Indicatorgids Heupvervanging 2014

Download Report

Transcript Indicatorgids Heupvervanging 2014

Indicatorenset Heupvervanging
Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013
Definitieve versie – okt. 2013
Colofon
Internet:
Portal voor aanlevering kwaliteitsgegevens verslagjaar 2013: http://ziekenhuizentransparant.nl.
Meer informatie:
 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen:
www.nvz-ziekenhuizen.nl/onderwerpen/zichtbare-zorg;
 Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra: www.nfu.nl.
Samengesteld door:
Zorginhoudelijke indicatoren
Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare), UMC St Radboud
Klantpreferentievragen
Consumentenbond
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF)
Eerder tot stand gekomen in opdracht en onder eindverantwoordelijkheid van de stuurgroep
Zichtbare Zorg Ziekenhuizen.
Let op:
Zichtbare Zorg is per 1 januari 2013 gestopt en gaat op in het Kwaliteitsinstituut. De ondersteuning
die het programmabureau Zichtbare Zorg leverde aan ziekenhuizen en ZBC’s met betrekking tot het
verzamelen en aanleveren van de indicatoren, komt hiermee te vervallen. Het beschikbaar stellen
van kwaliteitsinformatie is een wettelijke opdracht aan zorgaanbieders, die van kracht blijft. De
indicatoren uit deze indicatorengids worden daarom in 2014 niet aangeleverd via de ZiZo-portal,
maar via een webportal van Dutch Hospital Data.
Den Haag, oktober 2013
2
Inhoudsopgave
Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren
1. Algemene informatie over zorginhoudelijke indicatoren
2. Factsheets zorginhoudelijke indicatoren Heupvervanging
3. Lijst te verzamelen variabelen
Bijlage 1: Wijzigingstabel zorginhoudelijke indicatoren
Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke
verenigingen
4
5
7
16
20
21
Deel 2: Klantpreferentievragen
1. Klantpreferentievragen Heupvervanging
Bijlage 1: Wijzigingstabel klantpreferentievragen
22
23
27
Afkortingenlijst
28
3
Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren
4
1. Algemene informatie over Zorginhoudelijke indicatoren Heupvervanging
Indicatorwerkgroep
De werkgroep voor de indicatorenset Heup- en knievervanging bestond in 2007 uit de volgende
personen:
NOV: Dhr. Drs. F. Breukelman, orthopeed, Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Prof. Dr. C.N. van Dijk, orthopeed, Academisch Centrum Amsterdam
Dhr. Drs. G.G. van Hellemondt, orthopeed, Sint Maartenskliniek Nijmegen
Dhr. Dr. J.B.A. van Mourik, orthopeed, Máxima Medisch Centrum (tot 2009)
Dhr. Prof. Dr. R.G.H.H. Nelissen, orthopeed, Leids Universitair Medisch Centrum
Dhr. Drs. F.J. van Oosterhout, orthopeed, Beatrix Ziekenhuis
Dhr. Dr. B.W. Schreurs, orthopeed, Universitair Medisch Centrum St. Radboud
Dhr. Dr. W.J. Rijnberg, orthopeed, Rijnstate Ziekenhuis
Dhr. Prof. Dr. R.G. Pöll, reumachirurg, Slotervaartziekenhuis
Dhr. Drs. R. van den Wijngaard
NPCF: Mw. A. Pereboom, praktijkondersteuner, huisartsenpraktijk van de HOED (tot 2009)
Mw. Drs. M.M. Versluijs, beleidsmedewerker Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie
ZN:
Dhr. Drs. J.G. de Vries
Onderhoudswerkgroep
De onderhoudswerkgroep 2011 voor de indicatorenset Heup- en knievervanging bestond uit de
volgende personen:
NOV: Dhr. Dr. R.W. Poolman, orthopeed, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Amsterdam
Dhr. Dr. A.M.J.S. Vervest, orthopeed, Tergooiziekenhuizen Blaricum
ZN:
Mw. Drs. N. Huiskes, medisch adviseur CZ
Mw. Drs. M. Smits, adviserend geneeskundige Agis
Afstemming met bestaande richtlijnen
Er is gebruik gemaakt van de richtlijn diepe veneuze trombose en longembolie (CBO, 1999) en de
SWAB-richtlijnen voor perioperatieve antibiotische profylaxe (van Kasteren, 2000).
Populatiebepaling Heupvervanging
De eerste stap in het bepalen van de indicatoren is het vaststellen van de populatie. Voor alle
Zichtbare Zorg indicatorensets was als uitgangspunt gekozen om de populatie te bepalen aan de
hand van de Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s). Door de invoering van DOT (DBC’s op weg
naar transparantie) per 1 januari 2012, is de populatiebepaling van de Zichtbare Zorg indicatoren
gewijzigd.
Let op: In deze indicatorengids zijn nog de oude DBC’s vermeld die voor verslagjaar 2012 en eerder
nodig waren om de populatie te bepalen. Specifieke DOT-instructies zijn opgenomen in een
separaat document bij de indicatorengidsen.
DBC’s
De populatie voor de indicatorenset Heupvervanging bestaat uit het aantal patiënten bij wie op enig
moment in het verslagjaar een DBC wordt afgesloten die voldoet aan:
 05.11.1701.223 Reguliere zorg. Artrosis. Operatief met klinische episode(n) met
gewrichtsprothese.
Daarnaast vindt controle plaats of patiënten binnen deze afgesloten DBC een totale heupvervanging
hebben ondergaan. Het betreffen patiënten waarbij de onderstaande zorgactiviteiten (operaties)
beide zijn uitgevoerd/vastgelegd:
 190305 Totale heup prothese code
 038567 Vervanging femurkop en acetabulum
De populatie wordt uiteindelijk bepaald door de in 2013 afgesloten DBC-zorgproducten. In het
document met DOT-instructies vindt u relevante DBC-zorgproducten.
Om dubbelregistratie te voorkomen, dient – indien de indicator gebaseerd is op tellingen op
patiëntniveau – geselecteerd te worden op het unieke patiëntnummer. In alle andere gevallen wordt
5
geteld op verrichtingenniveau en telt iedere verrichting apart mee. Voor codes en instructies, zie de
variabelenlijst en rekenregels (tabellen 1 en 2).
Peildatum
De structuurindicatoren worden, in verband met de actualiteit, eenmaal per jaar op peildatum 1 maart
geregistreerd.
In- en exclusiecriteria
Om een eerlijke vergelijking tussen zorgaanbieders te kunnen maken, heeft de werkgroep in- en
exclusiecriteria vastgesteld. Zo kunnen patiënten bijvoorbeeld op leeftijd of comorbiditeit worden
uitgesloten. Ook kunnen extra eisen worden gesteld aan het DBC-zorgproduct. Bijvoorbeeld de
aanwezigheid van een specifieke verrichting.
In- en exclusiecriteria hoeven niet per definitie voor alle indicatoren in de set gelijk te worden
toegepast. Soms dienen er bijvoorbeeld extra gegevens te worden verzameld om later te kunnen
corrigeren voor comorbiditeit, die de waarde van de indicator beïnvloedt. Op basis van de populatie
en de in- en exclusiecriteria wordt de noemer van de indicator vastgesteld.
6
2. Zorginhoudelijke indicatoren Heupvervanging
1. Antibiotische profylaxe
Relatie met kwaliteit
van zorg
Operationalisatie 1a
Operationalisatie 1b
Teller 1b
Noemer 1b
Operationalisatie 1c
Teller 1c
Noemer 1c
Operationalisatie 1d
Teller 1d
Noemer 1d
Definities
In-/exclusiecriteria
Bron
Antibiotische profylaxe is bewezen effectief in de preventie van diepe
wondinfecties bij plaatsing van een totale heupprothese. Het optreden van
diepe wondinfecties wordt mede beïnvloed door aanwezige co-morbiditeit
(o.a. hypertensie, diabetes, obesitas).
Deze antibiotische profylaxe moet wel op het juiste ogenblik wordt gestart:
60 tot 15 minuten vóór de incisie of vóór het opwekken van bloedleegte
kan als het optimale tijdsinterval worden beschouwd.
Het percentage wondinfecties dat na opereren optreedt weerspiegelt de
kwaliteit van de geboden profylaxe. Overigens moet er rekening mee
worden gehouden dat ook patiëntenkenmerken zoals de
gezondheidsstatus het optreden van wondinfecties kunnen beïnvloeden.
Is er een richtlijn of protocol beschikbaar voor antibiotische profylaxe in
geval van een totale heupprothese?
Ja/Nee
Percentage operaties waarbij de patiënt peri-operatief antibiotica
toegediend heeft gekregen, in geval van een totale heupprothese.
Aantal operaties waarbij de patiënt peri-operatief antibiotica toegediend
heeft gekregen, in geval van een totale heupprothese
Aantal operaties waarbij de patiënt een totale heupprothese heeft
ondergaan
Percentage operaties waarbij de patiënt 60 tot 15 minuten vóór de incisie
of vóór het opwekken van bloedleegte antibiotica toegediend heeft
gekregen, in geval van een totale heupprothese.
Aantal operaties waarbij de patiënt 60 tot 15 minuten vóór de incisie of
vóór het opwekken van bloedleegte antibiotica toegediend heeft gekregen,
in geval van een totale heupprothese
Aantal operaties waarbij de patiënt peri-operatief antibiotica toegediend
heeft gekregen, in geval van een totale heupprothese
Percentage diepe wondinfecties in geval van een totale heupprothese
Aantal diepe wondinfecties tot zes weken na de operatie bij patiënten in
geval van een totale heupprothese
Aantal operaties waarbij de patiënt een totale heupprothese heeft
ondergaan
Peri-operatief: Gedurende de klinische opname
De volgende definitie (WIP) van een diepe wondinfectie is van toepassing.
De infectie is ontstaan binnen 1 jaar na operatie en de infectie lijkt het
gevolg te zijn van de operatie en betreft de diepliggende weefsels van de
incisie (zoals fascie en spier) en voldoet bovendien aan één of meer van
de volgende bevindingen:
1) Purulente afscheiding uit een diepe incisie maar niet van de
organen en anatomische ruimten van het operatiegebied.
2) Spontane wonddehiscentie of wond geopend door de chirurg
terwijl de patiënt koorts (>38°C) en/of lokale pijn of gevoeligheid
heeft tenzij een wondkweek negatief blijkt.
3) Abces of ander teken van infectie van het gebied van de diepe
incisie gezien bij directe observatie, tijdens heroperatie of
histopathologisch of radiologisch onderzoek.
4) Diagnose ‘diepe infectie van het operatiegebied’ door de chirurg
of behandelend arts.
NB: Infecties die zowel oppervlakkig als diep zijn worden geclassificeerd
als diepe postoperatieve infecties van het operatiegebied.
1d: Exclusie: Patiënten met ASA-klasse  3
1a: Richtlijnen of protocollen
1b: Datamanagementsysteem anesthesiologie, anesthesielijst in
patiëntendossier (teller), ZIS, DBC- en verrichtingenregistratie (noemer)
7
Meetfrequentie
Peildatum
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
Type indicator
Meetniveau
Kwaliteitsdomein
1c: Datamanagementsysteem anesthesiologie, anesthesielijst in
patiëntendossier
1d: Complicatieregistratie orthopedie, complicatieregistratie
1a: 1x per jaar
1b, 1c, 1d: Continu
1a: 01-03-2014
1b, 1c, 1d: 01-01-2013 tot en met 31-12-2013
1a: 1x per jaar
1b, 1c, 1d: 1x per verslagjaar
1a: Structuur
1b, 1c, 1d: Proces
1a: Maatschapniveau
1b, 1c, 1d: Patiëntniveau
Effectiviteit; veiligheid
Rekenregels
Indicator 1b
Teller
Antibiotische profylaxe
Neem als uitgangspunt de populatie van de noemer.
Bepaal nu het aantal operaties waarbij de patiënt perioperatief antibiotica toegediend heeft gekregen, in
geval van een totale heupprothese
Formule
# patiënten noemer
waarvoor geldt H4= ja
Deze teller is hetzelfde als de noemer voor 1c
Noemer
Bepaal het totaal aantal operaties waarbij de patiënt
een totale heupvervanging heeft ondergaan.
# patiënten waarvoor H1
en H2 gelden
Deze noemer is dezelfde als de noemer voor 3b
Indicator 1c
Teller
Noemer
Antibiotische profylaxe
Neem als uitgangspunt de populatie van de noemer.
Bepaal nu het aantal operaties waarbij de patiënt 60 tot
15 minuten vóór de incisie of vóór het opwekken van
bloedleegte antibiotica toegediend heeft gekregen, in
geval van een totale heupprothese
Bepaal het aantal operaties waarbij de patiënt perioperatief antibiotica toegediend heeft gekregen, in
geval van een totale heupprothese
Formule
# patiënten noemer
waarvoor geldt H10= ja of
H11=ja
# patiënten waarvoor H1
en H2 gelden en waarvoor
geldt H4= ja
Deze noemer is hetzelfde als de teller voor 1b
Indicator 1d
Teller
Noemer
Antibiotische profylaxe
Neem als uitgangspunt de populatie van de noemer.
Bepaal nu het aantal diepe wondinfecties bij patiënten
in geval van een totale heupprothese binnen 6 weken
na de ingreep
Bepaal het totaal operaties waarbij de patiënt een
totale heupvervanging heeft ondergaan. Patiënten met
ASA-klasse ≥ 3 moeten geëxcludeerd worden.
Formule
# patiënten noemer
waarvoor geldt H12=ja
(# patiënten waarvoor H1
en H2 gelden) – (#
patiënten waarvoor geldt
H9≥3)
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg
Antibiotische profylaxe is bewezen effectief in de preventie van diepe wondinfecties bij plaatsing van
een totale heupprothese (THP) (Southwell, 2004; Glenny, 1999). Het optreden van diepe
8
wondinfecties wordt mede beïnvloed door aanwezige co-morbiditeit (o.a. hypertensie, diabetes,
obesitas).
Waarschijnlijk beschikken de meeste maatschappen reeds over een richtlijn of protocol. Veel
verbetering lijkt nog mogelijk als patiënten op tijd en volgens schema antibiotica krijgen toegediend.
Uit de data verzameld in het kader van PREZIES blijkt dat het aantal diepe wondinfecties in verband
met het plaatsen van een totale heupprothese (THP) – infecties tijdens opname en na ontslag zijn
bijeengenomen – tussen ziekenhuizen als volgt varieert: 0,0 - 5,4% (THP).
Mogelijkheden tot verbetering
Ofschoon de meeste maatschappen wel zullen beschikken over een richtlijn of protocol met
betrekking tot antibiotische profylaxe, lijkt er wat de tijdigheid van de toediening van antibiotica betreft
duidelijk verbetering mogelijk.
Beperkingen bij gebruik en interpretatie
Er worden geen beperkingen bij gebruik en interpretatie verwacht.
Inhoudsvaliditeit
Uit diverse meta-analyses / systematische reviews blijkt dat antibiotische profylaxe effectief is in de
preventie van diepe wondinfecties (Southwell, 2004; Glenny, 1999).
Ten aanzien van de vraag of met een eenmalige dosis kan worden volstaan biedt de literatuur geen
eenduidig antwoord (Walenkamp, 2004; Southwell, 2004; Engesæter, 2003; Tang, 2003; Glenny,
1999).
Wat het tijdstip van toediening betreft wordt in de SWAB-richtlijn (Van Kasteren, 2000) het volgende
aanbevolen: “Als profylaxe ongeveer 30 min vóór de eerste incisie of vóór het opwekken van
bloedleegte wordt toegediend, is er bij de meeste antibiotica sprake van een goede
weefselconcentratie ten tijde van de incisie”. Naar de mening van de werkgroep kan het beste een
tijdsinterval van 60 tot 15 minuten vóór de operatie worden gehanteerd.
De validiteit van de indicator ‘Beschikbaarheid van een richtlijn of protocol antibiotische profylaxe’ is
gering; de beschikbaarheid van een richtlijn of protocol zegt namelijk niet direct iets over de kwaliteit
van de aanbevelingen. De mate van bewijskracht voor deze indicator is D.
De validiteit van de indicatoren ‘Aantal operaties waarbij de patiënt peri-operatief antibiotica
toegediend heeft gekregen’ en ‘Aantal operaties waarbij de patiënt 60 tot 15 minuten vóór de incisie
of vóór het opwekken van bloedleegte antibiotica toegediend heeft gekregen’ is goed; er is immers
een duidelijke relatie tussen het (tijdig) toedienen van antibiotica en het voorkomen van diepe
wondinfecties. De mate van bewijskracht voor deze indicator is A1.
Statistisch betrouwbaar onderscheiden
De genoemde indicatoren zijn volgens de werkgroep betrouwbaar; bij herhaalde meting en gelijk
blijvende meetcondities mag (min of meer) eenzelfde uitkomst worden verwacht.
Vergelijkbaarheid
Ofschoon de validiteit van de indicator ‘Aantal diepe wondinfecties’ kan worden beïnvloed door
verschillen in de populatie wat aanwezige co-morbiditeit en leeftijd betreft is risicostratificatie naar
leeftijdsklasse en bijvoorbeeld ASA-klasse als maatstaf voor aanwezige co-morbiditeit, niet zinvol: de
aantallen per stratum zouden te klein zijn om nog een zinvolle vergelijking tussen maatschappen
mogelijk te maken (zie ook achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg).
De indicatorwerkgroep heeft aangegeven dat er mogelijk factoren bekend zijn die een ziekenhuis niet
kan beïnvloeden, maar die wel van invloed zijn op de waarde van de indicator.
Registratiebetrouwbaarheid
De indicator ‘Beschikbaarheid van een richtlijn of protocol antibiotische profylaxe’ is eenvoudig
meetbaar en registreerbaar. Voor de andere indicatoren geldt dit niet. Informatie over postoperatieve
wondinfecties en informatie over het tijdstip van toediening van antibiotica moet waarschijnlijk door
middel van handwerk verzameld worden en dat betekent een hoge registratielast. Handwerk houdt in
dat gegevens per dossier moeten worden opgezocht en vastgelegd. Maatschappen die een
complicatieregistratie bijhouden, houden ook de infecties als complicatie bij. De verantwoordelijkheid
voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf.
9
Referenties
- Engesaeter LB, Lie SA, Espehaug B, Furnes O, Vollset SE, Havelin LI. Antibiotic prophylaxis in
total hip arthroplasty: effects of antibiotic prophylaxis systemically and in bone cement on the
revision rate of 22,170 primary hip replacements followed 0-14 years in the Norwegian
Arthroplasty Register. Acta Orthop Scand 2003;74:644-51.
- Glenny A, Song F. Antimicrobial prophylaxis in total hip replacement: a systematic review. Health
Technol Assess 1999;3:1-57.
- Hill C, Flamant R, Mazas F, Evrard J. Prophylactic cefazolin versus placebo in total hip
replacement. Report of a multicentre double-blind randomised trial. Lancet 1981;1:795-6.
- Southwell-Keely JP, Russo RR, March L, Cumming R, Cameron I, Brnabic AJ. Antibiotic
prophylaxis in hip fracture surgery: a metaanalysis. Clin Orthop Relat Res 2004;419:179-84.
- Tang WM, Chiu KY, Ng TP, Yau W, Ching PT, Seto WH. Efficacy of a single dose of cefazolin as
a prophylactic antibiotic in primary arthroplasty. J Arthroplasty 2003;18:714-8.
- Van Kasteren MM, Gyssens IC, Kullberg BJ, Bruining HA, Stobberingh EE, Goris RJA.
Optimaliseren van het antibioticabeleid in Nederland. V. SWAB-richtlijnen voor perioperatieve
antibiotische profylaxe. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144;2049-55.
- Walenkamp GH, Jacobs JA. Antibiotikaprophylaxe bei geschlossenen Frakturen und Prothesen.
Orthopäde 2004;33:424–30.
10
2. Routinecontroles
Relatie tot kwaliteit
Operationalisatie
Definitie(s)
Exclusiecriteria
Bron
Meetfrequentie
Peildatum
Rapportagefrequentie
Type indicator
Meetniveau
Kwaliteitsdomein
De CBO-richtlijn van 2007 geeft aan dat vanaf 1 jaar na een primaire
gewrichtsvervangende operatie aan heupen of knieën, één of twee
jaarlijkse controles niet zinvol zijn, tenzij het type prothese of de leeftijd van
de patiënt daartoe aanleiding geeft. In de regel kan volstaan worden met
het advies om bij klachten terug te komen
Worden in uw ziekenhuis vanaf 1 jaar postoperatief na een
gewrichtsvervangende operatie aan heupen routinematig 1 of 2 jaarlijkse
controles afgesproken voor patiënten met een primaire prothese wegens
coxartrose?
Ja/nee
N.v.t.
Exclusie: Patiënten die deelnemen in een onderzoekssetting, en patiënten
die een specifieke indicatie voor controle hebben.
Ziekenhuisregistratie
1x per jaar
01-03-2014
1x per jaar
Structuur
Ziekenhuisniveau
Effectiviteit
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg
Na het eerste jaar is routinematige controle van patiënten na een totale heup- of knievervanging
gericht op het ontdekken van complicaties zoals loslating van een van de prothesedelen of slijtage
van een polyethyleenlagering. Loslating van de prothese gaat meestal gepaard met klachten, maar
blijkt bij sommige patiënten asymptomatisch te kunnen verlopen. Slijtage met reactie op
polyethyleen-afbraakproducten kan gepaard gaan met osteolyse en secundair met loslating.
Wanneer een dergelijke complicatie op een routine-röntgenfoto wordt ontdekt, kan operatieve
reïnterventie worden overwogen. Meestal zullen deze complicaties pas na 5 of 10 jaar optreden
(NOV, 2007).
In de richtlijn (NOV, 2007) wordt aangegeven dat routinematige follow-up van heup- en
knieprothesen niet noodzakelijk is, tenzij het type prothese of de (relatief jonge) leeftijd van de patiënt
ten tijde van de operatie daar aanleiding toe geven. In de herziene richtlijn Totale heupprothese staat
dat routinematige follow-up van patiënten na een totale heupvervanging in ieder geval dient te
gebeuren gedurende het eerste jaar, en na het vijfde jaar, of eerder als daar aanleiding voor wordt
gezien door de operateur op grond van de ervaringen met de gebruikte prothese of op verzoek van
de patiënt in verband met klachten.
Mogelijkheden tot verbetering
Verwacht wordt dat er op dit moment variatie bestaat tussen verschillende ziekenhuizen en dat er
mogelijkheden zijn voor verbetering.
Beperkingen bij gebruik en interpretatie
Op een structuurindicator is het makkelijk sociaal wenselijk te antwoorden.
Inhoudsvaliditeit
De noodzaak voor regelmatige controle van heup- of knieprothese is niet bewezen. De bewijskracht
hiervoor is C (NOV, 2007; NOV, 2010).
Statistisch betrouwbaar onderscheiden
Er wordt verwacht dat er voldoende variatie in de praktijk bestaat, waardoor deze indicator
discrimineert tussen de ziekenhuizen.
Vergelijkbaarheid
Verwacht wordt dat de indicator onder gelijkblijvende omstandigheden vergelijkbare resultaten
oplevert.
11
Registratiebetrouwbaarheid
De registratielast van een structuurindicator is minimaal. De verantwoordelijkheid voor de
registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf.
Referenties
- NOV Richtlijn Diagnostiek en behandeling van heup- en knieartrose. 2007: Nederlandse
Orthopaedische Vereniging.
- NOV Richtlijn Totale heupprothese. 2010: Nederlandse Orthopaedische Vereniging.
12
3. Volume
Relatie tot kwaliteit
Operationalisatie 3a
Operationalisatie 3b
Definitie
In- /exclusiecriteria
Bron
Meetfrequentie
Peildatum
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
Type indicator
Meetniveau
Kwaliteitsdomein
Complexe zorg vergt deskundigheid en ervaring. Met name bij ‘high risk’
interventies en/of bij kwetsbare patiëntengroepen weegt dit aspect zwaar
vanuit veiligheid- en patiëntenperspectief. Patiënten geven aan dat zij
graag behandeld willen worden door een arts die vaak een bepaalde
handeling doet.
Hoeveel orthopeden op uw ziekenhuislocatie voeren een totale
heupvervanging uit op de peildatum?
Hoeveel totale heupoperaties werden in het verslagjaar op uw
ziekenhuislocatie door het specialisme orthopedie uitgevoerd?
Werken op uw ziekenhuislocatie: Het specialisme registreert haar DBCzorgproducten op uw ziekenhuislocatie
3a: Exclusief co-assistenten, ANIOS en AIOS
3b: Inclusief behandelingen door co-assistenten, ANIOS en AIOS
DBC-registratie en zorgactiviteiten registratie, ziekenhuisregistratie
3a: 1x per jaar
3b: continu
3a: 01-03-2014
3b: 01-01-2013 tot en met 31-12-2013
3a: 1x per jaar
3b: 1x per verslagjaar
3a: Structuur
3b: Proces
3a: Ziekenhuisniveau
3b: Patiëntniveau
Veiligheid, effectiviteit, patiëntgerichtheid
Rekenregels
Indicator 3b
Volume
Bepaal het totaal aantal operaties waarbij de patiënt een totale
heupvervanging heeft ondergaan.
Formule
# patiënten
waarvoor H1 en H2
gelden
Dit aantal is hetzelfde als de noemer voor 1b
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg
Artrose staat voor een heterogene groep aandoeningen, variërend van erfelijke artrose die op zeer
jonge leeftijd ontstaat, van artrose op middelbare leeftijd in één of meer gewrichten, tot artrose op
oudere leeftijd die voor sommige gewrichten in meer dan 80% voorkomt. Van alle
gewrichtsaandoeningen is het de meest voorkomende. Kenmerkend voor artrose is een langzaam en
wisselend progressief verlies van gewrichtskraakbeen, met daarbij een toegenomen metabole
activiteit van zowel het subchondrale bot als het bot aan de gewrichtsranden (osteofyten), en
periodieke prikkeling van de synoviale membraan leidend tot gewrichtsontsteking. Patiënten ervaren
pijn, stijfheid en op den duur functieverlies. De schatting is dat per jaar tussen de 20 en 30.000
gewrichtsvervangende (knie en heup) operaties plaatsvinden (NOV, 2007).
Mogelijkheden tot verbetering
Verwacht wordt dat er verschillen bestaan tussen ziekenhuizen met betrekking tot het aantal totale
heupvervangingen die gedaan worden.
Beperkingen bij gebruik en interpretatie
Als kanttekening wordt hierbij geplaatst dat naast volume ook de mate van standaardisatie van zorg
(Bozic, 2010) en patiëntkenmerken zoals comorbiditeit, leeftijd, geslacht en etniciteit (Soohoo, 2010)
een belangrijke rol spelen bij uitkomsten van een operatie. Het artikel van Paterson (2010)
concludeert dan ook dat patiëntkenmerken een grotere voorspeller was voor complicaties dan
volume.
13
Het aantal patiënten (operationalisatie b) kan niet één-op-één worden gedeeld door het aantal
specialisten (operationalisatie a), aangezien er verschillende factoren van invloed zijn zoals omvang
van de aanstelling van de medisch specialist en het feit dat een medisch specialist op meerdere
locaties werkzaam kan zijn.
Inhoudsvaliditeit
Uit een wetenschappelijk literatuurstudie zijn negen artikelen naar voren gekomen over de relatie
tussen volume van heupvervangingen en uitkomsten van operaties. Er zijn negen artikelen gevonden
die een positieve relatie laten zien tussen chirurgisch en/of ziekenhuis volume en uitkomsten zoals
lager risico op complicaties, heropnames en heroperaties (Bozic, 2010; Marlow, 2010; Wei, 2010;
NIH, 2003; Katz, 2007; Soohoo, 2006; Katz, 2004; Hevey, 2003; Kreder, 2003; Singh, 2011). De
mate van bewijskracht voor deze indicator is A2.
Statistisch betrouwbaar onderscheiden
De benodigde informatie wordt door ziekenhuizen geregistreerd in de zorgactiviteiten-registratie en
DBC-registratie. Deze indicator is daarmee op een betrouwbare manier te meten en levert onder
gelijkblijvende omstandigheden dezelfde resultaten op, mits de kwaliteit van de DBC- en
zorgactiviteiten-registratie adequaat is. De resultaten zijn goed retrospectief controleerbaar.
Voor een procesindicator als deze is het discriminerend vermogen niet relevant, er wordt immers
slechts het feitelijke aantal interventies gerapporteerd.
Vergelijkbaarheid
Bij deze indicator spelen bias en case-mix geen rol.
Registratiebetrouwbaarheid
De gevraagde gegevens voor deze indicator zijn vastgelegd in de DBC- en zorgactiviteiten
registratie, waardoor slechts een kleine tijdsinvestering nodig is. De verantwoordelijkheid voor de
registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf.
Referenties
- Bozic KJ, Maselli J, Pekow PS, Lindenauer PK, Vail TP, Auerbach AD. The influence of procedure
volumes and standardization of care on quality and efficiency in total joint replacement surgery. J
Bone Joint Surg Am. 2010;92:2643-52.
- Browne JA, Pietrobon R, Olson SA. Hip fracture outcomes: does surgeon or hospital volume really
matter? J Trauma. 2009;66:809-14.
- Halm EA, Lee C, Chassin MR. Is volume related to outcome in health care? A systematic review
and methodologic critique of the literature. Ann Int Med 2002;137:511-20.
- Judge A, Chard J, Learmonth I, Dieppe P. The effects of surgical volumes and training centre
status on outcomes following total joint replacement: analysis of the Hospital Episode Statistics for
England. J Public Health (Oxf). 2006;28:116-24.
- Mäkelä KT, Häkkinen U, Peltola M, Linna M, Kröger H, Remes V. The effect of hospital volume on
length of stay, re-admissions, and complications of total hip arthroplasty. Acta Orthop. 2011;82:206.
- Manley M, Ong K, Lau E, Kurtz SM. Effect of volume on total hip arthroplasty revision rates in the
United States Medicare population. J Bone Joint Surg Am. 2008 Nov;90(11):2446-51.
- Murray GD, Teasdale GM. The relationship between volume and health outcomes – a review.
Scott Med J 2006;51:17-22.
- NOV Richtlijn Diagnostiek en behandeling van heup- en knieartrose. 2007: Nederlandse
Orthopaedische Vereniging.
- Paterson JM, Williams JI, Kreder HJ, Mahomed NN, Gunraj N, Wang X, Laupacis A. Provider
volumes and early outcomes of primary total joint replacement in Ontario. Can J Surg.
2010;53:175-83.
- Shervin N, Rubash HE, Katz JN. Orthopaedic procedure volume and patient outcomes: a
systematic literature review. Clin Orthop Relat Res. 2007;457:35-41.
- Singh JA, Kwoh CK, Boudreau RM, Lee GC, Ibrahim SA. Hospital volume and surgical outcomes
after elective hip/ knee arthroplasty: A risk adjusted analysis of a large regional database. Arthritis
Rheum. 2011;63:2531-9
- Soohoo NF, Farng E, Lieberman JR, Chambers L, Zingmond DS. Factors that predict short-term
complication rates after total hip arthroplasty. Clin Orthop Relat Res. 2010;468:2363-71.
14
-
Yasunaga H, Tsuchiya K, Matsuyama Y, Ohe K. High-volume surgeons in regard to reductions in
operating time, blood loss, and postoperative complications for total hip arthroplasty. J Orthop Sci.
2009;14:3-9.
15
3. Lijst te verzamelen variabelen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gegevens voor het bepalen van de indicatoren verzameld
worden. Dit gebeurt aan de hand van een variabelenlijst. Een variabele is een te verzamelen dataelement.
Variabelenlijst
Structuurindicatoren worden op ziekenhuisniveau verzameld. Het is voor deze indicatoren voldoende
om één keer per jaar een vraag met ja of nee te beantwoorden. Om de proces- en
uitkomstindicatoren te kunnen bepalen, worden gegevens op patiëntniveau verzameld en worden
verschillende bronnen geraadpleegd.
Op de volgende pagina’s worden alle variabelen beschreven die nodig zijn om de indicatoren te
kunnen bepalen van de set heupvervanging. Van de variabelen worden de volgende gegevens
vastgelegd:

Variabele nummer:


Naam:
Vast te leggen waarde:

Bron:

Instructie:

Nodig voor indicator:
Het nummer van de variabele wordt later gebruikt om uit te kunnen
leggen welke variabelen gebruikt moeten worden voor de berekening
van een indicator.
Naam/beschrijving van de variabele.
De vast te leggen waarde is een omschrijving om aan te geven wat een
ziekenhuis moet vastleggen. Dit kan bijvoorbeeld een codering zijn,
ja/nee of een datum.
De bron is bedoeld om het zoeken naar de variabele (het data-element)
te vereenvoudigen Dit is gebaseerd op de bevindingen van de
ziekenhuizen uit de praktijktest. Het kan zijn dat dit in andere
ziekenhuizen onder een andere naam of op een andere plaats/systeem
wordt vastgelegd.
Deze beschrijft met welke zoekwaarden gezocht moet worden. Ook
worden praktijktips gegeven.
Als laatste staat aangegeven voor welke indicatoren de variabele
gebruikt wordt.
Voor sommige variabelen is het niet mogelijk om direct uit de data de waarde van de variabele te
bepalen. Leeftijd is hierbij het meest duidelijke voorbeeld. Om de leeftijd te kunnen bepalen is een
peildatum en een geboortedatum nodig. Deze eerste twee gegevens zijn opgenomen bij de
variabelen. Vervolgens zijn rekenregels gedefinieerd die de uiteindelijke variabele berekenen.
Een voorbeeld is: peildatum – geboortedatum = leeftijd.
16
Tabel 1: Variabelen uit verschillende bronnen in het ziekenhuis Heupvervanging
Variabele
Naam
Vast te leggen waarde
Bron
Instructie
Benodigd voor
indicator
H0
Patiëntnummer
ZIS
Dit patiëntnummer is nodig om een
koppeling te kunnen maken tussen
verschillende systemen.
Er zijn meerdere coderingen voor totale
heup vervangingen. Het gaat hier om
vervanging ten gevolge van artrose (Bsegment DBC).
Codering nodig om te controleren of een
heupoperatie met prothese heeft
plaatsgevonden.
Het gaat hier om de eerste totale
vervanging. Revisieoperaties en partiële
vervangingen (bv vervanging van de
femurkop, meestal ten gevolge van een
collumfractuur) worden uitgesloten).
Hiervoor wordt de datum van uitvoering
van verrichtingencodes onder H2.
1: Antibiotische
profylaxe
3b: Volume
1: Antibiotische
profylaxe
3b: Volume
H1
DBC totale heup
vervanging
05.11.1701.223
DBC
registratie
H2
Verrichting code heup
vervanging
038567 vervanging
femurkop en
acetabulum
Verrichtingen
registratie
190305 totale heup
prothese code
H3
Datum van totale heup
vervanging
Dd/mm/jjjj
Verrichtingen
registratie
H4
Antibiotica peri-operatief
toegediend
1= ja
2= nee
H5
Tijdstip toediening
antibiotica
… uur, … min
H6
Tijdstip incisie
… uur, … min
Patiëntendossier of
het OK verslag.
Datamanagementsysteem
anesthesiologie
Patiëntendossier, OK
verslag,
Datamanagementsysteem
anesthesiologie
Patiëntendossier of
het OK verslag of OK
systeem
Datamanagementsysteem
1: Antibiotische
profylaxe
3b: Volume
1d: Antibiotische
profylaxe
1b, 1c: Antibiotische
profylaxe
Dit wordt vaak niet vastgelegd. Zal een
registratie voor opgezet moeten worden.
1c: Antibiotische
profylaxe
1c: Antibiotische
profylaxe
17
Variabele
Naam
Vast te leggen waarde
Bron
Instructie
Benodigd voor
indicator
anesthesiologie
H7
Tijdstip opwekken
bloedleegte
.. uur. … min
H8
Datum van diepe
wondinfectie
ASA-klasse
dd/mm/jjjj
Patiëntendossier, OK
systeem,
Datamanagementsysteem
anesthesiologie
Complicatieregistratie
1-5
OK systeem
H9
1c: Antibiotische
profylaxe
Patiënten met ≥ ASA 3 worden
geëxcludeerd.
1 = gezonde patiënt met geen andere
afwijking dan waaraan hij wordt
geopereerd.
2 = patiënt met een lichte systemische
afwijking, zonder functie beperking.
3 = patiënt heeft een ernstige,
functiebeperkende systemische
aandoening.
4= patiënt heeft een ernstige
systemische afwijking, die chronisch
levens bedreigend is.
5= patiënt zal waarschijnlijk binnen 24
uur overlijden.
1d: Antibiotische
profylaxe
1d: Antibiotische
profylaxe
18
Tabel 2: Rekenregels voor te berekenen variabelen Heupvervanging
Variabele
Te berekenen
gegevens
Berekening
Formule
Validatie regels
Benodigd voor
indicator
H10
AB 60-15 min
Tijdstip incisie – tijdstip antibiotica
toediening
H6 – H5
Duur >15 min en duur <60 min
1c: Antibiotische
profylaxe
H11
AB 60-15 min
Tijdstip bloedleegte– tijdstip antibiotica
toediening
H7- H5
Duur >15 min en duur <60 min
1c: Antibiotische
profylaxe
H12
Diepe wondinfecties
binnen 6 weken na
ingreep
Datum wondinfectie – datum ingreep
H8-H3
<6 weken
1d: Antibiotische
profylaxe
19
Bijlage 1: Aanpassingen in zorginhoudelijke indicatoren n.a.v. gegevensuitvraag in 2013 over
verslagjaar 2012
De zorginhoudelijke indicatoren van deze set zijn ongewijzigd gebleven.
20
Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke vereniging
De zorginhoudelijke indicatoren uit de indicatorset Heupvervanging zijn in 2010 geautoriseerd door
de Nederlandse Orthopaedische Vereniging.
21
Deel 2: Klantpreferentievragen
22
Vragenlijst klantpreferenties Heupvervanging
De volgende vragen gaan in op het aanbod van de zorg rondom heupvervanging. Deze informatie
kan bijdragen aan de beeldvorming van de patiënt/consument om een keuze te maken voor een
zorgaanbieder. De klantpreferentievragen zijn opgesteld door de Consumentenbond en de
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie.
Om te achterhalen welke informatie de patiënt wil gebruiken om een ziekenhuis op te kiezen, zijn er
focusgroepen en/of telefonische interviews gehouden. Door middel van een vragenlijst aan een
grotere groep patiënten is onderzocht welke aspecten voor deze groep patiënten het meest van
belang zijn.
Bij elke vraag worden, waar nodig, definities beschreven en de technische haalbaarheid toegelicht.
Daar waar ‘ziekenhuis’ of ‘ziekenhuislocatie’ staat, kan ook ‘zelfstandig behandelcentrum’ gelezen
worden.
23
Multidisciplinair team
A. Wordt de patiënt die op uw ziekenhuislocatie komt voor een heupvervanging
Vraag 1
1
door een multidisciplinair team (MDT) behandeld?
(aanvinken, één antwoord mogelijk)
 Ja
 Nee
B. Nemen onderstaande zorgprofessionals deel aan het MDT?*
(aanvinken, per zorgprofessional één antwoord mogelijk)
Aanwezig Ja, vast
Ja, op afroep
Zorgprofessional
a. Orthopedisch chirurg


b. Physician Assistant (PA)




c. Verpleegkundig specialist


d. Orthopedieverpleegkundige


e. Reumatoloog


f. Fysiotherapeut
g. Ergotherapeut




h. Anesthesioloog


i. Revalidatiearts
j. Anders, namelijk
_____
Nee









C. Wordt de patiënt die op uw ziekenhuislocatie komt voor een heupvervanging in
een multidisciplinair overleg besproken (MDO)?*
(aanvinken, één antwoord mogelijk)
 Ja
 Nee
D. Nemen onderstaande zorgprofessionals deel aan het MDO?*
(aanvinken, per zorgprofessional één antwoord mogelijk)
Aanwezig Ja, vast
Ja, op afroep
Zorgprofessional
a. Orthopedisch chirurg


b. Physician Assistant (PA)




c. Verpleegkundig specialist


d. Orthopedieverpleegkundige


e. Reumatoloog


f. Fysiotherapeut
g. Ergotherapeut




h. Anesthesioloog


i. Revalidatiearts
j. Anders, namelijk
_____
Definities
Technische
haalbaarheid
Nee









1
Het team met zorgverleners dat betrokken is bij de heupvervanging.
* Peildatum: 1 maart 2014
24
Operatiemethoden / Heupprothese
A. Welke van de volgende operatiemethoden worden op uw ziekenhuislocatie
Vraag 2
toegepast voor het uitvoeren van een heupvervanging?*
(aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk)
 Traditionele operatiemethode
 Minimaal invasieve methode
 Anders, namelijk ___
B. Welke van de volgende typen heupprotheses worden op uw ziekenhuislocatie
geplaatst?*
(aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk)
 Gecementeerde heupprothese
 Ongecementeerde heupprothese
 Resurfacing heupprothese
 Anders, namelijk ___
C. Uit welke materiaalsoorten kunnen de heupprotheses bestaan die op uw
ziekenhuislocatie worden gemaakt?*
(aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk)
1
 Metaal – kunststof
 Metaal – metaal
 Keramiek – metaal
 Keramiek – keramiek
2
 Keramiek – oxinium
 Anders, namelijk ___
Definities
1 Polyethyleen.
2
Geoxideerd aluminium, relatief nieuwe materiaalsoort voor protheses.
Technische
haalbaarheid
* Peildatum: 1 maart 2014
Afspraken op 1 dag
Vraag 3
Biedt uw ziekenhuislocatie de patiënt die komt voor een heupvervanging de
1
mogelijkheid om de benodigde afspraken op één dag te plannen?*
(aanvinken, één antwoord mogelijk)
 Ja, standaard
 Ja, op verzoek van de patiënt
 Nee
Definities
Technische
haalbaarheid
1
Medisch technische onmogelijkheden uitgezonderd. Onder afspraken vallen de
voor de opname benodigde afspraken met bijvoorbeeld: orthopedisch chirurg,
gespecialiseerd verpleegkundige, radioloog, anesthesist, reumatoloog en/of
fysiotherapeut.
* Peildatum: 1 maart 2014
25
Opnametermijn
Vraag 4
1
A. Hanteert uw ziekenhuislocatie een standaard opnametermijn bij een
*
heupvervanging volgens de traditionele methode?
(aanvinken en/of invullen, één antwoord mogelijk)
 Ja, namelijk ___ dagen
 Nee
1
B. Hanteert uw ziekenhuislocatie een standaard opnametermijn bij een
*
heupvervanging volgens de minimaal invasieve methode?
(aanvinken en/of invullen, één antwoord mogelijk)
 Ja, namelijk ___ dagen
 Nee
Definities
Technische
haalbaarheid
1
Hiermee wordt bedoeld: de minimale ligduur die op uw ziekenhuislocatie
standaard wordt gehanteerd voor de patiënt met een heupvervanging.
* Peildatum: 1 maart 2014
26
Bijlage 1: Wijzigingstabel vragenlijst klantpreferenties
De klantpreferentievragen van deze set zijn ongewijzigd gebleven.
27
Afkortingenlijst indicatorengids Heupvervanging
ASA-klasse
AIOS
ANIOS
CBO
COPD
DBC’s
EPD
EQ5D
HIV
IGZ
KZD
LMWH
LROI
NFU
NIH
NOV
NPCF
NVZ
OECD
OMS
PREZIES
RVZ
SCP
SWAB
THA
THP
VWS
ZA
ZBC
ZIS
ZN
Maat voor de algehele gezondheidstoestand
Arts in opleiding tot specialist
Arts niet in opleiding tot specialist
Kwaliteitsinstuut voor de gezondheidszorg
Chronic obstructive pulmonary disease
Diagnose Behandeling Combinaties
Elektronisch Patiëntendossier
Vragenlijst om de algehele gezondheid te meten
Human Immunodeficiency Virus
Inspectie voor de Gezondheidszorg
Klinisch zonder dagen
Low molecular weight heparin
Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
National Institutes of Health
Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
Organisation for Economic Co-operation and Development
Orde van Medisch Specialisten
Preventie van Ziekenhuisinfecties door Surveillance
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
Sociaal en Cultureel Planbureau
Stichting Werkgroep Antibioticabeleid
Total hip arthroplasty
Totale heupprothese
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Zorgactiviteit
Zelfstandig behandelcentrum
Ziekenhuis Informatie Systeem
Zorgverzekeraars Nederland
28