Toets periode 2 - ELO Pascal College

Download Report

Transcript Toets periode 2 - ELO Pascal College

Toets periode 2
4 havo
Formuleren: Blz 194 t/m 210
 Spelling: Blz 220 t/m 228 (par. 2)


Neem je woordenboek mee!!
De toets gaat over

Opdracht 1: Taal en stijlfouten
(formuleren)
- 12 zinnen, benoem de fout en verbeter de zin.
- De soort fouten staan boven de opdracht.

Opdracht 2: Werkwoordspelling
- 10 zinnen, vul de goede vorm van het werkwoord in.

Opdracht 3: Interpunctie
- Een tekstje waar je de juiste leestekens in moet vullen.

Opdracht 4: Schrijf zelf een tekstje van 300 woorden. Je kunt uit
verschillende titels kiezen of bedenkt zelf een titel.
Opdracht 1, 2 en 3 maak je zonder woordenboek
 Bij opdracht 4 mag je je woordenboek gebruiken

Inhoud van de toets

De volgende taal- en stijlfouten komen in de
toets voor:
◦
◦
◦
◦
◦
◦
◦
◦
◦
◦
◦
Tautologie.
Pleonasme.
Contaminatie.
Onjuiste herhaling
Dubbele ontkenning.
Fouten met verwijswoorden.
Incongruentie
Dat/als-constructie.
Foutieve samentrekking.
Foutief beknopte bijzin.
Losstaand zinsgedeelte.
Taal- en stijlfouten
Om te voorkomen dat je gaat staren,
totdat je de fout ziet, zal ik bij alle fouten
een strategie bespreken.
 De bedoeling is dan dat je bij iedere zin
hetzelfde stappenplan volgt.
 Succes is niet gegarandeerd, maar er is
wel meer kans op succes.

Formuleerfouten

Je begint met de incongruentie: zoek de
persoonsvormen in de zin en kijk of het
bijbehorende onderwerp wel in hetzelfde getal
staat.
◦ De leerlingen loopt op straat.
 De leerling loopt op straat.
◦ Een groot aantal leerlingen hebben geen zin meer.
 Een groot aantal leerlingen heeft geen zin meer.
◦ Een aantal grote mensen is te dik.
 Een aantal grote mensen zijn te dik.
◦ Tien procent van de leerlingen nemen geen brood mee.
 Tien procent van de leerlingen neemt geen brood mee.
◦ De media heeft veel invloed.
 De media hebben veel invloed.
1. incongruentie

Een andere fout die met werkwoorden te maken
kan hebben, maar ook met bijwoorden,
voegwoorden en zelfstandige naamwoorden, is
de tautologie: bekijk alle werkwoorden,
bijwoorden, voegwoorden en zelfstandige
naamwoorden en kijk of ze dezelfde betekenis
hebben.
◦ Van de directeur hebben de leerlingen toestemming
gekregen om een feest te mogen organiseren.
 Van de directeur hebben de leerlingen toestemming
gekregen om een feest te organiseren.
◦ Hij houdt van zijn werk, maar hij werkt echter veel te
lang door.
 Hij houdt van zijn werk, maar hij werkt veel te lang door.
2. tautologie

Nu we toch met werkwoorden bezig zijn, is
de volgende fout die je zoekt de dubbele
ontkenning: zie je een ontkenning in de zin
staan – geen, niet – en is die dubbel?
◦ We moeten voorkomen dat de leerlingen niet
afkijken.
 We moeten voorkomen dat de leerlingen afkijken.
◦ Hij belet dat de hond niet tegen zijn buurman
aanspringt.
 Hij belet dat de hond tegen zijn buurman aanspringt.
3. Dubbele ontkenning

Het pleonasme lijkt op de tautologie, maar
nu kijk je naar bijvoeglijke naamwoorden of
bijwoorden: staan er bijvoeglijke
naamwoorden of bijwoorden in de zin die al
in een zelfstandig naamwoord of werkwoord
zitten opgesloten.
◦ De leraar vraagt de leerlingen zachtjes te fluisteren.
 De leraar vraagt de leerlingen te fluisteren.
◦ Sinterklaas reed voorbij op zijn witte schimmel.
 Sinterklaas reed voorbij op zijn schimmel.
4. pleonasme

Weer terug naar de werkwoorden: zie je –nd-werkwoorden
in de zin staan – lopend, fietsend – of ‘te’ + het hele
werkwoord – te lopen, te fietsen? Dan heb je te maken met
een foutief beknopte bijzin.
◦ De werkruimten nalopend bleek dat de lichten nog brandden.
 Het –nd-werkwoord heeft geen onderwerp en moet daarom slaan op het
onderwerp van de hoofdzin: dat kan niet.
 Maak van de beknopte bijzin een volledig bijzin, meestal begint die met
‘terwijl’, ‘toen’ of ‘nadat’.
 Verzin een onderwerp.
 Maak van het –nd-werkwoord de persoonsvorm.
◦ Toen de bewaker de werkruimten naliep, bleek dat de lichten nog brandden.
◦ Luid schreeuwend en toeterend vertrok de bus met Feijenoordsupporters naar de wedstrijd.
◦ Terwijl de Feijenoord-supporters luid schreeuwden en toeterden, vertrok de bus
naar de wedstrijd.
5. Foutief beknopte bijzin

Bekijk alle betrekkelijke (de man die),
persoonlijke (hij), bezittelijke (zijn) en
aanwijzende voornaamwoorden (deze man) en
kijk waarnaar ze verwijzen.
◦ Amsterdam is een mooie stad. Hij heeft veel grachten.
 Het heeft veel grachten.
◦ De regering wil extra bezuinigen. Hij maakt zijn beloften
niet waar.
 Zij maakt haar beloften niet waar.
◦ Het paard in de wei is van Marlies en die moet goed
verzorgd worden.
 Het paard in de wei is van Marlies en dat moet goed
verzorgd worden.
6. Verwijsfout

Als je te maken hebt met een samengestelde zin (een hoofdzin
met bijzinnen, te herkennen aan meerdere persoonsvormen en
het woordje ‘en’), kun je kijken of er in het tweede gedeelte van
de zin iets weggelaten is wat in het eerste gedeelte van de zin
wel staat. Dat mag namelijk alleen, als dat zinsgedeelte in beide
delen van de zin dezelfde functie heeft en in hetzelfde getal staat.
◦ Plantaardige oliën bevatten veel onverzadigde vetzuren en vindt de diëtiste
daarom passend in een gezond dieet.
 ‘Plantaardige oliën’ is in het tweede gedeelte weggelaten.
 In het eerste deel is het echter onderwerp, terwijl het in het tweede gedeelte
lijdend voorwerp is.
 Je moet ‘plantaardige oliën’ dus herhalen of een verwijswoord gebruiken.
◦ Plantaardige oliën bevatten veel onverzadigde vetzuren en die vindt de diëtiste daarom
passend in een gezond dieet.
◦ Hij heeft zonder jas in de wind gelopen en daarom griep
 Hij heeft zonder jas in de wind gelopen en heeft daarom griep.
◦ Uw parkeerbon is geprint en kunt u uit het vakje nemen.
 Uw parkeerbon is geprint en die kunt u uit het vakje nemen.
7. Foutieve samentrekking

Zie je ergens in de zin dat als, omdat
wanneer, omdat als, of een variant
hiervan staan?
◦ Pak dat en het tweede deel van de zin, dan als
en het eerste deel van de zin.
- Denk eraan eventuele verwijswoorden om
te draaien
- Ik waarschuw jullie dat wanneer jullie dit pand niet
onmiddellijk verlaten (1e deel van de zin), ik de hulp van de
politie zal inroepen. (2e deel)
- Ik waarschuw jullie dat ik dan hulp van de politie zal
inroepen, wanneer jullie dit pand niet onmiddellijk verlaten.
8.Dat/als-constructie

Bestaat de opdracht uit 2 zinnen en
begint de tweede zin met een voegwoord?
- Maak van de twee zinnen 1 zin, vervang
de punt door een komma.
- Ik ga nu snel naar huis. Omdat mijn
moeder anders zit te wachten.
9. Losstaand zinsgedeelte
Aan het einde houd je dan de
contaminatie over. Die kun je niet
benaderen volgens een strategie, maar
zie je of zie je niet.
- Contaminatie:

- Die jurk kost wel heel duur!
- Die jurk kost wel veel!/Die jurk is heel duur!
-
10. Contaminatie

De schrik sloeg me om het hart, toen de arts zei dat hij een hartfilmpje wilde
maken.
◦ Staan on en pv in hetzelfde getal?
◦ Staat er een ontkenning in de zin?
◦ Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of zelfstandige
naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin?
◦ Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden?
◦ Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord?
◦ Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of aanwijzende
voornaamwoorden op de juiste manier?
◦ Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets
weggelaten?
◦ Is er sprake van een vergelijking of kun je ‘de vraag’, ‘dan’ of een
voorzetsel toevoegen?
◦ Zie je een verkeerd(e) woord/uitdrukking (contaminatie)?

Ik schrok heel erg, toen de arts zei dat hij een hartfilmpje wilde
maken.
Stappenplan


Na het ontbijt wordt door de leerlingen afscheid genomen van de
gastgezinnen en wordt aan de thuisreis begonnen.
◦ Staan on en pv in hetzelfde getal?
◦ Staat er een ontkenning in de zin?
◦ Staan er werkwoorden, voegwoorden, bijwoorden of
zelfstandige naamwoorden met dezelfde betekenis in de zin?
◦ Staan er overbodige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden?
◦ Zie je een –nd-werkwoord of te + het hele werkwoord?
◦ Verwijzen alle betrekkelijke, persoonlijke, bezittelijke of
aanwijzende voornaamwoorden op de juiste manier?
◦ Bestaat de zin uit twee delen en is er in het tweede deel iets
weggelaten?
◦ Zie je een verkeerd(e) woord/uitdrukking (contaminatie)
Na het ontbijt namen de leerlingen afscheid van de
gastgezinnen en begonnen ze aan de thuisreis.
Stappenplan