Transcript programma

27.01.17 | 20:00 | Kraakhuis A royal entertainment: an evening in 18

th

century London theatres

Attilio Ariosti (1666 - 1729), uit ‘Coriolano’ (1723):

- Ouverture – Presto - scena & aria ‘Voi d’un figlio tanto misero’ - aria ‘Io spero che in quei guardi’

William Babell (1689/1690 - 1723), Concerto nr. 2 (opus 3 - ca. 1712):

Adagio – Allegro – Adagio - Allegro

Georg Friedrich Händel (1685 - 1759), uit ‘Giustino’ (1737):

- - aria ‘Può ben nascer’ recitatief & aria ‘Belristoro’

Händel, uit ‘Rinaldo’ (1711):

- aria ‘Venti, turbini’

- pauze Babell, Sinfonia in A (ca. 1718): Ouverture –

Presto – Andante – Allegro – Adagio - Vivace

Händel, uit ‘Tolomeo’:

- recitatief ‘Inumano fratel’ - aria ‘Stille amare’

Ariosti, uit ‘I Gloriosi Presagi di Scipione Africano’ (1704):

- recitatief & aria ‘Bella lascia ch’io parta’

Ariosti, uit ‘La Madre dei Maccabei’ (1704):

- aria ‘Benché l’ultimo al tormento’

Ariosti, uit ‘Aquilio consolo’ (1724):

- aria ‘Rinasce amor’

Ensemble Odyssee Filippo Mineccia

, contratenor

Georg Fritz

, hobo 1, blokfluit

Yongcheon Shin

, hobo 2

Anna Stegmann

, blokfluit

Inga Maria Klaucke

, fagot, blokfluit

Een avond in het Londen van de achttiende eeuw

Dat Italië gold als hét land van de kunst en van de muziek, was een welbekend gegeven voor haast elke jongeman in het Europa van de late zeventiende eeuw. Een reis naar Italië was dan ook een belangrijke stap in de opvoeding van de gegoede jeugd. Ook wie naam wilde maken in de kunst had geen andere keuze dan naar Italië te trekken. Zeker wie zich wilde bekwamen in de opera, het nieuwe genre dat op een halve eeuw tijd zowat het hele Italiaanse schiereiland had veroverd. Een Duitse jongeling uit Halle, een zekere

Georg Friedrich Händel

, wilde muzikant worden. Hij was maar net eenentwintig jaar oud toen hij in 1706 in Rome arriveerde, waarschijnlijk op voorspraak van een lid van de Medici familie die zijn talent had opgemerkt. Hij kreeg er de kans om de smaak van het Romeinse publiek te leren kennen en hij schreef er enkele bijzondere cantates alsook zijn eerste opera ( Londen.

Agrippina)

. Maar Händel bleef niet lang. In 1710 vertrok hij weer en aan het thuisfront dongen verschillende hoven naar zijn diensten. Hannover overtuigde Händel bijna, maar een nog beter aanbod lokte hem uiteindelijk het Kanaal over, naar Eva Saladin, Rie Kimura, Elicia Silverstein

, viool 1

Ivan Iliev, John Ma, Holly Harman

, viool 2

Nadine Henrichs & David Alonso Molina

, altviool

Agnieszka Osza ń ca

, cello

Carina Cosgrave

, violone

Giulio Quirici

, theorbe

Andrea Friggi

, clavecimbel

Londen had op dat moment niet diezelfde muzikale aantrekkingskracht als Rome of Venetië, maar had desondanks veel te bieden aan een jonge componist. Het Londense publiek had nog maar net kennis gemaakt met de Italiaanse opera en keek ernaar met een mengeling van weerzin en fascinatie. Sinds de Restoratie in 1660 had het Engelse publiek immers een duidelijke voorkeur voor de Franse muziekstijl, al was de Italiaanse stijl zeker ook bekend bij het publiek. Op het moment dat Händel voor het eerst voet op Engelse bodem zette, had Londen al enkele experimenten met Italiaanse opera achter de rug. In 1705 opende John Vanbrugh ‘The Queen’s Theatre’. Na enkele successen met Italiaanse pasticcio’s (opera’s die waren samengesteld uit reeds bestaande aria’s en recitatieven van verschillende componisten) die hij naar het Engels had laten vertalen, besloot hij op dat spoor verder te gaan. Echter zonder succes, want niet lang daarna ging het theater failliet. Toch had het publiek de smaak van het nieuwe genre te pakken. In 1708 nam Owen Swiney de leiding van het theater over. Hij engageerde de meest befaamde Italiaanse zangers die hij maar te pakken kon krijgen, en liet hen de opera’s in het Italiaans uitvoeren. Precies op dat moment werd Händel aangezocht om

nieuwe opera’s te schrijven. Hij was de perfecte kandidaat. Hij was jong en gek genoeg om in deze ervaring te investeren en had ook voldoende expertise opgedaan in Italië.

Rinaldo

, zijn eerste opera voor het Engelse publiek, kwam uit in 1711 en werd een succes zonder voorgaande – ook al bleek nadien dat de inkomsten de hoge uitgaven voor deze extravagante voorstelling uiteindelijk niet dekten. In de daaropvolgende jaren groeide de interesse in opera en Händel richtte samen met anderen een organisatie op die het nieuwe genre moest ondersteunen: de ‘Royal Academy of Music’. Een gouden periode brak aan. Händel verzamelde elke keer opnieuw een formidabele cast voor zijn producties, met de beste Italiaanse zangers van het moment. Naast Händel waren er nog twee andere componisten verbonden aan de Academy: Giovanni Bononcini en

Attilio Ariosti

Londense publiek veroverd. . Daarmee had de Italiaanse opera definitief het Bononcini was waarschijnlijk de meest bekende operacomponist van zijn tijd en verleende de Academy dan ook een uitstekende naam. Dat had te maken met het feit dat de Londense smaak neigde naar die van Rome, vanwaar Bononcini afkomstig was. Ariosti daarentegen had een heel andere achtergrond. Hij was een monnik die tegelijk als reizende diplomaat ten dienste stond van verschillende Europese hoven en werkte als componist, dichter en instrumentalist. Zijn postume faam is vooral verbonden aan de werken die hij schreef voor de viola d’amore, een instrument dat hij zelf ook meesterlijk bespeelde. Waarschijnlijk ten gevolge van een diplomatieke intrige verhuisde Ariosti in 1716 naar Londen, waar hij in het orkest van Händel terecht kwam. Een jaar later schreef hij

Tito Manlio

, zijn eerste Engelse opera, die hem de nodige erkenning opleverde om toe te treden tot de Academy. Ondanks zijn drukke diplomatieke activiteiten vond hij voldoende tijd om enkele opera’s te componeren. Vooral de exuberante orkestratie en de ongebruikelijke harmonische wendingen maakten hem populair bij het Londense publiek.

Caio Marzio Coriolano

(1723) is Ariosti’s meest uitdagende en meest bekende werk uit die periode. Een goed voorbeeld van Ariosti’s inventiviteit is te horen in een lang accompagnato recitatief in de derde acte. Het hoofdpersonage, destijds vertolkt door de beroemde castraat Senesino, beweent zijn lot in de gevangenis, daarbij gebruik makend van extravagante en harmonische modulaties. Het resultaat is een scène die een diepe indruk naliet op het publiek. Toch raakte het publiek in de jaren erna, ondanks de samenwerkingen met Händel en Bononcini, uitgekeken op de muziek van Ariosti. Dat had allicht te maken met zijn onvermogen om zich aan te passen aan een steeds veranderende smaak.

Vespasiano

(1724) werd maar matig gesmaakt. De daaropvolgende opera de pasticcio

Dario Aquilio Consolo

zelf in werden opgenomen. (1725) vertoont een verrassende gelijkenis met de stijl van Händel. Hetzelfde geldt voor (1724), waar ook enkele composities van Händel Instrumentale muziek raakte in die tijd meer en meer beïnvloed door het operagenre. De blokfluit was het meest populaire instrument onder niet professionele muziekliefhebbers en was tevens hét perfecte instrument om indruk te maken op het publiek, omwille van het sprankelende hoge register.

Tussen de opera-aktes voerde men instrumentale muziek uit, terwijl het publiek wat rondwandelde, iets at, converseerde of een spelletje kaart speelde: het uitgelezen moment voor solo-concerti. Componisten als

William Babell

of Robert Woodcock schreven heel wat concerti met dit doel in gedachten. William Babell was in de eerste plaats bekend omwille van zijn betoverende klavecimbelspel. Hij publiceerde ook heel wat klavecimbel-arrangementen van populaire aria’s van Händel, waar hij overdadige versieringen aan toevoegde. Zijn zes blokfluitconcerti werden postuum gepubliceerd en waren allicht bedoeld als tussenspel tussen twee aktes van een opera. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor zijn recent ontdekte

sinfonia

. Hierin krijgt de klavecimbel trouwens, voor de eerste keer, een echte solopartij.

DO | 02.02.17 | 20:00 | KRAAKHUIS

CATALINA VICENS Recital voor zingende claviciniste

ZA | 04.02.17 | 20:00 | ALLE ZALEN

VOYAGES AU BOUT DU PIANO #2 Lange pianonacht

DO | 16.02.17 | 20:00 | KRAAKHUIS

GOEYVAERTS STRIJKTRIO & VOX LUMINIS Gescheiden werelden in harmonie gebracht

BESPREEKBUREAU

MUZIEKCENTRUM DE BIJLOKE GENT 
 J. KLUYSKENSSTRAAT 2, 9000 GENT 09 323 61 00 
 DI – VR 13:00 – 17:00

ZA | 18.02.17 | 20:00 | CONCERTZAAL

SYMFONIEORKEST VLAANDEREN Exotisme, Bolero

VR | 24.02.17 | 20:00 | CONCERTZAAL

BRUSSELS PHILHARMONIC, VLAAMS RADIOKOOR & JEAN-YVES THIBAUDET - Stravinsky, MacMillan

ZO | 26.02.17 | 15:00 | CONCERTZAAL

B’ROCK Vivaldi, Reich, Ligeti WWW.DEBIJLOKE.BE TEKST PROGRAMMABOEKJE Andrea Friggi/Annemarie Peeters / V.U. Geert Riem 
 © MUZIEKCENTRUM DE BIJLOKE GENT 
 Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be). Bloemen voor de artiesten worden aangeboden door Gentse bloemenzaak Bluet – fair flowers, plants & design.