Transcript inhoud
In
eenheid
zit
kracht
I N H O U D
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
Woningnood, materialentekort en een genereus
gemeentebestuur2
‘Een daad van wijs beleid’
Een verleidelijk aanbod
Aparte slaapvertrekken en een privaat
Eensgezindheid en confrontatie 2
2
3
4
Van OPA-lijst tot Slag om de Dapperbuurt 6
De Grote Verdeling
Nieuwe tijden, zakelijker verhoudingen
De Slag om de Dapperbuurt 6
7
8
Bouwen voor de buurt, bouwen voor de markt
9
Van ‘OPA’-model naar ‘kruisjeslijst’
Van stadsvernieuwing naar stedelijke vernieuwing Op eigen benen
9
10
10
Collega’s of concurrenten? 12
Een kruiwagen vol kikkers Prestatieafspraken avant-la-lettre
Federatie in het nieuw Gemengde buurten 12
13
13
14
Minder regels, meer nieuwbouw
15
Bouwen, bouwen en nog eens bouwen
Naar een netwerkorganisatie
Nieuwe verhoudingen met de gemeente 15
16
16
Crisis en verhuurderheffing
18
In de greep van de crisis Corporaties in het defensief Het speelveld beperkt
Groeiende druk op de woningmarkt
18
19
19
20
Voorbij de crisis 21
Nieuwe tijden
Een toegankelijke en betaalbare woningvoorraad
21
22
Leden Federatie
24
Buitengewone leden Federatie
28
1917-1950
Woningnood, materialentekort en
een genereus gemeentebestuur
‘EEN DA A D VA N W I JS BEL EID’
“DE TOEKOMST ZAL ONS AANTOONEN DAT HET een daad van wijs beleid is geweest,
in Amsterdam de verschillende bouwvereenigingen in één organisatie saam te brengen;
in éénheid zit kracht en waar voorheen door gescheiden optreden de mogelijkheid zeer
zeker niet was buitengesloten dat de vereenigingen elkander enigszins zouden tegenwerken, door de organisatie, waarin wij thans zijn saamgekomen, wordt dit vrijwel voorkomen
en kunnen wij als een gesloten geheel optreden.”
Interieur van een rug-aan-rug woning aan
de Marnixstraat van de Vereniging tot het
bouwen van Arbeiderswoningen (1877).
Tegen de wand bevinden zich naast elkaar
de wc, het spoelhok en de bedstede. Rugaan-rug woningen en gesplitste voor- en
achterwoningen vormen het meest
voorkomende woningtype eind negentiende
eeuw.
Het waren heldere woorden die in het eerste jaarverslag van de “Federatie van Amsterdamsche Woningbouwvereenigingen” werden gebruikt om de samenwerking tussen
zestien corporaties te verklaren. Toch was het bijzonder dat zoveel Amsterdamse woningbouwverenigingen op 23 maart 1917 hun handtekening onder de samenwerkingsovereenkomst zetten. Sinds de introductie van de Woningwet in 1901 waren er wel veel
instellingen opgericht die iets aan de schrijnende woonomstandigheden wilden doen.
Maar iedere organisatie had zijn wortels weer in een ander deel van de nog sterk verzuilde
samenleving. Katholieke werklieden, socialistische arbeiders, spoorwegpersoneel en
onderwijzers hadden allemaal hun eigen woningbouwvereniging.
EEN V ERL EIDEL I JK A A NBOD
De gemeenschappelijke ‘vijanden’ bleken uiteindelijk groter. Zo was er de onbeschrijflijke
woningnood die was ontstaan door de snelle economische groei aan het einde van de
19e eeuw. Tussen 1870 en 1900 was het aantal inwoners van Amsterdam verdubbeld tot
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
2 / 29
een half miljoen. Iedere vochtige kelder of krappe zolderetage werd als slaapvertrek
gebruikt voor complete gezinnen. Semi-filantropische instellingen als Bouwmaatschappij
Concordia en Salerno hadden wel geprobeerd om het woningtekort kleiner te maken.
Maar de vierduizend woningen die zij in die jaren bouwden, waren een druppel op een
gloeiende plaat geweest.
Bovendien was het in de jaren dat de Federatie werd opgericht erg moeilijk om aan
bouwmaterialen te komen. De grote landen van Europa waren met elkaar in oorlog
geraakt, waardoor de prijzen van hout en stenen met soms wel 400% waren gestegen.
Woningbouwverenigingen konden als ‘toegelaten instelling’ wel gunstige leningen van
de rijksoverheid krijgen voor de bouw van betaalbare arbeiderswoningen. Maar dat was
onvoldoende om de huren laag te kunnen houden en een gezonde exploitatie mogelijk
te maken.
De grote woningnood en het gebrek aan geld waren voor wethouder Wibaut ook de redenen geweest om de Amsterdamse woningbouwverenigingen aan te bieden de exploitatietekorten op nieuwe woningen vijf jaar lang voor zijn rekening te nemen.
Als tegenprestatie moesten de corporaties wel op gezag van de gemeente hun huren
aan de stijgende bouwkosten aanpassen. Voor de woningbouwverenigingen was dat een
lastig dilemma. Ze wilden dolgraag bouwen, maar hadden zich ook altijd ingespannen
om zo goedkoop mogelijke woningen voor hun leden neer te zetten. Uiteindelijk gingen ze
toch akkoord met de afspraken. Omdat iedere vereniging afzonderlijk met de wethouder
onderhandelde, konden ze zich niet al te hard opstellen tegenover het gemeentebestuur.
Wel spraken de verenigingen af om het de volgende keer beter aan te pakken en samen
op te trekken in de onderhandelingen. De oprichting van de Federatie was een feit.
In 1903 richten gemeentewerklieden de
coöperatieve vereniging Rochdale op. Die
levert in 1909 de eerste woningwetwoningen
aan de Van Beuningenstraat op, voorzien van
aparte slaapvertrekken en een eigen ‘privaat.’
Zomers Buiten had daarna de primeur van
woningen met een eigen speelvijver en
kinderspeelplaats.
A PA R T E SL A A P V ER T REK K EN EN EEN P RI VA AT
De steun van de gemeente Amsterdam had onmiddellijk effect. Vooral in de eerste helft
van de jaren twintig werden er door de woningbouwverenigingen en de net opgerichte
Gemeentelijke Woningdienst duizenden woningen neergezet. Later bezuinigde de rijksoverheid zoveel op de bouwvoorschotten dat de woningcorporaties alleen nog konden
bouwen onder garantstelling van de gemeente.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
3 / 29
Nog meer dan het aantal woningen sprak in die jaren vooral de kwaliteit van de nieuwe
onderkomens tot de verbeelding. De meeste woningbouwverenigingen hadden voor hun
woningbouwplannen toparchitecten als Berlage, De Bazel en Staal ingehuurd. Kramer en
De Klerk - boegbeelden van de Amsterdamse School beweging - ontwierpen prachtige
gevels en straatwanden en voerden ook binnenshuis allerlei vernieuwingen door. Aparte
slaapkamers, toiletten, douches en centrale verwarming gingen daardoor tot de standaarduitrusting van een corporatiewoning behoren. Rochdale die al in 1909 zijn eerste
woningwetwoningen van aparte slaapvertrekken en een eigen ‘privaat’ had voorzien,
legde als eerste een gemeenschappelijke tuin aan. Zomers Buiten had op zijn beurt de
primeur van een eigen speelvijver en kinderspeelplaats.
EEN S GE ZINDHEID EN C ONF R ON TAT IE
Wibaut
In de jaren dertig waren er binnen de Federatie wel veel meningsverschillen tussen de
afzonderlijke corporaties. Het kostte het dagelijks bestuur veel energie om de verschillende ‘bloedgroepen’ op één lijn te krijgen en te houden. De verstandhouding tussen de
Federatie en de ambtenaren op het stadhuis was juist vrij hartelijk. De eerste directeur
van de Gemeentelijke Woningdienst, Arie Keppler, had in 1917 al laten weten dat hij blij
was met de oprichting van de overkoepelende vereniging. “Moge uw Federatie medewercken tot een krachtige ontplooiing van den woningbouw” schreef hij in zijn felicitatiebrief.
Keppler woonde ook regelmatig bestuursvergaderingen van de Federatie bij en gaf de
corporaties tal van adviezen. Hij had verder ook veel invloed op het doen en laten van
individuele woningbouwverenigingen. Zo waren corporaties verplicht om elke maand
80 % van hun bruto huurinkomsten op een gemeentelijke girorekening te storten. Wie
bedragen van deze rekening wilde opnemen, kon dat alleen na toestemming van de
directeur van de Gemeentelijke Woningdienst.
Kepler
Twee grote namen uit de geschiedenis van de
Amsterdamse volkshuisvesting zijn Wibaut
en Kepler. Onder wethouder Wibaut wordt
in juli 1915 de Gemeentelijke Woningdienst
opgericht. De eerste directeur daarvan wordt
Arie Kepler. De verstandhouding tussen de
Federatie en de ambtenaren was veelal vrij
hartelijk, maar er waren serieuze conflicten.
Bijvoorbeeld over de hoogte van de erfpacht
en het effect daarvan op de huren.
Toch waren er in die jaren ook serieuze conflicten tussen corporaties en de gemeente,
bijvoorbeeld over de hoge erfpachtsommen die de huren van de arbeiderswoningen
opdreven. Ook de nieuwbouwactiviteiten van de Gemeentelijke Woningdienst waren regelmatig inzet van lastige gesprekken. In een enkel geval liep de onenigheid zelfs uit op
een harde confrontatie. Zo dreigde de gemeente in 1922 de woningbouwverenigingen
Rochdale en Eigen Haard te ontbinden als ze zich nog langer bleven verzetten tegen
een opgelegde huurverhoging. Het drama zou zich zestig jaar later nog eens herhalen
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
4 / 29
met de eigenzinnige woningstichting Lieven De Key die evenmin van huurstijgingen was
gecharmeerd.
Zeeburgerdorp (Amsterdam-Oost): Dit
Tydelyk tehuis voor gezinnen werd in 1927
door de gemeentelijke Woningdienst gebouwd
en door de Duitsers gesloopt in 1944. Het ging
om 56 huisjes met één gecontroleerde ingang
en een woonopzichteres. In het begin van de
21e eeuw kwam het idee van de woonschool
weer terug in de vorm van container- en
laatste kanswoningen. Zo kwamen er in de
Spaarndammerbuurt in 2007 naar Deens
voorbeeld enkele Skaeve Huse voor extreme
overlastgevers (een initiatief van de AWV, De
Key en HVO-Querido).
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
5 / 29
1950-1980
Van OPA-lijst tot
Slag om de Dapperbuurt
DE GR OT E V ERDEL ING
TIJDENS DE JAREN DERTIG WERD ER DOOR de crisis en het gebrek aan bouwmaterialen weinig meer gebouwd. En ook in de Tweede Wereldoorlog kwamen er weinig nieuwe
woningen bij. Het duurde nog tot het begin van de jaren vijftig voordat in de hoofdstad
de woningproductie weer op gang was gekomen en de oorlogsschade was hersteld. Op
verzoek van wethouder Van der Velde had de Federatie vlak na de oorlog een voorstel
gemaakt om de toekomstige woningproductie onder de woningbouwverenigingen te verdelen. De Gemeentelijke Woningdienst zou zelf geen nieuwe woningen meer bouwen,
omdat de corporaties hadden afgesproken om voortaan ook bedrijfsruimten, garages
en woningen voor maatschappelijk zwakke gezinnen neer te zetten. Onder aanvoering
van de legendarische federatievoorzitter Jan de Jong was een verdeelsleutel bedacht
die leunde op de omvang van individuele corporaties net na de oorlog en de uitslag van
de meest recente verkiezingen van de gemeenteraad.
Vanaf de jaren vijftig komt de woningproductie
op gang, met als grootste uitleglocatie de
Westelijke Tuinsteden. De woningcorporaties
bouwen de meeste woningen, waarbij
de locaties in het verzuilde Nederland
werden verdeeld volgens de zogeheten
OPA-verdeelsleutel: een rekensom waarin
naast de omvang van de corporatie ook
de gemeentelijke verkiezingsuitslag een
variabele was.
Concreet mochten de neutrale corporaties voortaan 65% van de nieuwbouw voor hun
rekening nemen. Voor de katholieke woningbouwverenigingen Het Oosten en Dr. Schaepman bleef 20% van de productie over, terwijl 15% van de nieuwbouwopgave naar de
Protestantse Woningbouw Vereniging en de protestants-christelijke woningstichting
Patrimonium ging. Tot in de jaren zeventig heeft deze ‘OPA’-verdeling – genoemd naar
de voorletters van de drie grootste corporaties per zuil – dienst gedaan. Al werden de
grote verenigingen door het systeem nog groter en raakte het corporatiebezit versnipperd
over de wijken. Wie wanneer mocht bouwen, werd namelijk ook bepaald door het mo-
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
6 / 29
ment waarop een vereniging ‘aan de beurt’ was. Soms waren daardoor binnen hetzelfde
bouwblok twee of drie corporaties aan de slag.
NIE U W E T I JDEN, Z A K EL I JK ER V ERHOUDINGEN
Zo hartelijk als de Federatie en de gemeente voor de oorlog met elkaar waren omgegaan, zo zakelijk werd de verhouding tussen de twee vanaf de jaren zestig. Vanwege de
grote schaarste aan woningen ging de gemeente regels stellen aan de verdeling ervan.
Daarmee deed het distributiestelsel zijn intrede. Corporaties kregen een belangrijke
rol in de verdeling van woningen, maar het stadsbestuur wees ook zelf de helft van alle
vrijgekomen huizen aan urgent woningzoekenden toe. Wachttijd werd een belangrijker
uitgangspunt dan de gezindte van een woningzoekende. De sterke banden die er tussen
leden en corporaties ooit waren geweest, kregen door deze maatregelen nog minder
betekenis.
Die zakelijker verhoudingen tussen gemeente en corporaties waren ook duidelijk zichtbaar in de Bijlmermeer. In de Westelijke Tuinsteden en Amsterdam-Noord waren de
corporaties nog nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de nieuwe wijken.
Maar Amsterdams nieuwste woonwijk was in de eerste helft van de jaren zestig in alle
beslotenheid op de tekentafel van de gemeentelijke dienst Stadsontwikkeling ontstaan.
De corporaties hadden wel een uitnodiging gekregen om er woningen te bouwen, maar
ze zagen de exploitatie van het grote aantal parkeergarages niet zitten. Bovendien konden ze het onderling niet eens worden over een coördinerende rol voor de drie grootste
woningbouwverenigingen. Ook zorgde het plan om het beheer en de exploitatie van alle
nieuwe woningen bij een centrale stichting onder te brengen voor veel discussie.
In 1968 krijgen de eerste Bijlmerbewoners
de sleutel. Het zes kinderen tellende gezin
Copray uit Geuzenveld krijgt een woning
van on-Amsterdamse afmetingen, met
maar liefst zes kamers. De eigenaar en
verhuurder is weliswaar de katholieke
woningbouwvereniging Het Oosten, maar
de corporaties zijn nauwelijks betrokken
bij de ontwikkeling van de Bijlmermeer. Die
ontstond volledig op de tekentafel van de
Dienst Stadsontwikkeling.
Nadat er toch knopen waren doorgehakt, bleken alle projecten al te zijn aanbesteed aan
andere bouwers. De corporaties konden alleen nog de sleutels van de nieuwe woningen
in ontvangst nemen. Ook in het naastgelegen Gaasperdam dat wél werd ontwikkeld en
gebouwd door de corporaties, is het niet gelukt om de woningproductie te bundelen in
één uitvoeringsorganisatie. Net als in de Bijlmermeer waren de corporaties bang om
hun eigen identiteit te verliezen. Wel werd op initiatief van de Federatie een gezamenlijke
stichting opgericht die een aantal beheerstaken van de individuele corporaties overnam.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
7 / 29
DE SL A G OM DE DA P P ERBUUR T
Terwijl er in de Bijlmermeer nog volop werd gebouwd, groeide in de oude stadswijken
het verzet tegen de sloop van de vervallen woningen. Binnen de Federatie waren de
meningen over de aanpak van deze gebieden aanvankelijk verdeeld. Voorstanders van
sloop stonden tegenover pleitbezorgers van behoedzame renovatie. Halverwege de jaren
zeventig ontstond er binnen het bestuur steeds meer draagvlak voor een kleinschalige
aanpak met behoud van zoveel mogelijk woningen en ruime inspraak voor bewoners.
Dat leidde in 1977 tot een harde confrontatie met de gemeente die de Dapperbuurt
grotendeels wilde slopen. Ondanks flinke politieke druk weigerde de Federatie om aan
de plannen van de gemeente mee te werken. Het betekende het einde van de klassieke
stadsvernieuwing waarin afbraak van buurten had gedomineerd.
De eigenzinnige opstelling van de Federatie had ook veel te maken met de groeiende professionalisering van de organisatie. Tot ver in de jaren zeventig had het dagelijks bestuur
dat bestond uit de bestuurders van de grotere corporaties, zelf veel van de belangrijke
activiteiten uitgevoerd. Maar het werk was hen langzamerhand boven het hoofd gegroeid.
Na veel discussie werd uiteindelijk besloten om een ondersteunend bureau op te zetten.
Met de komst van ambitieuze jongeren als Duco Stadig en René Grotendorst ontstond zo
een organisatie die ook in Den Haag haar woordje mee mocht praten. Vóór die tijd ging
de gemeente meestal in haar eentje naar de minister toe.
1917
1950
1980
1994
2000
Makassarplein 2016. Vanaf begin jaren
tachtig werkten gemeente en corporaties
nauw samen bij het vernieuwen van de
stad. De corporaties renoveren niet alleen
hun eigen vooroorlogse bezit, maar geven
ook 35.000 particuliere huurwoningen die
door de gemeente waren aangekocht, een
opknapbeurt. Er worden ook duizenden
nieuwe woningen gebouwd. In de Indische
Buurt start vanaf 2006 een grootschalige
opknapbeurt van woningen en publieke
ruimte.
2008
2015
2017
8 / 29
1980-1994
Bouwen voor de buurt,
bouwen voor de markt
VA N ‘OPA’-MODEL N A A R ‘K RUI S JE SL I JS T ’
NADAT IN 1978 EEN NIEUW STADSBESTUUR AAN was getreden, werkten onder leiding van de markante wethouder Schaefer de gemeente en de corporaties nauw samen
bij het vernieuwen van de stad. De woningbouwverenigingen renoveerden niet alleen
hun eigen vooroorlogse bezit, maar gaven ook 35.000 particuliere huurwoningen die
door de gemeente waren aangekocht, een grote of kleine opknapbeurt. In de oude wijken
én aan de randen van de stad zoals Gaasperdam en De Banne, werden ook duizenden
nieuwe woningen gebouwd. Hoewel formeel de corporaties het primaat hierop hadden,
mocht ook het Gemeentelijk Woningbedrijf een bescheiden deel – 15 procent – van deze
nieuwbouw voor zijn rekening nemen.
Mercatorplein 2004. De Van Galenbuurt,
in de buurt van het Mercatorplein, kampte
lang met een bedenkelijk imago. Overlast en
criminaliteit leidden ertoe dat daar alleen
mensen gingen wonen die nergens anders
terecht konden. Inmiddels is het een zeer
gewilde buurt. Op het Mercatorplein mochten
corporaties voor het eerst (aangekochte)
huurwoningen na renovatie splitsen en
verkopen.
Onder de corporaties was het inmiddels duidelijk geworden dat het ‘OPA’-model voor het
verdelen van de nieuwbouwproductie niet meer voldeed. Daarmee deed de legendarische
‘kruisjeslijst’ zijn intrede. De corporaties spraken onderling af dat alle woningbouwverenigingen voortaan evenveel nieuwbouwwoningen mochten bouwen. Er werd daarbij
een aantal vaste principes gehanteerd, zoals één corporatie per bouwblok en maximaal
drie sociale bouwers per buurt. Grote woningbouwverenigingen met de meeste kennis
en mankracht kregen ook de moeilijkste wijken toegewezen. De Federatie heeft nog
geprobeerd om de woningbouwverenigingen bij hun activiteiten per wijk nauwer te laten
samenwerken. Maar net als eerder in Bijlmermeer had die poging geen succes.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
9 / 29
VA N S TA D S V ERNIE U W ING N A A R S T EDEL I JK E
V ERNIE U W ING
Aan het begin van de jaren negentig was de stadsvernieuwing op zijn retour geraakt.
Door aflopende subsidies voor sociale woningbouw werden in oude wijken steeds meer
koopwoningen en dure huurappartementen gebouwd. De aandacht van de gemeente en
de corporaties verschoof daarbij langzaam naar het opknappen van de wijken die tussen
1920 en 1940 waren gebouwd. Zo mochten corporaties in de Baarsjes op het Mercatorplein voor het eerst particuliere huurwoningen na renovatie splitsen en verkopen. Een
unicum: tot dat moment was het splitsen en verkopen van huurwoningen een groot taboe.
In de Bijlmermeer stonden inmiddels zoveel woningen leeg dat steeds meer draagvlak
ontstond voor radicale oplossingen. De corporatie Nieuw Amsterdam waarin woningbouwverenigingen uiteindelijk toch hun bezit hadden gebundeld, dreigde failliet te gaan.
Eerst kon het plan om zeker een kwart van de hoogbouwflats neer te halen op veel kritiek
rekenen. Maar veel bewoners gaven de grootschalige sloopoperatie later het voordeel
van de twijfel. In 1992 ging de vernieuwing echt van start. Dat andere naoorlogse wijken
al snel zouden volgen, was voor veel bestuurders nog een stap te ver. Toch waarschuwde
de Federatie al in 1990 voor het ontstaan van cultuur- en generatieconflicten in gebieden
als de Westelijke Tuinsteden door de massale komst van migranten. “Er zal een versterkte
aandacht nodig zijn om de zaak bij elkaar te houden”, werd in het jaarverslag opgetekend.
Zoals de woonopzichteressen in de 19e eeuw in opdracht van sociale woningbouwers
burenruzies hadden opgelost en huurders gemeenschapszin hadden bijgebracht, zouden huismeesters en buurtconciërges zich voortaan moeten inspannen om de sfeer in
moeilijke wijken te verbeteren. Lang voordat corporaties door de rijksoverheid werden
aangespoord om in de sociale samenhang van wijken te investeren, werd leefbaarheid
voor hen een belangrijk aandachtspunt.
Geuzenveld 2003. De grootschalige
vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden
- Operatie Parkstad - is opgestart. Er zijn
aanzienlijke problemen in het gebied:
criminele jeugdgroepen, hoge werkloosheid,
onderwijsachterstanden, veel nauwelijks
geïntegreerde allochtonen, wegtrekkende
middeninkomens. ‘Als we niets doen, worden
we het afvoerputje van Amsterdam,’ vat een
stadsdeelbestuurder zijn motivatie voor
de sloop/nieuwbouwoperatie samen. Om
efficiënter te opereren herverdelen corporaties
hun bezit; vier daarvan brengen hun bezit
onder in de ontwikkelcorporatie Far West.
OP EIGEN BENEN
Aan het begin van de jaren negentig werd in Den Haag ook een nota aangenomen die
onder volkshuisvesters voor een revolutie zorgde. In de jaren zestig had al eens een
staatscommissie geadviseerd om van de ‘verstatelijkte’ woningbouwverenigingen zelfstandige ondernemingen te maken. Maar het duurde nog tot 1990 voordat het parlement
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
10 / 29
akkoord ging met een voorstel van staatssecretaris Heerma om de corporaties financieel
op eigen benen te laten staan. In een apart statuut - het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) – werden de taken en maatschappelijke doelstellingen van de nieuwe
organisaties vastgelegd. En via een ingenieuze bruteringsoperatie werden in één keer alle
uitstaande schulden van de woningbouwverenigingen tegen eerder beloofde subsidies
weggestreept. Voortaan moesten corporaties met de bouw van nieuwe koopwoningen
zelf het geld verdienen voor investeringen in de sociale woningvoorraad.
Net als de rijksoverheid trok ook de gemeente Amsterdam zich geleidelijk terug uit
de sociale woningbouw. Leningen werden afgeschaft en in 1994 werd het gemeentelijk
woningbedrijf geprivatiseerd. Het toezicht op de corporaties verschoof bovendien naar
het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting en de rijksoverheid. Zelfs de toewijzing van
vrijgekomen huurwoningen werd weer toevertrouwd aan de sector met uitzondering
van een kleine groep urgenten. Alleen bleek één bemiddelingssysteem voor alle corporaties nog een stap te ver. Eerst werden de woningen verdeeld via drie clusters van
woningbouwverenigingen: Woonwerk, Archipel en Spectrum. Maar aan het begin van het
nieuwe decennium ontstond in samenwerking met regionale woningcorporaties toch één
centrale organisatie – Woningnet – die nog altijd lege huurwoningen via internet onder
de aandacht brengt.
In de Bijlmermeer werd eind jaren tachtig de leegstand zo groot dat er draagvlak
groeit voor radicale oplossingen. De corporatie Nieuw Amsterdam waarin
woningbouwverenigingen uiteindelijk hun bezit hadden gebundeld, dreigt failliet te gaan.
In 1992 start de vernieuwing. Uiteindelijk wordt een flink deel van de hoogbouwflats
neergehaald en vervangen door laagbouw. De laatste flat met sloopnominatie - Kleiburg
- blijft dankzij de crisis staan en krijgt een nieuwe toekomst als ‘klusflat’. De cascogerenoveerde appartementen trekken een nieuw type kopers naar Zuidoost.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
11 / 29
1994-2000
Collega’s of concurrenten?
EEN K RUI WA GEN V OL K IK K ER S
DOOR DE VERZELFSTANDIGING VAN DE CORPORATIES WERDEN de verschillen tussen de corporaties snel groter. De onderlinge verhoudingen binnen de Federatie kwamen
daardoor onder druk te staan. Er ontbrandde een strijd tussen de marktdenkers en de
traditionele sociale huisvesters. Sommige verenigingen waren stichtingen geworden, die
via fusies met andere corporaties wilden groeien. Anderen hielden aanvankelijk nog vast
aan hun verenigingsvorm, maar gingen later ook overstag en sneden de banden met hun
leden door. De kruisjeslijst kwam in die jaren ook ter discussie te staan. Het instrument
had goed gewerkt in de tijd dat alle nieuwbouw uit sociale huurwoningen bestond. Maar
in steeds meer bouwprojecten ging het om een combinatie van huur en koop. Sommige
corporaties wilden dat ook de koopwoningen via de kruisjeslijst zouden worden verdeeld
en er nog hechter met elkaar zou worden samengewerkt. Anderen zagen daar niets in
en wilden het maximale halen uit hun net verworven vrijheid zonder veel bemoeienis van
buitenaf. Uiteindelijk werd het instrument op 1 januari 1994 toch afgeschaft.
Buurtfeest in de Bloemenbuurt in
Amsterdam Noord in 2004. Een groot
deel van de woningen in Noord is
eigendom van woningcorporaties. Door
nieuwbouwprogramma’s en verkoop van
corporatiebezit is dat aandeel het laatste
decennium teruggelopen, maar in Oud-Noord
is het nog rond de 70 procent.
Het lukte de Federatie nog wel om afspraken te maken over nieuwbouw in zogenaamde
A, B en C-wijken. In de eerste twee gebieden hadden de corporaties per blok het primaat
op aankoop, renovatie en nieuwbouw. De C-wijken waren vrij jachtgebied: iedereen kon
er aan de slag. Voor de meer behoudende woningbouwverenigingen waren de afspraken
een cultuurschok. Zij zagen hoe collega’s in concurrenten veranderden en met marktpartijen samenwerkten om gemengde wijken te ontwikkelen. Voor de ondernemende
corporaties ging het systeem juist niet ver genoeg. Aan het einde van het decennium werd
ook deze onderhandse verdeling als gedateerd beschouwd en afgeschaft. Onderlinge
concurrentie werd de norm.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
12 / 29
P RE S TAT IE A F SP R A K EN AVA N T-L A-L E T T RE
Voor de Federatie brak met de verzelfstandiging van de sector ook een nieuwe periode
aan. Na scherpe interne discussies over de toekomstige rol van de organisatie vonden de
corporaties elkaar op een aantal inhoudelijke thema’s en principes die werden vastgelegd in een interne beleidsovereenkomst. Op basis van dat document ging de Federatie
vervolgens met de gemeente onderhandelen. Het was het begin van een nieuwe manier
van samenwerken tussen corporaties en stadsbestuur die in 1994 leidde tot de eerste
(externe) beleidsovereenkomst. Dat was een bijzonder moment, want in die tijd was het
nog niet gebruikelijk dat een gemeente en sociale woningbouwers prestatieafspraken
met elkaar maakten. Pas veel later werd dat ook in andere plaatsen gedaan.
In de beleidsovereenkomsten kwamen veel verschillende thema’s aan de orde zoals de
woonruimteverdeling en de huisvesting van bijzondere doelgroepen. Eén van de belangrijkste gespreksonderwerpen werd ook het behoud van voldoende goedkope woningen
wat leidde tot de introductie van het begrip ‘kernvoorraad’. Tot 2007 zou dat een essentieel onderdeel blijven van meerjarige afspraken tussen de twee partijen. Een saillant
detail bij de onderhandelingen over de beleidsovereenkomsten was dat Duco Stadig als
ambtelijk secretaris van de Federatie in 1994 was overgestapt naar de gemeentepolitiek
en als wethouder Volkshuisvesting tot 2006 aan de andere kant van de tafel zat.
Zomer 2013. De Transvaalbuurt in
Amsterdam-Oost bestaat 110 jaar. Dat
werd gevierd, mede met behulp van Ymere,
Stadgenoot, Rochdale en Eigen Haard. De
leefbaarheid in de buurt is inmiddels dankzij
een langjarig gezamenlijk programma van
stadsdeel, corporaties en buurtorganisaties
met sprongen vooruit gegaan.
F EDER AT IE IN HE T NIE U W
De organisatiestructuur van de Federatie werd ook aangepast aan haar nieuwe rol en
functie. Zo werd de scheiding tussen het algemeen en het dagelijks bestuur opgeheven
en kwam er een onafhankelijke voorzitter in de persoon van Jan Gijs Cnossen en later
Dick Schuiling. Het bureau kreeg ook een meer onafhankelijke positie onder leiding
van een directeur: Gerard Anderiesen. Met het einde van de onderhandse verdeling van
nieuwbouwprojecten ging de Federatie zich ook steeds meer toeleggen op het scheppen
van gunstige investeringscondities voor haar leden. Er werd bovendien een databank
met actuele gegevens over de afzonderlijke corporaties ontwikkeld, zodat de ontwikkelingen in de woningvoorraad op de voet konden worden gevolgd. En in de media bluste
de Federatie steeds meer uitslaande brandjes over onbegrepen huurverhogingen of
achterstallig onderhoud.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
13 / 29
Binnen de Stadsregio Amsterdam – de voorloper van de stadsprovincie die er nooit is gekomen - werd bovendien met woningbouwcorporaties hard gewerkt aan het openstellen
van de regionale woningmarkt en het harmoniseren van vestigings- en toewijzingseisen.
Dit gebeurde binnen het in 1993 opgerichte Platform Woningcorporaties ROA waarin vier
lokale Federaties – de Zaanse, de Amsterdamse, de Amstelveense en Almeerse Federatie – met elkaar samenwerkten. De bureaus van de Zaanse en Amsterdamse Federatie
werden uiteindelijk zelfs samengevoegd. In 2006 volgde, met de vorming van het Platform
Woningcorporaties Noordvleugel Randstad, een nieuwe schaalsprong.
GEMENGDE BUUR T EN
Intussen was de economie van Amsterdam steeds beter gaan draaien. De vraag naar
koopwoningen was almaar groter geworden. In het Oostelijk Havengebied en de Middelveldsche Akerpolder waren steeds meer nieuwe koopappartementen verschenen,
maar dat was niet voldoende om de honger naar grote en duurdere woningen te stillen.
Bij politici groeide het besef dat ook de bestaande woningvoorraad gevarieerder moest
worden. Amsterdam had nog altijd een flink tekort aan grote en aantrekkelijke woningen.
In 1998 werden voor het eerst concrete voorstellen gedaan om een deel van de goedkope
corporatiewoningen te verkopen. Met de Federatie werd een convenant opgesteld om
tussen 1998 en 2001 ruim 15.000 sociale huurwoningen van de hand te doen. In stadsdelen met veel betaalbare woningen waren de mogelijkheden ruimer dan in de gebieden
met weinig sociaal bezit. Later kwamen daar in opeenvolgende samenwerkingsovereenkomsten nog zo’n 35.000 te verkopen woningen bij.
Acht woensdagmiddagen kregen kinderen in
Amsterdam Zuidoost in 2012 een training tot
portiekportier. Ze leerden hoe ze een buurt
kunnen beheren, wat leefbaarheid inhoudt
en wat zij zelf kunnen doen om hun buurt
leuk en leefbaar te maken. Met de opgedane
kennis hielpen zij de beheerders van De
Key om hun wijk schoon, heel en veilig te
houden. Ook andere corporaties werkten met
PortiekPortiers.
Ondanks de waarborgen aarzelden veel stadsdelen of ze wel aan de afspraken mee
moesten werken. Voor sociale huurwoningen waren immers ook lange wachtlijsten.
Het geringe bestuurlijke draagvlak en de uitwerking van de plannen zorgden ervoor dat
de verkoop van sociale huurwoningen pas na 2004 goed op gang kwam. Vooral in de
naoorlogse wijken werden in die periode veel corporatiewoningen gesplitst en verkocht.
Een dure splitsingsvergunning of opknapbeurt was hier niet nodig. Bovendien was voor
kopers het gat tussen de huur- en koopprijs er veel kleiner dan in de vooroorlogse wijken. In die laatste gebieden waren aanvankelijk vooral particuliere verhuurders actief
die onder strenge voorwaarden ook een deel van hun woningen in de verkoop mochten
doen. Later verkochten hier ook steeds meer corporaties delen van hun bezit.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
14 / 29
2000-2008
Minder regels, meer nieuwbouw
BOU W EN, BOU W EN EN NO G EEN S BOU W EN
IN DIE EERSTE JAREN VAN HET NIEUWE millennium had de nieuwbouw van woningen
in een flinke dip gezeten. Veel internetbedrijven waren in een crisis geraakt en in New
York vlogen moslimfundamentalisten het World Trade Center binnen met desastreuze
gevolgen voor de economie. Pas in 2004 werd de weg omhoog gevonden en werden bijna
5000 nieuwe woningen in aanbouw genomen. Twee jaar later stond de teller zelfs op 6494
stuks, een voorlopig hoogtepunt.
Bewonersoverleg Akbarstraat 2005. Met
Operatie Parkstad breken onzekere tijden
aan voor de bewoners van Nieuw-West. Velen
moeten tijdelijk of definitief hun woning
verlaten. Maar het is ook het perspectief op
een nieuwe of betere woning in de buurt of de
mogelijkheid met een urgentieverklaring naar
elders te verhuizen.
Vooral op IJburg –Amsterdams nieuwste woonwijk - werden in die jaren veel woningen
gebouwd. In de beginjaren van de nieuwbouwwijk was er weinig vraag geweest naar de
dure appartementen die er werden neergezet. Maar door de oplevende economie en het
besluit van ontwikkelaars om op risico te bouwen kwam weer schot in de verkopen. Ook
het hippe strandpaviljoen Blijburg droeg zijn steentje bij aan de opleving van de woningvraag. Naast commerciële ontwikkelaars waren ook de corporaties erg actief op IJburg.
Door de bouw van sociale huurwoningen werd de wijk al snel een doorsnee Amsterdamse
buurt met een vergelijkbaar aantal allochtone huishoudens als in de rest van de stad.
Corporaties bouwden in het nieuwe millennium ook veel nieuwe woningen in Nieuw-West
als onderdeel van een grote vernieuwingsoperatie die de wijk gevarieerder moest maken.
Ze klaagden wel over de hoge onrendabele investeringen en de stroperige besluitvorming
van stadsdeelraden. Om de corporaties én andere bouwers tegemoet te komen, besloot
wethouder Stadig met zijn Grote Vereenvoudiging flink te snoeien in de gemeentelijke
bouwvoorschriften. Er hoefde voortaan ook nog maar één keer met elkaar te worden
onderhandelen over de grondprijs en het aantal te bouwen woningen, samengebracht
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
15 / 29
in de zogenaamde ‘bouwenvelop’. Ook werden door de gemeente geen bovenwettelijke
eisen meer aan de kwaliteit van nieuwe woningen gesteld.
N A A R EEN NE T W ERKOR G A NI S AT IE
Waar de vernieuwing in de Bijlmer voornamelijk door Rochdale werd getrokken, speelde
in de Westelijke Tuinsteden Far West een dominante rol. Al voor de millenniumwisseling
hadden vier corporaties besloten hun bezit in deze uitvoeringsorganisatie te bundelen.
Voor de Federatie was dat een bijzonder moment. Bij de bouw van Amsterdam Zuidoost
en de stadsvernieuwing in de vooroorlogse wijken had zij haar leden voorgehouden dat
ze beter hun krachten konden bundelen. Maar de eigen identiteit was telkens een onoverkomelijk struikelblok gebleken. Bij de vernieuwing van Nieuw West lukte het wel.
De keerzijde van die nauwe samenwerking was dat het voortbestaan van de Federatie,
net als in de jaren negentig, ter discussie werd gesteld. De leden vroegen zich af welke
rol voor de koepelorganisatie overbleef nu ze zelf steeds meer kennis en deskundigheid in huis hadden. Uiteindelijk werd de conclusie getrokken dat de Federatie als
netwerkorganisatie nog steeds een toegevoegde waarde had. Leden konden er van
elkaars kennis en ervaring profiteren. Bovendien werd de onderzoekstaak steeds
belangrijker, evenals de bewaking van het imago en de woordvoering over de sector.
Onder leiding van de nieuwe directeur Hans van Harten werd vanaf 2002 verder invulling gegeven aan die nieuwe rol.
Lambertus Zijlplein in Nieuw-West,
2004. Waar de vernieuwing in de Bijlmer
voornamelijk door Rochdale werd getrokken,
speelde in de Westelijke Tuinsteden Far
West lang een dominante rol. Al voor
de millenniumwisseling hadden vier
corporaties besloten hun bezit in deze
uitvoeringsorganisatie te bundelen. Van de
23 vernieuwingsgebieden die in 2001 zijn
aangewezen, zijn er eind 2016 vijf voltooid.
Er zijn dan bijna 9.500 nieuwe woningen
gebouwd en 7.000 gesloopt.
NIE U W E V ERHOUDINGEN ME T DE GEMEEN T E
De Federatie bleef via beleidsovereenkomsten ook namens haar leden afspraken maken
met de gemeente over allerlei actuele thema’s. Zo was er in Bouwen aan de Stad uit
2006 onder meer aandacht voor de bouw van ‘rowo’- en ‘wibo’-woningen: appartementen die rolstoelgeschikt zijn en voldoen aan de principes van wonen in een beschermde
omgeving. Ook duurzaamheid en energiebesparing werden belangrijke onderwerpen,
naast het investeren in maatschappelijk vastgoed als scholen en buurtcentra. Een andere vernieuwing in de overeenkomst was het afschaffen van het begrip ‘kernvoorraad’.
Voortaan maakten gemeente en corporaties afspraken over het aanbieden van voldoende
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
16 / 29
betaalbare woningen aan mensen met een lager inkomen. De invulling ervan werd ook
niet meer per stadsdeel maar per marktgebied gecontroleerd.
Toch bestond Bouwen aan de Stad in de eerste plaats uit een financiële afspraak tussen
de corporaties en het stadsbestuur. De eerste partij ging ermee akkoord dat ze 222
miljoen euro extra aan het gemeentelijke Vereveningsfonds en het Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting af zou dragen. Daarvoor gingen zowel de grondprijzen voor sociale
huurwoningen als de afdracht per verkochte corporatiewoning omhoog. In ruil daarvoor mochten meer sociale huurwoningen worden verkocht. De corporaties spraken in
de beleidsovereenkomst ook af om de fysieke pijler van de stedelijke vernieuwing in de
Westelijke Tuinsteden volledig voor hun rekening te nemen. De sloop-/nieuwbouwoperatie
was in de jaren ervoor goed op gang gekomen, maar de gemeente had aangegeven geen
geld meer te hebben om het hoge tempo van de vernieuwing bij te kunnen houden. Het
leidde tot de historische Parkstaddeal waarbij de corporaties verantwoordelijk werden
voor de complete gebiedsontwikkeling, inclusief de aanpak van de openbare ruimte. De
gemeente beperkte zich tot het opstellen van de randvoorwaarden en bleef verantwoordelijk voor de sociale vernieuwing van dit deel van de stad.
Turkse familie op IJburg, 2008. Bij de
ontwikkeling van IJburg spelen corporaties
een belangrijke rol in de diverse
ontwikkelcollectieven, zoals Waterstad I,
II en III. Een groot deel van IJburg bestaat
uit koopwoningen; volgens een - inmiddels
verlaten - langjarige stedelijke norm was het
aandeel sociale woningbouw vastgesteld op
30 procent.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
17 / 29
2008-2015
Crisis en verhuurderheffing
IN DE GREEP VA N DE CRI SI S
DE KREDIETCRISIS VAN 2008 HAD GROTE INVLOED op de ambities van de corporaties.
Dat gold zowel voor de sloop/nieuwbouwoperatie in de Westelijke Tuinsteden als voor de
bouw van woningen in het algemeen. Waar projectontwikkelaars op grote schaal bouwrechten teruggaven en nieuwbouwprojecten in de koopsector omvormden tot plannen
voor nieuwe vrije sector huurappartementen, bleven corporaties aanvankelijk doorbouwen. Zo waren zij in 2011 nog verantwoordelijk voor driekwart van de nieuwbouwproductie
in de stad. Een flink deel daarvan bestond uit tijdelijke of permanente studentenwoningen
in de Houthavens, de Wenckebachstraat en op de NDSM-werf. Toch bleven ook bij de
corporaties steeds meer opgeleverde koopappartementen in Nieuw-West leegstaan.
Noodgedwongen maakten de corporaties een pas op de plaats.
Door het uitblijven van nieuwbouw legde de gemeente de voorbereiding van veel projecten stil. Zo werd de tweede fase van IJburg uitgesteld. Om het groeiende tekort in het
Vereveningsfonds aan te pakken, deed de gemeente bovendien opnieuw een beroep op de
corporaties. In 2010 werd in een vervolgovereenkomst op Bouwen aan de Stad afgesproken dat nog eens 225 miljoen euro extra aan de gemeente zou worden afgedragen. De
corporaties mochten in ruil daarvoor nog eens tienduizend sociale huurwoningen extra
verkopen, waarvan de helft onder de Koopgarant-regeling zou vallen en als betaalbare
koopwoning voor de stad behouden bleef. Ook kregen de corporaties subsidies voor het
energiezuinig maken van hun woningen.
1917
1950
1980
1994
2000
Tuinaanleg door nieuwbouwbewoners van
de Tilanusstraat in 2011. Stadstuinieren is in
opkomst. In de crisisjaren worden ook veel
langdurig braakliggende bouwterreinen door
‘stadsboeren’ benut.
2008
2015
2017
18 / 29
C ORP OR AT IE S IN HE T DEF EN SIEF
De crisis op de woningmarkt zorgde er eveneens voor dat risicovolle investeringen van
corporaties onder het vergrootglas kwamen te liggen. Zo raakte in Rotterdam woningcorporatie Woonbron in opspraak door grote verliezen bij de herontwikkeling van een
voormalig cruiseschip tot hotel en opleidingsplek voor jongeren. De Maastrichtse woningcorporatie Servatius moest zelfs stoppen met de bouw van een prestigieuze universiteitscampus, omdat het ontwerp miljoenen euro’s duurder uitviel dan was verwacht. Dat
deze projecten mede op aandringen van gemeenten door corporaties waren opgepakt,
deed aan de publieke verontwaardiging weinig af.
Het wantrouwen tegen de corporaties werd nog groter toen het Openbaar Ministerie in
2012 aankondigde topman Hubert Möllenkamp van Rochdale te vervolgen wegens fraude
en het omkopen van zakenpartners. Het dreigende faillissement van Nederlands grootste
woningcorporatie Vestia als gevolg van speculatie met derivaten leidde in hetzelfde jaar
ook tot het instellen van een parlementaire enquête naar het functioneren van de corporatiesector. Binnen de Federatie hadden tegen die tijd de meeste leden onder leiding
van de in 2008 aangetreden voorzitter Ankie Verlaan al nadrukkelijk afstand genomen
van het wangedrag van deze kleine groep medebestuurders. In brede kring werd erkend
dat in de sector sprake was van een cultuurprobleem en de bakens moesten worden
verzet. Het hielp daarbij dat in de Amsterdamse corporaties in die periode een nieuwe
generatie van topmannen en -vrouwen aantrad die weinig op had met de soms risicovolle
avonturen van hun voorgangers. Er heerste daardoor binnen de Federatie het gevoel dat
een nieuwe start kon worden gemaakt.
Klarenstraat 2013. Het klusproject
Klarenstraat was onderdeel van
een ingrijpende vernieuwing van de
Staalmanpleinbuurt in Nieuw-West. De
portiekflat zou aanvankelijk worden gesloopt.
De Alliantie besloot echter in 2009 de veertig
appartementen te verkopen als kluswoningen
om op deze manier een andere groep
bewoners naar de wijk te trekken. Dat is
gelukt.
HE T SP EELV EL D BEP ERK T
De parlementaire enquête en de rechtszaken tegen frauderende corporatiedirecteuren
hadden een groot effect op de corporatiesector. Zo kwam er onder leiding van minister
Blok in 2015 een nieuwe Woningwet waarin wordt bepaald dat woningcorporaties zich
voortaan concentreren op de bouw van sociale huurwoningen. Nieuwe koopwoningen
moeten aan marktpartijen worden overgelaten. Corporaties mogen alleen nog middeldure huurwoningen bouwen als beleggers het op een bepaalde plek laten afweten en
gemeenten hen om deze investeringen verzoeken. Op grond van Europese regels moeten
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
19 / 29
deze zogenaamde ‘niet-DAEB’-activiteiten dan wel administratief of juridisch van het andere werk worden gescheiden. De nieuwe wet regelt ook dat corporaties bij de verhuur
van woningen hun bezit voortaan ‘passend’ moeten toewijzen. Huurders die hun recht
op huurtoeslag willen behouden, mogen geen woning meer betrekken met een huur die
hoger is dan de zogenaamde aftoppingsgrens.
GR OEIENDE DRUK OP DE W ONINGM A RK T
In de nieuwbouw waren in die jaren de veranderde verhoudingen al zichtbaar geworden. Het waren na 2012 niet meer de corporaties maar de wat kleinere ontwikkelaars,
institutionele beleggers en zelfbouwers die de productie nog enigszins op peil hielden.
Corporaties kónden ook niet veel meer investeren, omdat het kabinet hen sinds 2013 via
een verhuurdersheffing verplicht bij te dragen aan de vermindering van de staatsschuld.
In totaal gaat het daarbij om een bedrag dat tot 2017 op kan lopen tot 1,7 miljard euro en
door alle verhuurders met meer dan tien woningen moet worden opgebracht.
Het aantal woningen dat in de crisisjaren bij werd gebouwd – slechts 6000 stuks tussen
2010 en 2014 – was wel te laag om de groei van de stad op te kunnen vangen. Jaarlijks
kwamen (en komen) er in Amsterdam gemiddeld tienduizend nieuwe inwoners bij. De
druk op de woningmarkt werd daardoor almaar groter met langere wachtlijsten als
resultaat. Wethouder Freek Ossel probeerde met een vereenvoudiging van de woonruimteverdeling en het toestaan van woningverloting mensen sneller aan een huis te helpen.
Maar in de praktijk nam de doorstroming in de sociale huursector in Amsterdam steeds
verder af, met ongeveer 6.000 verhuringen in 2015 (exclusief studentenwoningen). Tien
jaar eerder lag dit aantal nog op ruim 10.000 stuks.
Nieuwendam-Noord 2012. In deze
muurschildering is de aankondiging van de
sloop van de flat verwerkt. De nieuwe naam
voor deze wijk is de Waterlandpleinbuurt.
Voor veel jongeren bleek woningdelen een van de weinige mogelijkheden om toch een
dak boven hun hoofd te krijgen. Het stadsbestuur besloot strenge regels in te voeren om
overbewoning tegen te gaan. Het wonen in de populaire stadsdelen kwam steeds verder
onder druk te staan door de toename van vakantieverhuur aan toeristen via online platforms als Airbnb. Amsterdam probeerde ook deze ontwikkeling te reguleren met strikte
voorwaarden en afspraken met de mensen achter het online platform, met wisselend
succes. Handhaving groeide in deze jaren uit tot een van de belangrijkste gemeentelijke
taken op woongebied.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
20 / 29
2015-2017
Voorbij de crisis
NIE U W E T I JDEN
NA 2014 BEGON DE WONINGMARKT WEER TEKENEN van herstel te vertonen. De
economie trok aan en marktpartijen namen bijna tweemaal zoveel woningen in ontwikkeling als het jaar ervoor. In de eerste drie kwartalen samen werden bovendien net
zoveel woningen verkocht als in 2008 toen de financiële crisis begon. De stad kreeg in
2014 ook een nieuw bestuurscollege waarin voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog
de PvdA niet is vertegenwoordigd. In de Federatie nam dat jaar oud-stadsdeelbestuurder
Egbert de Vries als nieuwe directeur het stokje over van Hans van Harten. Twee jaar later
kreeg de Federatie ook een nieuwe voorzitter in de persoon van Khalid Boutachekourt.
Jan Evertsenstraat 2014. Door de
financiële crisis zijn veel sloopplannen
uitgesteld of afgelast. Voor de zogeheten
acht Knijtijzerpanden was in 2010 een
sloopvergunning afgegeven. Rochdale besloot
in 2013 de panden niet te slopen maar op
sobere wijze te renoveren. Kosten: € 25.000
per woning.
Ondanks alle personele wisselingen bleef in de onderhandelingen over een nieuwe
beleidsovereenkomst de ongedeelde stad het belangrijkste uitgangspunt. De Huurdersvereniging Amsterdam deed ditmaal van begin af aan met de gesprekken mee.
Betaalbaarheid van sociale huurwoningen werd het centrale thema in de Samenwerkingsovereenkomst voor de jaren 2015-2019.
Daarnaast spraken de partijen met elkaar af dat de woningcorporaties jaarlijks 1200
sociale huurwoningen nieuw zullen bouwen en investeren in het verduurzamen van de
woningvoorraad. Die bouwambitie is door de corporaties en de huurdersvereniging eind
2016 al weer bijgesteld naar een tweemaal zo grote woningproductie. Het illustreert de
trendbreuk van na de crisis waarbij de sociale huurwoningvoorraad na jaren van sloop
en verkoop niet meer afneemt maar stabiel blijft en op termijn zelfs weer kan groeien. In
de Samenwerkingsovereenkomst is dan ook een dynamisch evenwicht afgesproken van
162.000 sociale huurwoningen voor huishoudens met een jaarinkomen onder € 35.739
(prijspeil 2016). Driekwart van de nieuw te verhuren woningen wordt bovendien aan-
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
21 / 29
geboden met een huurprijs onder de aftoppingsgrens. Maximaal dertig procent komt
daarbij ten goede aan kwetsbare groepen, zoals statushouders, voormalig daklozen en
bewoners met een beperking.
EEN TOEG A NK EL I JK E EN BE TA A L B A RE W ONING V O ORR A A D
Aan de wijkaanpak en de nieuwbouw van maatschappelijk vastgoed, twee belangrijke
thema’s in eerdere beleidsovereenkomsten, zijn in de nieuwe Samenwerkingsovereenkomst weinig woorden meer gewijd. In 2007 kreeg de sociale vernieuwing van achterstandswijken met het aantreden van minister Vogelaar nog een impuls, als vervolg
op eerdere leefbaarheidsinvesteringen van corporaties. Door bezuinigingen tijdens de
crisisjaren en een vernietigende evaluatie door het Sociaal en Cultureel Planbureau
raakte de wijkaanpak na 2013 echter uit beeld. Door hun sterk afgenomen financieringsmogelijkheden hadden de corporaties in 2012 al moeten terugkomen op hun eerdere
Parkstaddeal. De bouw van maatschappelijk vastgoed én de hele planvorming voor de
sloop en nieuwbouw van woningen in de Westelijke Tuinsteden waren daardoor weer een
verantwoordelijkheid van de gemeente geworden. Door de toegenomen waardering voor
de erfenis van de wederopbouwperiode en de enorme druk op de sociale woningvoorraad ligt in de achterstandswijken de nadruk op dit moment ook eerder op renovatie van
woningen dan op sloop.
Oostpoort 2014. Corporaties bouwen veel
woningen voor speciale doelgroepen. Zo
realiseerde Ymere in het nieuwe stadshart
van Amsterdam Oost een complex voor een
woongroep met Chinese ouderen.
Nieuwe beleidsvoornemens uit Den Haag zullen ook in de toekomst de afspraken tussen
gemeente, corporaties en de huurdersvereniging blijven beïnvloeden. Bij maatregelen
die de corporatiesector kleiner maken, zullen ministers geconfronteerd worden met
gezamenlijk verzet vanuit Amsterdam. Als het kabinet tegemoet komt aan wensen vanuit
de stad, zal juist sprake zijn van goede samenwerking. Denk aan de tijdelijke huurcontracten voor jongeren die mede op verzoek van de Amsterdamse corporaties sinds juli
2016 kunnen worden afgesloten. Deze vijfjarencontracten geven deze groep niet alleen
een betere kans op een betaalbare huurwoning, maar zorgt ook voor een grotere doorstroming in de sociale sector.
Wat de komende jaren niet zal veranderen, is het gemeenschappelijk streven naar een
toegankelijke en betaalbare woningvoorraad voor mensen die ervan afhankelijk zijn. De
Amsterdamse woningcorporaties blijven daarin een belangrijke rol spelen en zullen
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
22 / 29
met allerlei nieuwe initiatieven van zich laten horen. Dan gaat het bijvoorbeeld om het
huisvesten en integreren van vluchtelingen in bijzondere woonprojecten of het bedenken
van nieuwe woonvormen voor ouderen en zorgbehoevenden. Andere voorbeelden zijn
de transformatie van kantoren en de verduurzaming van de Amsterdamse woningvoorraad. Na honderd jaar samenwerken aan een betere stad is de blik van de gezamenlijke
corporaties opnieuw op de toekomst gericht.
Sportveld met op de achtergrond het complex
Titaan (Eigen Haard) aan de Wiltzanglaan
in de Kolenkitbuurt. De Titaan, opgeleverd
in 2015, bevat 57 sociale huurwoningen
en 56 vrije sector huurwoningen met
parkeerplaatsen.
1917
1950
1980
1994
2000
2008
2015
2017
23 / 29
Leden Federatie
De Alliantie
DUWO
2003
Stichting Goed Wonen
2005
De Alliantie (2001)
Atrium (1997), sinds 2006 de Alliantie Gooi
& Vechtstreek
DUWO (1995)
Amsterdamsche Woningstichting
De Dageraad (1916), sinds 2006 de Alliantie
Amsterdam
Stichting Woningbouw Almere en Zeewolde
(1975), later Groene Stad Almere (1987), sinds
2006 de Alliantie Flevoland
Gemeentelijk Woningbedrijf Amersfoort,
later SCW (1947), sinds 2006 de Alliantie
Eemvallei
Protestantse Woningbouw Vereeniging
(1918), later PWV Wonen
2006
Gemeentelijk
Woningbedrijf
Maarn
Woningbouwvereniging Amsterdam-Zuid
(1911)
1997
Gemeentelijk
Woningbedrijf
Hoevelaken
Woningbouwvereniging H.IJ.S.M.
(1912), later Wbv. Amsterdamsch
Spoorwegpersoneel
1974
Gemeentelijk
Woningbedrijf
Eemnes
1997
Woningbouwvereniging van Erfgooiers
(1914)
SSH-VU/Uilenstede,
later Intermezzo
Stichting Huisvesting der TH. Studenten
(1945), later Stichting Delftse Studentenhuisvesting
Hof van Delft (1916)
Woningbouwvereniging St. Joseph
Woningbouwvereniging Huizen (1913)
24 / 29
Habion
Woningstichting Eigen Haard
(2011)
2011
Stichting Woongroep Holland
(2000)
Woningstichting Eigen Haard
2009
2006
2005
Woningstichting Ouder-Amstel
Amsterdamse Woningbouwvereniging
Ons Huis (1916-1918)
2001
Woningbouwvereniging Aalsmeer (1983)
1996
Gemeentelijk Woningbedrijf Aalsmeer
(1925)
1996
R.K. Bouwvereeniging Dr. Schaepman
(1907)
1992
Stichting Woningbedrijf Uithoorn
(1994)
Habion (2002)
Woningstichting Schiphol (1947)
LHBB bouwstichting voor ouderen (1994)
Woningbouwvereniging Patrimonium
(1919)
Landelijk Hervormde Bouwstichting voor
Bejaarden (1952)
Woonpalet
Woningstichting Amstellanden
(1998)
St. Lodewijk (1959)
Woningbouwvereniging St. Urbanus
(1919)
Stichting Eigen Haard Olympus Wonen
(2002), later Woningstichting Eigen Haard
2006
De Pastoriehof
St. Joseph (1936)
Woningbouwvereniging Amstelland
(1913)
Woningstichting Olympus Groep (2000)
Coöperatieve Woningbouwvereniging
Ons Belang (1915)
Amsterdamse Coöperatieve Onderwijzers
Bouwvereeniging (1907), later ACOB
Woningstichting Labor (1933)
Amsterdamse Vereeniging tot het bouwen
van arbeiderswoningen (1875)
Woningbouwvereniging Eigen Haard (1909)
25 / 29
Woonstichting De Key (1996)
Vereniging Onze Woning (1989)
Woonstichting De Doelen (1990)
Woningbouwvereniging Het Westen (1910)
Bouwmaatschappij tot verkrijging van
eigen woningen (1868)
Stichting Onze Woning (1919)
Woningstichting Rochdale (2004)
Stichting Lieven de Key (1970)
Stichting Studenten Huisvesting
Amsterdam (1945)
2006
Coöperatieve Bouwvereniging Rochdale
(1903)
Algem
Woningstichting Nieuw Amsterdam (1981)
Algem
1994
Woningstichting Patrimonium Purmerend
(1983)
1990
Woningstichting Patrimonium
Kennemerland (1990)
1978
Woningbouwvereniging Diemen Vooruit
Woningstichting Patrimonium (1972)
Woningstichting Patrimonium Amsterdam
(1911)
Woningstichting Patrimonium Zaandam
(1918), later Patrimonium ZaanstadWaterland
26 / 29
Woonzorg Nederland
Stadgenoot (2008)
2000
1975
Woonzorg Nederland (1996)
Woningbouwvereniging Het Oosten
(1911)
Algemene Woningbouw Vereniging
Landelijke Katholieke Bouwstichting voor
Bejaarden (1950)
Vereeniging Amsterdamsch Bouwfonds
(1905)
Nederlandse Centrale voor Huisvesting van
Bejaarden (1950)
Algemeene Woningbouw Vereeniging (1910)
Humanistische Bouwstichting
Bejaardenhuisvesting (1966)
Algemene Coöperatieve
Arbeidersbouwvereniging
Ymere (2008)
Stadsherstel NV (2000)
Bouwvereniging Patrimon
De Woningbouw Weesp
2014
NV Amsterdamse Maatschappij tot
Stadsherstel (1956)
Ymere (2004)
Woonmaatschappij (2006)
Woonmaatschappij de Vaart (1996), later
Woonmaatschappij Haarlemmermeer
Woningbouwvereniging Zomers Buiten
(1917), later Woonmaatschappij
Amsterdam
A
Woonmaatschappij Haarlem (2002)
Gemeentelijke Woningdienst (1915), later
Woningbedrijf Amsterdam
Woningbouw Vereniging Almere (1979),
later Woningstichting Wonen voor Allen
Amsterdamsche Coöpera
vereeniging Samenwerk
Algemene Coöperatieve
Arbeidersbouwvereniging
R.K. Woningbouwvereniging
St. Anthonius van Padua (ca.1910), later
Woningstichting Haarlemmermeer
Bouwvereniging Patrimonium
Woningbouwvereniging De Vonk (1990),
later Woonmaatschappij De Vonk
Gemeentelijk Woningbedrijf Haarlem, later
Woonmaatschappij ‘t Sant
Woningbouwvereniging St. Bavo (1974)
R.K. Woningbouwvereniging St. Jozef
(1922)
Woningbouwvereniging D
woning (1920)
Gemeentelijk Woningbedrijf
Haarlemmermeer, later Woonmaatschappij
de Vaart
R.K. Woningbouwvereniging op
coöperatieve grondslag St. Bavo (1915)
Vereniging tot verbetering van
volkshuisvesting St. Bavo (1918)
27 / 29
Stichting Cordaan
Buitengewone leden Federatie
Stadsherstel NV (2000)
NV Amsterdamse Maatschappij tot
Stadsherstel (1956)
Amsterdams Monumenten Fonds (1992)
79),
llen
Amsterdamsche Coöperatieve Woningvereeniging Samenwerking (1908)
Woningbouwvereniging De Goede
woning (1920)
Stichting Cordaan
2007
Stichting AGO (1931)
Stichting Cordaan (2006)
Stichting Samenwerkende Tehuizen (1969),
later Stichting Verenigde Amstelhuizen
Stichting Werkgemeenschap
Orthopedagogische Zorg (1980), later
Stichting IJlanden
28 / 29
Verantwoording
Het verhaal over de historie van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties werd
geschreven door NUL20- journalist Jaco Boer.
Dat heeft hij gedaan mede aan de hand van interviews met betrokken bestuurders en
directeuren van de Federatie. Het geheel geeft zicht op het verloop van de samenwerking tussen de woningcorporaties in de afgelopen eeuw en hun inzet voor de sociale
huisvesting van, door de jaren heen, miljoenen Amsterdammers.
C OLOFON
UITGAVE
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
Postbus 9959
1006 AR Amsterdam
020 - 346 03 60
[email protected]
www.afwc.nl
TEKST
Jaco Boer
ONTWERP
Imaginist
FOTOGRAFIE
Pagina 2 t/m 7: fotograaf onbekend;
uit collecties Stadsarchief
en Instituut voor Sociale Geschiedenis
Pagine 8 t/m 23: Nico Boink
PRODUCTIE
Fred van der Molen Producties
DATUM
Maart 2017
29 / 29