Transcript 2.4 Strafrecht: de opsporing

2.3.1 Strafrecht: de opsporing
Rechtshandhaving en
rechtsbescherming


Rechtshandhaving: Overheid moet in rechtsstaat
zorgen voor veiligheid van burgers
(m.b.v. geweldsmonopolie)
Rechtsbescherming: de grondwet beschermt
burgers tegen andere burgers en tegen
machtsmisbruik van de overheid
Misdrijf of overtreding?






Moord
Mishandeling
Diefstal
Door rood licht rijden
Te snel rijden
Rijden onder invloed
 Wetboek van strafrecht
Verschil misdrijf vs. overtreding


Overtredingen: dit zijn schendingen van regels die onze
maatschappij ordenen, schendingen die niet als ernstig worden
beschouwd. Bijvoorbeeld door rood licht rijden of wildplassen.
Misdrijven: dit zijn relatief zware strafbare feiten,
gedragingen die door iedereen als moreel onaanvaardbaar
worden beschouwd. Bijvoorbeeld moord, mishandeling en
diefstal
Criminaliteit = alle misdrijven die in de wet staan omschreven
Vragen?

Huiswerk blz. 35 en 36
2.3.2 Strafrecht: de opsporing (vervolg)
Opgepakt en dan..?
De procedure
Rechtsstaat = houden aan regels volgens Wetboek van Strafvordering
•
1. Politie verzamelt informatie voor proces-verbaal
•
2. PV naar officier van justitie: bepaalt wel of geen
rechtzaak
•
3. Rechter stelt vast of verdachte schuldig is
Het strafproces
Opsporing en
Aanhouding
{Politie +
officier van justitie}
Filmpje
Vervolging
{Officier van justitie}
Rechtszaak
rechter

Verdachte: redelijk vermoeden van schuld  politie
mag gebruik maken van dwangmiddelen
Mag dat..?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Staande houden
Infiltratie
Arresteren
Fouilleren
Vasthouden
Voorarrest houden
Wonen binnentreden
Opvragen speciale persoonsgegevens
Preventief fouilleren
De officier van justitie


= de openbare aanklager (namens samenleving
bewijs zoeken tegen verdachte)
OM = alle officieren van justitie
Taken officier van justitie


Seponeren: afzien van verdere rechtsvervolging
Transactie: geldboete/ taakstraf
{= voortijdige afdoening/ schikking}

Vervolgen: dossier naar rechtbank  rechtszaak

Werkboek: Blz. 43
Vragen?


Huiswerk blz. 35, 38 en 39
36, 37 en 40