Didactiek voor de onderwijsassistent - Profi

Download Report

Transcript Didactiek voor de onderwijsassistent - Profi

De inhoud van dit thema:
• 1.2 De onveranderlijke basis
• 1.3 De ontwikkeling op langere termijn
• 1.4 De ontwikkeling op kortere termijn
• 1.5 De schillen van een cirkel
• 1.6 De kernactiviteiten
• 1.7 Tips voor de praktijk
1-1
De onveranderlijke basis:
• emotioneel vrij zijn
• nieuwsgierig zijn
• zelfvertrouwen hebben
1-2
Kernactiviteiten:
• spelactiviteiten
• constructieve of beeldende activiteiten
• gespreksactiviteiten
• lees- en schrijfactiviteiten
• reken- en wiskundeactiviteiten
1-3
De inhoud van dit thema:
• 2.2 Kernbegrippen
• 2.3 Fasen van een les
• 2.4 Persoonlijke leerdoelen
• 2.5 Alles in een schema
• 2.6 Tips voor de praktijk
2-1
Kernbegrippen DA:
• doelstelling
• beginsituatie
• didactische werkvorm
• leerstof
• leeractiviteiten
• onderwijsleermiddelen
• evaluatie
2-2
Fasen van een les:
1 inleiding
2 instructie
3 verwerking
2-3
De inhoud van dit thema:
• 3.2 Kenmerken doelen
• 3.3 Drie componenten van doelen
• 3.4 Eisen op twee niveaus
• 3.5 Doelen en eisen bij taal
• 3.6 Doelen en eisen bij rekenen
• 3.7 Tips voor de praktijk
3-1
Componenten van doelen:
• gedragscomponent
• inhoudscomponent
• didactische component
3-2
Doelen:
• standaarddoelen
• minimumdoelen
3-3
Onderdelen taalonderwijs:
• mondeling taalonderwijs
• schriftelijk taalonderwijs
• taalbeschouwing
3-4
De inhoud van dit thema:
• 4.2 Veranderlijke factoren
• 4.3 Onveranderlijke factor: instructiebehoefte
• 4.4 Evaluatie en de beginsituatie
• 4.5 Tips voor de praktijk
4-1
Veranderlijke factoren die de beginsituatie
kunnen bepalen:
• tijdstip van de dag
• weer
• fysieke gesteldheid van de leerling
• actuele gebeurtenissen
• groepssamenstelling
• visie van de school
• leerstijl van de leerling
• informatie van de leerkracht
4-2
Soorten instructiebehoeften:
• instructieonafhankelijk
• instructiegevoelig
• instructieafhankelijk
4-3
De inhoud van dit thema:
• 5.2
Algemene aspecten
• 5.3
Instructievorm
• 5.4
Interactievorm
• 5.5
Opdrachtvorm
• 5.6
Samenwerkingsvorm
• 5.7
Spelvorm
• 5.8
Instructiefase in de verschillende groepen
• 5.9
Keuze voor een didactische werkvorm
• 5.10 Tips voor de praktijk
5-1
Algemene aspecten bij didactische
werkvormen:
• drie niveaus van de didactische omgeving
• meer of minder sturend
• concreet en dichtbij de directe ervaring
5-2
Instructievormen:
• doceren
• vertellen
• demonstreren
• stappenplan voorleggen
• theoretisch verhaal houden
5-3
Spel als didactische werkvorm:
• raadsel
• puzzel
• kwartet
• memory
• domino
• bordspel
• competitiespel
• bingo
• rollenspel
5-4
Didactische werkvormen tijdens de
instructiefase:
• in groep 3/4
• in groep 5/6
• in groep 7/8 en ouder
5-5
De keuze van een didactische werkvorm
hangt af van:
• de leerstof
• de didactische visie van de school
• het ontwikkelingsniveau van de leerlingen
5-6
De inhoud van dit thema:
• 6.2 Levensechte, betekenisvolle situaties
• 6.3 Onderwijskundige bedoelingen
• 6.4 Leeractiviteiten
• 6.5 Specifieke werkwijze
• 6.6 Taken van de onderwijsassistent tijdens projecten
• 6.7 Specifieke vorm van projecten: verhalend ontwerp
• 6.8 Werken met ateliers
• 6.9 Tips voor de praktijk
6-1
Leeractiviteiten:
• leerlingen bepalen hun eigen leerstof en
leeractiviteiten
• samenhang met tussendoelen beginnende en
gevorderde geletterdheid
6-2
Keuze van een projectonderwerp:
• het team kiest het onderwerp
• leerlingen kiezen het onderwerp, bewust
• leerlingen kiezen het onderwerp, onbewust
6-3
De inhoud van dit thema:
• 7.2 De fasen in de les
• 7.3 Het belang van interactief onderwijs
• 7.4 Valkuilen bij interactief onderwijs
• 7.5 De vaardigheden van de leerlingen
• 7.6 Model coöperatief leren
• 7. Tips voor de praktijk
7-1
Keuze van een projectonderwerp:
• stof van de vorige les ophalen
• het doel van deze les duidelijk maken
• samen een strategie uitproberen
• oefenen met de beste strategie
• zelfstandig werken
• bespreken wat je doet
7-2
Belang van interactief onderwijs:
• ontwikkelen van een procesbewustzijn
• actief vorm geven aan je eigen leerproces
7-3
Valkuilen bij interactief onderwijs:
• uitlopende lessen
• becijfering
7-4
Vaardigheden bij interactief onderwijs:
• je aanpak vertellen
• actief luisteren
• op medeleerlingen focussen
• samenwerken
• zelfstandig werken
• verantwoordelijkheid nemen
7-5
Voorwaarden voor succesvol samenwerken:
• wederzijdse afhankelijkheid
• individuele verantwoordelijkheid
• directe interactie
• samenwerkingsvaardigheden
• evaluatie van het groepsproces
7-6
De inhoud van dit thema:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
8-1
8.2 Leermiddelen lezen
8.3 Leermiddelen rekenen
8.4 Leermiddelen schrijven
8.5 Leermiddelen spelling
8.6 Het documentatiecentrum
8.7 Leermiddelen in het speciaal onderwijs
8.8 Leermiddelen in het vmbo
8.9 Schooltv
8.10 Het smartboard
8.11 Tips voor de praktijk
Enkele leermiddelen van VLL:
• letterdoos
• wandplaten
• reuzenleesboeken
• letterlijn
• speelleesset
• samenleesboekjes
• leesboekjes, leesliedjes en werkboekjes
8-2
Enkele leermiddelen voor rekenen:
• MAB-materiaal
• Cuisenairestaafjes
• honderdveld
• kralensnoer
• rekenrek
• abacus
8-3
Enkele leermiddelen voor schrijven:
• individuele letterkaarten
• wandkaart met de letters
• richtingkaarten
• lettervormen
• driehoekige pennenstaafjes
• schrijfschriftje
8-4
Leermiddelen spelling:
• spellingboekjes
• spellingschriftjes
• wandplaten met spellinggevallen
• computerprogramma’s
• grote vellen papier waarop je zelf een spellinggeval
weergeeft
8-5
Andere woorden voor een DC:
• open leercentrum
• doc
• open studiecentrum
• bibliotheek
• mediatheek
8-6
De inhoud van dit thema:
• 9.2 Planmatig leermiddelen ontwikkelen
• 9.3 Leermiddelen aanpassen aan specifieke situaties
• 9.4 Leermiddelen als extra oefenstof
• 9.5 Zelf doelen bedenken bij bestaande leermiddelen
• 9.6 Leermiddelen die zelfstandig werken en
samenwerken bevorderen
• 9.7 Tips voor de praktijk
9-1
Stappenplan voor het ontwikkelen van
leermiddelen:
• noodzaak vaststellen
• brainstormen en keuze bepalen
• materiaal bepalen
• leerstof selecteren
• het feitelijke productieproces
• gebruik van het leermiddel
9-2
Aanpassingen voor speciaal onderwijs:
• aanpassingen voor blinden en slechtzienden
• aanpassingen voor motorisch zwakke leerlingen
9-3
Eigen doelen bedenken bij leermiddelen:
• convergente opdrachten
• divergente opdrachten
• aanvulling op de methode
• breed inzetbaar
9-4
De inhoud van dit thema:
• 10.2 Zelfstandig werken
• 10.3 Leerprocessen
• 10.4 Leren met de computer
• 10.5 De computer als informatiebron
• 10.6 Tips voor de praktijk
10-1
Enkele kritische vragen bij de computer als
leermiddel:
• Beantwoordt de software aan de instructiebehoefte?
• Is de computer een effectief middel voor zelfstandig
werken?
• Op welke leerprocessen doet de computer een
beroep?
• Wat leren kinderen door te werken met een computer?
• Wat is het nut van de computer als informatiebron?
10-2
De inhoud van dit thema:
• 11.2 Leerlingkenmerken
• 11.3 Nogmaals uitleggen
• 11.4 Gericht vragen stellen
• 11.5 Een stapje terug doen in niveau
11-1
De inhoud van dit thema:
• 12.2 Een activiteit afbreken
• 12.3 Een opdracht tot de helft terugbrengen
• 12.4 Een opdracht aanpassen
• 12.5 Een opdracht samen maken
• 12.6 Tips voor de praktijk
12-1
De inhoud van dit thema:
• 13.2 Evaluatie van gedrag: feedback, corrigeren en
belonen
• 13.3 Productgerichte of procesgerichte evaluatie
• 13.4 Dagelijks nakijkwerk en feedback
• 13.5 Feedback volgens vaste stappen
• 13.6 Tips voor de praktijk
13-1
Feedback:
• op ongewenst gedrag
• op gewenst gedrag
13-2
Mogelijke reacties op ongewenst gedrag:
• negeren
• straffen
• corrigeren
13-3
Manieren om te belonen:
• materieel
• immaterieel
• op termijn
• in reactie op een gebeurtenis
13-4
Evaluatie van leerresultaten:
• productgericht
• procesgericht
• het belang van het onderscheid
• het cyclisch karakter van Didactische Analyse
13-5
Feedback bij dagelijks werk:
• netjes werken
• resultaten laten oplezen
• positieve feedback geven
• ondersteuning direct na de correctie
• nakijken bij schrijfles
• nakijken bij zelfstandig werken en samenwerken
13-6
De inhoud van dit thema:
• 14.2 Brainstormgesprekken
• 14.3 Probleemoplossende discussie
• 14.4 Carrouseldiscussie
• 14.5 Gevalsmethode
• 14.6 Kringgesprekken
• 14.7 Tips voor zinnige kringgesprekken
• 14.8 Tips voor de praktijk
14-1
Kringgesprek:
• kring bij de kleuters en het jonge schoolkind
• kring bij het oudere schoolkind
• de koektrommelmethode
• de kleine kring
14-2
De inhoud van dit thema:
• 15.2 Wat is zelfstandig werken?
• 15.3 Je eigen houding bij het ontwikkelen van
zelfstandig werken
• 15.4 Didactische werkvormen
• 15.5 De organisatie van zelfstandig werken
• 15.6 Het GIP-model
• 15.7 Tips voor de praktijk
15-1
Belang van zelfstandig werken:
• het vergroot het zelfvertrouwen
• de leerling komt tot nieuwe activiteiten
• zelfstandig werken bevordert de ontwikkeling
15-2
Voorwaarden voor zelfstandig werken:
• taakgericht zijn
• concentratie hebben
• je aan organisatie en regels kunnen houden
• je competent voelen
15-3
Zelfstandigheid stimuleren:
• sluit aan bij het ontwikkelingsniveau
• bepaal het moment van hulp bieden zorgvuldig
• laat leerlingen hun eigen werk corrigeren
• laat iedere leerling in zijn eigen tempo werken
15-4
Wanneer krijgt een leerling hulp?
• eerst zelf proberen
• dan een andere leerling vragen hoe het moet
• uiteindelijk hulp inroepen van een volwassene
15-5
Didactische werkvormen:
• instructievorm
• interactievorm
• opdrachtvorm
• samenwerkingsvorm
• spelvorm
15-6
Aspecten bij de organisatie van zelfstandig
werken:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
15-7
geschiktheid en helderheid van de opdracht
duidelijke klassenregels en routines
afspraken over ruimte en tijd
bereikbaarheid van het materiaal
houdingsvaardigheden van de leerlingen
beloning en feedback
werken met taakkaarten
extra instructie voor de achterblijvers
antwoordkaarten
De inhoud van dit thema:
• 16.2 Het belang van samenwerken
• 16.3 Voorwaarden voor samenwerking
• 16.4 Het ontwikkelen van sociale vaardigheden
• 16.5 Werkvormen die samenwerking stimuleren
• 16.6 Afspraken bij samenwerken
• 16.7 Tips voor de praktijk
16-1
Belang van samenwerken:
• het vergroot de sociale vaardigheden
• samen kun je meer dan alleen
16-2
Voorwaarden voor samenwerking:
• sociaal inzicht hebben: kennis
• kunnen delen: vaardigheid
• kunnen luisteren naar argumenten: vaardigheid
• kunnen wachten: vaardigheid
16-3
Ontwikkelingsniveaus met betrekking tot
sociale vaardigheden:
• vierjarigen
• vijf- en zesjarigen
• zeven- en achtjarigen
• hoogste groepen van het basisonderwijs
• leerlingen van het voortgezet onderwijs
• volwassenen
16-4
Drie manieren van werken in groepjes:
• ieder groepslid heeft zijn eigen opdracht
• de groep werkt samen aan één opdracht
• ieder groepslid maakt een onderdeel van het geheel
16-5
Spelvormen:
• competitiespel
• rollenspel
• kringspelletjes
• groepsspelletjes
• gezelschapsspelletjes
16-6
Bij samenwerken maak je afspraken over:
• de taakverdeling
• elkaar helpen
• wie de leiding heeft
• hoe lang je samen werkt
16-7
De inhoud van dit thema:
• 17.2 Individuele verschillen
• 17.3 Planmatig werken
• 17.4 Planmatig differentiëren
• 17.5 De berenaanpak
• 17.6 Tips voor de praktijk
17-1
Verschillen in leerstofbenadering:
• startgedrag
• kwaliteitsverschillen
17-2
Planmatig werken is nadenken over:
1 Wat ga ik doen?
2 Wanneer ga ik het doen?
3 Met wie ga ik het doen?
4 Wat heb ik ervoor nodig?
5 Wanneer ga ik weer opruimen?
17-3
Differentiatie:
• om verschillende redenen
• en daarom op verschillende wijzen
17-4
Je formeert groepjes bij:
• de instructie
• de verwerking
17-5
Stappen van de berenaanpak:
1 Wat ga ik doen?
2 Hoe ga ik het doen?
3 De uitvoering.
4 Terugkijken: ging het goed?
17-6
De inhoud van dit thema:
• 18.2 Fase 1: voorbereiding
• 18.3 Fase 2: uitvoering
• 18.4 Fase 3: evaluatie
• 18.5 Tips voor de praktijk
18-1
De inhoud van dit thema:
• 19.2 Beeldend werken
• 19.3 Spelactiviteiten
• 19.4 Muziek
• 19.5 Bewegingsactiviteiten
• 19.6 Voorlezen
• 19.7 Schrijven
• 19.8 Tips voor de praktijk
19-1
Spelvormen:
• rollenspel/drama
• spelletjes
19-2
Werken met muziek:
• niet alle klanken zijn muziek
• kinderliedjes hebben een ritmische opbouw en
herhaling
• kinderliedjes nodigen uit tot bewegen
• kinderen maken zelf graag liedjes
• in lagere groepen zijn muziekinstrumenten aanwezig
• kleuters hebben nog een klein stembereik
19-3
Kleutergym:
• activiteiten sluiten aan bij natuurlijke beweging
• activiteiten sluiten aan bij een thema
• circuit is een handige organisatievorm
• spelletjes leiden tot beweging
19-4
Kenmerken voorlezen aan kleuters:
• langere pauzes
• sterkere intonatie
• ondersteboven lezen
19-5
De inhoud van dit thema:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Boekoriëntatie
Verhaalbegrip
Functies van geschreven taal
De relatie tussen geschreven en gesproken taal
Taalbewustzijn
Het alfabetisch principe
Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
Aanvankelijk technisch lezen en schrijven
Voortgezet technisch lezen en schrijven
Begrijpend lezen en schrijven
Terugblik op de Tussendoelen beginnende
geletterdheid
• 20.13 Tips voor de praktijk
20-1
20.2
20.3
20.4
20.5
20.6
20.7
20.8
20.9
20.10
20.11
20.12
De inhoud van dit thema:
• 21.2 Telontwikkeling van nul tot vier jaar
• 21.3 Tellen en rekenen in groep 1 en 2
• 21.4 Tips voor de praktijk
21-1
Telontwikkeling van nul tot vier jaar:
• één, twee, drie en veel
• de telrij als liedje
• begin van resultatief tellen
• denktellen
• de telrij als hulpmiddel
21-2
Tellen en rekenen in groep 1 en 2:
• tellen:
- manieren van tellen
- tellen tot 10
• tellen en rekenen:
- contextgebonden tellen en rekenen
- objectgebonden tellen en rekenen
- formeel tellen en rekenen
21-3
De inhoud van dit thema:
• 22.2 Specifieke kenmerken
• 22.3 Valkuilen
• 22.4 Doelen van registratie
• 22.5 Tips voor de praktijk
22-1
Valkuilen bij registratie:
• geleidelijkheid vergeten
• boekhouder worden
22-2
Doelen registratie:
• informatie over vorderingen van de leerling
• informatie over het onderwijskundig handelen
22-3
De inhoud van dit thema:
• 23.2 De getallen tot 20 verkennen
• 23.3 Operaties tot 20
• 23.4 Tips voor de praktijk
23-1
Manieren om te structureren:
• lijnmodel
• groepjesmodel
• combinatiemodel
23-2
De inhoud van dit thema:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
24-1
24.2 Leren tellen tot 100
24.3 Tellend rekenen tot 100
24.4 Structurerend rekenen tot 100
24.5 Formeel rekenen tot 100
24.6 Het belang van realistisch rekenen
24.7 Het belang van automatiseren en memoriseren
24.8 Vermenigvuldigen
24.9 Delen
24.10 Het van buiten leren van tafels en deelsommen
24.11 Tips voor de praktijk
Tellen tot 100:
• de getallen leren uitspreken
• de structuur gaan zien
• een context geven aan de getallen
24-2
Manieren om te structureren:
• het lijnmodel
• het groepjesmodel
• het combinatiemodel
24-3
Formeel rekenen tot 100:
• rijgen
• splitsen
• een combinatie van aanpakken
24-4
Leren vermenigvuldigen:
• tellend
• structurerend
• formeel
24-5
De inhoud van dit thema:
• 25.2 Vier manieren van rekenen
• 25.3 Kolommen optellen
• 25.4 In kolommen aftrekken
• 25.5 In kolommen delen
• 25.6 In kolommen vermenigvuldigen
• 25.7 Tips voor de praktijk
25-1
Manieren om grote sommen uit te rekenen:
• schattend rekenen
• hoofdrekenen
• cijferen
• kolomrekenen
25-2
De inhoud van dit thema:
• 26.2 Deelvaardigheden bij lezen
• 26.3 Aanvankelijk lezen
• 26.4 Voortgezet technisch lezen
• 26.5 Studerend en begrijpend lezen
• 26.6 Tips voor de praktijk
26-1
Vereiste deelvaardigheden voor lezen:
• auditieve en visuele discriminatie
• auditieve analyse en synthese
• visuele analyse en synthese
• temporeel ordenen
• spatieel ordenen
• klankpositie bepalen
• letterpositie bepalen
• klank-tekenkoppeling
26-2
Kenmerken VLL:
• structuurwoorden
• zelf nieuwe woorden maken
• automatiseren
• de kernen
26-3
De inhoud van dit thema:
• 27.2
Lees- en schrijfmotivatie
• 27.3
Technisch lezen
• 27.4
Spelling en interpunctie
• 27.5
Begrijpend lezen
• 27.6
Strategisch schrijven
• 27.7
Informatieverwerking
• 27.8
Leeswoordenschat
• 27.9
Reflectie op geschreven taal
• 27.10 Tips voor de praktijk
27-1
De inhoud van dit thema:
• 28.2 Interactief voorlezen
• 28.3 Prentenboeken
• 28.4 Voorleesboeken
• 28.5 Luisterboeken
• 28.6 Vertellen
• 28.7 Tips voor de praktijk
28-1
Interactief voorlezen:
• sluit aan bij de natuurlijke betrokkenheid
• sluit aan bij de natuurlijke manier van lezen
28-2
De inhoud van dit thema:
• 29.2 Aanvankelijk spellen
• 29.3 Voortgezet spellen
• 29.4 Tips voor de praktijk
29-1
Aanvankelijk spellen:
• klankzuivere woorden
• samenstellingen
29-2
Processen tijdens het aanleren van spelling:
• opbouw van een mentaal lexicon
• opbouw van een woordbeeld (inprenting)
• opbouw van kennis van spellingregels
• analogieredeneringen gebruiken
• hanteren van spellingstrategieën
29-3
Voorbeelden van spellingregels:
• open en gesloten lettergrepen
• het woord langer maken
• fopletters
• woorden op -aai, -ooi, -oei
• kleefletters
29-4
De inhoud van dit thema:
• 30.2 Van OETC naar OALT naar intercultureel
• 30.3 Problemen voor NT2-leerlingen bij het leren
• 30.4 Intercultureel taalonderwijs
• 30.5 Tips voor de praktijk
30-1
Specifieke problemen in het onderwijs voor
NT2’ers:
• geringe woordschat
• de context is cultureel bepaald
• de taalvaardigheid is gebonden aan de leersituatie
30-2
Kenmerken intercultureel taalonderwijs:
• leren van de taal
• leren in de taal
• taalverrijking
• toenemende kennis van elkaars gewoonten en
waarden
30-3
Aspecten van het leerproces bij NT2’ers:
• spreken is gericht op de betekenis
• hypothesevorming vraagt tijd
• luisteren neemt de grootste plaats in
• verkeerde uitspraak is vanzelfsprekend
• veel visueel materiaal nodig
• verband met eigen leven noodzakelijk
• inzet van multimedia
30-4
De inhoud van dit thema:
• 31.2 Aspecten van de schrijfdidactiek
• 31.3 Evaluatie van schrijfwerk
• 31.4 Bordschrift
• 31.5 Tips voor de praktijk
31-1
Aandachtspunten bij het leren schrijven van
letters:
• de liniatuur
• richtingspijltjes
• soorten letters
• lussen
• kruisende lijnen
• de ontwikkeling van een persoonlijk handschrift
31-2
Bordschrift:
• tijdens het aanvankelijk schrijfonderwijs
• bij gevorderd schrijfonderwijs
31-3
De inhoud van dit thema:
• 32.2 Consument zijn
• 32.3 Milieu
• 32.4 Staatskunde
• 32.5 Waarden en normen
• 32.6 Tips voor de praktijk
32-1
De inhoud van dit thema:
•
•
•
•
•
•
Verkeersborden
Voorrangsregels
Verkeersregels voor jonge kinderen
Verkeersregels voor fietsers
Verkeersles aan heel jonge kinderen
Verkeersveiligheid voor leerlingen met een
verstandelijke beperking
• 33.8 Verkeersveiligheid in het voortgezet onderwijs
• 33.9 Tips voor de praktijk
33-1
33.2
33.3
33.4
33.5
33.6
33.7
Aandachtspunten op het VO:
• brugklassers met zes naast elkaar
• zware schooltassen
• verlichting
• brommers
33-2
De inhoud van dit thema:
• 34.2 Gezond en hygiënisch gedrag
• 34.3 Redzaam gedrag
• 34.4 Tips voor de praktijk
34-1
Regels voor gezond en hygiënisch gedrag:
• meld het, als je in je broek hebt geplast
• meld het, als je naast de pot hebt geplast
• was na het plassen je handen
• na de gymles ga je onder de douche
• snoep eet je in één keer op
34-2
Leerlingen ontwikkelen redzaamheid:
• in samenhang met de ontwikkelingsfase
• door lessen in zelfredzaamheid
• in lesoverstijgend gedrag
34-3
Ontwikkelingsaspecten bij zelfredzaamheid:
• motorische ontwikkeling
• vermogen tot objectiveren
• vermogen tot abstraheren
34-4
Instructievormen bij lessen in
zelfredzaamheid:
• aanbieding in spelvorm
• regelmatig herhalen
• leskern inslijpen
34-5
De inhoud van dit thema:
• 35.2
• 35.3
Planten en dieren
Licht en geluid, elektriciteit, kracht,
magnetisme en temperatuur
• 35.4 Aarde en zon, seizoenen, dag en nacht
• 35.5 Weer en klimaat
• 35.6 Samenhang tussen werking, vorm en materiaal
• 35.7 Technische problemen oplossen
• 35.8 Uitwerking van het domein techniek
• 35.9 Ontdekhoeken
• 35.10 Excursiemogelijkheden
• 35.11 Tips voor de praktijk
35-1
Thema’s over planten en dieren:
• soorten planten en dieren in de omgeving
• de bouw van planten, dieren en mensen
35-2
De inhoud van dit thema:
• 36.2 De eigen omgeving
• 36.3 Wonen met water
• 36.4 Bevolking en godsdiensten, wonen en
natuurverschijnselen
• 36.5 Kaart en atlas, topografie
• 36.6 Aardrijkskunde in het vmbo
• 36.7 Ontdekhoek
• 36.8 Tips voor de praktijk
36-1
De inhoud van dit thema:
• 37.2 Tijdsaanduidingen en historische bronnen
• 37.3 Kenmerkende perioden
• 37.4 Betekenisvolle Nederlandse figuren en hun rol
in de wereldgeschiedenis
• 37.5 Methodes en hun benadering van geschiedenis
• 37.6 Geschiedenis in het vmbo
• 37.7 Geschiedenis is niet saai
• 37.8 Tips voor de praktijk
37-1
Geschiedkundige perioden:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
37-2
jagers en boeren
Grieken en Romeinen
monniken en ridders
steden en staten
ontdekkers en hervormers
regenten en vorsten
pruiken en revoluties
burgers en stoommachines
wereldoorlogen
televisie en computer
Geschiedenisonderwijs:
• chronologische opbouw
• concentrische opbouw
• een combinatie van beide
37-3
Manieren om geschiedenisonderwijs boeiend
te maken:
• vertellen
• tekenen
• strips
• kinderboeken
• ontdekhoeken
37-4
De inhoud van dit thema:
• 38.2 Grafisch werken
• 38.3 Vormend werken
• 38.4 Toegepaste kunst
• 38.5 Beeldend werken in het vmbo
• 38.6 Cultuureducatie
• 38.7 Tips voor de praktijk
38-1
Materialen grafisch werken:
• aquarelverf (ook ecoline)
• plakkaatverf
• vingerverf
• Oost-Indische inkt en sepia
• olieverf
• kleurpotlood, pastelkrijt, vetkrijt, stoepkrijt
• houtskool
• penselen
38-2
Vormend werken:
• boetseren
• werken met papier en karton
• werken met hout
• werken met gips en gasbeton
38-3
Materialen voor boetseren:
• klei
• Fymo
• papier-maché
• brooddeeg
38-4
Gereedschappen en hulpmiddelen voor
boetseren:
• deegrol
• aardappelschilmesje
• houten pollepel
• mirette
• spatel
• knoflookpers
• vochtige theedoek
38-5
Toepassingsmogelijkheden boetseren:
• massief werken
• opbouwen met rolletjes
• opbouwen met plakken
38-6
Materialen voor werken met papier en karton:
• crêpepapier en andere zachte papiersoorten
• ribkarton
• gewoon karton
• etalagekarton
• fotokarton
• board
38-7
Gereedschappen en hulpmiddelen voor
papier en karton:
• schaar
• lijm
• stanleymes
• stalen liniaal
• winkelhaak
• zinken plaat
• liniaal waar ook millimeters op staan
38-8
Toepassingsmogelijkheden papier en karton:
• strak en technisch werken
• knutselen
38-9
Materialen voor werken met hout:
• plaatmateriaal
• massief materiaal
• afwerkmateriaal
• verbindingsmateriaal
38-10
Gereedschappen en hulpmiddelen voor
werken met hout:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
38-11
zaag
hamer
beitel
flessenhamer
guts
rasp en vijl
schuurpapier
schaaf
houtklemmen
boor
Toepassingsmogelijkheden van werken met
hout:
• hout weghalen
• houtconstructies
38-12
Gereedschappen voor werken met gips en
gasbeton:
• keukengerei
• rasp
• guts of soeplepel
38-13
Toepassingsmogelijkheden gips en gasbeton:
• massieve beelden
• holle vormen
38-14
Leergebiedspecifieke onderdelen beeldend
werken op het vmbo:
• beeldend werk
• werkproces
• middelen
• beschouwen
38-15
Aspecten die je kunt bespreken bij
reflecteren:
• materiaal
• gereedschap
• kleurgebruik
• onderwerp
• thema
38-16
De inhoud van dit thema:
• 39.2 Muziek beluisteren
• 39.3 Zelf muziek maken
• 39.4 Tips voor de praktijk
39-1
Muziek maken:
• met instrumenten
• zonder instrumenten
39-2
De inhoud van dit thema:
• 40.2 Dans
• 40.3 Kringspelletjes
• 40.4 Drama
• 40.5 Functies
• 40.6 Tips voor de praktijk
40-1
Dans krijgt vorm door:
• materialen
• muziek
40-2
Enkele aspecten van drama:
• uitvergrotingen
• samenhang muziek en drama
40-3
Functies en betekenissen van spel en
bewegen:
• expressie: vorm geven aan ervaringen;
• viering: gedenken van belangrijke gebeurtenissen of
waarden
• ontmoeting
40-4
De inhoud van dit thema:
• 41.2 Doelgroepen
• 41.3 Doelen3
• 41.4 Tips voor de praktijk
41-1
Doelgroepen spelletjesmiddagen:
• groep 1, 2 en 3
• alle groepen
• leeftijdsgroepen
• leeftijddoorbrekende groepen
41-2
De inhoud van dit thema:
• 42.2 De circuitvorm
• 42.3 Differentiëren
• 42.4 Hulpouders
• 42.5 Doelen
• 42.6 Tips voor de praktijk
42-1
De inhoud van dit thema:
• 47.2 De betekenis van feesten
• 47.3 Het Loofhuttenfeest, het Suikerfeest en Divali
• 47.4 Tips voor de praktijk
47-1
De inhoud van dit thema:
• 48.2 Excursies en leeractiviteiten
• 48.3 Excursies voor jongere schoolkinderen
• 48.4 Excursies voor oudere schoolkinderen
• 48.5 Excursies voor leerlingen van het voortgezet
onderwijs
• 48.6 Verwerking van de opgedane ervaringen
• 48.7 Tips voor de praktijk
48-1