powerpoint presentatie colleges Jan van Ginkel

Download Report

Transcript powerpoint presentatie colleges Jan van Ginkel

Overzicht Oude Geschiedenis
Blok II
Hellenisme en Rome
Jan van Ginkel
Alexander de Grote (356-336-323)
• Filippos (II) van Macedonië bracht
`Griekse eenheid’ tot stand voor 336
• Invasie in Perzië 334 `ter bevrijding van de
Griekse steden’
• Granikos (334), Issus (333), Gaugamela
(331)
Alexanders tocht en rijk
Diadochen
• Macedonië (Antigoniden) tot 168 vC (of
148 vC)
• Midden Oosten (Seleuciden) tot 63 vC
• Egypte (Ptolemaeën) tot 30 vC
• Versplintering, Kelten en Parthen
• Bactria en Maurya
• Uiteindelijk allemaal door Rome veroverd
Diadochen rijken I
Diadochen Rijken II (ca 200 vC)
Macedonië
• Domineert Griekenland, maar geen rijk
• Griekenland kent verschillende `bonden’
• Poleis worden vaak oligarchisch bestuurd
(boule)
• Andere staten: Pergamum, Epirus
Seleucidenrijk
• Hoofdstad Antiochië (aan de Orontes)
• Seleucidische jaartelling begint op 1
oktober 312
• Antiochos III de Grote (241-187)
• Grieks-Macedonisch, cultureel bepaald
(inclusief polisstruktuur – burgers en
`metoiken’)
• Militaire staat (met kolonies/garnizoenen)
• Planmatig (zie bijv. Stedenbouw)
Priene
Ptolemaeën in Egypte
•
•
•
•
Hoofdstad Alexandrië
Grieks-Macedonisch leger; maritiem rijk
Griekse cultuur als bestuurscultuur
Egypte als koninklijk bezit bureaucratisch
bestuurd (reglementairing economie)
Bactrië en Maurya
• Griekse strategen worden autonome
koningen
• Chandragoepta sticht Mauryarijk
Griekse invloed
Joden in Hellenistische rijken
• Priesterbestuur (NB: geen autonome staat)
• Van tempelreligie naar boek- en synagogereligie
• Diaspora (Mesopotamië; oostelijk mediterraan
gebied)
• Hellenisering
• Introductie beelden in Tempel aanleiding tot
opstand (167 vC) – Makkabeeënstaat
(hogepriester als vorst)
• Messianisme
Hellenistische maatschappelijke
veranderingen
• Schaalvergroting (bijv. Grootgrondbezit (met
pachtboeren) en (slaven-)plantages)
• Toename maatschappelijke verschillen (kloof
arm-rijk; politiek-juridisch en sociaaleconomisch; euergetisme)
• Cultureel verschil (Grieks urbaan – ruraal
inheems)
• Mede daardoor toename handel en nijverheid
(economische differentiatie; zelfs lange
afstandshandel)
Handel
Hellenistische maatschappelijke
veranderingen II
• Toename in geld door perzisch goud en zilver
• Geldwisselaar / bankier
• Staat betaalt soldaten, militaire infrastructuur,
pronkbouw etc
• Staat krijgt geld via oorlog, belastingen en tol
• Sociale mobiliteit via rijkdom, leger
• Koning als overwinnaar eigenaar en
`geïncarneerde wet’ – praktijk is ingewikkeld
• Heersercultus
Hellenisme
• Verscheidenheid blijft (met Grieken als top)
• Taal eenheid: Koine (NB: Aramees, andere
regionale talen)
• Griekse cultuur als elite-cultuur
• Kunst (zie bijv. Bactrië)
• Koinonia (gemeenschapsgevoel) in poleis neemt
af; clubs en verenigingswezen (ook religieus)
• Paternalisme / euergetisme (liturgieën)
Hellenistische religie
• Syncretisme
• Henotheïstische tendensen
• Hiërarchisering relatie godheid gelovige (met
verkleining afstand)
• Heilsgodsdiensten
• Heroïsering / vergoddelijking van mensen
• Bloei geloof in wonderen, magie, epifanie etc.
• Verzwakking/einde polis-religie
Hellenistische filosofie
• Rationaliteit en religie (abstraheren)
• Sceptici, Cynici, Epicureeërs, Stoicijnen,
etc
• Escapisme – ataraxia en apatheia
• Alexandria (en wetenschappelijke centra)
Rome, de vroege republiek
• 4/3de eeuw: verovering Italië, Etrusken,
Galliërs, Latijnen, Samnieten, Grieken (en
Pyrrhus van Epirus)
• 264-241: eerste punische oorlog (Sicilië)
• 218-201: tweede punische oorlog (Hanibal
en Scipio)
• 2de eeuw: expansie naar het Oosten (`vrije
Griekenland’, Macedonië, Pergamon)
Italische veroveringen
Punische oorlog I
Punische Oorlog II
Rome
• Mithradates van Pontos (134-63 vC) en
Tigranes van Armenië (140 – 55 vC)
gebruiken anti-Romeinse gevoelens
• Pompeius verovert Oosten (66-63 vC)
• Julius Caesar (48 vC) en Octavianus (30
vC) veroveren Egypte
Oorlogen in het Oosten
Rome’s veroveringen
Rome’s veroveringszucht
• Imperialisme: elite verstevigt haar positie in
oorlogen – wingewesten
• Burger is soldaat
• Rome neemt relatief makkelijk nieuwe burgers
op
• Provincia – opdracht van Consul; veroverd
gebied (praetor)
• Tribuut verving oude belasting (Tributum)
• Bouw van wegen (via appia, via flaminia)
• Sociale spanningen - burgeroorlogen
Sociale spanningen (2de eeuw vC)
• Nobilitas (elite van patriciërs EN plebejers)
• 287 Lex Hortensia: plebejische volksvergadering
krijgt recht tot wetgeving
• Nieuwe spanningen eind 2de eeuw – afname
burger-boeren
• Proletariërs – Nobilitas; volksvergadering –
senaat; populares – boni/optimates
• Landherverdeling (Tribuun Tiberius Gracchus
133 vC); `gesponsorde’ soldaat (Gaius Marius
107 vC); kolonisatie; bondgenoten burgerrechten
Burgeroorlogen
• Sulla – Marius; `Restoratie’ van de oude macht
• Pompeius – Caesar (NB: eerst 1e Triumviraat
met Crassus)
• 49 vC: Caesar over de Rubicon
• 48 vC: Pharsalos en dood Pompeius in Egypte;
Dictator voor 10 jaar
• 44 vC: Caesar vermoord; 2de Trumviraat:
Octavianus, Marcus Antonius, Lepidus
• 31 vC: slag bij Actium - Marcus Antonius
uitgeschakeld; Augustus alleenheerser
• 27 vC: Augustus krijgt eretitel Augustus
Pompeius en Caesar
Maatschappelijke structuren
• Rome neemt `relatief’ makkelijk anderen op als burger
(soms met beperkte rechten)
• 5 vermogensklassen EN proletarii
• Elite: ordo senatorius en ordo equester
• Burgers; Peregrini (vergelijk Metoiken); onderdanen
• Patronus-Clientela; Amicitia - Factio
• Slaven – Vrijgelatenen (liberti)
• Veroverd land verdeeld; vaak rijken en veteranen
• Toename vermogenskloof vermeerdert `weldoen’
Maatschappelijke Structuren II
• Schaalvergroting (Rijk) en Sociale differentiatie
stimuleren handel, slavernij
• Veroverd gebied - Wingewesten buiten Italië
bekostigen leger, vrijstellingen, graanuitdelingen,
bouwprojecten etc.
• Publicani – belastinginners (behoren tot de
`ridders’),
• Latifundium-Villa (vee, wijn, olijven)-afname vrije
boeren
• Sociale mobiliteit (over generaties) : Rijkdom,
Leger, Vrijlating
Volksvergaderingen (zie p. 462)
• Comitia tributa (soms
Concilium plebis
• 35 tribus (districten);
stem per tribus
• Kiest volkstribuun en
lage magistraten
• Meeste wetgeving
(allengs)
• Voorzitter:
volkstribuun
• Comitia centuriata
• 193 centuriae
verdeeld over 5
klassen; stem per
centuria
• Kiest hoge
magistraten
• Oorlog en vrede
• Voorzitter consul of
praetor
Cursus Honorum (politieke
loopbaan door de Magistratuur)
Cursus honorum (politieke
loopbaan door magistratuur)
• Quaestor (financieel); volkstribuun; aedilis
• Imperium-dragers:
– Praetor (provinciegouverneurs en rechters)
– Consul (hoogste bestuur)
– Censor (registratie burgers en indeling in
klassen; publieke werken)
• Gesloten elite der nobiles (homo novus:
`inbreker’)
Buiten Rome
• Municipia (lokale autonomie, met belasting- en
dienstplicht; romeins burger)
• Coloniae (Romeinse burgers in nieuw gestichte
stad in vreemd gebied)
• Bondgenoten (socii)-clienten
• Buiten Italië – wingewesten en bondgenoten
• Romeinse expansie (imperialisme) dwingt tot
bestuurshervorming
Cultuur
• Rome (Romanitas): acculturatie aan hellenistische
culturen
• Paternalistisch (patronus-client; `weldoen’)
• Vrouwen (matronae) wellicht iets vrijer, maar elite
voornamelijk als hellenistische vrouwen (door afstanden
man vaak afwezig)
• Romeinse religie kent sterk syncretisme;
etruskisch/grieks; later oosters/hellenistisch (heilsgoden)
• Joodse en Egyptische religie `evolueert’ (elders
inheemse religies waarschijnlijk ook)
• Filosofisch vooral de Stoa bij bestuurlijke elite geliefd.