Transcript f - WMS
.._______-------.;._...____ _..;....___ ____.f Versterking van de medezeggenschap in het funderend onderwijs In 2012 werd de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) geevalueerd. Hieruit bleek dat de medezeggenschap in het funderend onderwijs in de praktijk redelijk goed functioneert. Niettemin bracht het onderzoek ook enkele knelpunten aan het licht, die werden bevestigd in het Amarantis-onderzoek. Deze knelpunten zullen deels via initiatieven vanuit het veld en deels door middel van wijziging van de WMS en de onderwijswetten worden opgelost. Deze oplossingen worden in dit artikel beschreven. sequent aan de wettelijke voorschriften: het bevoegd gezag verstrekt informatie niet altijd op tijd en reageert niet altijd inhoudelijk op initiatieven van de medezeggenschapsraad (MR). 3 Sams neemt het bevoegd gezag besluiten zonder deze ter instemming of advies aan de MR voor te leggen. In dat geval heeft de MR geen mogelijkheid om af te dwingen dat deze besluiten nietig warden verklaard of ongedaan warden gemaakt. 4 Ook andere bepalingen van de WMS warden niet altijd nageleefd. Een derde van de !eden van de MR of de gemeenschappelijke MR (GMR) is niet via een formele kandidaatstelling in de (G)MR terechtgekomen. Bij 12% van de scholen is er geen medezeggenschapsstatuut. In de helft van de onderzochte gevallen wordt het medezeggenschapsstatuut niet om de 2 jaar geevalueerd, terwijl de wet dit wel voorschrijft (artikel 21 WMS). Van de schoolbesturen heeft 13% geen faciliteitenregeling getroffen voor de medezeggenschapsorganen (artikel 28 WMS). En in driekwart van de onderzochte gevallen was er geen kostenregeling getroffen voor het voeren van eventuele rechtsgedingen door de MR. Mr. dr. J. Sperling en drs. N.W. Foppen* 1. De evaluatie van de WMS Begin 2or2 bestond de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) 5 jaar. In overeenstemming met artikel 46 van deze wet heeft de toenmalige minister van OCW, Van Bijsterveldt, de doeltreffendheid en de effecten van de WMS in de praktijk laten evalueren. 1 In deze evaluatie stonden de volgende vragen centraal: Hoe worden de wettelijke bepalingen feitelijk uitgevoerd? Hoe wordt het functioneren van de medezeggenschap door de betrokken partijen beoordeeld? Werkt het systeem van 'checks and balances' zeals beoogd? Met andere woorden, heeft de MR voldoende mogelijkheden om een tegenwicht te bieden aan het bestuur indien dat nodig is? Uit de evaluatie bleek dat de betrokkenen redelijk positief waren over het functioneren van de medezeggenschap in de praktijk.' Er heerste een wijd verspreid gevoel van tevredenheid. Uitgedrukt in een rapportcijfer, oordeelden alle betrokkenen in gelijke mate positief over het functioneren van de medezeggenschap: gemiddeld een 7+. Verder bestond vaak het gevoel dat !eden van medezeggenschapsorganen te weinig professioneel zijn en nog te veel aan de leiband van de school !open. In de helft van de onderzochte gevallen vond de schoolleider zichzelf tegelijk vertegenwoordiger van het bevoegd gezag en adviseur van de MR. Met name in het basisonderwijs vergaderen veel medezeggenschapsorganen steeds in aanwezigheid van de schoolleiding en is er nauwelijks gelegenheid tot het voeren van eigen interne besprekingen. Ook de relatie tussen medezeggenschapsorganen en hun achterban is sterk voor verbetering vatbaar. Slechts een derde van de medezeggenschapsorganen informeert ouders, leerlingen en personeelsleden systematisch over hun activiteiten. Veel van de respondenten waren niet bekend met de rechtsbescherming in de WMS. Degenen die de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS) kenden, vonden haar voldoende laagdrempelig. Het werd wel als een nadeel ervaren dat jeer alleen terecht kunt voor interpretatie-, reglements-, advies- en instemmingsgeschillen, en niet voor zogenaamde nalevingsgeschillen. Daarvan is sprake als het bevoegd gezag zich niet houdt aan een of meer bepalingen van de WMS, bijvoorbeeld als het de MR geen informatie geeft, geen advies vraagt of een niet-gegeven instemming negeert. In dat geval moet de MR een vordering indienen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Dit is echter een hoogdrempelige procedure, met griffiegelden en verplichte procesvertegenwoordiging, in tegenstelling tot de procedure bij de LCG WMS. In de praktijk wordt van de procedure bij de Ondernemingskamer dan oak nauwelijks gebruik gemaakt. Niettemin bracht het onderzoek ook enkele knelpunten aan het licht. Zo houden besturen en schoolleiders zich niet altijd con• Joke Sperling is lector onderwijsrecht aan de Juridische Hogeschool Avans-Fontys. Nico Foppen is thema-adviseur bij de Landelijke Ouderraad en was actief betrokken bij de totstandkoming van het 'Gezamenlijk Advies goede medezeggenschap'. School en Wet Juni 5 2014 De onderwijsbonden, de ouder- en leerlingenorganisaties vonden daarom dat de WMS moest worden gewijzigd om de medezeggenschap te verbeteren. Van Bijsterveldt vond dat echter niet nodig. In die gevallen waarin een bevoegd gezag de wet niet naleeft, was handhavend optreden van de onderwijsinspectie voldoende, aldus de minister. 5 Het was volgens haar de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen om op de bovenstaande punten verbetering te realiseren, en niet van de overheid. Zij nodigde de vertegenwoordigers van schoolbesturen, personeel, ouders en leerlingen uit om hiervoor een concrete aanpak te ontwikkelen en een voorlichtingsen wervingscampagne te houden. Een motie vanuit de Tweede Kamer om de WMS te wijzigen op het punt van rechtsbescherming en de faciliteitenregeling werd afgewezen. 6 2. geert waar nodig. De betrokkenen moeten daarbij naar hun beste vermogen handelen in het belang van de hele schoolbevolking en de kwaliteit van het onderwijs. De meest recente tekst kan warden gevonden op de website Versterking medezeggenschap. 7 Het Gezamenlijk advies heeft als centraal uitgangspunt dat het bevoegd gezag bestuurt en de wettelij ke verantwoordelijkheid draagt voor zijn besluiten , terw ijl de MR meed enkt, controleert en corrigeert waar nod ig. De betrokkenen moeten daarbij naar hun beste vermogen handelen in het belang van de hele schoolbevolk ing en de kwali teit van het onderwijs. Wijze van omgang Een groat aantal voorschriften van het Gezamenlijk advies heeft betrekking op de wijze waarop het bevoegd gezag en de medezeggenschapsorganen met elkaar en met andere betrokkenen op school moeten omgaan. Zo schrijft het Gezamenlijk advies voor dat de MR ervoor zorgt dat hij wordt samengesteld via rechtsgeldige verkiezingen en het bevoegd gezag erop toeziet dat de verkiezingsprocedure op basis van het wederzijds overeengekomen medezeggenschapsreglement geschiedt. Verder staat in het Gemeenschappelijk advies dat het bevoegd gezag en de medezeggenschapsorganen elkaars relevante overlegpartners zijn. De MR bespreekt onderwerpen met de relevante vertegenwoordiger van het bevoegd gezag. De overlegpartner dient voldoende mandaat te hebben om informatie te verstrekken, adviezen te beoordelen, alternatieven af te wegen, en besluiten te nemen. De hoogste relevante gezagsdrager is aanspreekbaar voor de MR als hetgaat om ontwikkelingen op de lange termijn en strategische beslissingen. 'Gezamenlijk advies goede medezeggensthap' Totstandkoming en status Het verzoek van Van Bijsterveldt aan de onderwijsorganisaties om met een voorstel te komen tot verbetering van de medezeggenschap. had succes. In 2012 en 2013 hebben de gezamenlijke onderwijsorganisaties overlegd over een algemeen geaccepteerde gedragslijn voor schoolbesturen en medezeggenschapsorganen met betrekking tot de tijdens de evaluatie gebleken knelpunten. Deze gedragslijn is vervat in een document dat aanvankelijk de werktitel 'Code goede medezeggenschap' kreeg. Deze titel is inmiddels teruggebracht tot 'Gezamenlijk advies goede medezeggenschap'. Hoewel alle partijen het eens zijn over de inhoud van het document, is binnen de onderwijsorganisaties een principieel meningsverschil ontstaan over de status daarvan. De schoolbesturenorganisaties zien het document als een handreiking, of een aanbeveling, voor het onderwijsveld. Zij vinden dan ook dat de 'Code' eigenlijk geen code zou mogen heten. Ook staat in het Gezamenlijk advies dat de toezichthouder zijn taak onafhankelijk van het bevoegd gezag vervult en in dat kader tenminste eenmaal per jaar een gesprek houdt met de (G)MR over de hoofdlijnen van het beleid, het functioneren van de medezeggenschap en de prestaties van het bevoegd gezag. Bij (vermeend) disfunctioneren van het bevoegd gezag attendeert de (G)MR de toezichthouder op de situatie. Het Gezamenlijk advies gaat in dit opzicht verder dan de WMS of de onderwijswetten, want daarin staat deze verplichting (nog) 8 niet. De onderwijsvakbonden en de leerling- en ouderorganisaties vinden echter dat de gedragslijn meer moet zijn dan alleen een handreiking en dezelfde bindende kracht moet hebben als bijvoorbeeld de 'Code goed bestuur'. Wie zich niet aan de gedragslijn houdt, moet zich daarvoor, onder het motto 'pas toe of leg uit', kunnen verantwoorden ten opzichte van de betrokkenen, de schoolgemeenschap en de Inspectie van het onderwijs. Professionaliteit De wijze van omgang moet professioneel zijn. Dat betekent in de eerste plaats dat medezeggenschapsorganen een zelfstandige positie hebben ten opzichte van bet bevoegd gezag. Medezeggenschapsorganen hebben twee soorten vergaderingen, de eigen vergadering en de overlegvergadering. De MR bepaalt het verloop en de openbaarheid van de eigen vergadering. Besprekingen zijn toegankelijk voor de achterban, tenzij de raad anders besluit in het belang van een bepaald agendapunt. De overlegpartner van de MR maakt geen dee! uit van de achterban. De impasse is opgelost doordat de besturen van de PO-raad en de VO-raad hebben toegezegd om uiterlijk najaar 2015 binnen hun vereniging toe te werken naar het opnemen van de essentie van het Gezamenlijk advies in hun governancecodes. Om dit te bereiken zullen de organisaties zich actief inspannen om de inhoudelijke afspraken structureel onder de aandacht van hun leden/achterbannen te brengen en te bevorderen dat die zich daarnaar richten. Staatssecretaris Dekker heeft bovendien aangekondigd dat hij zo'n €500.000,- beschikbaar zal stellen aan de gezamenlijke onderwijsorganisaties om schoolbesturen, schoolleiders en medezeggenschapsorganen op de hoogte te stellen van de inhoud van het 'Gezamenlijk advies' via een uitgebreide voorlichting- en scholingscampagne. Als gelijkwaardige gesprekspartners kunnen de MR en de overlegpartner elkaar uitnodigen voor over leg. Dit over leg kan betrekking hebben op het verstrekken van toelichting en informatie, meningsvorming en het uitwisselen en bepalen van standpunten. Partijen spreken vooraf samen de agenda af, de status van elk agendapunt en wie het voorzitterschap bekleedt. Aangezien de overlegpartner namens het bevoegd gezag ad vies of instemming vraagt van de MR, Het Gezamenlijk advies heeft als centraal uitgangspunt dat het bevoegd gezag bestuurt en de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor zijn besluiten, terwijl de MR meedenkt, controleert en corri- School en Wet Juni 6 2014 kan hij niet tevens optreden als adviseur van de MR. De MR komt zelf met voorstellen rand lcwesties waarbij het belang van een of meer groepen binnen de achterban in het geding is. De overlegpartner geeft op deze voorstellen een onderbouwde reactie, aldus het Gezamenlijk advies. Maar andersorn zijn er oak informatieverplichtingen. Zo bepaalt het Gezamenlijk advies dat medezeggenschapsorganen waar nodig aanvullende informatie inwinnen uit openbare bronnen, achterbanraadpleging en externe deskundigen. Medezeggenschapsorganen zoeken kennis en advies ook buiten de eigen kring. Niet-leden uit de achterban kunnen bijdragen bij incidentele klussen, advies geven of als klankbord optreden. De medezeggenschapsorganen stellen hun overlegpartner op de hoogte van deze informatie, voor zover van belang voor de te maken afspraken of het te voeren beleid. Als vertegenwoordiger van personeel, ouders en leerlingen verzorgen medezeggenschapsorganen informatie aan hun achterban over de gemaakte keuzes, uitgebrachte adviezen en genomen beslissingen. Dit gebeurt naar aanleiding van actuele ontwikkelingen en in de vorm van een jaarverslag. Waar nodig peilen medezeggenschapsorganen de mening van de schoolbevolking over actuele en zwaarwegende kwesties zodat zij de uitslag van deze raadpleging kan betrekken bij het innernen van standpunten. Het bevoegd gezag stelt bij dergelijke thema's tijd en faciliteiten beschikbaar om zo'n raadpleging mogelijk te maken. Verder schrijft het Gezamenlijk ad vies voor dat medezeggenschapsorganen jaarlijks een activiteitenplan opstellen, waarin de wederzijdse verwachtingen tussen zichzelf en het bevoegd gezag aan de orde komen en de faciliteiten om het medezeggenschapswerk uit te kunnen voeren. Het medezeggenschapsorgaan stuurt het activiteitenplan naar de overlegpartner en andere betrokkenen. Het medezeggenschapsorgaan houdt een ambitiegesprek met de overlegpartner, waarbij zij tevens de resultaten van het vorige evaluatieplan evalueren. Professionaliteit betekent ook dat de !eden van medezeggenschapsorganen ervoor zorgen dat ze hun taak goed kunnen vervullen. Volgens het Gezamenlijk advies betekent dit dat de !eden op de hoogte zijn van relevante wetten en regels, hun vakliteratuur bijhouden en scholing volgen. Om dit mogelijk te maken stelt het bevoegd gezag faciliteiten beschikbaar, gebaseerd op het activiteitenplan van het medezeggenschapsorgaan. Deze laatste legt in het jaarverslag verantwoording af over de besteding van de faciliteiten. Na ast bepalingen over omgang beva t het Gemeenschappelijk advies normen over informa tieplichten. Het doel van de WMS is immers niet alleen het geven van zeggenschap aan de belanghebbende n bij de school, maar ook het bevorderen van openhe id in de school . De voorschriften in het Gemeenschapp elijk ad vies hebben dan ook in de eerste plaats betrek king op verplichtingen van het bevoegd gezag tegenove r de medezeggenscha psorga nen . Professionaliteit dient met name te warden betracht in (dreigende) geschilsituaties, zo staat in het Gemeenschappelijk advies. Genomen besluiten moeten kunnen rekenen op ondersteuning van de medezeggenschapsorganen bij de uitvoering, oak als het bevoegd gezag een advies niet (geheel) volgt. Hetzelfde geldt als het bevoegd gezag of een medezeggenschapsorgaan bij een geschillenprocedure in het ongelijk is gesteld. Als het medezeggenschapsorgaan en de overlegpartner het niet eens blijven over een bepaalde kwestie, stellen ze vast dat overeenstemming uitblijft. Wanneer een van de twee zich niet bij die uitkomst kan neerleggen, kunnen ze externe ondersteuning inroepen om er met deze bemiddelaar toch samen uit te komen. Als het medezeggenschapsorgaan of de overlegpartner een beroep doet op de LCG WMS of de Ondernemingskamer, la ten ze die procedure de onderlinge verhoudingen niet vertroebelen. In het belang van een goede afhandeling van een geschil is het van belang dat partijen het verschil van mening zo duidelijk mogelijk formuleren. Ze orienteren zich daarbij op eerdere uitspraken over vergelijkbare zaken en informeren de achterban. Partijen blijven tijdens de procedure openstaan voor alternatieve oplossingen en bemiddeling. In het Gezamenlijk advies wordt nag een andere bron van informatie genoemd: alle uitspraken van de klachtencornmissie van de school. Op grond van de WMS is het bevoegd gezag alleen verplicht informatie te verstrekken over gegrond verklaarde klachten (artikel 8, lid 2 aanhef en onder e, WMS). Maar het Gezamenlijk advies gaat verder. Het bepaalt dat het bevoegd gezag het medezeggenschapsorgaan ook op de hoogte stelt van de niet gegrond verklaarde klachten. De gedachte hierachter is dat oak van niet gegrond verklaarde klachten kan worden geleerd. Aanbevolen wordt om oak de informeel, intern geuite klachten te bespreken met de MR. Veruit de meeste klachten worden narnelijk door de school zelf afgehandeld en daarvan komt maar een fractie bij de (landelijke) klachtencommissies terecht. Voor een optimaal leereffect kan het daarom, volgens het Gezarnenlijk advies, zinvol zijn dat de school ook veelvoorkomende, of zich steeds repeterende klachten met het medezeggenschapsorgaan bespreekt. Het is daarbij niet de bedoeling dat op individuele gevallen wordt ingegaan. Het gaat er immers om te komen tot beleidsmatige verbeteringen. De school laat aan alle bij de school betrokkenen weten wat ze met klachten doet, zodat iedereen kan zien dater serieus met klachten wordt omgegaan. I nformatieverschaffing Naast bepalingen over omgang bevat het Gemeenschappelijk advies normen over informatieplichten. Het doe! van de WMS is immers niet alleen het geven van zeggenschap aan de belanghebbenden bij de school, maar oak het bevorderen van openheid in de school (artikel 7 WMS). De voorschriften in het Gemeenschappelijk advies hebben dan oak in de eerste plaats betrekking op verplichtingen van het bevoegd gezag tegenover de medezeggenschapsorganen. Het bevoegd gezag moet hen op eigen initiatief alle informatie sturen die zij nodig hebben om hun taken te vervullen. Indien de medezeggenschapsorganen andere of aanvullende inlichtingen vragen, verstrekt het bevoegd gezag deze of antwoordt het met een gemotiveerde weigering. Over (tijdelijke) geheimhouding rnaken partijen afspraken. 3. Wijziging onderwijswetten en de WMS Wijzigingen onderwijswetten Eind 2012 waren een nieuwe regering en een nieuwe Tweede Karner aangetreden. De kwestie Amarantis had de constatering in de evaluatie van de WMS dat de MR onvoldoende wettelijke middelen heeft om tegenwicht te bieden aan het bevoegd gezag in bepaalde School en Wet Juni 7 2014 situaties, bevestigd. In het parlementaire debat over de kwestie Amarantis kondigde de regering daarom aan de interne bestuurskracht van onderwijsinstellingen te willen verbeteren door middel van versterking van de corrigerende mechanismen in het governancesysteem.9 Een van de voorstellen is uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden voor medezeggenschapsorganen om zich te wenden tot de interne toezichthouder als zij geen gehoor vinden bij hun bestuur. Zo is het de bedoeling dat de interne toezichthouder (raad van toezicht) de wettelijke verplichting krijgt om met de (G)MR te overleggen. En het bevoegd gezag zal waarschijnlijk de verplichting krijgen om de MR advies te vragen bij de vaststelling van de benoemingsprofielen voor bestuurders en voorgenomen besluiten tot benoeming of on ts lag van bestuurders. de rechter te verzoeken een executoriale titel te verlenen aan die uitspraken. Tot slot zal worden voorgesteld om de WMS zo aan te passen dat medezeggenschapsorganen de rnogelijkheid krijgen om de nietigheid van besluiten van het bevoegd gezag in te roepen als deze heeft verzuimd om de vereiste insternming te vragen. Enqueterecht Tijdens het debat over de versterking van de bestuurskracht werd tevens geopperd om de MR het recht van enquete te geven. '3 Dit zou inhouden dat onderwijsinstellingen wettelijk verplicht worden om een bepaling in de statuten op te nemen waarbij zij de medezeggenschapsorganen de bevoegdheid geven om een enqueteverzoek bij de Ondernemingskamer in te dienen bij mogelijk wanbeleid. De Ondernemingskamer kan dan onderzoek laten doen naar het beleid en de gang van zaken binnen de rechtspersoon, en - indien sprake is van wanbeleid - voorzieningen treffen zoals het vernietigen van een besluit van bestuurders of een antler orgaan binnen de rechtspersoon of het schorsen of ontslaan van bestuurders of toezichthouders. Wijzigingen WMS De landelijke ouderorganisaties, de onderwijsvakbonden en het LAKS grepen het parlementaire debat over de versterking van het governancesysteem tevens aan om opnieuw de knelpunten die bij de evaluatie van de WMS waren geconstateerd, onder de aandacht te brengen. Die actie heeft geresulteerd in aanvaarding van de motie Van Dijk waarin de regering wordt verzocht de WMS te wijzigen op de volgende onderwerpen: - Het voorstel haalde het echter niet. De minister raadde het voorstel af omdat het toekennen van het enqueterecht aan medezeggenschapsraden volgens haar een onevenwichtigheid creeert in de checks and balances van de medezeggenschap. Bovendien vindt zij het ook niet nodig indien de voorgestelde wijzigingen van de WMS en de onderwijswetten zullen worden aangenomen. De Kamer was het daarmee blijkbaar eens . Op 24 april jl. werd een motie van het CDA-kamerlid Rog met het verzoek aan de regering om het mogelijk te maken dat de MR in het funderend onderwijs onder bepaalde voorwaarden zal gaan beschikken over het enqueterecht, afgewezen.'4 het recht op rechtsbijstand; de beslechting van nalevingsgeschillen; de mogelijkheid om nietigheid van besluiten in te roepen; en het scholingsbudget rechtstreeks naar de MR.' 0 In een brief van 5 februari 2014 liet staatssecretaris Dekker weten dat hij de rnotie gaat uitvoeren. Hij is van plan een wetsvoorstel tot wijziging van de WMS in te dienen op grond waarvan rnedezeggenschapsorganen een rechtstreeks recht op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en scholingskosten krijgen. Dit voorstel is in overeenstemming met het Zwanenburcht-arrest van 2012 waarin de Ondernemingskamer overwoog dat de fadliteitenregeling in de WMS medezeggenschapsorganen belemmeren in de verwezenlijking van hun rechten. De WMS zal op dit onderdeel inhoudelijk gelijkgetrokken worden met de faciliteitenregeling in de Wet op de ondernemingsraden (WOR)." Die regeling houdt in dat medezeggenschapsorganen alle redelijkerwijs noodzakelijke kosten voor het verrichten van zijn taken rechtstreeks vergoed krijgen van het bevoegd gezag zonder dat zij daarvoor eerst een regeling moeten overeenkomen in het medezeggenschapstatuut. Volgens het Zwanenburcht-arrest moet onder 'redelijkerwijs noodzakelijke kosten' worden verstaan: kosten die nodig zijn voor vervulling van de wettelijke taken van een medezeggenschapsorgaan. Gaat een medezeggenschapsorgaan zijn wettelijke taken in de WMS of andere wetten te buiten, dan heeft het dus geen recht op vergoeding van kosten die het maakt in verband met die activiteiten. Ook mag de hoogte van de kosten niet buitensporig zijn. Onder redelijkerwijs noodzakelijke kosten vallen eveneens kosten van rechtsbijstand in een juridische procedure, aldus de Ondernemingskamer. 11 De evaluatie van de WMS en de plan nen met betrekking tot de versterking besturing hebben geleid tot een tweesporenbeleid met betrekking tot de verbetering van de medezeggenschap in het funderend onderwijs. Niet alleen zullen de WMS en de onderwijswetten worden aangepast; ook zullen de belanghebbenden vrijwillig bepaalde verplichtingen op zich nemen. 4. Slotwoord De evaluatie van de WMS en de plannen met betrekking tot de versterking besturing hebben geleid tot een tweesporenbeleid met betrekking tot de verbetering van de medezeggenschap in het funderend onderwijs. Niet alleen zullen de WMS en de onderwijswetten worden aangepast; ook zullen de belanghebbenden vrijwillig bepaalde verplichtingen op zich nemen. Deze twee sporen vullen elkaar goed aan. De aanpassingen van de WMS betreffen de rechtsbescherming en geschilbeslechting en dit zijn per definitie onderwerpen waarvan de regeling niet aan partijen zelf kan worden overgelaten. Bovendien biedt de WMS op deze punten minder bescherming dan andere medezeggenschapswetten, zoals de WOR en de Wet medezeggenschap clienten zorginstellingen . Gelijktrekking van de WMS met deze wetgeving, en met name de WOR, is dan ookgeen overbodige luxe, zeker nu de overheid de MR een steeds zwaardere rol toebedeelt bij het interne toezicht op het bestuur van onderwijsinstellingen. Verder stelt de staatssecretaris voor om de LCG WMS bevoegd te maken in nalevingsgeschillen. Alle medezeggenschapsgeschillen zullen dan in eerste instantie bij de LCG WMS terecht komen en de Ondernemingskamer zal alleen nog hoger beroepsinstantie zijn. Tevens zullen de uitspraken van de LCG WMS afdwingbaar worden door medezeggenschapsorganen de wettelijke bevoegdheid te geven Juni School en Wet 8 2014 Gezien deze toezichthoudende rol is het echter een manco dat sommige van de voorgestelde medezeggenschapsverplichtingen zullen worden opgenomen in de onderwijswetten, en niet in de WMS. Het gaat om de verplichting van de raad van toezicht om met de MR te overleggen en van het bevoegd gezag om de MR advies te vragen bij de vasts telling van de benoemingsprofielen voor bestuurders en bij voorgenomen besluiten tot benoeming of ontslag van bestuurders. Opname van deze verplichtingen in de onderwijswetten zal namelijk tot gevolg hebben dat de MR de naleving daarvan niet zal kunnen afdwingen als het er op aankomt.'s In artikel 36 WMS staat immers dat medezeggenschapsorganen alleen de bevoegdheid hebben om naleving af te dwingen van verplichtingen voortvloeiend uit de WMS. Een eerdere minister van OCW heeft dit manco al eens bevestigd, zonder daar overigens iets aan te doen.' 6 Ook de aangekondigde verbetering van de WMS met betrekking tot nalevingsgeschillen zal hierin geen verandering brengen. De aangekondigde bevoegdheden van de MR met betrekking tot de versterking van de bestuurskracht zullen dan ook weinig effectief zijn bij de wens van de minister dat 'medezeggenschappers met de vuist op tafel moeten durven slaan'." Het verdient daarom aanbeveling om de voorgestelde verplichtingen op te nemen in de WMS. medezeggenschap al prima functioneert, zal het Gezamenlijk advies vooral een herkenning zijn en een bevestiging dat het goed loopt. Voor scholen waar de medezeggenschap nog wel knelpunten kent, wijst het Gezamenlijk advies de weg naar hoe het beter kan. Maar veel van de geconstateerde tekortkomingen in de medezeggenschap zullen niet door meer regelgeving kunnen worden opgelost. Veel van die tekortkomingen betreffen immers de uitvoering van al bestaande regels en de wijze waarop partijen met elkaar omgaan. De oplossing moet veeleer worden gevonden in het creeren van een 'moreel medezeggenschapskompas' . Het Gezamenlijk advies heeft het karakter van zo'n kompas door een antwoord te geven op de vraag hoe goede medezeggenschap er uit behoort te zien. Deze benadering heeft er voor gezorgd dat er in het Gezamenlijk advies vooral geredeneerd is vanuit de bedoeling en de geest van de regelgeving en de rechtspraak. Het Gezamenlijk advies geeft schoolbesturen, schoolleiders en medezeggenschapsraden een extra steun in de rug bij het toepassen van de medezeggenschapsreglementen, medezeggenschapsstatuten en wettelijke voorschriften. Het Gezamenlijk advies 'vertaalt' die afspraken en voorschriften naar praktisch handelen. Centraal staat daarbij de vraag: 'Hoe gaan we op een fatsoenlijke manier met elkaar om?' Voor scholen waar de 12) . Zie meer hierover in het onderdeel 'wijziging'van de Wms en onderwijsw•tten' no ten 1. Artik•I 46 Wms luidt: Onze Minist•r van Ond•rwijs, Cultuur en Wetenschap zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendh•id •n de effect•n van doze w•t in de praktijk. 2. J. Bokdam, J. Bal en J. De Jonge, 'Evaluatie wet medezeggenschap op scholen', Zoetermeer 20 maart 2012. Bijlag• bij Komerstukken II 2011/12, 33223, nr. 1. 3. Het woord 'MR' in dit artik•I heeft betrekking op alle medezeggenschapsorganen, tenzij uitdrukkelijk anders wordt gesteld. 4. Zie ook R. van Schoonhoven, 'Een geschil is geen ruzie, onderzoek naar de doorwerking van medezeggenschapsgeschillen in het primair en voortgezet onderwijs', Stichting Onderwijsgeschillen, Utrecht juni 2010 . 5. Kamerstukken II 2011/12, 33223, nr. 1, p. 4. 6. Kamerstukken II 2011/12, 33223, nr. 2. Hondelingen II 2011/12, 5 juli 201>, 105-25-43. 7. http://www.versteri ngmedezeggenschap .ni/advies-goede-medezeggenschap . B. De minister van OCW heeft wel een wecsvoorscel aangekondigd om deze verplichting in de onderwijswetten te zullen opnemen . (Komerstukken II 2012/13, 33495, nr. lo, p. hieronder. 9. Kamerstukken II 2012/13, 33495, nr. 10. lO . Kamerstukken II 2012/13, 33495, nr. 17. 11. Kammtukken 11 2013/14, 33495, nr. 35· 12. Ondernemingskamer gerechtshof Amsterdam 17 juli 201>, fCU:NL:GHAMS:20120BX16B5. Zie hierover J. Sperling. 'De evaluatie van de WMS: niet de wetgever, maar de ondernemingskamer maakt de WMS doeltreffender en effectieve~. NTOR Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, december 2012-4, p. 232-246 . 13. Kamerstukken II 2012/13, 33495, nr. lo . 14. Kammtukken II 2013/14 , 33495, nr. 53 . 15. Ev•nals artikel 17a, lid 2, WPO, artik•I 28g. lid 2, WEC •n artikel 24d, lid >, WVO (voor- drachtsrecht voor •en lid van d• raad van toezicht) . 16. Kamerstukken I 2011/1>, 33106, I, p. 2. 17. http://www.tra jectum. hu .nl/medezeggenschap_moet_vaker _met_de_vu ist_op_tafel_s laan Juni School en Wet 9 2014