxide(g).
reactieschema: ijzeroxide(s) + koolstofmono-oxide(g) ) ijzer(l) +
koolstofdioxide(g).
?, ,:'+Í:: u"i".#:..
4/
Lre nsrorvRAG
32
ffi1.:J,ï^t?Y,
#:-,,
ff'.;,,4.,' le''
Er{
De vier belangrijkste kenmerken van het deeltjesmodel zijn:
1 ledere stof is opgebouwd uit hele kleine deeltjes, meestal moleculen
genoemd.
2 Elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen.
3 Moleculen bewegen voortdurend en de snelheid van bewegen hangt af van
de temperatuur.
Moleculen trekken elkaar aan.
Water(s) noem je meestal ijs.
Water(g) noem je meestal waterdamp.
4
33 a
b
34 a
b
35
36
l.'v
Faseveranderingen zijn natuurkundige verschijnselen.
Tijdens het smelten verandert de fase van vast in vloeibaar.
Toestandsaanduiding (s) betekent vast, (l) betekent vloeibaar, (g) betekent
gasvormig.
De faseverandering van (g) naar (l) heet condenseren.
1
SCHEIKUNDE EN WETENSCHAP
..i, .-.
,,,.4:.:.
:r
."
"*"
'-'
_".
.Él
::.$Èlrri .r r::
ANTwooRDEN
i.4y:.:::=
ffi
:::;ièi:
i,i;i{ti:
l:it]s
:i:::*rrr!
ToepassrNGsvRAGEN
37a
38
39
40
De aantrekkingskracht is zeer groot.
b De aantrekkingskracht is groot.
c De aantrekkingskracht is klein.
Het is een scheikundig verschijnsel, want bij afkoelen blijft
het een witte vaste
stof. Er is dus een blijvende verandering opgetreden.
a De drie fasen zijn vast (ijs), vloeibaar (water), gasvormig
(waterdamp).
b De aantrekkingskracht is het grootst in de vaste
fase.
Hij moet het stuk ijzer zo sterk verhitten dat de temperatuur
boven het
smeltpunt van ijzer uitkomt.
De snelheid van de moleculen neemt toe omdat de
temperatuur stijgt.
De aantrekkingskracht neemt af want de moleculen kunnen
nu langs elkaar
a
b
c
heen bewegen.
4L
je ruikt is in de gasvormige fase. Alleen via de lucht
kunnen de
moleculen van de geurstof in je neus terecht komen. Dus
de moleculen van
Een stof die
de geurstof moeten in de gasvormige fase zijn.
EXTR.A
- Arcne urr
42
iËdË,ap
X
rook
X
regenboog
X
ijs
vloeibare lava
43
4,
Le
'í,f;
$aÈà*i iili'irï s{Ëstf
wolken
X
X
X
X
Steen der wijzen zou het mogerijk maken om rood in goud
om te zetten, dus
een steen met toverkrachten. Het juiste antwoord is A.
f,*
A
,!,,È
,t{i}
y ,,ih
,m''r.e 4m
4l Ë;
W
fU ffi ,{,,,} 'l:í,i3 {i* Í,1k ffi #4 ,,*
'.,t
,g
ensrorVRAGEN
44 a zeep is een mengsel want er zitten meerdere stoffen in.
b Gedestiileerd water is een zuivere stof en bestaat dus uit één stor.
c Een mengsel bestaat uit meerdere soorten stoffen.
d Een zuivere stof bestaat uit één stof.
e Tijdens het smerten van een zuivere stof brijft de temperatuur gerijk.
f Tijdens het smerten van een mengser verandert de temperatuur.
g Het temperatuursgebiedje waarin een mengser stort of kookt, heet het
sto
TorpnssrN
45 a
b
46
I
ltraject of kooktraject.
GsvRAGEN
Een zuivere stof is een stof die maar uit één soort
moleculen bestaat.
Een mengser bestaat uit minimaar twee soorten morecuren.
Zuivere stoffen: suiker, zout, gedestiileerd water, koper,
ijzer, diamant.
Mengsers: kraanwater, rucht, ranja, rimonade, bier,
messing, regenwater.
;flji:
s
riljir
!:::::
4Va
lj:iÈ
:,:!i::::=
Zie de figuur.
Ci
g=
=
rE
qi
o_
E
CJ
Á
I
48
4ga
--+ tijd (min)
Eerst stijgt de temperatuur totdat het frituurvet gaat smelten. Tijdens het
smelten stijgt de temperatuur langzaam omdat frituurvet een mengsel is.
Nadat alles gesmolten is, stijgt de temperatuur weer sneller.
Suzan zal een beetje kaarsvet in een reageerbuis moeten verwarmen terwijl
ze van het kaarsvet de temperatuur meet. Ze moet doorgaan met meten
totdat al het kaarsvet gesmolten is.
Als tijdens het smelten de temperatuur hetzelfde blijft, is kaarsvet een zuivere
stof. Als tijdens het smelten de temperatuur langzaam omhoog loopt, is
kaarsvet een mengsel.
De bijenwas begint te smelten bij 40 'C.
b De bijenwas is bij 60 oC helemaal gesmolten.
C
Tijdens het smelten loopt de temperatuur langzaam omhoog, dus bijenwas is
een mengsel.
Zie de figuur.
50
r-)
è
80
E
4
I
60
iiil--j
ii:l
l-----+-- --i----a^^.^-t
:]
-
-. -,i------ i
:l::iii
t.............1..............:...........i.......1. 1.
!i:ttl!
tl!:t,l
0
I
--+
tijd (min)
ËXTRA - Frr:E KoKEN rru DE BERGEN
51
a
b
3t
Het koken van water en het hard worden van het eitje.
Het hard worden van het eitje is een scheikundig proces. Het koken van water
is een faseovergang, dus een natuurkundig proces.
Boven op een berg kookt water bij een lagere temperatuur dan 100 oC. Bij
een lagere temperatuur verlopen chemische processen langzamer.
Er geldt: tijd x kookpunt op zeeniveau = tijd x kookpunt op een berg.
Ingevuld levert dat op: 5 x 100 = tijd x 80.
Hieruit volgt: tijd = 500/80 = 6,25 minuten is, dus 6 minuten en
15 seconden.
Ingevuld: 5 x 100 = 7 x kookpunt. Hieruit volgt: kookpunt = 5OO/7 =
7I,4
oC.
1
SCHEIKUNDE
*j
ANTrivoonoen '1,
(ffi
"Í#
'::,
EN WETËNSCHAP
a
'
'$
"..r
.",.;
!F?,+
^"
,,dl
$Hï
y,,s'*'
,rlffi
i'..ËiÈ
VriË
.,
* ** rY:m n wÁ ffigc ff #m g
T
á
Let nsrorvRAGEN
53
54
55
56
57
a
b
c
d
58
so
60
a
b
61
62 a
b
c
d
Berglucht is lucht. Lucht is een mengsel van voornamelijk zuurstof
en stikstof
en bestaat dus uit meerdere soorten moreculen. Dus Esther heeft gelijk.
Frisdrank is een oprossing van een vaste stof (suiker) in water.
Jenever is een oprossing van een vroeistof (arcohor) in water.
Paríum is een oplossing van een gas (geurstof) in water.
Een oplossing is altijd helder, soms gekleurd.
Een oplossing is een mengsel en bestaat dus uit verschillende
soorten stoflen.
De vloeistof waarin een stof oplost heet het oplosmiddel.
Een suspensie is een troebel mengsel van een fijn verdeelde
vaste stof die
zweeft in een vloeistof.
Drie voorbeelden: chocolademelk, verf, sinaasappelsap.
Bezinken is het naar de bodem zakken van de vaste deeltjes in
een suspensie.
Een emulsie is een troebel mengsel van een vloeistof in een vroeistof.
Het ontmengen van een emursie kun je voorkomen door het toevoegen
van
een emulgator.
Meestal wordt water als oplosmiddel gebruikt.
Wasbenzine is een oplosmiddel voor vetten.
Aceton is een oplosmiddel voor nagellak.
Spiritus is een oplosmiddel voor vetten.
In cosmeticareiniger zit bijna artijd het oprosmidder arcohor.
TorpassrrucsvRAGEnc
63
64 a
b
c
d
65
66
67
a
b
c
68
Een oplossing is helder, een suspensie is troebel.
Een ander oplosmiddel is wasbenzine.
Nee, want pigment komt als fijne deeltjes vaste stof voor.
Verf is een suspensie. Als verf lang staat zakken de vaste stoffen
(pigmentdeeltjes) naar de bodem toe.
Je kunt een verfkwast reinigen met wasbenzine. De olie in de verf lost
daarbij
op in de wasbenzine en zo spoel je de kwast schoon.
smeerolie lost op in benzine, dus een oplossing, Mengsmering is een heldere
vloeistof, dus een oplossing.
Nagellak kun je verwijderen met aceton (nageilakremover is aceton!).
olie en water lossen niet in elkaar op. olie heeft een kleinere dichtheid dan
water.
In reageerbuis b en in reageerbuis d.
Zeep is een emulgator, zorgt ervoor dat twee vloeistoffen die normaal
niet
mengen nu wel gemengd blijven.
Je moet dan een emulgator toevoegen (meestal wordt híervoor het
eigeel van
een kippenei gebruikt).
,,,,.,.ff
['-
EXTRA
69
70
- MrINver
Melk heeft een kleinere dichtheid dan water.
VL a
b
72 a
b
c
d
Emulgatoren zorgen ervoor dat twee vloeistoffen die normaal niet mengen nu
wel gemengd blijven.
Het verschil zit in het gehalte vet in de melk. Volle melk bevat het hoogste
vetpercentage, magere melk het laagste.
De melk wordt door kleine openingen geperst. Daardoor worden de
vetdruppeltjes nog kleiner. Deze melk kun je veel langer bewaren zonder dat
het een vetlaag vormt
In 200 mL halfvolle melk dan 200 x 0,016 g = 3,2 g vet.
In 200 mL volle melk dan 200 x 0,036 g = 7,2 g vet.
Als die benaming zou kloppen, zou halfvolle melk de helft aan vet vergeleken
met volle melk moeten bevatten. Halfvolle melk bevat echter minder dan de
helft aan vet vergeleken met volle melk. Dus de benaming is niet juist.
Je mist dan het gegeven hoeveel gram vet er per mL magere melk aanwezig
is.
e
Trsr
M
De hoeveelheid vet zal (veel) minder zijn dan 3,2 gram.
J EzE!-F
eenNruzEVRAcEN
3.
2
3
4
5
6
7
Antwoord C De drie fasen zijn vast, vloeibaar en gasvormig.
Antwoord D Een vloeistof is niet samenpersbaar want de deeltjes zitten heel
dicht op elkaar. In een vloeistof bewegen de deeltjes op korte afstand van
elkaar. De onderlinge aantrekkingskracht blijft hetzelfde. Alleen de warmte
beweging neemt bij stijgende temperatuur toe.
Antwoord D.
Antwoord A Zuiver sinasappelsap bevat water, suiker en vruchtsap en is dus
een mengsel. De overige drie zijn zuivere stoffen.
Antwoord B Een oplossing bevat een vloeistof en een opgeloste stof. De
oplossing kan wel gekleurd zijn maar is in ieder geval altijd helder'
Antwoord A Een oplossing is altijd helder dus jenever kan een oplossing zijn.
7-up bevat water, suiker en koolzuur en is dus een mengsel. 7-up is ook
helder, Een mengsel heeft altijd een smelt- en stoltraject. Alle drie de
beweringen kunnen juist zijn.
Antwoord D Bij een scheikundig verschijnsel treden er blijvende
veranderingen op. Dus alleen het verteren van voedsel is een scheikundig
verschij nsel.
I
Antwoord B Je hebt een mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar
mengen.
I
10
L1
LZ
13
I
I
Antwoord B le hebt een mengsel van een vaste stof en een vloeistof waarbij
de vaste stof niet in de vloeistof oplost.
Antwoord B Zand is geen witte vaste stof. Alhoewel het net als krijt niet
oplost, zal het zand snel naar de bodem zakken en dus niet lang in de
vloeistof blijven zweven.
Antwoord C Alleen bij een helder mengsel is de vaste stof opgelost.
Antwoord A Bevriezen is de overgang van vloeibaar (l) naar vast (s)'
Antwoord B Bij het opsnuiven moet je er altijd rekening mee houden dat de
stof wel eens een onaangename geur heeft.
Oprrrl vRAGEN
L4 a
b
c
3.5 a
b
c
Jordy heeft gelijk. De suikerkorreltjes vallen uiteen tot losse deeltjes en
verspreiden zich tussen de waterdeeltjes.
Minimaal 3 sooften moleculen; watermoleculen, suikermoleculen en
moleculen van de thee.
Ja, water is hier het oprosmidder. De suiker rost in het water op.
Diagram D Tijdens het stollen daart de temperatuur langzaam.
Diagram B Tijdens het koken stijgt de temperatuur rangzaam.
Diagram A en C Tijdens de faseverandering verandert de temperatuur niet.
De lijn loopt gedurende de faseverandering horizontaal.
i=, ,# i ** t i,ï # "{\:1.{:"r; r."r** k t* n
I
Diamant is zeer hard, laat vele soorten straling door, geleidt de warmte zeer
goed.
2
3
4
5
6 a
b
Diamant geleidt de warmte zeer goed en onttrekt daarmee de warmte
waarmee het in contact komt.
Diamant bestaat uit koolstof.
Diamanten kun je alreen srijpen en porijsten met diamant zerf.
Grafiet(s) ) diamant(s).
Totaal 28 karaat = 28 x O,2O g = 5,6 g.
Per uur wint men 5,6 g diamant uit 90000 kg oceaanbodem. om 1 g diamant
te winnen ploegt men 90000/5,6 = 16100 kg oceaanbodem om (afgeronde
waarde).
7 a
b
1 karaat = 200 mg. Dus een diamant van B0 mg is g0/20o = 0,4 karaat.
Deze diamantjes kunnen worden aangebracht op gereedschap.