 Achtergrond :  Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “ - tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten - lesgeven Lich.

Download Report

Transcript  Achtergrond :  Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “ - tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten - lesgeven Lich.

Slide 1

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 2

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 3

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 4

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 5

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 6

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 7

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 8

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 9

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 10

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 11

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 12

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 13

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 14

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 15

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 16

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 17

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 18

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 19

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 20

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 21

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 22

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 23

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 24

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 25

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 26

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 27

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 28

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 29

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 30

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 31

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 32

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 33

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 34

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 35

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 36

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 37

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 38

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 39

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 40

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 41

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 42

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen


Slide 43

 Achtergrond :
 Voor “middenleeftijd/ derde levensfase/ overgang “
- tijdsbesteding meestal > fysieke activiteiten
- lesgeven Lich. Opv.
 Middenleeftijd stoppen > lesgeven
 vastberaden niet te blijven stilstaan
- meer tijd en ruimte vrij maken voor > mezelf
- cursussen te gaan volgen om > inzichten te vergroten

 Graag

 sociaal > onder vrouwen
 begeleiden – initiatieven nemen van > groepen

 Ook

 empathisch – stimulerende – betrokken aanpak
 open staan voor iedereen > aanvaarden zoals ze zijn
 vrouwen > als bondgenoten beschouwen

 Middenleeftijd

 fase van leren > - loslaten
- risico’s nemen
- veranderingen aanbrengen
- durven “nee” zeggen
(Eindelijk jezelf- S. Braun)

Keuze thesis
 zelf nog groeien
 inspiratie gekregen door > cursus “optimaal functioneren”
> stage : cursus “constructief denkende vrouwen
+45”
 motivatie door de 5 krachten > geloof - doorzettingsvermogen
constructieve zelfkritiek - durf - genieten
Doelstelling  optimaal functioneren als consulente in vrouwengroepen
 meer inzichten rond vrouwen +45 > problematieken
 toekomst > cursussen geven > thema’s - relevant aan groep
> meegaand met sociale evolutie

 Werkwijze  opzoekingswerk > ideeën uit verschillende bronnen
> inspiratie uit opgedane evaringen
 gegevens
> plaatsen op ”wiki”-site
> inhoud integreren – ordenen
- structureren en overzicht maken
- hoofd- onderverdelingen inbrengen

 Thesis  Theorie : bestaat uit > 2 grote delen
 integratief  1. leerprocessen – creativiteit > bevorderend werken
met vrouwengroepen
 2. bestuderen – uitdiepen
> problematieken rond de
middenleeftijd 45-60j
 Mijn integratieve visie  te vinden in tekst > na pijltje ()
 Bijlage

 cursus “constructief denkende vrouwen +45j”
8 sessies  theorie + PPT + opdrachten + eindevaluatie

 Specifiek voor mezelf  betere objectieve kennis > menselijke behoeften
 Resultaat

 meer > zelfvertrouwen
> ervaringsdeskundige
> gespecialiseerd
> constructieve levensmentaliteit
> betere levenskwaliteit

Groepstherapie
 Verzamelnaam > therapieën in groep
 Opvang voor > psychologische pathologieën volgens ziektemodel
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijkheid - levensgeschiedenis - problemen
 Vereisten > vertrouwen - veiligheid
 Soorten > -gestructureerde - inzichtgevend psychotherapie
 Doel > psychische klachten - problemen op te heffen of te verminderen
Counseling in groep
“Counsel” betekent > raad en advies ( Rogers)
 Werken aan > groei en ontwikkeling in optimale relatie met de groep
 Voordelen t.o.v. individuele > veelheid interacties
 Inbreng > eigen persoonlijk - levensgeschiedenis - problemen
 Begeleiding > ondersteunend > gericht op het hier en nu
 Kortdurende sessies
 Minder ernstige psychosociale problemen
 Doel > vermogen om met problemen - belastende omstandigheden om te
gaan

 Groeien in groep
 Bewust werken aan zichzelf > in groep
> voordurend proces
 Training om beter > optimaal te gaan functioneren
 Basis groeiprocessen
 Fundamenteel zelfvertrouwen
- aanvoelen beter kunnen
- daarin geloven
- lang genoeg volhouden
- lessen trekken uit mislukkingen
 Constructief denken
- levensvisie > weten wat men wil
- naar inhoud > leren benadrukken positieve aspecten
- naar vorm > manier van positief denken
 Stage  cursus “constructief denkende vrouwen +45 > persoonlijkheidstraining
> basisvaardigheden bij
leren
> inzichten induceren
> emotioneel laten
groeien

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 Voordelen  gemeenschappelijke elementen > worden meer zichtbaar
 (h)erkenningen > kunnen optreden
 krijgen van > emotionele steun van anderen
 isolementen doorbreken
-individualiseren van problemen > wordt tegen gegaan
 thema’s aangepast aan leeftijdsgroep > begrijpbaar voor iedereen
 pluralistisch > vrouwen uit # klassen
 gehuwd - gescheiden - alleenstaand - lesbisch
 thema’s > die schaamte oproepen (bv.misbruik) worden besproken

1. Eigene van vrouwengroepen
1.1 Waarom juist een vrouwengroep?
 leren  omgaan met de samenhang tussen individuele- en groepsprocessen

 Leren betreft heel de vrouw in haar > totale existentie
-emoties
-gedragingen
-gedachten
-hier en nu-toekomst-verleden
-zichzelf/ de groep

 “Levend leren”  proces ( thematische interacties Ruth Cohn)
 Levend en vrij

 kunnen leren
 2 meest fundamentele activiteiten in leven

 Leren  even omvatend – continu – permanent als > leven zelf
 levensloop is een > voortdurend ontwikkelingsproces :
- inzichten krijgen > in eigen situatie
- vergroten > eigen behoeften - eigen mogelijkheden
- ontdekken en herontdekken > eigen kracht – eigenheid
- ontstaan nieuwe activiteiten > bestaande wijzigen

Proces en inhoud  leren uit eigen proces > noodzakelijke aanvulling van inhoud
 aandacht voor > actuele beleving plaats/tijd (heden)
in perspectief wat verderaf ligt (verleden -toekomst)
Voelen en denken  gevoelens benutten bij cognitieve leerprocessen >
en omgekeerd
Individualiteit en socialiteit  evenwicht zoeken ts individuele – sociale belangen
Dichtbij en veraf

GLOBE

 Themagecentreerde interactie (Ruth Cohn)
 Basisgegevens
 Het werkmodel
 Methode
 Doel
 Groep

 tegelijkertijd bezig > taak (thema) – interacties
 4 componenten – samen > de leersituatie vormen
 begeleiden van groepen
 bevorderen > levendige processen – creativiteit
 respecteren > interactieregels

GLOBE



-het individuele “ik”  met eigen wensen - vragen - capaciteiten -ervaringen
-”wij”: “ikken”
 verbonden > gezamenlijk > op “het” te richten
-de taak of stof “het”  de gemeenschappelijke focus van “ik”- “wij”
-de omgeving “globe” aspecten tijd-ruimte > belangrijk voor “ik” “wij” “het”
als cirkels rond driehoek lopen
 Proces  afwisselend beweegt ts “ik” “wij” “het” > relatie “globeaspecten”
 Balans of evenwicht zijn belangrijk
 Fixatie op één element  kan groep uit evenwicht brengen
 trachten aandacht > afwisselend te
verplaatsen
Trainings(groei)groepen  benadrukken meestal het “wij”

 Hulpregels  Themaformulering :
 Rekening houden met  vrijheid – gebondenheid
 niet te eng – niet te ruim > ruimte laten voor
associaties
 concreet genoeg zijn > om gedachten - beelden
te stimuleren
 belangstelling opwekken
 fungeren als wegwijzer > taken en doelstellingen
zodanig formuleren dat er > constructief kan worden
op doorgedacht

 Stimuleren van de motivatie:
 ARCS model van Keller:
1. Attention (aandacht)

 variatie werkvormen

2. Relevance ( relevantie)  waarom moet geleerd worden
- nut in toekomst
3. Confidence (vertrouwen)  goede afloop cursus > eigen leerwensen
formuleren
4. Satisfaction (voldoening)  laten meewerken – meedenken

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Omgaan met macht :
Vrouwen  vinden > onzichtbare macht vanzelfsprekend
 Mannen gaan meer openlijk om met > macht
 Vrouwen meer bedekter
 Spreekstijlen  mannen over > onafhankelijkheid – maatschappelijke
status
 vrouwen over > goede sfeer – iedereen erbij betrekken

Gesprekken inhoudelijke thema’s :
Mannengroepen praten over  bazen - werk - gezin - sport
Vrouwengroepen praten over  seksualiteit - kinderen - geweld - ouders

1.2 Verschillen ts seksehomogene-sekseheterogene groepen:
 Verschillende fasen en beleving :
 Vrouwengroepen gaan  snel cohesie bereiken - veiliger sfeer
Mannengroepen gaan  gemakkelijker conflicten aangaan
komen sneller los van de groep > in eindfase

 Gemende groepen :
 Vrouwen spreektijd kleiner dan > mannen
• Vrouwen  neigingen tot > seksestereotiep gedrag
-stellen > belangstellende vragen
- doen > persoonlijke onthullingen

• Mannen kunnen  boosheid en kritiek uiten
 openlijk in conflict gaan > autoriteit Cons/Th

1.3 Soorten vrouwengroepen:
 Gestructureerd:
 Uitgeschreven draaiboek
- ontwikkelen van meer zelfvertrouwen
 Contra-indicatie :
- niet kunnen communiceren
- te angstig - erg teruggetrokken zijn
- te veel schaamte hebben
 Halfgestructureerd:
 Vaste rondjes begin – einde
- verminderen van klachten - vergroten autonomie
- ruimte voor > inbreng individuele problemen
- emotionele ontladingen
 Contra indicatie :
- acute crisis - rouw
- verslaving aan > alcohol - drugs - gokken - medicatie

1.3 Soorten vrouwengroepen:

 Ongestructureerd:
 Groepsdynamische groepen
- Ontwikkelen van eigen identiteit
 Contra-indicaties :
- heftige gevoelens kunnen loskomen
- grote draagkracht – tolerantie hebben

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Normen :
 Regels : wijze van handelen > acceptabel lijken
 Facetten > zoals gedragingen - verwachtingen - waarderingen
 Functie : spelregels > zijn gekend
 Algemene norm  positief gewaardeerde :
“vragen om reacties”
 negatief gewaardeerde :
“iemand op zijn plaats zetten”
 Oplossingen

 beperkende :
“we werken hier met een beurtensysteem”
 productieve :
“het is wenselijk om persoonlijke gevoelens te uiten”

1.4 Structuur en ontwikkeling :
 Rollen:
 Verwachtingen

 betrekking hebben > gedrag vrouwen

 Functie

 taak-specialisatie > niet één lid maar ook van
verschillende vrouwen
 te maken met > verwachtingen – percepties waarderingen

 Karakteristieken
 Ontwikkeling

 als eerste instantie > ontstaan primitieve vorm van
differentiatie

 Posities > 4 rollen :
 Taakgeoriënteerde leidster : verbale vaardigheden
 Emotionele leidster : steunend – bezit humor
 Zondebok : neemt spanningen op zich
 Niet conformerende : persoonlijke stijl

1.5 Overdrachtprocessen in een vrouwengroep:

 Positieve overdracht :
Gevoelens van sympathie - vertrouwen t.o.v. vrouwen en Cons/TH
 Negatieve overdracht :
Gevoelens van wantrouwen - angst - woede > te maken met verleden
vrouwen
Gevoelens van jaloezie en afgunst > werken remmend indien niet geuit
worden
1.6 Valkuilen in een vrouwengroep :
 Schijnintimiteit : symbiotische illusie dat we > allemaal hetzelfde zijn
> iedereen even aardig is

 Vroege zelfonthullers gaan veel te vroeg

> teveel van zichzelf vertellen

2. Groepsproces
 De 1ste : parallefase:
• Interacties  groepsleden gericht op Cons/Th
• Cruciaal  vertrouwen - veiligheid - doorbreking isolement

 De 2de : openingsfase :
• Elkaar
 leren accepteren
onderdrukte vijandigheden - onenigheden komen aan
oppervlakte
 verlangen > acceptatie versus afwijzing
 De 3de : wederkerigheidsfase:
 Proces
 acceptatie > opname groep
 belangrijk > respect – intimiteit
 De 4de : beëindigingsfase :
• Einde
 kan woede – depressie oproepen
 tot een eindevaluatie komen
 vragen om > - individuele begeleiding
- andere groep of voortzetting groep

3. De Cons/Th in de groep :
3.1 Aandachtspunten voor interventies :
 Verbale  non-verbale
 Ingaan op  individuele interventies
 groepsinterventies
 het verleden van de vrouwen
 Variëren
 naargelang de fase
 Soorten interventies :
-faciliteren
-exploreren
-verhelderen
-confronteren
-structureren
-leiding geven
-suggesties
-interpretaties

> vergemakkelijken
> vragen stellen
> gevoelsreflecties
> aandacht vestigen
> uitleg geven
> regelen
> adviezen
> veronderstellingen

3.2 Basishouding Cons/Th :
 Tegenoverdracht :
overbetrokkenheid van de Cons/Th > teveel zorg
> te veel controle
 afstandelijkheid > vrouwen te los laten
 Beste houding :
- actieve - stimulerende – betrokken
- transparante > kunnen omgaan met kritiek
- vrouwen beschouwen als > bondgenoten
 Ervaringsdeskundigheid :
- belangrijk
- duidelijkheid geven dat > problemen niet onbekend zijn
- gevoelens kunnen > plaatsen in eigen klasse-socialisatie
- voordeel > zelf groepslid geweest van vrouwengroepen

3.3 Zelfexpressie :
Jezelf tot expressie brengen :
 Bewust
 eigen innerlijke toestand - ideeën - ervaringen –
gevoelens laten kennen
 Zelf bepalen
 wat zeggen > tegen wie
> in welke context
> helder en duidelijk
 Congruent zijn  durven tonen > twijfel – onzekerheid – onvolmaaktheid
Te leren:
Ik - vorm > spreken
Ik boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > opnemen
Open vragen > stellen
Concreet > praten
Probleemstellend
Uit drukken > irriatie - tegenvallen

Te vermijden:
Wij - vorm > spreken
Wij boodschappen > geven
Verantwoordelijkheid > afschuiven
Gesloten vragen > stellen
Abstract > praten
Oplossingsgericht
Klagen – verwijten

3.4 Feedback geven :
Communicatiemiddel
hoe ander  overkomt
 invloed heeft
 wat liever anders zien
hoe informatie geven over > dingen dat ze niet zelf beseffen
> gedrag in gewenste richting aanpassen

 Belang feedback  duidelijker > “Joharivenster”
De kwadranten verwijzen naar de  4 gebieden van de persoonlijkheid

Persoonlijkheid

 geheel van waarden – behoeften – vaardigheden - gedrag

Feedback is een

 manier om je vrije ruimte te vergroten
verkleinen blinde vlek van de ander
Hoe groter  - hoe fijner gevoel
- verkleinen eigen verborgen gebied
- hoe minder rolletje spelen

Manier waarop  belangrijk
 anders  opnemen als kritiek

 Enkele feedback regels :
Beschrijven - concreet gedrag > andere
- welk gevoel bij > dit gedrag
- eventuele gevolgen van > dit gedrag
- hoe anders > je zou willen
- ruimte geven om > te reageren
Essentieel

 hebben over concreet waargenomen gedrag
niet over de gehele persoon

Omgaan met weerstand  negatieve feedback is = kritiek geven
Feedback dient om  gedrag andere bij te sturen > te veranderen

> rekening houdend met aanvaarding
> andere vrijheid te geven

3.5 Intake :

 Informatie  4 clusters (Van Aken 93) :
1.Maatschappelijke clusters :
Gaan over > levensomstandigheden - opleidingen - werk
vader/moeder - vrienden(innen)

2.Lichamelijke clusters :
Gaan over > lichaamsbeeld - klachten - medicatie - verslavingen
ziekten - trauma’s
3. Socialisatie clusters :
Gaan over > rol man/ vrouw - rolpatronen - toekomstbeelden - relaties
omgaan met conflicten
4. Intrapsychische clusters :
Gaan over > zelfgevoel - zelfbeeld - agressie - autonomie
- verdeling macht/onmacht - relatie familie

3.5 Intake
 Indirecte vragen :
Gaan over > innerlijk niveau
 Westerse culturen:
Gaan over > uit welke soort generatie migranten ze komen
> hoe ze omgaan met vooroordelen
 Informatieve-diagnostische vragen :
Gaan over > eerdere klachten – decompensaties
> welke draagkracht

 Fase van advies :
 voorbereiding is belangrijk > voor aanpassing aan de groep

3.6 Basisstijlen van begeleiden :
1.Stimulerende stijl :
 - eigen gevoelens - persoonlijke waarden uiten
- aanmoedigingen geven
Bv. Bij opdrachten ze  voordoen – meedoen
2.Zorgende stijl :
 - gevoel van warmte – vertrouwen > geven
- begrijpend – open en oprecht zijn
- iedereen aanvaarden zoals ze zijn
Bv. toelaten  uiting van verdriet – kwaadheid – blijheid
3.Betekenis-gevende stijl :
 - verklaren – verhelderen
- duiden - interpreteren
- benoemen
Bv. rondvraag > begin – einde sessie
4.Beheersende stijl :
 - regels – normen – richtingen – grenzen > geven
- suggereren
Bv. begin cursus > overzicht-programma

4.Overgang en menopauze
 Levensverwachting  gemiddelde leeftijd van 81j
 Menopauze  ts 40j – 60 j
wordt bereikt op > gemiddelde leeftijd van 51j
na > één jaar geen menstruatie meer te hebben
 Overgangsjaren

 4j - 6j voor menopauze
 postmenopauze > jaren na menopauze

 Hormonen na menopauze  - progesteron volledig weg
- oestrogenen fors dalen
- androgenen lichtjes stijgen
 Overgangsklachten  fysische > meer dan helft last van :
- warmteopwellingen
- zweten
- urineverlies
- vaginale droogte……

 Overgangsklachten : meer dan helft (psychisch)
 depressiviteit – prikkelbaarheid – slapeloosheid
 soms gezien als gemaskeerde depressies
behandeld met > kalmeer- slaapmiddelen
 Problemen  “lege nest” syndroom als ze > hun kinderen associëren met :
- gevoel eigenwaarde
- identiteit
- status
 Positief keerpunt
 meer tijd voor > zichzelf - hobby’s - partner - vrienden(innen)
> niet meer moeten bewijzen loopbaan
> meer kunnen genieten
> meer uitstapjes kunnen maken
> meer vrije tijd om zinvol in te vullen

5.De pensionering
5.1 Betekenis pensionering:
Gebeurtenis die  procesmatig verloopt

5.2 Redenen tot pensionering :
Pensioengerechtigde leeftijd om  - familiale
- gezondheidsredenen
- arbeidsituatie
- facultatief afvloeiingsmaatregel
5.3 Beoordeling nakende pensionering (Geerts VUB)
Aard beoordeling  1/2 > positief
1/3 > gemengde gevoelens
overige 20% > negatief
Vrouwen met een hoog socio-economische status meer  gemengde gevoelens
door > verlies sociale status
> identiteit

5.4 Omgaan met pensionering :
 80% na 2 jaar op een  positieve manier (VUB)
 Moeilijkheden

 - achterlaten bepaalde relaties
- nieuwe relaties aangaan
- afscheid werk
- nieuwe levensinvulling

5.5 Gevolgen van pensionering :
 Opgeven werk

 missen persoonlijk/sociale prestige

 Tijdbesteding

 meer vrije tijd – lezen – vrijwilligerswerk

 Huishoudelijk werk

 blijft traditioneel

 Sociaal netwerk

 meer tijd voor kinderen – kleinkinderen – ouders
kennissen – relaties

 Gevolgen gezondheid

 geen echte verschuivingen

6. Hoe vrouwen omgaan met macht

 Anja Van Servellen : Cons/Th vrouwengroepen + 45
 Patronen in haar groepen :
Jezelf > wegcijferen
> niet belangrijk vinden
 Gevolgen > overgevoeligheid wat anderen vinden
> een vorm van sanctiemacht
> brengen afkeuring mee
> geven een gevoel van niet aardig gevonden te worden

 3 groepen:
1. Slavinnen :
 zeer vrouwelijk – zorgend – reddend – luisterend oor
laten opmerken wat ze > allemaal opofferen
- om meer waardering te krijgen
2. Pseudo-slavinnen:
 zorgend – lief – aardig
ondertussen denken ze aan > andere dingen
3. Super-slavinnen :

 verbonden met meester
vinden anderen minder > dan zichzelf
zijn graag slavin

6. Hoe vrouwen omgaan met macht
 Gebruiken  5 wapens als > verdediging :
a)Onzichtbaarheid  - zichzelf > niet belangrijk vinden
> niet opvallen voor omgeving
> niet laten kennen
- gebrek aan zelfvertrouwen > aan zichzelf
extreem hoge eisen stellen
- angst voor succes
b)Indirectheid

 uit zich in > non/verbaal gedrag - toon – houding - gedrag

c)Onthouding

 - zich anders voordoen
- alleen geaccepteerde vrouwelijke kanten laten zien

d)Hulpeloosheid

 - afhankelijk zijn van > de anderen
- eisen van anderen > dat ze helpen

e)Buitensluiten

 mannen > omwille van hun sekseverschil

Nawoord
 Vrouwen +45

 opgevoed in een cultuur waar > de vooruitzichten
van vrouw beperkt waren

 Tweede levensfase 25-50j  gevochten om beperkte verwachtingen > te
ontworstelen
 nieuwe identiteit gekregen
 meer bereikt dan > moeders

 Derde levensfase  overtuigd zijn van > niet meer thuis te moeten blijven
> plaats te kunnen innemen in de
maatschappij
> officiële functies te kunnen vervullen
> sportprestaties te mogen leveren
 creëren van

> een nieuwe persoonlijkheid
een nieuwe dynamiek kan door :
- meer zelfvertrouwen
- nieuwe dromen
- nieuwe kijk op de wereld te
hebben

 Nieuwtjes
 Komen uit neurologielaboratorium :
dat het verouderde brein > wel dingen kan vergeten maar :
- andere hersenprocessen juist beter
worden
- kunnen nog ongeveer 10 jaar groeien
 Groei - gebied vindt plaats in > slaapkwab (temporale kwab)
waar emotionele leerprocessen plaats
vinden

 De daadwerkelijke groei zit in de > stof myeline
- die het doorgeven van zenuwimpulsen versnelt
 deel van hersenen die verantwoordelijk zijn voor:
- het nemen van nieuwe beslissingen
- beheersen van emoties
 dus groeibevorderend

In de middenleeftijd kunnen we ons :
Concenteren op wat “nu” belangrijk is
Herkennen – accepteren omstandigheden  die we niet kunnen veranderen
Werk maken van  wat we willen en kunnen veranderen