De inhoud van dit thema: - Profi

Download Report

Transcript De inhoud van dit thema: - Profi

De inhoud van dit thema:
1.2 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
1.3 Niet-wedstrijdgerichte vormen
1.4 Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
1.5 Tips voor de praktijk
1-1
Organisatievormen:
• wedstrijdgerichte vormen
• niet-wedstrijdgerichte vormen (wedstrijdschema’s)
1-2
Niet wedstrijdgerichte vormen:
1 keuze tussen individuele deelname of deelname met
teams
2 keuze tussen wel of geen vaste volgorde
• geen vaste volgorde: open instuif of spelenkermis
• vaste volgorde: roulatiesystemen
1-3
Voorbeelden van roulatiesystemen:
• klokopschuifsysteem
• levend ganzenbord
• Zweeds loopspel
• spinnenwebloop
1-4
Wedstrijdschema’s:
• uitdaagsystemen
• afvalsystemen
• poulesystemen
• roulatiesystemen
• competitiesystemen
1-5
Uitdaagsystemen:
• laddersysteem
• waslijnsysteem
• piramidesysteem
• schoorsteensysteem
1-6
Afvalsystemen:
• enkel afvalsysteem:
- met voorronde
- met verliezersronde
- met verliezersronde voor alle deelnemers
• dubbel afvalsysteem
1-7
Roulatiesystemen:
• klokopschuifsysteem
• vakopschuifsysteem
• move-up/move-down
• levend ganzenbord
• Zweeds loopspel
• spinnenwebloop
1-8
Competitiesysteem:
• hele competitie
• halve competitie
1-9
De inhoud van dit thema:
2.2 Wat is een evenement?
2.3 Het organiseren van een evenement
2.4 De initiatieffase
2.5 De voorbereidingsfase
2.6 De uitvoeringsfase
2.7 De nazorg
2.8 Themagericht werken
2.9 Tips voor de praktijk
2-1
Sportief evenement:
een eenmalige of jaarlijks terugkerende sportieve,
publieke gebeurtenis met een bijzondere aanleiding
en/of een specifiek doel
2-2
Aanleidingen voor evenement:
• traditie
• bijzondere gebeurtenis
• promotie
• het goede doel
• commercieel doel
2-3
Organisatie evenement:
1 initiatieffase
2 voorbereidingsfase
3 uitvoeringsfase
4 nazorg
2-4
Initiatieffase:
• aanleiding formuleren
• projectgroep samenstellen
• doelgroep en doel vaststellen
• globaal beeld van het evenement vormen
• voorbereidend draaiboek opstellen
2-5
Voorbereidingsfase:
• uitvoeren werkzaamheden voorbereidend draaiboek
• opstellen dagdraaiboek
• uitwerken of plannen van de onderdelen van het
dagdraaiboek
2-6
De uitvoeringsfase:
• uitvoeren van alle werkzaamheden van het
dagdraaiboek
• coördineren van de werkzaamheden
• controleren van de voortgang
• uitvoeren van eventuele aanpassingen
2-7
De nazorg:
• evaluatie van het evenement
• bedanken
• verzorgen van (na)publiciteit
• afhandelen financiën
2-8
Aandachtspunten bij evaluatie van
evenement:
• productevaluatie en procesevaluatie
• onderwerpen evaluatie
• betrokkenen bij evaluatie
• wijze van evaluatie
• evaluatieverslag
2-9
Ordening van thema’s
• weersomstandigheden en seizoenen
• locatie
• volkeren, landen, werelddelen
• actualiteit
2-10
De inhoud van dit thema:
3.2 Wat is public relations?
3.3 Het pr-plan
3.4 pr-middelen
3.5 Tips voor de praktijk
3-1
Public relations:
het systematisch communiceren met voor de organisatie
belangrijke groepen, met als doel het wederzijds begrip
tussen deze groepen en de organisatie te bevorderen
3-2
Maken van een pr-plan:
• pr-doel bepalen
• randvoorwaarden bepalen
• publieksgroepen bepalen
• pr-middelen bepalen
• pr-matrix invullen
3-3
Belangrijke pr-middelen voor de sportleider:
• poster of affiche
• folder
• brochure
• strooibiljet of flyer
• programmaboekje
• tekst voor de website
3-4
De inhoud van dit thema:
4.2 Werven en plaatsen van vrijwilligers
4.3 Begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers
4.4 Tips voor de praktijk
4-1
Werven en plaatsen vrijwilligers:
• maak overzicht van taken
• cluster taken
• beschrijf taken
• zoek vrijwilligers:
- uit bestand
- actief werven
• maak overzicht kwaliteiten en wensen vrijwilligers
• plaats de vrijwilligers
4-2
Begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers:
• voor het evenement:
- takenpakket doornemen
- draaiboek uitreiken
- contactpersoon aanwijzen
- afspraken maken en vastleggen
• tijdens het evenement:
- assisteren en aanwijzingen geven
- motiveren
• na het evenement:
- evalueren
- bedanken
4-3
De inhoud van dit thema:
5.2 Versporting en ontsporting
5.3 Maatschappelijke veranderingen
5.4 Demografische ontwikkelingen
5.5 Economische ontwikkelingen
5.6 Culturele ontwikkelingen
5.7 Internationalisering
5.8 Tips voor de praktijk
5-1
Versporting en ontsporting:
• versporting van de samenleving = algemene
maatschappelijke opwaardering en een groei in de
deelname en de aandacht voor sport
• ontsporting van de sport = bewegen omdat het lekker
of gezond is zonder winst-verlies-aspecten
5-2
Maatschappelijke veranderingen:
• ontzuiling en ontkerkelijking
• andere culturen in de samenleving
5-3
Demografische ontwikkelingen:
• vergrijzing
• ontgroening
• verkleuring
5-4
Commercialisering van de sport:
het verschijnsel dat alle onderdelen van de
vrijetijdsbesteding en sportbeoefening uitgeplozen
worden op een mogelijke marketing
5-5
Mediasering van de sport:
het verschijnsel dat de media verbonden zijn met sport
en er een steeds grotere invloed op hebben
5-6
Culturele ontwikkelingen:
• individualisering
• democratisering
• consumptief gedrag
• zapgedrag
• schoonheids- en gezondheidsideaal
• grensverleggend gedrag
5-7
Internationalisering door:
• handel met buitenland
• lidmaatschap NAVO, EU
• groei communicatietechnieken
• groei interactieve communicatie
5-8
De inhoud van dit thema:
6.2 De sportvereniging
6.3 Sportbonden
6.4 Sportkoepels
6.5 Beleidsmakers
6.6 Tips voor de praktijk
6-1
Rechtsvorm vereniging:
• vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid
- hoofdelijk aansprakelijk
- geen onroerend goed in eigendom
- geen erfgenaam
• vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
- geen hoofdelijke aansprakelijkheid
- kan onroerend goed in eigendom verwerven
- kan erfgenaam zijn
6-2
Statuten van een vereniging:
1 naam van vereniging
2 vestigingsplaats in Nederland
3 doelstelling
4 verplichtingen van leden
5 bijeenroepen Algemene Leden Vergadering
6 benoeming en ontslag leden van bestuur
7 bestemming batig saldo bij ontbinding
6-3
Geldstromen van en naar verenigingen:
sponsors
sponsorgelden
huur
overheid
sportvereniging
subsidie
betalingen
contributie
donatie
salaris
vergoeding
leden
donateurs
trainers
professionals
verhuur
afnemers
leveranciers
overige
6-4
Kader van vereniging:
betaalde medewerkers of vrijwilligers die een
min of meer vast omschreven taak met een
bepaalde regelmaat binnen de vereniging uitvoeren
6-5
Sportbond:
nationale organisatie die alle zaken regelt binnen één of
meerdere takken van sport en die de bij haar
aangesloten sportverenigingen en/of individuele leden
ondersteunt
6-6
Sportkoepel:
bundeling van de georganiseerde Nederlandse sport
die zich sterk maakt voor sportbonden en
sportverenigingen door service te verlenen, krachten
te bundelen, belangen te behartigen en informatie
te geven
6-7
Beleidsmakers:
• landelijke overheid
• provinciale overheid
• gemeentelijke overheid
• landelijke sportorganisaties (NOC*NSF, NISB)
6-8
De inhoud van dit thema:
7.2 Belangrijkste commerciële sportaanbieders
7.3 Werkgelegenheid
7.4 Brancheorganisaties
7.5 Tips voor de praktijk
7-1
Belangrijkste commerciële sportaanbieders:
• maneges
• sportscholen
• zeil- en surfscholen
• buitensportaanbieder
• fitnesscentra
• fysiosportcentra
• sportaccommodaties
7-2
Brancheorganisaties in de sport; onder
andere:
• Fit!vak: voor erkende sport- en bewegingscentra
• VeBON: voor buitensportondernemingen
7-3
De inhoud van dit thema:
8.2 Sportstimulering
8.3 Sportieve recreatie
8.4 Beleidsmakers
8.5 Sportaanbieders
8.6 Sportondersteuners
8.7 Tips voor de praktijk
8-1
Sportstimulering:
gerichte activiteiten om groepen mensen aan het
sporten te krijgen of aan het sporten te houden vanuit:
• gezondheidsmotieven
• sociaal-maatschappelijke motieven
• motieven tot behoud of groei van de eigen
sportorganisatie
8-2
Sportieve recreatie:
alle sport- en bewegingsactiviteiten die tot de
recreatiesport en de bewegingsrecreatie behoren,
waarbij mensen uit vrije wil en in hun vrije tijd matig tot
intensief bewegen voor het plezier, de ontspanning,
sociale contacten en/of de gezondheid
8-3
Beleidsmakers:
• landelijke overheid (verschillende ministeries)
• provinciale overheid
• gemeentelijke overheid
• landelijke sportorganisaties:
- NOC*NSF
- NISB
8-4
Sportaanbieders sportstimulering en
sportieve recreatie:
• sportsector
- georganiseerde sport
- anders georganiseerde sport
- ongebonden sport
• andere sectoren, waar sportaanbod geen kernactiviteit
is:
- zorg- en welzijnssector
- onderwijssector
- recreatief-toeristische sector
8-5
Sportondersteuners:
• landelijke, regionale en lokale organisaties
• sporttakspecifieke en sporttakoverstijgende
organisaties
8-6
Landelijke en regionale informatie- en
adviespunten:
• NISB
• NOC*NSF
• sportbonden en andere koepelorganisaties voor een
bepaalde sporttak
• sportkoepels zoals NKS, NCS, NCSU
• organisaties voor bepaalde branches of sectoren
• landelijke en provinciale koepel- en/of
belangenorganisaties voor bepaalde doelgroepen
• provinciale sportraden met hun IOS
• provinciale welzijnsorganisaties
8-7
Lokale ondersteuners:
• gemeente:
- afdeling Sport en Recreatie
- lokale sportstichting
- sportservicepunt
- sportloket
• sportbuurtwerk
• welzijnswerk
• GGD
• lokale belangenorganisaties voor bepaalde
doelgroepen
8-8
De inhoud van dit thema:
9.2 Onderwijs
9.3 Zorg en welzijn
9.4 Tips voor de praktijk
9-1
Onderwijswetten van belang voor het
bewegingsonderwijs:
• Wet op het basisonderwijs (WBO)
- kerndoelen
• Wet op het primair onderwijs (WPO)
- Weer Samen Naar School (WSNS)
- Leerling gebonden financiering (LGF)
- Brede school
9-2
Kerndoelen bewegingsonderwijs:
• de leerlingen leren op een verantwoorde manier
deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en
leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste
bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren
• de leerlingen leren samen met anderen op een
respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten
deelnemen, afspraken maken over het reguleren
daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden
inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden
9-3
Sectoren binnen het werkveld van
zorg en welzijn:
• geestelijke gezondheidszorg
• gehandicaptenzorg
• thuiszorg/kraamzorg
• zorgcentra
• ziekenhuizen
• jeugdhulpverlening
• kinderopvang/peuterspeelzalen
• sociaal-cultureel werk/welzijn ouderen
• maatschappelijk werk/maatschappelijk opvang
9-4
Wet- en regelgeving binnen
zorg- en welzijn:
• kwaliteitswet (kwaliteitszorg)
• wetgeving met betrekking tot hulpverleningsplannen
• persoonsgebonden budgetten (PGB)
9-5
De inhoud van dit thema:
10.2 Belangrijke begrippen
10.3 De omgeving van sb-organisaties
10.4 Soorten organisaties
10.5 Organisatiestructuren
10.6 De ondernemingsraad en andere organen
10.7 Tips voor de praktijk
10-1
Een organisatie:
• heeft een doel
• heeft betaalde medewerkers
• heeft een bepaalde deskundigheid
10-2
Doelstelling:
het bepalen van het resultaat dat je na verloop van
tijd wilt behalen
10-3
Beleid:
strategie; alle maatregelen die een organisatie neemt
om problemen op te lossen en doelstellingen te
bereiken in een bepaalde periode
10-4
Werkwijze:
• inzet van middelen:
- ruimte en inrichting
- apparatuur en andere hulpmiddelen
- personeel
- geld
• uitvoeren van activiteiten:
- hoofdactiviteiten (primaire proces)
- deelactiviteiten
10-5
Omgeving van de organisatie:
overzicht van externe organisaties in een bepaalde
regio waar een organisatie mee samenwerkt
10-6
Organisaties; indeling naar rechtsvorm:
• eenmanszaak
• vennootschap onder firma
• besloten vennootschap
• naamloze vennootschap
• vereniging
• stichting
10-7
Organisaties; indeling naar hoofddoel:
• profitorganisatie
• non-porfitorganisatie
• not-for-profitorganisatie
10-8
Organisatiesstructuren:
• structuur naar afdelingen en naar bevoegdheden
• het ontstaan van structuur
• de lijnorganisatie
• de lijn-staforganisatie
• het organigram
10-9
Organisatiestructuur:
• aan de hand van afdelingen:
- lijnafdeling
- stafafdeling
• aan de hand van bevoegdheden:
- hiërarchische bevoegdheid
- adviesbevoegdheid
10-10
Ontstaan organisatiestructuur:
• structuur naar afdelingen
• structuur naar functies
10-11
Lijnorganisatie:
een organisatiestelsel waarin uitsluitend hiërarchische
(lijn)relaties voorkomen en waar elke medewerker
uitsluitend leiding krijgt van één chef
10-12
Voorbeeld lijnorganisatie:
Directeur
Sectormanager
10-13
Chef A
Chef B
Teamleider
Teamleider
Medewerkers
Medewerkers
Lijn-staforganisatie:
een lijnorganisatie waarin op hoger niveau ruimte
gemaakt is voor een gespecialiseerde staffunctionaris
die wel mee discussieert maar geen
beslissingsbevoegdheid heeft
10-14
Organigram; twee soorten:
• met alleen afdelingen
• met alleen functiebenamingen
10-15
Bevoegdheden OR:
• adviesbevoegdheden
• instemmingbevoegdheden
• initiatiefrecht
• informatierecht
10-16
De inhoud van dit thema:
11.2 Functie en functieomschrijving
11.3 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
11.4 Afstemming tussen functies
11.5 Arbeidsvoorwaarden en arbeidsovereenkomsten
11.6 De Arbowet
11.7 Tips voor de praktijk
11-1
Functie:
• taken
• verantwoordelijkheden
• bevoegdheden
• communicatie
11-2
Patroon functieomschrijving:
• juiste functiebenaming
• positie
• doel van de functie
• contacten
• hoofdbestanddelen van de functie
• functie-eisen
11-3
Gebruik functieomschrijving:
• bij werving en selectie
• als arbeidsrechtelijk document
• om duidelijkheid te verschaffen
• als basis voor functiewaardering
11-4
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden:
• verantwoordelijkheid: de plicht om wat je doet naar
beste weten en kunnen te doen en hier op
aangesproken kunnen worden
• bevoegdheid: het recht bepaalde handelingen of taken
uit te voeren
11-5
Afstemming tussen functies:
• instructies
• werkbesprekingen
11-6
Soorten arbeidsvoorwaarden:
• primaire arbeidsvoorwaarden
• secundaire arbeidsvoorwaarden
11-7
Drie soorten arbeidsovereenkomsten:
• individuele arbeidsovereenkomst
• collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
• instellingsreglement
11-8
CAO:
afspraken tussen werkgeversorganisaties en
werknemersorganisaties over de primaire en secundaire
arbeidsvoorwaarden voor de duur van één of twee jaar
en die gelden voor alle werknemers in een bepaalde
bedrijfstak
11-9
Instellingsreglement:
soort bijlage bij de arbeidsovereenkomst waarin de voor
de eigen organisatie specifieke zaken geregeld zijn
11-10
Salarisschalen:
in de CAO vastgelegde groepen maandsalarisbedragen,
gekoppeld aan de zwaarte van een functie
11-11
De inhoud van dit thema:
12.2 Wat is samenwerken?
12.3 Voor- en nadelen van samenwerken
12.4 Voorwaarden voor samenwerken
12.5 Teambuilding
12.6 Teamsamenstelling
12.7 Tips voor de praktijk
12-1
Samenwerken:
samen een doel bereiken
12-2
Voordelen van samenwerken:
• meer gezichten
• elkaar ondersteunen
• opvangen pieken en dalen
• inzicht in capaciteiten van teamleden
• geheel is meer dan de som der delen
12-3
Nadelen van samenwerken:
• kwetsbaar
• beperkte vrijheid in beleidsbepaling
• beperkte vrijheid individu
• tijdrovend en duur
12-4
Voorwaarden voor samenwerken:
• duidelijke doelen en taken
• deskundige teamleden
• duidelijke functiebeschrijving
• scheiden van werk en privé
• bereidheid tot samenwerken
12-5
Teambuilding:
het vergroten van de meerwaarde van het team door het
versterken en verbeteren van de onderlinge
communicatie en samenwerking
12-6
Invalshoeken bij teamsamenstelling:
• deskundigheden van teamleden
• teamrollen
• werkstijlen
12-7
Werkstijlen:
• de dromer
• de denker
• de beslisser
• de doener
12-8
De inhoud van dit thema:
13.2 Wat is een vergadering
13.3 De raamagenda
13.4 Vergaderdoelen
13.5 Argumenteren
13.6 Notuleren
13.7 Tips voor de praktijk
13-1
Een vergadering heeft:
• een agenda
• een voorzitter
• deelnemers
• een notulist
13-2
Raamagenda:
1 opening en agendabepaling
2 bespreking notulen vorige vergadering
3 mededelingen
4 themabesprekingen
5 wat verder ter tafel komt
6 rondvraag
7 afsluiting
13-3
Vergaderdoelen:
• informatie verstrekken en/of uitwisselen
• ideeën en meningen uitwisselen
• een besluit nemen
• taken verdelen
13-4
Discussiëren; drie voorwaarden:
• argumenten moeten onderbouwd worden
• argumenten moeten tot een betoog leiden
• fouten in argumenten moeten voorkomen of
ontmanteld worden
13-5
Argumenten onderbouwen:
• door feit te noemen
• door een feitelijke bewering te noemen
• door een persoonlijke beleving te geven
13-6
Het betoog:
feiten
feitelijke beweringen
persoonlijke beleving
13-7
standpunt
Foute in betogen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
13-8
X = X redenering
vage begrippen
onjuist causaal verband
cliché
simplificeren
te moeilijk maken
generalisatie
onjuiste vergelijking
ridiculiseren
Nut van notulen:
• geheugensteun
• controlemiddel
• informatiebron voor afwezige deelnemers
13-9
Verschillende manieren om te notuleren:
• essentie-per-sprekerverslag
• verslag per onderwerp
• beknopt verslag
13-10
De inhoud van dit thema:
14.2 Begrippen
14.3 Gesprekstechniek
14.4 Het voorlichtingsgesprek
14.5 Het adviesgesprek
14.6 Doorverwijzen
14.7 Tips voor de praktijk
14-1
Informatie, voorlichting en advies:
• informatie:
losse gegevens
• voorlichting:
met elkaar samenhangende gegevens, toelichting,
uitleg
• advies:
voorlichting gericht op een (persoonlijke) vraag en
situatie
14-2
Gesprekstechniek:
bewust beleid bij een zakelijk gesprek ten aanzien van:
• de doelstelling van het gesprek
• de opbouw van het gesprek
• vaardigheden die voor dat gesprek van belang zijn
14-3
Gespreksdoelen:
• kennisdoelen:
welke informatie moet worden overgedragen?
• houdingsdoelen:
wat moet iemand ervan gaan vinden, welke mening is
wenselijk?
• gedragsdoelen:
wat moet iemand gaan doen?
14-4
Gespreksopbouw:
1 aanloopfase
2 planningsfase
3 themafase
4 slotfase
14-5
Voorlichtingsgesprek:
gesprek tussen een informatievrager en een
informatiegever, met als resultaat dat de
informatievrager informatie heeft waarmee hij zich een
mening kan vormen of een beslissing kan nemen over
het betreffende onderwerp
14-6
Zakelijk adviesgesprek:
gesprek tussen een adviesvrager en een adviseur,
met als resultaat:
• het probleem van de adviesvrager is duidelijk (kennis)
• de adviseur geeft een duidelijk advies (kennis)
• de adviesvrager is tevreden met het advies (houding)
• de adviesvrager volgt het advies op (gedrag)
14-7
Doorverwijzen als:
• je zelf onvoldoende kennis en inzicht hebt
• je niet bevoegd bent informatie of advies te geven
• het niet om jouw werkterrein gaat
14-8
De inhoud van dit thema:
15.2 Kenmerken van een klager
15.3 Stappenplan klachtenafhandeling
15.4 Tips voor de praktijk
15-1
Een klager:
• is emotioneel
• heeft een hoge inzet
• blijft vaak bij zijn/haar standpunt
• heeft soms onsamenhangend verhaal
• is onzeker over de afloop
• wil een oplossing
15-2
Stappenplan klachtafhandeling:
1 actief luisteren
2 begrip tonen
3 analyseren
4 samenvatten
5 oplossing zoeken en voorstellen doen
6 afsluiten
15-3
De inhoud van dit thema:
16.2 Dagelijkse coördinatie
16.3 Administratieve werkzaamheden
16.4 Klantvriendelijkheid
16.5 Omgaan met financiën
16.6 Tips voor de praktijk
16-1
Bijdragen aan dagelijkse coördinatie:
• afstemmen op basis van functieomschrijving
• regelmatig (werk)overleg
• prioriteiten stellen
• delegeren en taken verdelen
16-2
Twee soorten administraties:
• organisatiegebonden administratie
• persoonsgebonden administratie
16-3
Organisatiegebonden administratie:
• deelnemersaantallen bijhouden
• materiaallijsten maken
• voorraadadministratie bijhouden
• verslaglegging van werkzaamheden
• notuleren van vergaderingen
• receptiewerkzaamheden
• formulieren invullen
16-4
Notulen:
• schriftelijke vastlegging van afspraken
• informatiebronnen voor de aan- en afwezigen
• middel om te controleren of de afgesproken punten
uitgevoerd zijn
16-5
Persoonsgebonden administratie:
• verwerken van informatie
• ordenen van informatie
• bewaren van informatie
16-6
Klantvriendelijkheid:
• taakinhoudelijke aspecten: klantgerichtheid (wat)
- heldere procedures
- toegankelijke website
- duidelijke bewegwijzering
- goede accommodatie (airco, toiletten, douches)
• relationele aspecten: klantgedrevenheid (hoe)
- gedrag van medewerkers
16-7
Begroting:
kortetermijnplan waarin een schatting wordt gemaakt
van de inkomsten en de uitgaven
16-8
Budget:
een taakstellende begroting voor een bepaalde
periode of een bepaald plan
16-9
Offerte en factuur:
• offerte: prijsopgave; aanbieding van een product of
dienst tegen een vaste prijs
• factuur: rekening; lijst van geleverde producten of
diensten met opgave van de berekende prijzen
16-10
De inhoud van dit thema:
17.2 Materiaallijsten
17.3 Opbergen van materiaal
17.4 Uitleen en verhuur
17.5 Veiligheid
17.6 Kosten
17.7 Duurzaamheid
17.8 Vergunningen
17.9 Tips voor de praktijk
17-1
Voordelen materiaallijst:
• overzicht te gebruiken materiaal
• inzicht in ontbrekend materiaal
• staat van onderhoud vermelden
17-2
Opbergen van materiaal:
• vaste indeling
• aan de hand van plattegrond of foto
• liggend, hangend of stapelend
• vaak gebruikt materiaal vooraan
17-3
Uitleen en verhuur van materiaal:
• digitaal registratiesysteem
• uitleg over gebruik en inleveren
17-4
Veiligheid:
• naleven protocollen en voorschriften
• routinematige controle
• jaarlijkse inspectie door erkend bedrijf
17-5
Begroting materiaal:
• kosten van vervanging (afschrijving)
• kosten van nieuw aan te schaffen materiaal
• kosten van beheer en onderhoud
• kosten van huur
• eventueel kosten voor vervoer
17-6
Levensduur verlengen van materialen en
accommodatie:
• op de juiste wijze gebruiken
• onderhoud (laten) plegen
• goed schoonmaken
• verhelpen kleine mankementen
17-7
De inhoud van dit thema:
18.2 Wat is kwaliteit?
18.3 Kwaliteitsbeleid, kwaliteitsplan en kwaliteitszorg
18.4 Kwaliteitssysteem
18.5 Kwaliteitszorg in de dienstverlening
18.6 Vaardigheden bij kwaliteitszorg
18.7 Tips voor de praktijk
18-1
De inhoud van dit thema:
• kwaliteit als relatief begrip
• kwaliteit als beleving
• kwaliteit bezien vanuit de consument
• kwaliteit bezien vanuit de producent
18-2
Kwaliteit in de organisatie:
• kwaliteitsbeleid: uiteenzetting hoe de organisatie de
komende jaren de kwaliteit wil handhaven en/of
verbeteren
• kwaliteitsplan: uitwerking van het kwaliteitsbeleid in
doelen, actiepunten en tijdsplanning
• kwaliteitszorg: daadwerkelijke activiteiten en
inspanningen die gericht zijn op kwaliteit
18-3
Kwaliteitszorg:
alle activiteiten en inspanningen, die gericht zijn op
kwaliteit
18-4
Integrale kwaliteitszorg:
het betrekken van iedere medewerker bij kwaliteit
18-5
Basismodel kwaliteitssysteem:
• formulering kwaliteitsnormen (van de klant)
• uitvoering met behulp van kwaliteitsinstrumenten:
- organisatiestructuur
- communicatie- en informatiestructuur
- protocollen en voorschriften
- deskundigheidsbevordering
• kwaliteitscontrole
18-6
Product en dienst:
product
• tastbaar
dienst
•
niet tastbaar
• klant werkt zelf niet mee •
klant werkt zelf mee
• eerst productie, dan
productie en
consumptie
•
consumptie vallen
samen
• niet persoonsgebonden
18-7
•
persoonsgebonden
Vaardigheden bij kwaliteitszorg:
• het inventariseren en initiëren van veranderingen
• het raadplegen van deskundigen
18-6
De inhoud van dit thema:
19.2 Middelen voor deskundigheidsbevordering
19.3 Vaardigheden bij deskundigheidsbevordering
19.4 Tips voor de praktijk
19-1
Middelen voor deskundigheidsbevordering:
• vakliteratuur en andere documentatie
• functioneringsgesprekken
• (vervolg)opleiding
• congres en symposium
19-2
Opleiding door middel van:
• scholing
• training
• vorming
19-3
Vaardigheden bij deskundigheidsbevordering:
• informatie kunnen selecteren
• je mening kunnen vormen
• scholingsbehoefte kunnen formuleren
• je eigen functioneren bespreekbaar maken
19-4