Oratie Renée Römkens

Download Report

Transcript Oratie Renée Römkens

BESTEMD VOOR BINNENLANDS GEBRUIK

De invloed van vrouwen- en mensenrechtenbeweging op debat en aanpak gender gerelateerd geweld

Oratie ter gelegenheid van de aanvaarding van het ambt van Bijzonder Hoogleraar Gender Based Violence aan de Universiteit van Amsterdam, vanwege de Stichting Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.

Prof. Dr. Renée G. Römkens

3 maart 2017

Mevrouw de Rector Magnificus, Mijnheer de Dekaan, Leden van het Curatorium van de Leerstoel, Leden van de Raad van Toezicht en Raad van Advies van de Stichting Atria, geachte aanwezigen, De Engelse taal kent de uitdrukking: “the elephant in the room“: een al te aanwezig probleem waar niemand het over wil hebben.

1 Het centrale onderwerp van deze intreerede - gender gerelateerd geweld - heeft kenmerken van zo’n olifant. Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw wordt onderkend dat geweld tegen vrouwen onder ons is als een maatschappelijk probleem. Met de opkomst van de vrouwenbeweging en de oprichting van het eerst blijf-van-mijn-lijf-huis in Amsterdam in 1974 werd het stilzwijgen verbroken. Hoewel inmiddels een open deur, was dit toen een historische omslag. Mishandeling door de echtgenoot was tot ver in de 20 der naar buiten: 2 ste eeuw hooguit een privéprobleem. Net zoals verkrachting of seksueel misbruik van kinderen: daar zweeg men over. Natuurlijk kwam het her en het geweld was soms hoor- en zichtbaar voor de buren. Ook kinderen vertelden wel eens wat hen overkwam. Niet zelden kwamen slachtoffers van de regen in de drup. Dus bleef zwijgen de gouden regel. Niemand zag de olifant. Of wilde hem zien. Graag wil ik u een lied laten horen dat dit treffend verwoordt. Nog steeds actueel, hoewel er ook veel is verbeterd [red.: hierna wordt een filmpje van Tracy Chapman uit 1988 getoond]. Door het probleem in het publieke domein te plaatsen, is de weg geëffend voor de erkenning dat geweld tegen vrouwen met discriminatie samenhangt en een mensenrechtenschending is. Dat brengt specifieke verplichtingen voor de overheid mee, zowel in beleid als in wet- en regelgeving. In de relatief nieuwe term gendergerelateerd geweld komen die elementen van geweld en discriminatie samen, maar de term roept ook vragen op. Alle reden om bij de aanvaarding van het ambt van Bijzonder Hoogleraar gendergerelateerd geweld, hierbij stil te staan. Want precies die erkenning dát geweld tegen vrouwen direct verband houdt met maatschappelijke ongelijkheid tussen vrouwen en mannen, staat anno 2017 ook weer, of misschien moeten we zeggen: nog steeds ter discussie. In deze intreerede kijk ik in vogelvlucht naar de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie, beleidsontwikkelingen en ontwikkelingen in internationale mensenrechtenverdragen om te laten zien dat we te midden van al die vertogen zoekende zijn en misschien wel nog steeds met een olifant in de kamer te maken hebben.

1.

VAN PRIVEKWESTIE NAAR MAATSCHAPPELIJK PROBLEEM

Om te beginnen een terugblik op wat een historische omslag blijkt te zijn geworden: de maatschappelijke bewustwording over geweld tegen vrouwen. Kort samengevat: wat een privéprobleem was wordt vanaf de jaren 70 een politiek probleem dankzij de vrouwenbeweging. In die politisering zijn drie inzichten richtinggevend geweest: dat het om een omvangrijk en onacceptabel verschijnsel gaat, dat het wereldwijd voorkomt en dat de oorzaak van het geweld specifiek verband houdt met maatschappelijke ongelijkheid. Geweld is specifiek tegen vrouwen gericht omdat ze vrouw zijn. Enkele kerngegevens over de omvang: Bijna de helft van de Nederlandse vrouwen heeft sinds hun 15e jaar een vorm van fysiek of seksueel geweld ervaren.

3 Intiem partner geweld en seksuele dwang door een partner zijn wereldwijd de meest voorkomende vormen van geweld tegen vrouwen en treft

www.atria.nl 1

tenminste een op de vier vrouwen ooit.

4 Bij intiem partner geweld gaat het over een patroon van eenzijdige schendingen van de fysieke of seksuele integriteit die gebeuren in een context van intimidatie, dwang en controle. Mannen kunnen daar ook slachtoffer van zijn. Die groep is kleiner, het betreft dan vaak een wederkerig conflict en bij uitzondering is sprake van een patroon van controle en intimidatie. En het komt ook in homoseksuele relaties voor. De disproportionele omvang waarmee vrouwen slachtoffer worden van huiselijk geweld van hun mannelijke partner of ex-partner blijkt ook uit het hulpzoekend gedrag. Bijna een op de drie vrouwen die in Nederland naar de huisarts gaat doet dat wegens klachten als gevolg van partnergeweld. Een minderheid meldt dit echter tegenover de arts.

5 Maatschappelijk gezien is het morele oordeel over intiem partner geweld strenger geworden. Zo vond in 1998 nog een derde van de ondervraagden in de EU het soms acceptabel om je echtgenote te slaan. In 2010 was dat gezakt naar 16% en in 2016 verder gezakt tot 2%. Dat geweld tegen vrouwen een mondiaal verschijnsel is, was vijftig jaar geleden een relatief nieuw inzicht maar in het huidige informatietijdperk is ook dat een open deur. Hoewel er verschillende cultureel specifieke vormen van geweld zijn, zoals eergerelateerd geweld, blijkt geweld tegen vrouwen en meisjes niet voorbehouden aan één specifieke cultuur. De omvang van partner geweld in een land hangt samen met sociaal-economische ontwikkeling: hoe lager het BNP is van een land, hoe meer geweld tegen vrouwen.

6 Dankzij sociale media laten jonge vrouwen (en een langzaam groeiend aantal mannen) wereldwijd hun stem horen, in het bijzonder tegen seksueel geweld en intimidatie. 7 Gezien de omvang en het wereldwijde karakter bepleit de VN Special Rapporteur over geweld tegen vrouwen de term epidemie te gebruiken.

8 Dit alles maakte een nieuwe analyse van de onderliggende oorzaken noodzakelijk. Geweld kon niet langer worden gezien als een afwijking die voortkomt uit individuele pathologieën of uit eigenaardige culturele tradities. De noodzaak van een bredere, politiek- en cultuur-sociologische analyse werd evident. Onder invloed van de vrouwenbeweging werd geweld in de context van maatschappelijke ongelijkheid tussen vrouwen en mannen geplaatst. Het inzicht won terrein dat vrouwen en meisjes wereldwijd en door alle culturen heen zo vaak slachtoffer zijn omdat zij behoren tot het vrouwelijk

geslacht.

9

Hiermee wordt nadrukkelijk niet bedoeld dat het geweld een essentialistisch probleem is van de ene sekse – mannen - tegenover de andere – vrouwen. De term geslacht – later is de term gender in zwang gekomen -, verwijst naar de sociaal-culturele, historische en politiek bepaalde

waardering van geslachtelijke posities waardoor vrouwen – en meer algemeen – het vrouwelijke - in een ongelijke machtspositie en ook als inferieur ten opzichte van mannen en het mannelijke worden

gepositioneerd. Vrouwen zijn in het bijzonder kwetsbaar omdat het geweld vaak in de privésfeer gebeurt en specifiek is omgeven door een cultuur van zwijgen, bagatellisering of legitimering. De term gender heeft een transformatieve ambitie. In plaats van de tweedeling man/vrouw gaat het over het continuüm aan sociale en culturele posities waarin het vrouwelijke en mannelijke een rol kunnen spelen. Daarmee wordt inzichtelijk of en hoe geweld tegen mannen of jongens, maar ook breder: tegen mensen die buiten de traditionele gender of seksuele identiteit vallen en vaak het vrouwelijke representeren, object van agressie en geweld worden.

binnen dat spectrum aan geweld.

11 10 Overigens blijft de vraag hoe we met de verbreding van het genderbegrip adequaat overeenkomsten en verschillen kunnen omvatten Een genderanalyse sluit niet uit dat individuele factoren – bijvoorbeeld van neuro- of psychopathologische aard – een rol spelen. De maatschappelijke ongelijkheid waarin het vrouwelijke als secundair en inferieur geldt, is de conditio sine qua non, de voedingsbodem die het mogelijk maakt dat individuen op zo’n grote schaal hun agressie vooral op

www.atria.nl 2

vrouwen en meisjes en alles wat het vrouwelijke representeert of symboliseert richten 12 waardoor het epidemische proporties kan aannemen. Met deze verbreding in de visie is in de afgelopen jaren veel winst behaald. De kennis binnen uiteenlopende wetenschapsdisciplines is toegenomen en genuanceerd. De disproportionaliteit waarmee maatschappelijk gezien geweld vrouwen en meisjes treft, is beter in kaart gebracht. Inzicht is gegroeid in de verwevenheid van geweld met een dynamiek van controle en dwang. Er is groeiende aandacht voor het verband tussen de beeldvorming van het vrouwenlichaam die vrouwen, het vrouwelijke en het gender non-conforme tot potentieel doelwit van geweld en vernedering maakt.

13 Toch ligt dit inzicht na vijftig jaar ook onder vuur. Steeds vaker duiken vertogen op waarin geweld tegen vrouwen inzet is van bagatellisering (van zowel de omvang en ernst), sekseneutralisering en culturalisering. Bagatellisering van de omvang en sekseneutralisering gaan hand in hand. In toenemende mate circuleren in Nederland noties over slachtofferschap van mannen van huiselijk geweld dat op zou lopen tot 40% van de slachtoffers van huiselijk geweld.

14 Daarnaast wordt in toenemende mate over huiselijk geweld gesproken zonder de sekse van dader of slachtoffer te benoemen. Het leidt tot een inflatie van de term gender gerelateerd geweld en staat op gespannen voet met onderzoek waaruit blijkt dat dat geweld tegen mannen qua omvang en ernst beduidend minder ingrijpend is dan het geweld tegen vrouwen .

van mensenhandel. 15 Jaarlijks vluchten bijna 15.000 vrouwen en kinderen naar een opvanghuis. De opvang aan mannen betreft enkele tientallen, waarvan een deel slachtoffer is van eerwraak of Deze wending kwam tot stand onder invloed van de wens van het tot enkele jaren geleden beleidsverantwoordelijke Ministerie van Justitie. In navolging van wetgeving ging de voorkeur naar genderneutraal onderzoek, vanuit de gedachte dat een genderstudie perspectief niet voldoende objectief zou zijn. Het onderzoek dat tot hoge omvangscijfers voor geweld tegen mannen leidde is methodologisch gezien omstreden.

16 Op basis van ruime definities werd een scala aan qua ernst onvergelijkbare incidenten bij elkaar genomen hetgeen leidde tot hoge prevalentiecijfers over wat genoemd werd ‘psychisch geweld’ tegen mannen. Maatschappelijke en relationele context, plus mogelijke ongelijkheid, waren nauwelijks in de analyse betrokken. Ook het feit dat fysiek geweld tegen vrouwen vaak gepaard gaat met seksuele dwang en intimidatie bleef buiten beeld. Het genderperspectief, een centraal element in het begrijpen van geweld in intieme relaties was losgelaten. De validiteit en betrouwbaarheid zijn door gezaghebbende onderzoekers in twijfel getrokken.

17,18 De resultaten wijken sterk af van Europese resultaten van onderzoek alsook van eerder Nederlands onderzoek. Ze zijn daardoor moeilijk vergelijkbaar, zoals ook recent door het SCP en CBS is geconcludeerd.

19 Uit het onlangs uitgebracht advies om de voorgenomen replicatie van dit onderzoek meer gendersensitief te maken blijkt dat de kans daarop minimaal is. Opmerkelijk genoeg is op voorhand bepaald dat de replicatie vergelijkbaar dient te zijn met de oorspronkelijke studie die dus betwist is in zijn methode.

20 Wetenschappelijk gezien is dat zeer zorgelijk. Deze keuze richting genderneutralisering in Nederlands omvangsonderzoek staat niet los van de maatschappelijke ontwikkeling richting een post-feministisch vertoog waarin gesuggereerd wordt dat de emancipatie voltooid is. Er is gelijkheid voor de wet, discriminatie mag niet, vrouwen stomen door in onderwijs, dus: grijp je kansen en zeur niet. Inzichten uit de vroege vrouwenbeweging worden op

www.atria.nl 3

voorhand weggezet als ‘slachtofferdenken’. In de vergaande individualisering die het huidige neoliberale tijdperk kenmerkt, 21 is weinig plaats voor de erkenning van structurele obstakels die de gelijkheid tussen vrouwen en mannen nog steeds in de weg staan. Noties van sociale onrechtvaardigheid staan sterk onder druk, ook racisme en xenofobie winnen terrein. Het dominante vooruitgangsvertoog inzake de gelijkberechtiging van de Nederlandse vrouw en man weerspiegelt een geïdealiseerd nationaal zelfbeeld. Het is een superieure branding van de Nederlandse identiteit als geëmancipeerd. Geheel eigentijds, want feitenvrij, wordt voorbij gegaan aan zeurende kwesties als: de loonkloof, lage arbeidsparticipatie van scheve verdeling van betaalde arbeid en onbetaalde zorgarbeid, gebrekkige financiële onafhankelijkheid van vrouwen, zeker na een scheiding.

22 Geweld tegen vrouwen is ook zo’n zeurende kwestie die de sekse-ongelijkheid pijnlijk illustreert. Maar in de beeldvorming zeurt de vrouw, niet de kwestie. En is de man het nieuwe slachtoffer. Huiselijk geweld tegen mannen wordt in Nederland hoger ingeschat dan gemiddeld in Europa: 33% denkt dat dat tamelijk vaak voorkomt tegenover 24% in Europa. Het gaat duidelijk om beeldvorming. Want slechts 2% van de Nederlanders blijkt desgevraagd een mannelijk slachtoffer van huiselijk geweld te kennen, terwijl 24% een vrouwelijk slachtoffer kent binnen de familie- en vriendenkring. Omgekeerd schatten Nederlanders de omvang van huiselijk geweld tegen vrouwen veel lager in dan gemiddeld in Europa. Gemiddeld denkt 25% in de EU dat huiselijk geweld tegen vrouwen ‘heel vaak’ voorkomt. In Nederland ligt dat significant lager op 16%. Uit dezelfde studie blijkt dat een op de zeven Nederlanders (15%) seksuele gemeenschap zonder instemming (dat is dus verkrachting) onder bepaalde omstandigheden acceptabel vindt (als de vrouw bijvoorbeeld dronken is). Daarmee zit Nederland overigens onder het EU-gemiddelde waar ruim een kwart die mening is toegedaan. van mening dat een man in een vaste relatie recht op seks heeft.

24 23 En recent onderzoek van het SCP wees uit dat twee-derde van de mannen en de helft van de vrouwen Als cijfers over geweld tegen vrouwen of geweld in relaties al de media halen, overheerst doorgaans verbijstering en twijfel. Het feit dat die verbaasde verbijstering telkens terugkeert illustreert een deel van het probleem. Kennelijk beklijft die kennis niet. Want vaak zijn de cijfers een bevestiging van wat uit eerder onderzoek al bleek. De olifant zit nog steeds in de kamer maar wordt nog steeds niet gezien. Een heel ander voorbeeld van de bagatellisering van geweld tegen vrouwen zagen we najaar 2016 toen naar buitenkwam dat presidentskandidaat Trump er prat op bleek te gaan dat hij als man met macht, zich seksueel agressief gedrag jegens vrouwen kon veroorloven: you can grab ‘m by the pussy. Na het uitlekken hiervan werd die uitspraak meteen geframed als onschuldige ‘kleedkamerpraat’. Een klassiek voorbeeld van bagatellisering, dat overigens alom werd bekritiseerd, ook in Nederland.

25 De hashtag #notokay leverde binnen drie dagen na deze uitspraken 27 miljoen reacties op van vrouwen die hun ervaringen met seksueel geweld deelden. Het blies het onderscheid woorden en daden op omdat het pijnlijke effect duidelijk werd dat dit type kleedkamerpraat op vrouwen heeft die seksuele intimidatie hadden meegemaakt. Dankzij de sociale media nemen vrouwen het heft in eigen handen en stellen publiekelijk die normalisering effectief aan de kaak. De beeldvorming waarin geweld tegen vrouwen als een probleem van specifieke culturen wordt gezien is een tweede verschuiving ten opzichte van eerdere analyses. Lag aanvankelijk de nadruk op de wereldwijde overeenkomsten in het geweld tegen vrouwen 26 , nu wordt vanuit westerse landen in

www.atria.nl 4

toenemende mate de nadruk gelegd op het culturele verschil. Hoewel het kennis heeft verrijkt over de diversiteit in gewelddadige culturele tradities, wordt geweld tegen vrouwen steeds vaker als probleem van de ‘culturele ander’ wordt neergezet. De focus is op het spectaculaire geweld (verbrandingen met zoutzuur, genitale verminking, massa-verkrachtingen in oorlogsgebieden), het gewone geweld – vooral seksueel geweld door bekenden en intiem partner geweld- verschuift naar de achtergrond.

27 In die culturalisering van geweld vindt geweld in een ver buitenland plaats, of in Nederland bij migranten. Nederlanders zijn cultuurloos als het om geweld gaat. Zicht op de intersectionaliteit waarin een complex van factoren als migratie, burgerschap, religie, economie, achterstelling een rol speelt, verdwijnt hiermee uit het zicht. Door de mondialisering ligt een groeiende hoeveelheid informatie in een steeds hoger tempo binnen handbereik. Met de toegenomen migratie zijn sommige geweldvormen die onbekend waren in Nederland ook letterlijk dichterbij gekomen. Denk aan eerwraakmoorden. In het maatschappelijke debat – maar ook in onderzoek – wordt vaak selectief de focus gericht op de culturele traditie, alsof het probleem specifiek is voor die cultuur. Het beeld ontstaat alsof partnerdoding wezensvreemd is aan de Nederlandse of Europese cultuur.

28 In de afgelopen vijf jaar blijkt in Nederland consistent dat gemiddeld tenminste rond de 25 vrouwen (en een nog groter aantal kinderen) jaarlijks slachtoffer worden van doding door de partner. Alleen heet dat een ‘gezinsdrama’. Een vergelijkbare culturalisering deed zich voor na de groepsaanrandingen in Keulen. Toen duidelijk werd dat groepen migranten met een overwegend islamitische achtergrond de plegers waren, leidde dit al snel tot een wij/zij vertoog waarin álle moslim-migranten een bedreiging werden van ‘onze’ d.w.z. Westerse vrouwen. Dat zijn twee vliegen in één klap: in de constructie van de seksueel gewelddadige moslim-migrant of -vluchteling die vrouwenrechten niet respecteert, wordt in een moeite de Nederlandse cultuur vrijverklaard van geweld tegen vrouwen. Want wij in Nederland respecteren en beschermen vrouwen. Ironisch genoeg wordt gelijkheid van vrouwen en mannen daarmee geconstrueerd als een diepgewortelde, inherente Nederlandse waarde. Voor het gemak wordt vergeten dat die gelijkheid door de vrouwenbeweging is bevochten en regelrecht inging tegen de mainstream Nederlandse cultuur.

29 In Nederland dienen vrouwen te worden beschermd tegen de niet- westerse vreemdeling. Niet tegen hun eigen man of vriend. In dit xenofobe beschermingsargument komt niet alleen de masculiene machtspositie tot uitdrukking. Het impliceert ook een verdringing van het seksueel geweld onder Nederlandse mannen. Dezelfde mannen die ervoor pleiten om ‘onze’ vrouwen te beschermen, roepen luidkeels op tot verkrachting. De vrouw die publiekelijk een humane opname van vluchtelingen bepleitte kreeg immers te horen (ik citeer): ’Daar moet een piemel in’. De tendens om te focussen op spectaculaire vormen van geweld en die neer te zetten als kenmerkend voor de culturele of religieuze identiteit van de plegers, in het bijzonder migranten met een moslim-achtergrond (of nog breder: alle moslims) is sinds de millenniumwisseling een steeds terugkerend thema.

30 Het wordt sterker nu Fort Europa haar poorten krampachtig bewaakt.

31 In de verknoping van xenofobe, seksistische en racistische tendensen in de actuele constructies van nationale identiteit en burgerschap 32 speelt geweld tegen vrouwen een specifieke sleutelrol die meer aandacht in onderzoek verdient. Het feit dat geweld tegen vrouwen in groten getale wereldwijd ook door Westerse mannen wordt gepleegd, incluis groepsaanrandingen, verdwijnt steeds vaker naar de achtergrond als irrelevant. 33

www.atria.nl 5

Het gewone huiselijke geweld dat tegen ‘onze’ vrouwen wordt gericht, ook al kost dat jaarlijks tientallen vrouwen en kinderen het leven, is kennelijk niet spectaculair genoeg. Dat onversneden seksisme en etnocentrisme opnieuw opklinken illustreert dat ze deel uitmaken van het Nederlandse ‘culturele archief’.

34

2.

BELEID EN NATIONALE REGELGEVING

Beleidsmatig gezien is van bagatellisering van het geweldprobleem tegen vrouwen bepaald géén sprake. Vanaf de jaren 70 pakte de Nederlandse overheid relatief snel de handschoen op. 35 Het feit dat in Nederland een feministisch bewindspersoon Staatsecretaris van Emancipatiezaken was, in de persoon van Hedy d’Ancona, heeft een belangrijke rol gespeeld in die politieke en beleidsmatige agendering van geweld tegen vrouwen begin jaren 80. De eerste beleidsnota verscheen in 1984 onder de titel ‘Bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes’.

36

De politisering van het probleem werd daarmee treffend verwoord. De term sexueel (met een x) verwees naar de vrouwelijke sexe als maatschappelijke groep. Het ging over geweld dat volgens de beleidsmakers nadrukkelijk verband houdt met maatschappelijke machtsongelijkheid tussen vrouwen en mannen en dus in een samenhangend beleidskader moest komen. En daarvoor moest wetenschappelijke onderbouwing komen, aldus de bewindspersonen. Eind jaren 80 verschenen twee grote landelijke bevolkingsonderzoeken naar respectievelijk seksueel misbruik van meisjes en naar mishandeling van vrouwen. 37 In de jaren 90 werd de aanpak van geweld tegen vrouwen en meisjes langzaam maar zeker in beleid verankerd (vooral in opvanghuizen) en wetgeving werd aangepast (verkrachting in het huwelijk werd bijvoorbeeld strafbaar in 1991). Na de millenniumwisseling werd met de kabinetsnota Privé geweld publieke zaak uit 2002 een belangrijke stap gezet richting beleidsmatige en budgettaire verankering van de aanpak van geweld binnen verschillende Ministeries (VWS, Veiligheid en Justitie en meer zijdelings: Sociale Zaken en OCW/Emancipatiebeleid.). Opvangvoorzieningen voor slachtoffers van huiselijk geweld zijn de constante in het beleid van voorzieningen die de overheid steunt. Training bij politie en justitie op het gebied van huiselijk geweld kreeg aanvankelijk extra aandacht, ook in context van de invoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod die het mogelijk maakt de pleger van geweld tien dagen uit huis te plaatsen. Na 2010 verdween huiselijk geweld als prioriteitsthema bij de politie. In 2015 is landelijk opnieuw een programmamanager aangesteld ter verbetering van de gebrekkige deskundigheid bij de politie in de concrete aanpak van huiselijk geweld. Professionalisering onder hulpverleners is in ontwikkeling 38 . Mede door decentralisering en bezuinigingen doen beleidsmakers steeds enthousiaster beroep op de ‘eigen kracht’ en bepleiten (ik citeer) ambulantisering in de hulp (Of dat woord in mijn scrabble-familie wordt goedgekeurd durf ik niet te zeggen). Er is winst behaald, die echter op onderdelen fragiel is. Met de nota Privé geweld publieke zaak is sinds de vroege jaren 2000 definitie een kentering richting genderneutralisering in gang gezet. Van huiselijk geweld als een grootschalig probleem dat overwegend vrouwen trof en verband hield met discriminatie is in de cruciale beleidsstukken nauwelijks meer sprake. Er is weliswaar ruimhartige ondersteuning van vrouwenopvanghuizen, maar een substantiële onderliggende visie en analyse is versmald. Geweld is een moreel probleem omdat het de veiligheid bedreigt van het gezin, het treft ouderen, kinderen, partners. Beleidsmatig worden ouderenmishandeling, kindermishandeling en huiselijk geweld (waarmee partnergeweld wordt bedoeld) samengevoegd onder de verzamelterm geweld in afhankelijkheidsrelaties. In essentie gaat het om een moreel-juridisch probleem in de

www.atria.nl 6

context van afhankelijkheidsrelaties. Op die afhankelijkheid hebben maatschappelijke ongelijkheden tussen vrouwen en mannen nauwelijks invloed. What’s in a name? zult u misschien denken. Als het maar wordt aangepakt. In die integrale op het gezin gerichte aanpak doet zich echter in de praktijk een sterke verschuiving voor richting kindermishandeling.

39 . Dat er een samenhang is tussen kindermishandeling en geweld tegen de moeder krijgt weinig aandacht. Er is een gebrek aan een samenhangende inhoudelijke analyse van de problematiek zijnde geweld als genderprobleem en de samenhang met ongelijkheid in het gezin die moeders en kinderen onevenredig treft. Hoe dit meer kwetsbaar maakt voor machtsmisbruik en hoe zich daaraan te kunnen onttrekken. Het gaat in algemene termen in op ontwikkelingen op het terrein van huiselijk geweld. Vaak blijft in het midden over welk geweld het gaat. Toch is ook de zoektocht zichtbaar. Met de ondertekening van de Istanbul Conventie (waarover zo meteen meer) is in 2016 het onderwerp beleidsmatig op de agenda gezet. “Gendergerelateerde factoren, zoals

machtsverschillen en stereotype rolverwachtingen tussen mannen en vrouwen, vormen een belangrijke oorzaak voor het ontstaan en het voortduren van geweld in huiselijke kring. “

gendersensitieve aanpak in de praktijk handen en voeten te geven.

41 40 In de loop van 2016 zijn factsheets en concrete instrumenten ontwikkeld die professionals kunnen helpen een Daarnaast wordt echter tezelfdertijd vanuit de VNG materiaal aangereikt ter ondersteuning van gemeentelijk beleid waarin een nadrukkelijk genderneutraal beeld wordt gepresenteerd. Daarin wordt expliciet gesteld dat 4 op de 10 slachtoffers van huiselijk geweld mannen zijn. De samenhang tussen diagnose van het probleem, zeker in termen van een intersectioneel genderperspectief en prognose van te verwachten beleidsresultaten blijkt relatief zwak ontwikkeld in Nederland, zo blijkt uit recent beleidsonderzoek.

42 De verschuiving in Nederlands beleid richting genderneutralisering is Nederland zowel in 2007, 2010 en recentelijk in 2016 op fundamentele kritiek komen te staan van de VN Commissie die toeziet op de naleving door Nederland van het VN Vrouwenverdrag.

43 Eerdere onderzoeksaanbevelingen hebben niet tot het gewenste resultaat geleid.

vrouwen en discriminatie 46 44 In 2016 zijn nieuwe en concrete aanbevelingen gedaan hoe de praktijk op dit terrein meer gendersensitief kan worden.

die haaks staat op het VN Vrouwenverdrag. 45 Nadrukkelijk heeft de Commissie haar zorg uitgesproken over de loskoppeling in het Nederlandse beleid van geweld tegen Wat de hiervoor geschetste culturalisering betreft zien we ook sporen in het Nederlandse beleid.

47 Eerder heb ik gewezen op de selectieve aandacht die de zogeheten culturele vormen van geweld Nederland krijgen.

48 Uit recent vergelijkend beleidsonderzoek tussen Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Nederland blijkt dat bij partnergeweld onder Nederlanders genderongelijkheid geen rol meer lijkt te spelen, terwijl bij vormen van geweld zoals eerwraak of huwelijkse dwang, de rol van genderongelijkheid onevenredig veel aandacht krijgt.

49 Tot slot van deze beleidsverkenning een observatie die mogelijk iets zegt over de relatie tussen beleid en de invloed op maatschappelijke attitudes en beeldvorming. Binnen de EU hebben Zweden en Spanje het meest duidelijk gekozen voor een genderspecifieke analyse in beleid en regelgeving op het terrein van geweld tegen vrouwen waarin consistent wordt gewezen op de relatie met discriminatie van vrouwen en de schending van mensenrechten. Uit de eerder aangehaalde Eurobarometer blijkt dat in die twee landen de opvattingen over de onaanvaardbaarheid van geweld gemiddeld genomen meer afwijzend zijn dan de rest van de EU. Beleid doet er dus toe. Het onderstreept dat in landen waar de vrouwenbeweging een sterke invloed heeft zicht dit vertaalt in

www.atria.nl 7

gender-expliciete en -sensitieve regelgeving en beleid.

50

3.

INTERNATIONALE MENSENRECHTEN

De hiervoor geschetste ontwikkelingen rondom genderneutralisering en culturalisering in Nederland, staan haaks op internationaal rechtelijke ontwikkelingen binnen de Verenigde Naties, de Raad van Europa en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

51 Daar is de dominante ontwikkeling richting erkenning van geweld tegen vrouwen als een discriminatoire mensenrechtenschending.

Nationale en internationale ontwikkelingen staan potentieel in een spanningsveld. 52 Dat geweld een cultureel specifiek fenomeen zou zijn is in dat verband niet aan de orde, integendeel. Transnationaal werk van vrouwenorganisaties en feministische wetenschappers heeft een belangrijke rol gespeeld in het met succes agenderen van geweld tegen vrouwen als schending van mensenrechten.

53 Geweld tegen vrouwen was en is een belangrijke katalysator in de globalisering van de zoektocht naar gender justice.

54

In een mensenrechtenkader gaat het immers om universele rechten. Misschien ten overvloede: de ratificatie van een mensenrechtenverdrag houdt voor de overheid een complex aan verplichtingen in. Die dient de in het verdrag bepaalde burgerrechten te respecteren, te beschermen en daadwerkelijk te realiseren, en met gepaste zorgvuldigheid – de ‘due diligence’ – plicht. De overheid verbindt zich niet alleen om zélf die rechten niet te schenden, maar dient ook haar burgers te beschermen tegen schendingen door medeburgers. Daarmee komt geweld tegen vrouwen achter de voordeur binnen de verantwoordelijkheid van de overheid. Er is de uitdrukkelijke plicht tot preventie van en actieve bescherming van de burgers. Het mensenrechtenkader is vanuit de vrouwenbewegingen welbewust ingezet omdat het een bredere verantwoordelijkheid van de overheid meebrengt dan enkel strafrechtelijk sanctioneren.

55 In 1992 is middels de Aanbeveling nr. 19 bij het VN Vrouwenverdrag (uit 1979, dat discriminatie van vrouwen verbiedt) vastgelegd dat geweld tegen vrouwen een vorm van discriminatie is. Dat was een cruciaal omslagpunt. Bij de totstandkoming van het Vrouwenverdrag in 1979 was dit nog onhaalbaar omdat een verbod op geweld tegen vrouwen voor enkele lidstaten een onaanvaardbare aantasting was van hun culturele soevereiniteit. In de UN Declaration on Violence Against Women (uit 1993) is voor het eerst uitgesproken dat geweld tegen vrouwen een schending is van mensenrechten. De recente Raad van Europa Conventie ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (de zogeheten Istanbul Conventie) vormt internationaalrechtelijk een doorbraak. Het is het eerste Europese mensenrechtenverdrag dat vastlegt dat geweld tegen vrouwen als genderspecifiek geweld zowel een schending is van mensenrechten als een vorm van discriminatie. Nederland heeft de Conventie in het voorjaar van 2016 geratificeerd. Het is ook wereldwijd een belangrijke stap voorwaarts vergeleken met het enige tot dan bestaande Conventie voor Zuid en Noord-Amerika: de Inter-American Convention on VAW uit 1994. De Istanbul Conventie legt in 81 bepalingen gedetailleerd de verplichtingen vast voor de om geweld tegen vrouwen te voorkomen, en te bestrijden. Dat omvat o.a. ook de plicht tot het doen van onderzoek vanuit genderperspectief, een uniek onderdeel vergeleken met eerdere instrumenten. De Istanbul Conventie wordt internationaal beschouwd als een ‘landmark’-instrument omdat het voortbouwt op normen over geweld tegen vrouwen die in de afgelopen twintig jaar zijn vastgelegd in internationale verdragen en

www.atria.nl 8

gezaghebbende beleidsdocumenten van de VN (zoals het Beijing Platform for Action uit 1996). Het bouwt ook voort op juridische uitspraken, o.a. van de CEDAW-commissie en op jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hoewel in de Conventie het genderspecifieke en discriminatoir element expliciet is vastgelegd, laat ze tegelijkertijd ook zien dat concepten als gender, geweld en discriminatie en de juridische relatie daartussen een zoektocht is geweest.

56 Zo verraadt de titel van de Conventie een compromis waarin huiselijk geweld als aparte vorm van geweld tegenover de generieke term ‘geweld tegen vrouwen’ staat, terwijl de Conventietekst stelt dat huiselijk geweld vrouwen disproportioneel vaak treft en dus genderspecifiek is. De betekenis die gender krijgt, zeker in een juridische context, komt tot stand in een complex krachtenveld waarin wetenschappelijke, politieke, bestuurlijke en juridisch-technische overwegingen soms om voorrang streden. 57 Dan doen zich vaak de ambivalenties voor die ik eerder aanstipte. De notie dat ook mannen slachtoffer kunnen worden, bleek in de totstandkoming soms moeilijk verenigbaar met de notie dat vrouwen desalniettemin op achterstand staan. De Conventie is een fascinerend voorbeeld dat een wettelijk kader objectief noch neutraal is.

Daarom is het relevant om een korte blik te werpen op het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en hoe dat in de praktijk met betrekking tot geweld tegen vrouwen wordt toegepast. Ook daarin is een verschuiving te zien met betrekking tot de erkenning van de relatie geweld en discriminatie. Sinds de jaren 90 is, vooral dankzij de inzet van vrouwenorganisaties en organisaties op het terrein van mensenrechten, een groeiend aantal gendergerelateerde geweld-zaken met succes voor het Europese Hof gebracht. De aanklacht betreft nalatigheid van de overheid in hun beschermingsverplichtingen jegens slachtoffers (meestal in bescherming of vervolging bij intiem partner geweld, partnerdoding, verkrachting en/of seksueel misbruik van kinderen, soms in combinatie). Vier schendingen van mensenrechten uit het Verdrag kunnen dan in het geding zijn: recht op leven (artikel 2, denk aan partnerdoding, het recht om gevrijwaard te zijn van marteling (artikel 3, denk aan langdurig en ernstig relationeel geweld), het recht op bescherming van privacy in het gezinsleven (art. 8, denk aan huiselijk geweld door een ex, of stalking), en recht op gelijkheid en non-discriminatie (art.14, recht op gelijke bescherming door de politie).

58 In verreweg de meeste gevallen wordt een klacht gegrond verklaard op basis van de eerste drie. Het duurde tot 2009 (Opuz v. Turkije) dat voor het eerst werd bepaald dat het niet tijdig ingrijpen door de politie bij een vrouw die herhaaldelijk tevergeefs om bescherming had gevraagd tegen geweld van haar ex-man, een vorm van discriminatie was. In zaken waar de politie) (Ik citeer) “wist of had kunnen weten” dat het slachtoffer een ernstig en onmiddellijk risico liep, is het de plicht van de politie om met gepaste inzet een slachtoffer bescherming te bieden. Dus een passieve houding van politie is een vorm van discriminatie want: huiselijk geweld treft vrouwen disproportioneel vaak. Voor het eerst in zijn geschiedenis verwees het EHRM in dit vonnis rechtstreeks naar het VN Vrouwenverdrag ter onderbouwing van deze redenering.

59 Die innovatieve wending heeft internationaal veel aandacht gekregen en vervolgens een grote rol gespeeld in de totstandkoming van de Istanbul Conventie ter onderbouwing van het discriminatie-argument.

60 Uit jurisprudentie van het Europese Hof 61 blijkt dat na 2009 het nalatig politieoptreden bij huiselijk geweld steeds vaker als vorm van discriminatie is erkend, zij het op verschillende gronden. In een groot aantal zaken is een land veroordeeld wegens schending van het recht op leven, het recht om vrij te zijn van marteling en onmenselijke behandeling en het recht op een ongestoord gezinsleven. Opvallend is dat in een toenemend aantal zaken huiselijk geweld ook als vorm van “onmenselijke behandeling, c.q. marteling” wordt beschouwd (in plaats van het eerder gebruikelijke artikel 8: recht op ongestoord gezinsleven). Daaruit blijkt dat de ernst van het gendergerelateerd geweld zelf met

www.atria.nl 9

meer wetenschappelijk kennis, ook over de psychische gevolgen van geweld, intimidatie en controle, wordt onderbouwd. In die onderbouwing komt uitgebreid aandacht naar voren voor de specifieke genderdynamiek. Anderzijds heeft het Hof in een aantal recente zaken 62 ook belangwekkende stappen gezet in zijn onderbouwing dat nalatigheid in het politieoptreden een schending is van het non-discriminatie-beginsel, omdat het vrouwen ongelijk behandelt ten opzichte van andere slachtoffers van geweld. In 2016 is in twee zaken voor het eerst naar de Istanbul Conventie verwezen in het expliciet kwalificeren van huiselijk geweld tegen vrouwen als een schending van mensenrechten en een vorm van discriminatie.

63 Dat is een mijlpaal. Uit bovenstaande blijkt een zeker contrast tussen internationale kaders die het discriminatie-aspect benadrukken en ontwikkelingen binnen Nederland richting genderneutralisering. Dat roept meer algemene en fundamentele vragen op. Hoe transformatief kan de erkenning van geweld tegen vrouwen zijn als een schending van die mensenrechten, zonder dat er mechanisme om naleving van uitspraken af te dwingen? Welke zaken worden in behandeling genomen welke niet, zeker met het oog op de verschillende vormen van discriminatie die vanuit intersectioneel perspectief cruciaal kunnen zijn? En wat betekent het om een mensenrechtenkader actief toe te passen vanuit Nederland bezien?

ver van ons vandaan zou men het niet zo nauw nemen met de rechten van burgers.

65 64 Mensenrechten worden immers vaak beschouwd als bestemd voor buitenlands gebruik, want alleen Welke rol kan een nationaal mechanisme als het College voor de Rechten van de Mens nemen? Het zijn actuele vragen in het debat over de rol van mensenrechten als een instrument dat politiek, sociaal en juridisch betekenis heeft. In de afgelopen vijf decennia is geschiedenis geschreven op het terrein van geweld tegen vrouwen en gender gerelateerd geweld. De winst is dat de olifant in de kamer duidelijker contouren krijgt. Maar juist door zijn omvang en omdat we er nog zo dicht op zitten is die olifant niet altijd goed zichtbaar. Dat maakt het wetenschappelijk gezien des te interessanter. In de toepassing van internationaalrechtelijke kaders staan we op de drempel van het verder inhoud geven aan de relatie tussen vrouwen, gender en discriminatie.

66 Een interdisciplinaire benadering is noodzakelijk om de complexe onderliggende vragen te kunnen verhelderen. Foucault typeerde de wetenschappelijke honger naar kennis over seksualiteit ooit als een ‘wil tot weten’. Inzake gendergerelateerd geweld lijkt soms sprake van een wil tot niet weten. Dat wetenschap op dit terrein desalniettemin enorm is gegroeid in de afgelopen decennia is hoopgevend. Het instellen van een eerste bijzondere leerstoel in Nederland over gender gerelateerd geweld is een bescheiden onderdeel van de verschuivingen in het denken over geweld. Ontkennen kan niet meer in het licht van alle onderzoeksgegevens. En bagatellisering wordt ook luid weersproken. Bovendien: sociale verandering gaat altijd met omwegen. In 1989 had ik de dubieuze eer in een column van Jan Blokker Sr. in de Volkskrant te figureren. In reactie op het verschijnen van mijn onderzoek over partnergeweld tegen vrouwen was de vraag (ik citeer): “Wie gelóóft er nou een vrouw als onderzoeker en met een zachte G?” Bijna dertig jaar later is in Nederland het idee nog niet helemaal verdwenen dat een zuidelijke tongval een permanente aanslag is op je IQ. Zoals ook het ambt van hoogleraar geregeld post

www.atria.nl 10

oplevert die is gericht aan de heer Römkens. Maar niet getreurd. Gendergerelateerd geweld is een essentieel omstreden concept, en kritiek op de boodschapper is onvermijdelijk deel van het verhaal. Moge ze een aansporing zijn voor de academische gemeenschap om onafhankelijke kennis te blijven ontwikkelen. Wetenschap bedrijven is hoe dan ook een oefening van geduld. Ik blijf overtuigd dat gedegen wetenschappelijke kennis de voice of reason kan zijn, ongeacht accent of geslacht van de wetenschapper.

www.atria.nl 11

Noten

1 Cambridge University Press. (2009). Cambridge academic content dictionary, p. 298. 2 Gordon, L. (1988). Heroes of their own lives: The politics and history of family violence. New York: Viking. 3 Römkens, R., Harthoorn, H. & De Jong, T. (2014). Geweld tegen vrouwen. Europese onderzoeksgegevens in Nederlandse context. Amsterdam: Atria. 4 World Health Organization. (2012). Understanding and addressing violence against women: Intimate partner

violence

World Health Organization. (2016). Intimate partner and sexual violence against women. Violence against Women. Geneva. 5 Prosman, G. J., Lo Fo Wong, S. H., Römkens, R., & Lagro‐Janssen, A. L. (2014). ‘I am stronger, I'm no longer afraid…’, an evaluation of a home‐visiting mentor mother support programme for abused women in primary care. Scandinavian journal of caring sciences, 28(4), 724-731. 6 Het betreft lichamelijk en/of seksueel geweld dat herhaaldelijk wordt gebruikt en ook geregeld tot lichamelijk letsel leidt waarvoor in veel gevallen geneeskundige hulp nodig is. World Health Organization. (2013). Global and regional estimates of violence against women: prevalence and health effects of intimate partner violence and non-partner sexual violence. World Health Organization. World Health Organization. (2014). Violence against women: intimate partner and sexual violence against women: intimate partner and sexual violence have serious short-and long-term physical, mental and sexual and reproductive health problems for survivors: fact sheet. 7 U.N. Women. (2014). He For She Campaign. www.heforshe.org

8 consequences. UN General Assembly, 10 June 2015, A/HRC/ 29/27 http://daccess-dds-ny.un.org 9 Manjoo, R. (2015). Report of the UN Special rapporteur on Violence Against Women, its causes and UN Secretary General. (2006). Ending violence against women. From words to action. In-depth study on all forms of violence against women. New York: United Nations General Assembly. 10 11 Goldscheid, J. (2014). Gender neutrality, the violence against women frame, and transformative reform. UMKC Law Review, 82(3), 623-662. Ibid. 12 Deze verbreding van het genderbegrip maakt inzichtelijk wanneer geweld tegen jongens en mannen of LHBTI personen als gendergerelateerd geweld geldt daar waar specifiek is gericht tegen de genderidentiteit en/of seksuele identiteit. In juridisch verband roept dit overigens ook nieuw vragen op. Zie: Agnello, F. (2013). A new gender definition in International law: The convention on preventing and combating violence against women and domestic violence. Spanish Yearbook of International Law, 18, 87-114. 13 Anderson, K. (2008). Violence against women: State responsibilities in international human rights law to address harmful masculinities. Gender and International Law, 2, 213-237 Papadaki, L. (2010). What is objectification?. Journal of Moral Philosophy 7(1): 16-36. 14 MOVISIE (2013). Huiselijk geweld: Aard en omvang, gevolgen, hulpverlening en aanpak. Utrecht: MOVISIE Zie ook VNG in hun voorlichting voor gemeentes over huiselijk geweld. https://vng.nl/files/vng/20151211_slachtoffers_huiselijkgeweld.pdf

15 Zie o.a. Tjaden, P., & Thoennes, N. (2000). Prevalence and consequences of male-to-female and female-to male intimate partner violence as measured by the National Violence Against Women Survey. Violence against women, 6(2), 142-161. Ansara, D. L., & Hindin, M. J. (2011). Psychosocial consequences of intimate partner violence for women and men in Canada. Journal of Interpersonal Violence, 26(8), 1628-1645. 16 17 Römkens, R. (2010). Omstreden gelijkheid. Over de constructie van on/gelijkheid van vrouwen en mannen in partnergeweld. Justitiële Verkenningen. December 2010: 11-32. Veen, H. van der, Bogaerts S. 2010. Huiselijk Geweld in Nederland. Overkoepelend syntheserapport van het vangst-hervangst-, slachtoffer/en daderonderzoek 2007-2010. Boom Juridische uitgevers. Tilburg Universiteit. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Ministerie van Justitie. Onderzoek en Beleid, (288).

www.atria.nl 12

Römkens R. (2010). Een aantal verontruste wetenschappers heeft bij het verschijnen van het onderzoek in 2011 hun zorg en de methodologische overwegingen kenbaar gemaakt aan de toenmalig Minister van Justitie Opstelten onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek door de onderzoeksafdeling van het WODC is uitgevoerd. Dat heeft niet tot een inhoudelijke reactie geleid. Zie: Brief Atria betreffende Algemeen Overleg Kindermishandeling/GIA 12 oktober 2016. https://www.atria.nl/sites/atria/files/atoms/files/Brief%20Atria%20AO%20GIA%2012%20oktober%202016.pdf

18 perspectief in onderzoek zou hebben veroorzaakt. Zie noot 16: Römkens, 2010. 19 Een keuze die niet los staat van een al langer lopend debat over de vermeende vertekening die een gender Römkens, R., Harthoorn, H. & De Jong, T. (2014). Geweld tegen vrouwen. Europese onderzoeksgegevens in Nederlandse context. Amsterdam: Atria. Zie ook: Portegijs, W., Van den Brakel, M. (2016). Emancipatiemonitor 2016. Den Haag: SCP/CBS, 172-213. 20 Vaan, K. de, Dijkstra, S., Witkamp, B.(2016). Verbetering gendersensitiviteit van prevalentieonderzoek huiselijk geweld. Amsterdam: Regioplan Beleidsonderzoek. https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2668d-verbeteren-gendersensitiviteit.aspx

21 Van der Hoek, C. (2015). De feminist als homo politicus. Het F-boek: feminisme van nu in woord en beeld. Atria. Spectrum. Vintges, K. & Andreoli, T. (2015). Simone de Beauvoir en de supervrouw. Het F-boek: feminisme van nu in woord en beeld. Atria. Spectrum. 22 Centraal Bureau voor de Statistiek (2017). Sociaaleconomische trends. Trends in de financiële gevolgen van

een echtscheiding voor man en vrouw.

23 European Commission. (2016). Special Eurobarometer 449. Report Gender-Based Violence. http://ec.europa.eu/COMMFrontOffice/publicopinion/index.cfm/Survey/getSurveyDetail/instruments/SPECIAL /surveyKy/2115 24 Portegijs, W., Van den Brakel, M. (2016). Emancipatiemonitor 2016. Den Haag: SCP/CBS. 176-213. 25 Nader inhoudsanalyse over de framing van deze uitspraak in de media is gestart bij Atria. Holla, S. (2017). Framing Pussygate. Atria (Intern rapport). Gebaseerd op een eerste inhoudsanalyse van de verslaglegging in de The New York Times, The Washington Post, NRC en de Telegraaf over deze affaire in de periode 7-20 oktober 2016. 26 Overigens wordt in VN-verband nog steeds op die wereldwijde overeenkomsten gewezen die een mondiale aanpak, ook door de VN, vereisen. Zie UN Women. (2013). Elimination and prevention of all forms of violence against women and girls. Commission on the Status of Women agreed conclusions.

http://www.unwomen.org/-/media/headquarters/attachments/sections/csw/57/csw57-agreedconclusions-a4 en.pdf?vs=700 Zie ook de recente resolutie GA A/C.3/71/L.21 d.d. 21 Oktober 2016 (door Frankrijk en Nederland ingediend). http://undocs.org/A/C.3/71/L.21

27 Chowdhury, E.H. (2015). Rethinking patriarchy, culture and masculinity: Transnational Narratives of gender violence and human rights advocacy.

Journal of International Women's Studies, 16(2), 98-114. 28 Lahlah, E., Römkens, R. (2011). Particularly Violent. The discursive construction of Muslim culture as a risk factor. In: S. Condon. M. Schroettle, T. Ravi (Eds), Violence against women and ethnicity. Commonalities and differences. Barbara Buddrich Publishers, 79-96. 29 Duyvendak, J.W., Tonkens, E. (2016). Introduction: The culturalization of citizenship, p.10. In: Duyvendak, J.W., Geschiere, P., Tonkens, E. (2016). The culturalization of citizenship. Belonging & polarization in a globalizing world. London: Palgrave Macmillan, 1-20. 30 Römkens, R. (2002). Over cultuurbarbarij gesproken. In: Holtmaat, R. (Red.). Een verdrag voor alle vrouwen. Verkenningen van de betekenis van het VN-Vrouwenverdrag voor de multiculturele samenleving. Den Haag: E quality, 41-56. Römkens, R. (2005). In the shadow of no law. Navigating cultural legitimacy and legal protection of women against violence in Afghanistan. In: Wolleswinkel, R., (Ed.) (2005), Violence in the domestic sphere. Antwerpen: Intersentia, 71-98. Zie ook noot 34: Römkens, 2008.

www.atria.nl 13

Römkens, R. (2011). Particularly violent? The construction of Muslim culture as a risk factor for domestic violence. In: S. Condon, R. Thiara, M. Schroettle (Eds), Violence against women and ethnicity. Barbara Budrich Publishers, 79-96. 31 Lucassen, L., & van Houtum, H. (2016). Voorbij Fort Europa: een nieuwe visie op migratie. Atlas Contact. Duyvendak, J.W., Geschiere, P., Tonkens, E. (2016). The culturalization of citizenship. Belonging & polarization in a globalizing world. London: Palgrave Macmillan. 32 Balkenhol, M., Mepschen, P., Duyvendak, J.W. (2016). The nativist triangle: sexuality, race and religion in the Netherlands. In: Duyvendak, J.W., P. Geschiere, Tonkens, E. (2016). The culturalization of citizenship. Belonging & polarization in a globalizing world. London: Palgrave Macmillan, 97-112. 33 34 R. Römkens, De Keulse kwestie. Over culturalisering van geweld tegen vrouwen. Sociologie. 2015, 3-4, 565 575. Wekker, G. (2016). White innocence: paradoxes of colonialism and race. Duke University Press.

35 Römkens, R. (2000). Geweld in de huiselijke sfeer. In I. Boerefijn, M. van de Liet-Senders & T. Loenen (Eds.),

Het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen. Een verdiepend onderzoek naar het Nederlandse

beleid in het licht van de verplichtingen die voortvloeien uit het Vrouwenverdrag (pp. 107-174). 's Gravenhage: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Römkens, R. (2008). Met recht een zorg? Overdenkingen bij wet- en regelgeving over geweld in de privésfeer. Intreerede Tilburg University, 12 december 2008. 36 37 Kappeyne Van de Coppello, A. & Korthals Altes, F. (1984). Nota met betrekking tot het beleid ter bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Draijer, N., & Wolfson, A. (1988). Een lege plek in mijn geheugen": seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Römkens, R. G., & Boomen, M. V. T. (1989). Onder ons gezegd en gezwegen: geweld tegen vrouwen in man vrouw relaties. Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. 38 39 Ook onderwijsinstellingen zelf en particuliere initiatieven (Augeo Academie) spelen hierin in toenemende mate een rol. Ministerie van VWS (2016), Voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties, Oktober 2016. https://www.nvo.nl/bestanden/Bestanden_nieuwe_website_2015_-_2016/Dossier-Kindermishandeling/6981 1/kamerbrief-over-voortgangsrapportage-geweld-in-afhankelijkheidsrelaties.pdf

40 Voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties. Brief VWS aan Tweede Kamer, 12 januari 2016. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/01/12/kamerbrief-over voortgangsrapportage-geweld-in-afhankelijkheidsrelaties 41

Literatuurstudie.

42 43 Daru, S., Mejdoubi, J., De Vaan, K., Visser, A. (2016). Huiselijk geweld verklaard vanuit genderperspectief: Hearn, J., Biese, I., Choroszewicz, M., & Husu, L. (2016). Gender, diversity and intersectionality in professions and potential professions: analytical, historical and contemporary perspectives. Routledge. UN Committee on the Elimination of Discrimination Against Women (CEDAW), Concluding observations on the sixth periodic report of the Netherlands, 18 November 2016, ADVANCE UNEDITED VERSION http://www.refworld.org/docid/58386f1d4.html

Dutch CEDAW Network. Unfinished Business - Women’s Rights in The Netherlands Shadow report by Dutch NGOs and CSOs. CEDAW Session 65, 24 October – 18 November 2016, 15 September 2015. Netherlands Shadow report by Dutch NGOs and CSOs https://www.atria.nl/sites/atria/files/atoms/files/Schaduwrapportage%202.0_19%20sept%202016_DEF.pdf

44 Utrecht: Movisie. 45 Boer, M. de. (2009). Juridische aspecten van huiselijk geweld, informatie voor slachtoffers en hun adviseurs. Daru, S., Mejdoubi, J., De Vaan, K., Visser, A. (2016). Voorbij vooroordelen en stereotypes gender en partnergeweld. Zie ook: Vaan, K. de, Boer, M. de, & Vanoni, M. (2014). Genderscan aanpak huiselijk geweld. Eindrapport. Amsterdam: Regioplan. 46 Zie ook noot 35: Römkens, 2008.

www.atria.nl 14

47 Roggeband, C., & Verloo, M. (2007). Dutch women are liberated, migrant women are a problem: The evolution of policy frames on gender and migration in the Netherlands, 1995–2005. Social policy & administration, 41(3), 271-288. 48 Zie noot 30: Römkens, 2002 en Römkens 2011 en noot 35: Römkens, 2008 49 Hearn, J., Strid, S., Husu, L., & Verloo, M. (2016). Interrogating violence against women and state violence policy: Gendered intersectionalities and the quality of policy in The Netherlands, Sweden and the UK. Current Sociology, 64(4), 551-567. 50 51 Htun, M., & Weldon, S. L. (2012). The civic origins of progressive policy change: Combating violence against women in global perspective, 1975–2005. American Political Science Review, 106(03), 548-569. Volledigheidshalve wijs ik op de EU die pas relatief recent in beweging is gekomen op het terrein van geweld tegen vrouwen, maar zeer beperkt competentie heeft om bindende regels over voor te schrijven. Het Statuut van Rome (2002) verdient vermelding, omdat hierin waarin voor het eerst in een bindend internationaalrechtelijk instrument is bepaald dat uiteenlopende vormen van seksueel geweld tegen vrouwen als een (oorlogs-)misdaad tegen de mensheid gelden en plegers strafrechtelijk kunnen vervolgd worden voor het Internationaal Strafhof. 52 53 Boerefijn, I. (2006). De blinddoek opzij. Een mensenrechtenbenadering van geweld tegen vrouwen. Inaugurele rede, Universiteit Maastricht, 8 december 2006. Merry, S. E. (2006). Human rights and transnational culture: Regulating gender violence through global law. Osgoode Hall LJ, 44, 53 Leeuwen, F. van (2010), Women’s rights are human rights. The practice of the United Nations Human Rights Committee and the Committee on Economic and Social Rights. Antwerpen/Oxford/Portland: Intersentia. 54 Bumiller, K. (2009). In an abusive state. How neo-liberalism appropriated the feminist movement against sexual violence. Durham/London: Duke University Press, 132-154 Zie ook noot 26: Agreed Conclusions UN Commission on the Status of Women en Periodic review in 2013 rondom thema violence against women 55 Dat heeft overigens niet verhinderd dat in het werk door vrouwenorganisaties wereldwijd op lokaal niveau specifieke invulling is gegeven aan het universele mensenrechtenkader ter onderbouwing van werk tegen gendergeweld. Zie ook noot 53: Merry, 2006 56 Römkens, R. G. (2013). Reflections on domestic violence as gender-based violence in European legal developments. Family ambiguity and domestic violence in Asia: Concept, law and process, 192-209. Acar, F. & Popa, R. (2016). “Gender Equality Norms in Regional Treaty Making: The Council of Europe Convention on Preventing and Combating Violence against Women and Domestic Violence (Istanbul Convention)”, Journal Européen des Droits de L’Homme/ European Journal of Human Right. 57 Krook M. L., True, J. (2012). Rethinking the life cycles of international norms : The United Nations and the global promotion of gender equality. European Journal of International Relations vol. 18, no. 1, 2012, 103 ‑ 127. Zie ook: Römkens, R. (2005). Law as a Trojan Horse. Unintended Consequences of Rights-Based Interventions to Protect Battered Women. In: Rhode, D. & Sanger, C. (Eds), Gender and Rights. Aldershot: Ashgate Publishers, 383-408). 58 Zie noot 52: Boerefijn, 2006 59 Boerefijn, I. T. Loenen (2009). Positieve verplichtingen bij vrouwenmishandeling. NTM/NJCM Bulletin, 758. 60 Römkens, R. (2013). Reflections on domestic violence as gender-based violence in European legal developments. Family ambiguity and domestic violence in Asia: Concept, law and process, 192-209. Acar, F. & Popa, R. (2016). “Gender Equality Norms in Regional Treaty Making: The Council of Europe Convention on Preventing and Combating Violence against Women and Domestic Violence (Istanbul Convention)”, Journal Européen des Droits de L’Homme/ European Journal of Human Right. 61 Leeuwen, Fleur van (2016) Intern rapport - Jurisprudentie van het EHRM in zaken van domestic violence. 62 Republic of Moldova (2014). 63 Eremia v. the Republic of Moldova (2013), Mudriç v. the Republic of Moldova (2013), T.M. en C.M. v. the M.G. v. Turkey (2016), Halime Kiliç v. Turkey (2016) 64 Barbara Oomen (2014) Rights for Others: The Slow Home-Coming of Human Rights in the Netherlands. Cambridge: Cambridge University Press.

www.atria.nl 15

65 Die framing van mensenrechten als een ontwikkelingskwestie is ook zichtbaar in wetenschappelijk onderzoek. In tien internationale tijdschriften na 2010 blijkt dat publicaties waarin de verbinding tussen mensenrechten en geweld tegen vrouwen wordt gelegd, vooral gaan over specifieke geweldvormen in niet Westerse landen. Ook in genderstudies is dit zichtbaar. Mogelijk houdt dit ook verband met de wens van (westerse) academici om juist ‘stem’ te geven aan ervaringen van geweld tegen niet-westerse vrouwen die zelf gemiddeld genomen minder toegang hebben tot publieke podia. Voor de periode 2010 – 2017 is in de tijdschriften Violence Agonist Wormen, European Journal of Romeo’s Studies, Journal of Interpersonal Violence,

Gender & Society, Signs, Feminist criminology, Sexual Abuse, Feminist Studies, Frontiers: A Journal of Women’s

Studies, en Women’s studies Quarterly gezocht op de termen “human rights”, “right*” en “violence” in de titels alsmede in abstracts van artikelen. 66 Merry , S.E., (2006). Human Rights & Gender Violence. Translating International Law into Local Justice. Chicago: University of Chicago Press. Oomen, B.(2014). Rights for Others: The Slow Home-Coming of Human Rights in the Netherlands. Cambridge: Cambridge University Press.

www.atria.nl 16