vakdidactiek lezen, spreken luisteren en kijken

Download Report

Transcript vakdidactiek lezen, spreken luisteren en kijken

vakdidactiek lezen, spreken luisteren en kijken

LEZEN

Blok 3 en 4

 blok 3: VD lezen  blok 4: VD spreken, luisteren en kijken  na elk blok: dossier met opdrachten  handleiding komt deze week op N@tschool

blok 3: VD lezen

 ophalen voorkennis, begrippen  Bonset  de leerlijn in methodes  Nieuwsbegrip, Muiswerk, Diataal, Woordenweb/ Posterproject  lessen ontwerpen, aanpassen en uitvoeren

Dossierinhoud week 6 inleveren

 Reflectie op voorkennis: individueel  Verslag beschrijving leerlijn leesvaardigheid (600-1200 woorden): individueel  Onderzoeksverslag en beschrijving vakdidactisch onderwerp (600-1200 woorden): groepsopdracht  Een voorbereide les leesvaardigheid voor medestudenten: individueel

Lezen

1. Aanvankelijk lezen:  globaal methode,  analytisch/synthetische methode (Letterstad)  structuurmethode (Veilig leren Lezen) 2. Technisch lezen AVI-niveaus 3. Voortgezet lezen

1. Individueel

Beschrijf in 500 woorden: Wat weet je van je eigen leesonderwijs. (basisschool middelbare school)  Welke activiteiten?

 Welke bedoeling hadden die activiteiten?

 Problemen?

 Succeservaringen?

LEESONDERWIJS

 LEERLINGEN MOETEN LEREN OMGAAN MET TEKSTEN IN DE BREEDSTE ZIN VAN HET WOORD: WAT ER ZOAL TE LEZEN IS, KENMERKEN VAN EEN INSTRUCTIE, STUDIETEKST, WOORDENBOEK, NIEUWSBERICHT.

 LEERLINGEN LEREN LANGERE TEKSTEN BENADEREN, LEESSTRATEGIEËN, WOORDRAADSTRATEGIEËN.

 GEVORDERDE LEZERS MOETEN INZICHT KRIJGEN IN HET LEESPROCES EN WETEN WAT ZE MOETEN DOEN BIJ MOEILIJKE PASSAGES.

 HET LEESONDERWIJS MOET LEERLINGEN LEREN OM OP EEN ANDERE MANIER INFORMATIE UIT TEKSTEN TE HALEN, DIE INFORMATIE TE BEGRIJPEN EN TE BEOORDELEN.

LEESONDERWIJS IN METHODES

 VOORNAMELIJK TEKSTEN MET VRAGEN.

 IN DE REALITEIT GEEN TEKSTEN GEVOLGD DOOR VRAGEN.

BONSET:  WERKEN MET TEKSTEN UIT HET DAGELIJKS LEVEN  REALISTISCHE VERWERKINGSOPDRACHTEN

2. Groepswerk

Voer een activiteit uit. Na ongeveer een half uur: Beschrijf in 500 woorden de volgende zaken:  Welke elementen zijn tijdens het werken met de schriftelijke instructie succesvol?

 Hebben jullie daar verklaringen voor?

 Welke problemen hebben jullie ervaren?

 Hebben jullie daar verklaringen voor?

 Hoe beoordelen jullie deze tekst, licht dit oordeel toe met voorbeelden.

 Zouden jullie de volgende keer een soortgelijke tekst op dezelfde manier benaderen of zouden jullie een andere aanpak hebben?

Vakdidactische uitgangspunten

   Communicatief taalonderwijs + verschuivingen in het onderwijs Nederlands De opbouw van communicatief taalonderwijs Communicatief taalonderwijs en zelfstandig leren

Communicatief taalonderwijs (CTO)

 CTO is onderwijs waarin leerling taal leren gebruiken met verschillende functies in verschillende communicatieve situaties, waarbij ze reflecteren op taalgebruik, teneinde hun taalgebruik te verbeteren

Taalfuncties

 De transactionele taalfunctie  De conceptualiserende taalfunctie  De expressieve taalfunctie  De esthetische taalfunctie Vraag:  Bedenk voorbeelden bij de vier taalfuncties.

 Bedenk communicatieve situaties.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

1.

CTO + kerndoelen = verschuivingen

Mondelinge vaardigheden Taalbeschouwing = (in Bonset) reflectie Fictie Taalvariatie Massamedia Informatievaardigheden Vaardigheden bij andere schoolvakken Meer aandacht voor totaalvaardigheden Van productgericht naar procesgericht

De opbouw van communicatief taalonderwijs

   Indeling in basis-, deel- en totaalvaardigheden Scheppen en aangeven van mogelijkheden van transfer Ordening van leerstof naar toenemende complexiteit

CTO zelfstandig leren

   Zelfstandig werken Zelfstandig leren Leren leren Let op: Adviezen voor zelfstandig werken en leren: blz. 33-41

Wijze van les geven

       Doel en functionaliteit aangeven Voorkennis activeren Variatie Herhaling Leerling staat centraal Veel voorbeelden Evalueren

Tekst lezen en vragen beantwoorden

 Titel, dikgedrukte woorden, eerste zin alinea’s lezen, illustraties  Voorspellen  Voorkennis activeren  Moeilijke woorden bespreken (tekst en vragen)  Intensief lezen  Vragen beantwoorden (in tweetallen, individueel, groepjes)  Vragen bespreken (route aangeven)

Tekstbenadering en vragen

 Onderwerp  Hoofdgedachte  Alinea’s en deelonderwerpen  Slot (samenvatting, conclusie)  Verwijswoorden  Signaalwoorden  Meningen en feiten  Citaten

3. Individueel

Lees hoofdstuk 1 en 2 van Bonset.

  Stel je voor dat je een les maakt van de voorgaande activiteit. Neem je stageklas als doelgroep. Koppel de theorie uit Bonset aan deze les (500 woorden). Dus:  Welke kerndoelen horen bij deze les?

 Welke transfermogelijkheden?

Waarom is dit communicatief taalonderwijs?

Ga voor elke deelvaardigheid na hoe deze in relatie staan tot deze activiteit.

 Heeft Bonset verder bruikbare informatie over deze totaalvaardigheid? Waarom vind je dat wel of niet bruikbaar?

Huiswerk

 Lever de complete tekst (1500 woorden) voor de volgende bijeenkomst in op N@tschool.  Niet inleveren: geen toegang tot de volgende les.

 Neem je tekst ook geprint mee naar de volgende les.