Het leren van nieuwe woorden

Download Report

Transcript Het leren van nieuwe woorden

Leergang omgangskunde in
praktijkonderwijs en
leerwegondersteunend onderwijs
Module taal
Bijeenkomst 3: woordenschat
Programma
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Terugblik op huiswerkopdrachten
Introductie woordenschat
Belang van woordenschatverwerving
Selectie woorden
Processen woordenschat
Vier fasen woordenschatverwerving
Type woorden
Koppeling aan referentieniveaus en TVO
Opdrachten
Afsluiting
Introductie woordenschat
Taal leren begint met woorden!
Opdrachtje om je voorkennis te activeren: waar gaat
deze tekst over?
Waar gaat deze tekst over?
Van het …. bestaan verschillende typen. Het …. van
het lichaam wordt bij de strijd tegen het … zwaar
belast. Dit kan een bijkomende …. Door bijvoorbeeld
… tot gevolg hebben. De klachten kunnen dan
verergeren en er kunnen … zoals een … ontstaan.
Voor gezonde volwassenen en kinderen is het … van
een … meestal niet ernstig.
Vervolgopdrachtje: ken je deze
woorden?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Alexandrijn
Chromosoom
Biest
Glip
Plankton
Plecht
Rokade
Spectrum
Tonsuur
Urbanisatie
Valletje
Yin
Zenit
Gedachten raden…
Ik weet het wel ongeveer…
Waarom zou ik deze woorden moeten kennen?
Hoe had ik deze woorden ooit moeten leren?
Conclusies n.a.v. opdrachtjes
Woordenschat is persoonlijk
Woordkennis is er in veel gradaties
Woordkennis heeft veel aspecten
Singaporetest
Bedenk:
Hoeveel procent van de woorden van een tekst moet
je kennen om die tekst te begrijpen? Schrijf een
percentage op
Singaporetest (1)
60% versie
We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - .
We hebben geen - meer. Singapore is maar - - - met een - -.
We - met - - dat we niet - kunnen. - - ik - een - met een aan - -, het - er -.
Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een
niet meer te - - geworden.
Singaporetest (2)
70% versie
We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - .
We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met
een sterk - -. We - met - - dat we niet anders kunnen. - - ik een huis met een - aan beide -, het - er -.
Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet
meer te - - geworden.
Singaporetest (3)
80% versie
We moeten -, zei een - uit Singapore tegen me.
We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met
een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n - dat we niet
anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide - , het
liefst er -.
Voor de meeste mensen is dit nog steeds de - wijze van
wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.
Singaporetest (4)
90% versie
We moeten omhoog, zei een - uit Singapore tegen me.
We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein eiland
met een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n
ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. - - ik wil iedereen
een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er -.
Voor de - mensen is dit nog steeds de ideale manier van
wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.
Singaporetest (5)
100% versie
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen
me. We hebben geen keus meer. Singapore is maar een
klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We kampen
met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Net zoals
ik wil iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het
liefst er omheen. Voor de meeste mensen is dit nog steeds
de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te
realiseren droom geworden.
Kennis als cruciale factor
1. Kennis van taal
2. Kennis van de wereld
Onenessawakening.nl
Kennis van taal
Bestaat uit:
• Woordenschat
• Grammatica
• Schriftelijk en mondeling taalgebruik
• Kennis van verschillende soorten teksten
Kennis van de wereld
• Vermogen om informatie te verwerken en op te slaan 
hoeveelheid kennis over onderwerp is de belangrijkste
voorspeller van leesbegrip.
•
Ervaringen (binnen en buiten de school) die bijdragen aan de
verdere opbouw van schoolse kennis.
•
Algemene kennis uit zich in woordenschat (Marzano, 2004).
•
Werken aan woordenschat = uitbreiden van kennis
(Verhallen, 2009).
Vragen
• Hoe schatten jullie kennis van taal en kennis van de
wereld in van pro- en lwoo-leerlingen?
• Welke problemen hebben zij waarschijnlijk met de
Singaporetekst?
• Zijn dat problemen met kennis van taal en/of kennis
van de wereld?
Belang van
woordenschatverwerving
Feiten over woordenschat van
kinderen
Passieve woordenschat:
woorden begrijpen in T1
4 jaar:
5-8 jaar:
9-12 jaar:
volwassenen:
3300 woorden
600 woorden per jaar erbij
1700-3000 woorden per jaar erbij
50.000-70.000 woorden
Feiten over woordenschat van
kinderen
Productieve woordenschat :
woorden begrijpen en gebruiken T1
4 jaar:
8 jaar:
10 jaar:
volwassenen:
2000 woorden
4000 woorden
5000 woorden
30.000-40.000 woorden
Relatie woordenschat kleuters en
het latere begrijpend lezen
• Eind groep 3:
• Eind groep 6:
• Eerste jaar vo:
.45
.62
.69
De relatie tussen woordenschat en begrijpend lezen
wordt sterker als teksten complexer en de
woordenschat veel omvattender wordt.
(Snow, 2002)
Verschillen tussen leerlingen
• Een 12-jarige Nederlandse leerling kent gemiddeld
17.000 woorden receptief.
• Een 12-jarige anderstalige leerling kent gemiddeld
10.000 woorden receptief.
Bron: Kuiken & Vermeer, 2005
Omvang receptieve woordenschat
Leeftijd
1-talige Ned. 2-talige Tu /
Ma
4
6
8
10
12
3200
4400
5600
11000
17000
1000
2500
3600
5500
9800
Kwalitatieve verschillen
Turks kind
(9 jaar)
Nederland kind
(9 jaar)
Wat is een neus?
Met een neus kun je
ruiken
- Een neus is een
lichaamsdeel
-Je kunt ermee ruiken
-En ademen
Hoe zou je uitleggen wat
een neus is
(herhaalt zelfde
antwoord)
-Het heeft botje
-Twee gaatjes
-En een velletje
Wat zie je aan een neus?
Het is puntig
Puntig
Wat voor soorten neuzen
zijn er?
-Grote neuzen
-Kleine neuzen
-Wipneuzen
-Clownsneuzen
-Haakneuzen
Wat kun je met neuzen
doen?
-Je kunt hem wassen
-snuiten
Je kunt hem snuiten
-Afvegen
-Of snuiven
Het belang van
woordenschatverwerving
• T2 leerders en T1-leerders uit een taalarm milieu
behoeven extra aandacht t.b.v.
woordenschatontwikkeling in het onderwijs.
• Dat kan incidenteel, maar beter
intentioneel plaatsvinden:
doelbewust en structureel.
Het belang van
woordenschatverwerving
Woordenschat = kennis van de wereld, kennis die
nodig is om te communiceren.
Je hebt een goede woordenschat nodig om:
• Te begrijpen wat je hoort
• Te kunnen spreken
• Te begrijpen wat je leest
• Te kunnen schrijven
Selectie van woorden
Hoeveel woorden kun je leren?
• Vijf per dag = 25 per week = 1000 per jaar
• Elk woord in context leren
• Elk woord in relatie leren
• Elk woord zeven keer herhalen
Welke woorden leer je (aan)?
• Cruciale woorden
• Woorden met relevantie voor de context
• Denk aan:
o Frequentie
o Nut
o En onderwijsbaarheid
Frequentie en nut
• Beginners:
formules en breed inzetbare woorden
• Alle taalleerders:
hoogfrequente woorden
• Maak onderscheid tussen receptieve en productieve
beheersing van een woord
• Nut van woorden die specifiek met een relevant
domein te maken hebben
Contextrijk
• Benut het als docent als een woord in een goed
passende context wordt gebruikt: leer op dat
moment het woord aan!
De woezel
Wij hebben thuis een woezel.
• Een tropische vis
• Een mixer
• Een leren koffer
De woezel
Wij hebben een woezel, maar het handvat is kapot.
• Een tropische vis
• Een mixer
• Een leren koffer
De woezel
Wij hebben een woezel, maar het handvat is
kapot, dus nu moeten we met de hand kloppen.
• Een tropische vis
• Een mixer
• Een leren koffer
Opdrachtje
•
Maak vijf contextrijke zinnen met :
 Dokter
 Slapen
 Dromen
 Denken
 Eigenlijk
•
Vervang het bedoelde woord door een nonsenswoord en
beoordeel dan of de zin duidelijk genoeg is.
Wat leren en onthouden?
• De uitspraak:
Het woord kunnen verstaan en kunnen uitspreken.
• De schrijfwijze:
Het woord kunnen lezen en zelf kunnen schrijven.
• De betekenis:
Het concept van het woord kennen, de verzameling
betekenisaspecten.
Diepe woordkennis
• Woorden leren is over de wereld leren
• Woorden leer je in samenhang met andere
woorden (netwerken)
• Je kent meerdere betekenisaspecten
• Je kent ook de klank en hebt grammaticale
informatie over het woord
Opdracht: diepe woordkennis
Ga na in hoeverre (hoe diep) je onderstaande woorden kent:
a. Nog nooit tegengekomen
b. Wel tegengekomen, maar geen idee
c. Vaag bekend, heeft iets te maken met ….
d. Tot op zekere hoogte bekend
e. Volledig bekend, kan het zelf uitleggen





serendipiteit
waterzooi
communisme
adagium
afromen
Het leren van nieuwe woorden:
hoe werkt dat?
Hoe leer je een nieuw woord?
• Je moet het woord opslaan in het mentale lexicon.
• Het woord moet inbedden, het moet verbinding
krijgen met een of meer andere woorden.
• Je moet de klank, de schrijfwijze en de grammaticale
aspecten van het woord opslaan.
Welke processen spelen zich
af?
•
•
•
•
Labelen (concept en label)
Betekenis toekennen
Categoriseren
Opbouwen netwerk
Labelen
Opdrachtje: concept en label
• Hoeveel betekenisaspecten ken je van het woord ‘kikker’?
• Hoeveel betekenisaspecten ken je van het woord ‘patroon’?
• Wat is hier concept en label?
• Hoe kun je dit voorwerp noemen?
• Wat is hier concept en label?
• Hoe zit het met het Nederlandse woord ‘student’ en het
Engelse woord ‘student’?
• Wat is hier concept en label?
Soorten relaties
• Betekenisrelaties
Bv. vogel-mus
• Vormrelaties
Bv. bank-rank (rijmend)
Bv. bank-bank (verschillende betekenissen)
Netwerkopbouw
zand
emmertje
schep
spelen
Netwerk uitbreiden
zand
emmertje
strand
water
spelen
schep
graven
scheppen
modder
En verder…..
lepel
zomer
zee
mes
vork
tuin
snijde
n
leuk
prikken
strand
aarde
eten
schop
water
zand
schep
graven
modder
slaan
au
pijn
emmertj
e
heet
spelen
scheppen
soep
blazen
En verder….
zomer
zee
zwemme
n
lepel
mes
vork
tuin
snijde
n
leuk
prikken
strand
aarde
kuil
water
schop
zand
schep
graven
modder
eten
slaan
au
pijn
emmertj
e
heet
spelen
scheppen
soep
blazen
Uitbreiden van kennis
Door:
• Nieuwe woorden
• Nieuwe verbindingen
• Verstevigen van verbindingen
School is belangrijk voor leerlingen die minder
meekrijgen vanuit huis!
Ontwikkeling van kennis
Door:
• Levensechte ervaringen
• Interactie met de wereld
Ook door:
• (Voor)lezen verschillende soorten teksten
• Combineren van kennis en eigen ervaringen
• Experimenteren, ontdekken, toepassen
• Praten met & luisteren naar elkaar
• Educatieve televisie
• Internet
Wat is nodig om dit doel te
bereiken ?
•
•
•
•
Expliciet aanleren van: woorden en strategieën
Aandacht voor toepassing in andere vak-/
vormingsgebieden > TVO
Verschuiving van woorden aanleren door de leerkracht
naar woorden leren door de leerling: woordbewustzijn
Schoolbreed beleid (taalbeleid)
Impliciet & expliciet
Expliciet door instructie
• Specifieke woorden behandelen
• Ontwikkelen woordbewustzijn
• Strategieën voor het leren van onbekende woorden
Impliciet door creëren van mogelijkheden
• Voorlezen
• Veel lezen over allerlei onderwerpen
• Taalrijke omgeving
Didactiek
woordenschatverwerving
Fasen in het proces van woorden
aanleren (4-takt)
• Aanbieden
• Semantiseren
• Consolideren
• Controleren
Aanbieden: voorbewerken
• Introduceer een woord
• Activeer voorkennis
• Bied een goede context aan
• Laat het woord zien
Semantiseren
•
•
•
•
Geef betekenis, gebruik voorkennis
Leg uit, geef een definitie
Bied pregnante contexten aan
Beeld uit, met mimiek of TPR (Total Physical
Response)
• Spreek het woord uit
• Schrijf het woord op en laat het opschrijven
• Breid uit: koppel het woord met woorden die
daarmee betekenisverbindingen hebben
Woorden verbinden
Een nieuw woord aanbieden in een duidelijke context,
in verband met andere informatie:
• Beeld: voorwerpen, illustraties, beschrijvingen
• Inhoudelijke informatie: verbinden met bestaande
kennis
• Informatie over klank en schrijfwijze
• Woorden waarmee het woord een vaste combinatie
vormt (de tafel dekken)
Werkvormen voor semantiseren
• Woordspin
• Paraplu
• In tegenstellingen (rubrieken)
• Op een trapje om gradaties uit te drukken
Woordkast en woordtrap
Opdracht
Bedenk verschillende manieren (verbaal en non
verbaal) om de betekenis van de volgende woorden
uit te leggen:
• Dun
• Inzamelen
• Drinken
• Burger
Opdracht
Leg in duo’s één van de volgende woorden uit:
• Fotosynthese
• Kredietcrisis
• Ketters
Consolideren
• Inslijpen, oefenen, gebruiken, herhalen
• Woordspelletjes:
woordspin, galgje, vijf minutenoefeningen…
• Laat verbindingen leggen
• Woordenschriftoefeningen, woordenlijsten
Hulpmiddelen van semantiseren
naar consolideren - woordweb
woordtrap
woordkast
woordparaplu
woordschriftje
Tabel
Gebied
Oceaan
Kenmerk
Bomen
Watervoorziening
Hete temperatuur
voedselvoorziening
O = niet
-
= niet veel
+ = veel
Woestijn
Toendra
Bos
Grasland
Moeras
Voorbeelden van
consolideeroefeningen
• Tekstimpressie: leerlingen krijgen aantal woorden (ontleend
aan thema/les) in een bepaalde volgorde en moeten deze in de
gegeven volgorde gaan gebruiken in een eigen tekst
• Kruiswoordpuzzels
• Quiz
• Bingo met woorden
• Leerlingen maken zelf spelletjes (bv. kwartet, memory)
• Sorteeroefeningen
• Spelletjes met woordkaartjes
• Persoonlijke ezelsbruggetjes
Belangrijk is dat de woordbetekenis gegeven wordt in de
eigen woorden van leerlingen
Controleren
• Herhaal nieuwe woorden
• Vraag terug
• Nieuwe woorden op een groot wit papier
• Geef woordenschriftopdrachten
Woordenschrift
• Vastleggen van nieuwe woorden
• Onbekende woorden opschrijven door leerling of
leerkracht
• Bijvoorbeeld woorden die een andere betekenis
hebben dan je dacht
Voorbeeld woordenschrift
Woord
Wat ik denk dat het
betekent
Dit betekent het
echt
Aanwijzingen (context
of woordstukjes)
Waar heb ik dat
gevonden?
Klassikaal woordenschrift
•
Gedurende elke dag/week worden woorden
bijgeschreven
•
Zowel leerkracht als leerlingen kunnen woorden
aandragen
•
Betekenis wordt in eigen woorden van de leerling(en)
gegeven en zoveel mogelijk samen met een afbeelding/
voorbeeld
•
Schrift of map wordt doorgegeven aan de volgende
leerkracht
Verschillende soorten woorden
Welke woorden leer je (aan)?
• DAT:
dagelijks algemeen taalgebruik, concrete taal
• CAT:
cognitieve academische taalvaardigheid, meer
abstracte taal in schoolse situaties
Soorten woorden
• Wat is algemeen Nederlands/’gewone’ woorden?
• Wat zijn schooltaalwoorden?
• Wat zijn algemene beroepstaalwoorden?
• Wat is vakterminologie?
• Wat is figuurlijk taalgebruik?
Algemeen Nederlands
Woorden die gebruikt worden in het dagelijks leven
en niet gebonden zijn aan een specifieke context van
opleiding, beroep of vak.
Schooltaalwoorden
• Woorden die specifiek gebruikt worden in
onderwijssituaties. Zij zijn abstracter dan ‘gewone’
woorden, bv. functie, gevolg van.
• Schooltaal bevat veel signaalwoorden. Zij geven
informatie over taal- en denkrelaties in de tekst:
hoewel, tenzij, ten eerste… ten tweede….
Algemene beroepstaalwoorden
• Woorden die veel voorkomen in gesproken en
geschreven taal die over het beroep gaat
• Woorden die op veel verschillende plaatsen in
vakboeken gebruikt worden
• Elk beroep heeft zijn eigen verzameling
beroepstaalwoorden
Vakterminologie
• Woorden met een specifieke betekenis in het
beroep
• Zij komen vooral in vakleerteksten voor
• Zij zijn gebonden aan een bepaald onderwerp
• Zij zijn niet bekend bij aanvang van de studie
Het belang van vaktaal
• Vaktaalwoorden zijn drager van vakkennis
• Uitleggen van de woorden eist veel onderwijstijd op
• Woordenschat vervult een sleutelrol in
taalvaardigheidsontwikkeling en is voorwaardelijk
voor schoolsucces
Woordenschat in vakteksten
• Gebruik synoniemen
• Sommige algemene woorden hebben in een bepaald
vakgebied een niet-alledaagse, vakgebonden
betekenis (verbinding, aansluiting)
• Betekenisaspecten van een woord worden verdeeld
(niet alles in een keer)
• Nuances kunnen de leerlingen ontgaan
Figuurlijk taalgebruik
Vaak gebruikt in mondeling taalgebruik:
• “Ik geef je een pluim” tegen leerling, die na
de les komt vragen waar zijn pluim blijft
• Leerlingen moeten het kunnen herkennen,
niet actief gebruiken
Opdracht
Bekijk de uitgereikte tekst en ga na hoe je de woorden
kunt rubriceren:
•
•
•
•
•
Algemene Nederlandse woorden
Schooltaalwoorden
Algemene beroepstaalwoorden
Vakterminologie
Figuurlijk taalgebruik
Volgende keer over leesvaardigheid
(Huiswerk)opdrachten
•
•
•
•
Aan het werk in je leerteam
Verdeling huiswerkopdrachten
Afspraken over uitwisseling via website
Planning uitwisseling
Afsluiting
• Denken – delen – uitwisselen
(in duo’s/ viertallen):
- Wat heb je geleerd?
- Wat wist je al?
- Waar kun je meteen iets mee?
- Welke vragen heb je nog?
• Dringende vragen aan de docent