Externe veiligheid

Download Report

Transcript Externe veiligheid

Rijkswaterstaat

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Kenniscentrum InfoMil

Externe veiligheid

8 januari 2017

Inhoudsopgave

Externe veiligheid

Externe veiligheid Gevoelige functies

Maatregelen

Bestemmingsplan en Veiligheid

Beleid, wet-en regelgeving Beleid

Wet- en regelgeving

Relevante ontwikkelingen

Jurisprudentie Verwijzingen

Colofon

13 21 22 22 25 3 4 4 5 6 12 12

Externe veiligheid

• • • Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waar een ongeval kan plaatsvinden met gevaarlijke stoffen en een ongeval als gevolg van vliegtuigen op of nabij luchthavens, waardoor mensen - die verder niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen. Hiervoor wordt meestal uitgegaan van het begrip risico, als combinatie van kans en effect. In zeer beperkte situaties is het effect bepalend (voornamelijk bij vuurwerk en munitie).

De reikwijdte van het begrip externe veiligheid is in die zin beperkt dat uitsluitend naar slachtoffers ‘buiten de poort' wordt gekeken. In deze afbakening van het begrip externe veiligheid zit echter ook de link met de ruimtelijke ordening: de relatie tussen de risicovolle activiteit en haar omgeving. Onder andere de vuurwerkramp in Enschede (13 mei 2000) heeft aangetoond hoeveel impact een ongeval op haar omgeving kan hebben.

Volgens het beleid van de rijksoverheid gaat het bij externe veiligheid altijd om situaties waarbij gevaarlijke stoffen en/of vliegtuigen nabij luchthavens betrokken zijn. Andere calamiteiten, zoals bijvoorbeeld een dijkdoorbraak, valt niet onder het beleidsterrein van externe veiligheid.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt in: externe veiligheid voor inrichtingen en externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen externe veiligheid voor luchthavens Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader.

Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het zgn.

plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast is er specifieke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie. Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingspan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bevb). Voor luchthavens is specifiek beleid, dat deels nog in ontwikkeling is.

Een uitgebreider overzicht van de relevante wetgeving en een toelichting hierop is opgenomen in paragraaf Beleid, Wet- en regelgeving.

Het externe veiligheidsbeleid omvat de volgende onderdelen:

Ruimtelijke scheiding

De kern van het externe veiligheidsbeleid is ruimtelijke scheiding aanhouden (zoneren) tussen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en risicobronnen. Hiervoor is het noodzakelijk dat te verlenen besluiten over omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen onderling goed op elkaar zijn afgestemd. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid). De aan te houden veiligheidsafstanden zijn meestal gebaseerd op (berekende) risico's en soms op te verwachten effecten bij een calamiteit (voor ontplofbare stoffen zoals vuurwwerk en munitie). Voor de afstanden die zijn gebaseerd op risico's worden normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd. Het groepsrisico's is een richtwaarde en het beleid hiervoor zal zich in de toekomst verder ontwikkelen. Zie hiervoor ook de paragrafen Bestemmingsplan en Beleid, Wet- en regelgeving.

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 3

Inventariseren en saneren

Belangrijk is om te inventariseren of voor bestaande risicobronnen voldoende afstand tot (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt aangehouden. Indien noodzakelijk moet het proces in gang worden gezet voor wijziging van de ongewenste situatie.

Zie ook de paragrafen Bestemmingsplan en Beleid, Wet- en regelgeving.

Externe veiligheid

De kern van externe veiligheidsbeleid is ruimtelijke scheiding aanhouden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn onder andere bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Gevoelige functies

Gevoelige functies in het kader van externe veiligheid zijn de zogenaamde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het gaat hierbij om de volgende functies: • • • • • • • • • Kwestbare objecten: • Woningen, woonschepen en woonwagens gebouwen waarin minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten al dan niet een gedeelte van de dag verblijven, zoals: ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen scholen kinderopvang gebouwen waarin grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven, zoals: kantoren en hotels van meer dan 1.500 m 2 bruto vloeroppervlakte complexen met meer dan 5 winkels en een gezamenlijk bruto vloeroppervlakte van meer dan 1000 m 2 winkels met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m 2 , als daar een supermarkt, hypermarkt of warenhuis in gevestigd is kampeer- en recreatieterreinen voor verblijf van meer dan 50 personen • • • • • • • • Beperkt kwetsbare objecten: • • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare dienst- en bedrijfswoningen van derden kantoorgebouwen en hotels van minder dan 1.500 m 2 bruto vloeroppervlakte restaurants waarbij geen grote aantallen mensen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn winkels van minder dan 2.000 m 2 (behalve die onderdeel uitmaken van een complex met meer dan 5 winkels) sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen kampeer- en recreatieterreinen voor verblijf van minder dan 50 personen gebouwen waarin geen grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven, zoals: kantoren en hotels van meer dan 1.500 m 2 bruto vloeroppervlakte complexen met meer dan 5 winkels en een gezamenlijk bruto vloeroppervlakte van meer dan 1000 m 2 Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 4

• • • winkels met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m 2 , als daar een supermarkt, hypermarkt of warenhuis in gevestigd is objecten die met bovenstaande objecten gelijk te stellen zijn objecten van hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of gebouw met vluchtleidingsapparatuur.

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen heeft het (Wabo) bevoegde gezag de mogelijkheid om kwetsbare objecten aan te wijzen.

Maatregelen

Om ruimtelijke scheiding tussen de risicobronnen en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten te realiseren heeft het nemen van maatregelen bij de risicobron de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is moeten maatregelen in de omgeving van de risicobron worden genomen.

Om ruimtelijke scheiding tussen de risicobronnen en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten te realiseren heeft het nemen van maatregelen bij de risicobron de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is moeten maatregelen in de omgeving van de risicobron worden genomen.

Bij het voorbereiden van besluiten (omgevingsvergunning en een ruimtelijk besluit, zoals het bestemmingsplan) moet altijd afgestemd worden met de andere instrumenten die de overheid heeft om de omgeving te beschermen tegen nadelige effecten van ongevallen. Dit zijn met name de (internationale) verplichtingen die gelden aan het transport van gevaarlijke stoffen, eisen die gelden voor arbeidsveiligheid, en het beleid c.q. afspraken die gelden ten behoeve van brandpreventie/ bestrijding. Deze instrumenten versterken elkaar, om zodoende de veiligheid te waarborgen.

Maatregelen aan de bron

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het instrument om de risico's en effecten van inrichtingen (bedrijven) zoveel mogelijk te elimineren of te minimaliseren. Volgens de Wabo moet altijd de beste beschikbare techniek (BBT) worden voorgeschreven in de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen. Voor steeds meer bedrijfsactiviteiten wordt de (internationale) kennis over de meest veilige en minst milieubelastende technieken ontsloten door middel van BBT- documenten. Veel PGS-publicaties (Publicatiereeks gevaarlijke stoffen) zijn aangewezen als BBT document . Voor bedrijfsactiviteiten waarvoor geen BBT-document beschikbaar is, moet het bevoegde gezag zelf beoordelen welke maatregelen noodzakelijk zijn. Als blijkt dat de veiligheid onvoldoende gewaarborgd kan worden, wordt een aanvraag om vergunning geweigerd.

Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen heeft de gemeente in het kader van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) de bevoegdheid om op wegen binnen de gemeentegrenzen een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vast te stellen. Voor verandering van het gebruik van buisleidingen c.q. initiatieven voor ingebruikname van nieuwe buisleidingen, moet er door de gemeente contact worden gelegd met de eigenaar/beheerder. Door in een vroeg stadium de situatie te bespreken, kunnen maatregelen worden genomen om het risico (en daarmee de aan te houden afstand) zo beperkt mogelijk te houden en de buisleiding in te passen in de overige ruimtelijke ontwikkelingen. Voor complexe situaties bij bedrijven of transportroutes moet risico-onderzoek worden uitgevoerd.

Maatregelen in de omgeving

Hoe minder personen rond een risicovolle activiteit aanwezig zijn, hoe beter de veiligheidssituatie. Hier speelt de ruimtelijke ordening een belangrijke rol, namelijk door in bestemmingsplannen adequate zoneringen toe te passen en zorgvuldig opgestelde staten van bedrijfsactiviteiten op te nemen. Daarbij Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 5

moet rekening worden gehouden met toekomstige uitbreidingswensen van zowel de (beperkt) kwetsbare objecten als de risicovolle activiteiten.

De provinciale risicokaarten zijn een belangrijk hulpmiddel. Soms is het echter nodig om meer informatie te betrekken bij het relevante bevoegde gezag. In de paragraaf Wet- en regelgeving is een overzicht opgenomen welke andere hulpmiddelen door het Rijk ter beschikking zijn gesteld voor de beoordeling van nieuwe situaties en het vastleggen van nieuwe gevoelige functies nabij objecten die externe veiligheidsrisico's met zich meebrengen.

Bestemmingsplan en Veiligheid

Bij het aspect externe veiligheid in het bestemmingsplan gaat het om het ruimtelijk mogelijk maken van aan de ene kant risicobronnen (zoals inrichtingen, vliegvelden, transport gevaarlijke stoffen) en aan de andere kant bestemmingen die bescherming behoeven. Hierbij gaat het om kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, zoals woningen, gebouwen met grote aantallen personen of personen met een beperkte zelfredzaamheid.

• • • In de opzet van deze paragraaf wordt uitgegaan van het realiseren van een nieuwe bestemming ten opzichte van een bestaande bestemming in een bestemmingsplan: Realiseren van een bedrijf met risicobron Realiseren van (beperkt) kwetsbare objecten nabij een bedrijf met risicobron Andere risicobronnen en het bestemmingsplan

Realiseren van een bedrijf met risicobron

Voor nieuwe situaties moet het bestemmingsplan voorzien in een goede juridische regeling. Daarnaast bevat het bestemmingsplan de motivatie van de haalbaarheid van de nieuwbouw en/ of uitbreiding van een bedrijf.

• • Bij de beoordeling van een ruimtelijk plan en externe veiligheid zijn de volgende vragen relevant: Is in de omgeving van de nieuwe ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd?

(belang (beperkt) kwetsbaar object) Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen omgeving).

Om te komen tot een goede juridische regeling in het bestemmingsplan worden 3 stappen doorlopen: 1.

2.

3.

Het bepalen van de minimale afstand tussen het bedrijf en bestaande woningen, zodat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het vastleggen van de afstand in de juridische regeling (verbeelding en regels).

Een verantwoording van stap 1 en stap 2 in de plantoelichting.

Stap 1: vaststellen afstand

VNG

( #1)

publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering'

Bij het mogelijk maken van een nieuw bedrijf kan op basis van de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' op hoofdlijnen bepaald worden welke afstand in acht genomen moet worden tot gevoelige functies ((beperkt) kwetsbare objecten). Deze VNG-publicatie bevat richtafstanden per bedrijfstype. Voor de richtafstand van deze uitgave geldt dat sprake is van een richtlijn, waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat wanneer meer specifieke informatie bekend is, bijvoorbeeld op basis van onderzoek, deze specifieke informatie meegenomen moet worden in de afweging.

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 6

Activiteitenbesluit

Verreweg het grootste deel van de bedrijven (circa 80%) valt onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen waar de bedrijven zich aan moeten houden ter bescherming van het milieu. In de paragraaf Beleid, wet-en regelgeving is de reikwijdte en werkwijze van het Activiteitenbesluit toegelicht.

In dit besluit zijn ook veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en bijvoorbeeld een opslagtank met propaan (5-50 meter) of een aardgastankstation (10-20 meter) of een gasdrukmeet- en regelstation (2-25 meter). Tussen een woning van een derde en een bedrijf dat meer dan 2.500 kg/ltr gevaarlijke stoffen opslaat of een geparkeerde vervoerseenheid (laad- en loshandelingen uitgezonderd) met gevaarlijke stoffen (die als inrichting kunnen worden aangemerkt) moet een veiligheidsafstand van ten minste 20 meter worden aangehouden.

Als een nieuw te vestigen bedrijf of een bestaand bedrijf dat wil uitbreiden onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit valt, kan dat alleen als wordt voldaan aan de eisen van het Activiteitenbesluit (inclusief de hierin opgenomen afstanden). In sommige gevallen is het mogelijk om met een maatwerkvoorschrift aanvullende eisen te stellen aan een bedrijf, waardoor er een goed woon- en leefklimaat bij (beperkt) kwetsbare objecten geborgd kan worden. Voordat het bestemmingsplan waarin het nieuwe bedrijf (of de uitbreiding daarvan) wordt vastgesteld, moet er voldoende zekerheid zijn dat dit maatwerkvoorschrift opgelegd zal worden.

Bevi

In het Bevi zijn de voorwaarden voor het plaatsgebonden risico opgenomen, die leiden tot veiligheidsafstanden tussen risicobronnen en kwetsbare objecten. Deze moeten worden vastgelegd in het bestemmingsplan. In de paragraaf Wet- en regelgeving voor inrichtingen (bedrijven) is de reikwijdte en werkwijze van het Bevi uitgebreid toegelicht. In het Bevi worden twee soorten risicobronnen onderscheiden: 1.

2.

Categoriale bedrijven hebben voorspelbare risico's en de veiligheidsafstanden die in het bestemmingsplan moeten worden aangehouden kunnen worden afgelezen uit tabellen. De veiligheidsafstanden kunnen ook op de verbeelding worden weergegeven, waarbij de beperkingen in de voorschriften worden vastgelegd. Als de onderliggende bestemming geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt, kan eventueel worden volstaan met vermelding in de toelichting dat daarmee toch aan het Bevi is voldaan.

Niet-categoriale bedrijven hebben uiteenlopende risico's en de veiligheidsafstanden die in het bestemmingsplan moeten worden aangehouden moeten per bedrijf worden berekend volgens een voorgeschreven rekenmethodiek.

Voor het groepsrisico geeft het Bevi een richtwaarde en een verantwoordingsplicht. In artikel 13 is aangeven dat bij (ruimtelijke) besluiten een verantwoordingsplicht geldt, waarbij moet worden aangegeven waarom het groepsrisico van dat besluit acceptabel is en wat de regionale brandweer ervan vindt. Verder is er een oriëntatiewaarde waarmee het werkelijke groepsrisico moet worden vergeleken.

Het groepsrisico vindt dus vooral een plek in de toelichting of ruimtelijke onderbouwing, maar de ruimtelijke consequenties kunnen ook doorwerken in het bestemmingsplan. De Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico en de Handreiking naar een veilige bestemming zijn hierbij goede hulpmiddelen.

Vuurwerkbesluit

De opslag en verkoop van vuurwerk is geregeld in het Vuurwerkbesluit. Op grond van het Vuurwerkbesluit (artikel 4.2) moeten de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van dat besluit doorwerken in Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 7

het bestemmingsplan. Het gaat om de afstand tussen een bedrijf waar vuurwerk wordt opgeslagen/verkocht en een (geprojecteerd) kwetsbaar object laten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg moet 8 meter worden aangehouden (t.o.v. de deur van de bewaarplaats). Voor de opslag van meer dan 10.000 kilo consumenten vuurwerk zijn afstanden vermeld in tabel 1. Voor de opslag van professioneel vuurwerk gelden afhankelijk van de hoeveelheid netto explosieve massa afstanden van 400 of 800 meter.

Stap 2: juridische regeling bestemmingsplan

Nadat de minimale afstand tussen het bedrijf en de (beperkt) kwetsbare objecten is vastgesteld, volgt stap 2: het vastleggen van de minimale afstand in het bestemmingsplan tussen het bedrijf met een risicobron en ((beperkt) kwetsbare objecten. Het bedrijf zal over het algemeen een bedrijfsbestemming krijgen. In het bestemmingsplan bevinden zich geen ((beperkt) kwetsbare objecten binnen de risicocontour van het bedrijf. In het bestemmingsplan kan eventueel een externe veiligheidscontour worden opgenomen en bepaald dat binnen deze contour geen (beperkt) kwetsbare gebouwd mogen worden. In het SVBP(Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) is hiervoor de gebiedsaanduiding ‘Veiligheidszone-bevi' opgenomen. Het is verstandig hierbij ook een wijzigingsbevoegdheid op te nemen om de veiligheidszone te kunnen wijzigen als dit nodig is voor de bedrijfsvoering (ruimer) of als de contour door veranderingen in het bedrijf kleiner is geworden. Overigens bevat het SVBP ook gebiedsaanduidingen voor veiligheidszones rond lpg, munitie, vuurwerk, leidingen, vervoer gevaarlijke stoffen en windturbines.

Stap 3: toelichting bestemmingsplan

De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf over externe veiligheid. Hierin staan de twee bovengenoemde hierboven genoemde stappen beschreven. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 Bro (Besluit ruimtelijke ordening). In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2

Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.

Realiseren van woningen nabij risicovolle bedrijven

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor (beperkt) kwetsbare objecten (zoals woningen) dient het aspect externe veiligheid meegewogen te worden. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten moeten buiten de risicocontour van bestaande risicobronnen (inrichtingen, transport gevaarlijke stoffen, luchthavens) gerealiseerd te worden. Hieronder wordt de aanpak voor de realisatie van woningen nabij risicovolle bedrijven toegelicht.

• • Bij de beoordeling van een ruimtelijk plan en externe veiligheid zijn de volgende vragen relevant: Is ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd?

(belang (beperkt) kwetsbaar object) Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen bedrijf en omgeving).

Om te komen tot een goede juridische regeling in het bestemmingsplan worden de volgende stappen doorlopen: 1.

Verzamel beschikbare informatie over risicovolle bedrijven in de omgeving 2.

3.

Planologische ruimte, Milieuruimte, uitbreidingsplannen Is bij de geplande woningen een goed woon- en leefklimaat geborgd voor wat betreft externe veiligheid?

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 8

4.

5.

Bepaal of iemand onredelijk in zijn belangen wordt geschaad Vastleggen van de afstand in het plan, in alle gevallen: een verantwoording in de plantoelichting • • • • •

Stap 1. Verzamel beschikbare informatie over risicovolle bedrijven in de omgeving

Ga na welke risicobronnen in en nabij het plangebied liggen. Raadpleeg hiervoor de volgende informatiebronnen: de risicokaart (http://www.risicokaart.nl/) het vigerende bestemmingsplan; milieuvergunningen van bedrijven met risicobronnen; gemelde risicovolle activiteiten uit het Activiteitenbesluit; rijks-, gemeentelijk of provinciaal beleid, algemene regels en verordeningen.

Als de beschikbare informatie over de risicocontouren van de omliggende bedrijven onvoldoende is om de gewenste afstand tot de nieuwe woningen te bepalen, moet dit met onderzoek in beeld gebracht worden. Hiervoor kan een zogenaamde QRA (kwantitatieve risicoanalyse) worden opgesteld.

Stap 2. Planologische ruimte, Milieuruimte, uitbreidingsplannen

Het bevoegd gezag gaat na wat de planologische ruimte is, wat de milieuruimte is en of er uitbreidingsplannen zijn.

Planologische ruimte

In het bestemmingsplan is vastgelegd welke percelen de bestemming ‘Bedrijf', hebben en wat op die percelen de grenzen van het bouwblok zijn. Ook is vastgelegd welke categorieën van bedrijven zich op dat perceel mogen vestigen. In de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' staan voor elke categorie bedrijven (indicatieve) afstanden tot gevoelige objecten die vanwege verschillende milieuaspecten (waaronder veiligheid) aangehouden moeten te worden. De planologische mogelijkheden van de bedrijven zijn maatgevend om te bepalen waar de risicocontouren liggen. Nagegaan moet worden of zich risicovolle bedrijven kunnen vestigen. Vaak worden bevi-inrichtingen bijvoorbeeld uitgesloten binnen bedrijfsbestemmingen.

Milieuruimte

De milieuruimte is de milieugebruiksruimte van bedrijven die vastgelegd is in vergunningen of in het Activiteitenbesluit. Hierin is vastgelegd wat het bevoegd gezag als aanvaardbaar hinderniveau beschouwd. In de omgevingsvergunning is vaak de risicocontour vastgelegd. In het Activiteitenbesluit zijn minimale afstanden tussen risicobronnen en (beperkt) kwetsbare objecten , zoals woningen, opgenomen.

Uitbreidingsplannen?

Het is mogelijk dat de nieuwe ontwikkeling een bestaand bedrijf beperkt in zijn uitbreidingsmogelijkheid, waardoor het bedrijf mogelijk in zijn belangen wordt geschaad. Heeft een bedrijf vrij concrete uitbreidingsplannen en heeft het die ook kenbaar gemaakt, dan wordt de risicocontour die hoort bij de uitbreidingsplannen inzichtelijk gemaakt. Hier wordt bij het ontwikkelen van woningen rekening mee gehouden. De toelichting bij het plan bevat een motivatie met daarin de belangenafweging die heeft plaatsgevonden.

Stap 3. Is bij de geplande woningen een goed woon- en leefklimaat geborgd voor wat betreft

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 9

externe veiligheid?

Op basis van de informatie verzameld in de eerste twee stappen beoordeelt het bevoegd gezag of een goed woon- en leefklimaat is geborgd bij de geplande woningen.

Als de nieuwe woningen buiten de risicocontouren liggen (plaatsgebonden risico), hoeft dit niet direct te betekenen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Beoordeeld moet worden of de nieuwe woningen binnen de zone liggen waar een verantwoording van het groepsrisico nodig is. De ontwikkelingen mogen niet leiden tot een verhoging van het groepsrisico.

In sommige gevallen kan het nodig zijn dat er maatregelen genomen worden om het groepsrisico te beperken. In eerste instantie wordt gekeken naar mogelijke maatregelen bij de nieuwe woningen. Als dit niet mogelijk is, kan onderzocht worden of er maatregelen bij het bedrijf mogelijk zijn. Daar waar mogelijk moeten deze maatregelen worden geborgd in het bestemmingsplan. Aangezien het bij maatregelen aan de woningen vaak gaat om bouwkundige maatregelen die verder gaan dan het Bouwbesluit, is het lastig deze via het bestemmingsplan te borgen.

Stap 4. Bepaal of iemand onredelijk in zijn belangen wordt geschaad

Het bedrijf wordt in zijn belang geschaad als aanvullende maatregelen nodig zijn die verder gaan dan BBT. De kosten van de nieuwe ontwikkelingen kunnen worden verhaald op de grondeigenaar via een exploitatieplan.

Ook moet onderzocht worden of er sprake is van planschade. Hierbij wordt het vigerende planologisch kader (de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt) vergeleken met het de nieuwe planologische mogelijkheden. Als er sprake is van planschade, dan kan het bedrijf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de planschade.

Stap 5. Vastleggen van de afstand in het plan, in alle gevallen: een verantwoording in de plantoelichting

In de toelichting van een bestemmingsplan moet inzichtelijk gemaakt worden waar de relevante risicocontouren liggen en hoe hier rekening mee is gehouden. Dit geldt voor contouren op basis van het vigerende bestemmingsplan (planologische ruimte) en de milieuruimte en zowel om de het plaatsgebonden risico als groepsrisico. Hierbij wordt rekening gehouden met concrete uitbreidingsplannen. De minimale afstand van de woningen ten opzichte van risicovolle bedrijven wordt in het plan vastgelegd en gemotiveerd op basis van de belangenafweging die heeft plaatsgevonden.

Andere risicobronnen en het bestemmingsplan

Transport van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor)

De rijkswegen, spoorwegen, vaarwegen en enkele provinciale wegen zijn opgenomen in het Basisnet. In de Regeling Basisnet is een tabel opgenomen met afstanden voor plaatsgebonden risico transportroutes van het Basisnet. Deze afstanden gelden per trajectdeel. Ook is per trajectdeel aangegeven of er sprake is van een plasbrandaandachtsgebied.

De bouw van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen de afstanden van het plaatsgebonden risico. Binnen de plasbrandaandachtsgebieden kunnen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de extra eisen uit het Bouwbesluit.

Als gebouwd wordt binnen 200 meter van een transportroute moet in de toelichting bij een bestemmingsplan of in de ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning tot afwijken van het bestemmingsplan voor het groepsrisico inzicht worden gegeven in de gevolgen van de ontwikkeling voor externe veiligheid. Deze verantwoording heeft in elk geval betrekking op de mogelijkheden voor rampbestrijding en hulpverlening en de zelfredzaamheid van de bevolking in het gebied dat door een Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 10

ongeval op een transportroute kan worden getroffen.

De bouwbeperkingen voor het Basisnet Water zoals die zijn opgenomen in het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes (BEVT), de Regeling Basisnet en het Bouwbesluit, wijken af van die voor de Basisnetten Weg en Spoor. Hiervoor is een toelichtende ‘Handreiking Bouwbeperkingen in en langs vaarwegen voortvloeiend uit het Basisnet Water’ opgesteld.

Munitiecomplexen van Defensie

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is bepaald dat veiligheidszones rond munitiecomplexen opgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Hierbij wordt een onderscheidt gemaakt tussen A-, B- en C-zones. In de A- en B-zones mogen geen bestemmingen worden toegestaan die kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken.

Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft de eisen en veiligheidsafstanden voor buisleidingen die worden gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen ten opzichte van kwetsbare objecten. Deze moeten worden vastgelegd in bestemmingsplannen.

Voor buisleidingen met aardolieproducten (brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie) bestaat een standaardmethodiek, welke is voorgeschreven in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Met de Handleiding risicoberekeningen Bevb (Module C) en het rekenpakket SAFETI-NL kan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor ondergrondse buisleidingen met aardolieproducten worden berekend. Meer informatie over het berekenen van de afstanden kunt u vinden op de website van het RIVM.

Voor hogedruk aardgastransportleidingen geldt een standaardmethodiek, welke is voorgeschreven in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Met de Handleiding risicoberekeningen Bevb (Module B) en het rekenpakket CAROLA kan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor ondergrondse hogedruk aardgasleidingen worden berekend. Meer informatie over het berekenen van de afstanden kunt u vinden op de website van het RIVM.

Voor transport van overige gevaarlijke stoffen door buisleidingen (bijvoorbeeld ethyleen, waterstof, stikstof en ethyleenoxide) is nog geen rekenmethodiek ontwikkeld en zullen er op termijn specifieke eisen in het Bevb worden opgenomen. De leidingexploitant is verantwoordelijk voor dat er doeltreffende maatregelen zijn genomen om de (externe) veiligheid te waarborgen. Voor het inschatten van aan te houden veiligheidsafstanden ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten kunt u contact opnemen met de leidingexploitant.

In de toelichting in het bestemmingsplan kunnen relevante kenmerken van de buisleiding (druk, diameter, te vervoeren stof) worden vermeld. Planologisch relevante leidingen (met afstanden waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan en / of beperkingen gelden t.a.v.

grondwerkzaamheden moet een dubbelbestemming ‘Leiding’ worden opgenomen. Deze dubbelbestemming kan worden gespecificeerd per type leiding (bijvoorbeeld gas, brandstof). Het Bevb regelt dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding alle bestemmingsplannen voor buisleidingen in overeenstemming met het Bevb zijn gebracht.

Meer informatie vindt u in "Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen (pdf, 2,7 MB) (min. van IenM, 2016)"

Luchthavens

Het externe veiligheidsbeleid is voor de luchthaven Schiphol uitgewerkt in vigerende wet- en regelgeving. Voor de regionale burgervelden en militaire velden treedt binnen afzienbare tijd wetgeving in werking. Bij de militaire velden is ten aanzien van het opnemen van externe veiligheidsbeleid een "kan bepaling" opgenomen. Aanbevolen wordt om bij het opstellen of actualiseren van een Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 11

bestemmingsplan hierop te anticiperen. Dit betekent dat in het bestemmingsplan ruimte moet worden vrijgehouden voor waar niet gebouwd mag worden en toegankelijkheid van hulpdiensten. In de paragraaf Relevante ontwikkelingen is een en ander toegelicht

.

#1 VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten

Beleid, wet-en regelgeving

Hier vindt u informatie over beleid, wet-en regelgeving over externe veiligheid in relatie met ruimtelijke ordening.

Beleid

De belangrijkste algemene beleidsnota waarin het beleid voor externe veiligheid is beschreven, is het 'Nationaal Milieubeleidsplan 4' (NMP4, 2001). De belangrijkste nota's waarin het beleid concreter is beschreven zijn 'Omgaan met risico’s' (1989), 'het Kabinetsstandpunt Vuurwerkramp' (2001) en 'Nuchter omgaan met risico’s, beslissen met gevoel voor onzekerheden' (2004).

• • Het externe veiligheidsbeleid stelt twee doelstellingen centraal: de bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers In het beleid voor de externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt in de mate van bescherming.

Kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote winkelcentra en bedrijven) krijgen de hoogste mate van bescherming, doordat hiervoor een grenswaarde geldt. Een grenswaarde is een afdwingbare norm die moet worden opgevolgd.

Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of bedrijf) geldt een richtwaarde. Van een richtwaarde mag worden afgeweken, mits goed onderbouwd. Overigens is niet elk object een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Een halte van het openbaar vervoer of een fietspad zijn bijvoorbeeld vrijwel nooit (beperkt) kwetsbare objecten, omdat de kans dat daar een dodelijk ongeval plaatsvindt als gevolg van de opslag van gevaarlijke stoffen of een vliegtuig, verwaarloosbaar klein is. Het beleid ter voorkoming van terroristische aanslagen is integraal in het overheidsbeleid opgenomen c.q.

krijgt deels nog haar beslag. Omdat dit beleid geen ruimtelijke consequenties heeft, zal hierop niet worden ingegaan.

Plaatsgebonden risico

Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon, die permanent en onbeschermd aanwezig is op een bepaalde plaats buiten een bedrijf (inrichting) of in de buurt van een vervoersmodaliteit (vervoer via weg, water, spoor, of buisleiding) of nabij een luchthaven, op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen binnen die inrichting of op die vervoersmodaliteit of als gevolg van een ongeval nabij de luchthaven. Het PR kan worden weergegeven als een contour op een kaart die punten met elkaar verbindt (zoals dat ook gebruikelijk is met bijvoorbeeld geluidscontouren en hoogtelijnen op een topografische kaart). Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een risicovolle activiteit (bedrijf of vervoersmodaliteit) en een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. De norm die voor het PR geldt, is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Voor kwetsbare objecten is dit een grenswaarde en moet worden opgevolgd.

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 12

Voor beperkt kwetsbare objecten is het een richtwaarde.

Groepsrisico

Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Het GR wordt bijvoorbeeld gebruikt om vast te stellen of de woningdichtheid in een bepaald gebied nog kan worden vergroot. Voor het GR geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.

In de Handreiking naar een veilige bestemming (2007), de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (2007) en het supplement 'Verantwoorden bij een ruimtelijk besluit' (2011). In deze laatste Handreiking is beschreven op welke wijze het groepsrisico berekend en gebruikt moet worden bij het nemen van (ruimtelijke) besluiten. Met het Verbeterprogramma Groepsrisico wordt een verbetering van de toepassing van gebruik van de norm voor het groepsrisico nagestreefd. In 2013 wordt dit programma afgerond. Voor actuele informatie wordt verwezen naar de website Relevant.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is voor wat betreft het aspect veiligheid het beleid bepaald ten aanzien van defensieterreinen en munitie-opslag en dergelijke. De regels die samenhangen met deze terreinen zijn opgenomen in het Barro. Hierin is bijvoorbeeld bepaald dat veiligheidszones opgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen A-, B en C-zones. In de A- en B-zones mogen geen bestemmingen worden toegestaan die kwetsbare of beperkt kwetsbare opbjecten mogelijk maken.

Structuurvisie Buisleidingen

De Structuurvisie Buisleidingen is de opvolger is van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en beschrijft het huidige beleidskader voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Op de visiekaart is aangegeven waar in Nederland ruimte wordt vrijgehouden voor toekomstige buisleidingen. Voorts worden de ins en outs van de strookbreedte toegelicht en het beheer van leidingstroken. Het beleid uit de Structuurvisie Buisleidingen zal vertaald worden naar het Barro. Deze regels werken rechtstreeks door naar de bestemmingsplannen ter plaatste van buisleidingen of in de directe omgeving daarvan.

Wet- en regelgeving

Op deze pagina wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wet- en regelgeving voor externe veiligheid: • • • • • • Belangrijkste wet- en regelgeving voor inrichtingen (bedrijven) Besluit externe veiligheid inrichtingen (inc. Besluit LPG tankstations milieubeheer, Besluit risico's zware ongevallen 1999) Activiteitenbesluit Vuurwerkbesluit Munitiecomplexen Overige ontplofbare stoffen Luchthavens Belangrijkste wet- en regelgeving voor het transport van gevaarlijke stoffen Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 13

• • Besluit externe veiligheid transportroutes Regeling Basisnet Risico-inventarisatie en risicocommunicatie

Belangrijkste wet- en regelgeving voor inrichtingen (bedrijven)

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi zijn grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het plaatsgebonden risico (PR).

Voor het groepsrisico (GR) is een verantwoordingsplicht opgenomen. Hiermee worden de aan te houden afstanden tussen inrichtingen (bedrijven) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en kwetsbare en beperkte objecten gewaarborgd.

In het Bevi is aangegeven welke bedrijven onder de reikwijdte van het besluit vallen. Het gaat onder andere om LPG-tankstations, bedrijven waar meer dan 10.000 kilo (of liter) verpakte gevaarlijke stoffen met brandbare èn giftige verbindingen in één opslagvoorziening aanwezig is, grote ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen waar gerangeerd wordt met gevaarlijke stoffen.

Bedrijven waarop het Besluit risico zware ongevallen 1999 (Brzo'99) van toepassing is, vallen ook onder de reikwijdte van het Bevi. Het besluit strekt dan ook mede ter implementatie van artikel 12 van de Seveso II-richtlijn (het voorkomen van zware ongevallen en het beperken van de gevolgen daarvan bij het lokale ruimtelijke ordeningsbeleid). Voor sommige bedrijfstypen zijn vaste afstanden gegeven (categoriale inrichtingen), voor andere bedrijfstypen moeten de aan te houden afstanden worden berekend (niet-categoriale inrichtingen). Voorbeelden van categoriale inrichtingen zijn LPG tankstations, veel bedrijven waar meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen in één opslagvoorziening is opgeslagen en de meeste ammoniakkoelinstallaties. Voorbeelden van niet-categoriale inrichtingen zijn bedrijven die onder het Brzo‘99 vallen. De opslag van vuurwerk en munitie valt niet onder dit besluit.

Hiervoor geldt afzonderlijke wetgeving.

In artikel 1, eerste lid, onderdelen b en l, van het Bevi is bepaald wat een beperkt kwetsbaar object respectievelijk een kwetsbaar object is. Kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, ziekenhuizen en grote winkels, bedrijven en kantoren. Beperkt kwetsbare objecten zijn o.a. verspreid liggende woningen, sportterreinen, kleinere bedrijven en objecten met een hoge infrastructurele waarde (zoals telefoon- en elektriciteitscentrales). Zie ook paragraaf 9.2 gevoelige functies.

Verplichtingen uit Bevi en Revi

Het Bevi richt zich tot gemeenten en provincies die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor vergunningplichtige inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en ruimtelijke besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (onder meer de vaststelling van een bestemmingsplan) en de Woningwet (Bevi artikelen 4 en 5). In de artikelen 6, 7 en 8 van het Bevi zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten opgenomen met het oog op de sanering van bestaande ongewenste situaties. Zoals gezegd is voor het GR in het besluit geen normatieve waarde opgenomen. In plaats daarvan is een verantwoordingsplicht opgenomen voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Bij de verantwoording van het groepsrisico moet onder meer worden ingegaan op mogelijke alternatieven voor ruimtelijke ontwikkelingen, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de bevolking in het gebied dat getroffen kan worden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen binnen de desbetreffende inrichting èn de mogelijkheden voor de voorbereiding op en de bestrijding van rampen en zware ongevallen.

Ter uitvoering van het Bevi geldt het Revi. Hierin zijn aan te houden afstanden opgenomen voor de categoriale inrichtingen. Daarnaast zijn in het Revi regels opgenomen voor de berekening van de aan te Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 14

houden afstanden voor de niet-categoriale inrichtingen. Het Revi is gelijktijdig met het besluit in werking getreden. De regeling is begin 2008 uitgebreid met onder andere vaste afstanden voor bedrijven waar nitraathoudende kunstmeststoffen wordt opgeslagen en de aanwijzing van bedrijfsactiviteiten waar de afstanden voor moeten worden berekend (o.a. opslagtanks met meer dan 13 m3 propaan of acetyleen en de opslag van meer dan 1.500 m3 vergiftige stoffen in gasflessen). Tevens is een uniforme wijze voor het maken van risicoberekeningen opgenomen. Komende jaren wordt de reikwijdte van het Bevi uitgebreid. Voor het volledige overzicht van de reikwijdte van het Bevi (op welke bedrijven het besluit van toepassing is) en welke afstanden moeten worden aangehouden bij de categoriale inrichtingen moet daarom altijd de meest actuele versie van het besluit en de regeling geraadpleegd worden.

Voor zowel het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning als het bevoegd gezag voor het bestemmingsplan is het noodzakelijk dat de besluiten onderling goed op elkaar zijn afgestemd. De vergunde hoeveelheid gevaarlijke stoffen is namelijk in grote mate bepalend voor de aan te houden afstand tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo is het verstandig om in de omgevingsvergunning voor een LPG-tankstation vast te leggen wat de jaarlijkse doorzet van LPG is. Als de maximum doorzet niet is vastgelegd, heeft het bedrijf de mogelijkheid om ongelimiteerd door te groeien en kan op termijn door toegenomen veiligheidsafstanden niet meer worden voldaan aan de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke reservering en ontstaat een ongewenst risico of saneringssituatie.

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Bevi is de afgelopen jaren een aantal LPG-tankstations gesaneerd, omdat niet voldaan kon worden aan de externe veiligheidsafstanden van het Revi. Voor enkele bestaande LPG-tankstations die niet aan de veiligheidsafstanden kunnen voldoen onderzoekt het ministerie van I&M samen met het bedrijfsleven hoe hier mee moet worden omgegaan. Er wordt onder gedacht om een wettelijke verplichting voor het treffen van risicoreducerende maatregelen (bijvoorbeeld aan de tankwagen die het LPG-tankstation bevoorraad) in te voeren.

Veiligheidsafstanden

Het overheidsbeleid voor aan te houden externe veiligheidsafstanden is beschreven in de nota 'Omgaan met risico's' (1989). Met het Bevi is dit beleid voorzien van een duidelijk juridisch kader. Dit was een van de actiepunten van de rijksoverheid als gevolg van de evaluatie van de vuurwerkramp in Enschede (13 mei 2000). De inwerkingtreding van het Bevi heeft er toe geleid dat een aantal bestaande situaties gesaneerd moeten worden, omdat niet wordt voldaan aan de voorgeschreven afstanden. Dit gold in eerste instantie voor een aantal LPG-tankstations. Het Bevi voorkomt dat er nieuwe saneringssituaties ontstaan.

De afstanden die genoemd zijn in de

VNG

( #2) -brochure Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2007) zijn niet gerelateerd aan de normen zoals die in het externe veiligheidsbeleid worden gehanteerd en hebben daarom uit een oogpunt van externe veiligheid veel meer een indicatieve betekenis.

Relatie Bevi en PGS richtlijnen

Bij het opstellen van voorschriften die verbonden worden aan omgevingsvergunningen voor vergunningplichtige inrichtingen (en ook bij het opstellen van algemene regels door het ministerie van Infrastructuur en Milieu) moet het Wabo bevoegde gezag BBT-documenten, onder andere PGS publicaties (Publicatiereeks gevaarlijke stoffen, voorheen de CPR richtlijnen), gebruiken bij het opstellen van omgevingsvergunningen. Hierin zijn ook aanwijzingen voor intern (binnen het bedrijf) aan te houden veiligheidsafstanden opgenomen. De aan te houden afstanden tot externe (buiten het bedrijf gelegen) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn opgenomen in het Bevi en het Revi.

Relatie Bevi en de algemene regels van de Wet milieubeheer

Op grond van de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt een aantal Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 15

algemene regels waarin het milieubeleid is beschreven en die bedrijven moeten opvolgen. Meestal wordt hiervoor de (juridische) vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) gebruikt. In het Activiteitenbesluit, het Besluit LPG-tankstations milieubeheer en het Vuurwerkbesluit zijn aan te houden externe veiligheidsafstanden opgenomen. De gemeenten moeten er voor zorgen dat deze afstanden worden opgenomen in ruimtelijke besluiten (vnl. het bestemmingsplan). De algemene regels gelden soms in plaats van de omgevingsvergunningplicht en soms zijn ze aanvullend op de eisen die zijn opgenomen in de omgevingsvergunning. Daarnaast is nog een aantal circulaires gepubliceerd die relevant zijn voor de uitvoering van het beleid. Een belangrijke consequentie is dat met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 de systematiek waarmee bepaald wordt of een vergunning voor een inrichting noodzakelijk is, is gewijzigd. Hierdoor gelden er in principe altijd algemene regels voor een bedrijf, tenzij expliciet is aangegeven dat voor het bedrijf, of een deel van het bedrijf (bijvoorbeeld de opslag van propaan in een bovengrondse tank) een omgevingsvergunningplicht geldt.

Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit (officiële naam: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) in werking getreden. Dit besluit heeft de meeste AMvB's voor bedrijven (inrichtingen) vervangen, maar bijvoorbeeld niet het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Met het Activiteitenbesluit is tevens het aantal bedrijfstypen dat onder algemene regels valt uitgebreid. In het besluit en de bijbehorende regeling zijn de regels opgenomen waar de bedrijven waarop het besluit van toepassing is, circa 80-90% van de bedrijven in Nederland, aan moeten voldoen. In het besluit zijn ook de aan te houden afstanden tot externe objecten opgenomen. Deze afstanden komen vrijwel overeen met de afstanden die waren opgenomen in de 'oude' 8.40 en 8.44 AMvB's. In een enkel geval is deze gewijzigd.

Deze externe veiligheidsafstanden gelden overigens voor een beperkt aantal bedrijven. Het gaat onder meer om bedrijven waar meer dan 2.500 kg (of liter) gevaarlijke stoffen in één opslagvoorziening wordt opgeslagen en om locaties waar een bovengrondse propaantank in gebruik is (het besluit geldt ook voor het gebruik van een propaantank door particulieren). De afstanden die moeten worden aangehouden variëren van enkele meters tot meestal 20 meter en in een enkel geval 50 meter. Bij het nemen van ruimtelijke besluiten moet men zich realiseren dat bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen, zich, net zoals de onder de 'oude' 8.40 en 8.44 AMvB's, overal kunnen vestigen, tenzij het bestemmingsplan

Vuurwerkbesluit

Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede (13 mei 2000) is de toen geldende wetgeving voor vuurwerk herzien. Dit heeft geleid tot het Vuurwerkbesluit, dat op 1 maart 2002 in werking is getreden.

Dit besluit reguleert de gehele keten van het invoeren, vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk. De regels voor het vervoer van vuurwerk zijn gesteld ter uitwerking van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). In bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden tot kwetsbare en geprojecteerde kwetsbare objecten opgenomen. Op grond van artikel 4.2 moet het bevoegde gezag deze afstanden in acht nemen bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor vergunningplichtige inrichtingen en moeten gemeenten de afstanden opnemen in het bestemmingsplan en in acht nemen bij wijzigingen van een bestemmingsplan (ook bij een omgevingsvergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan, art. 2.1, lid 1, onder c Wabo). De afstanden tot kwetsbare objecten zijn gebaseerd op de te verwachten effecten bij een calamiteit (dit in tegenstelling met het risicobeleid dat voor de meeste andere gevaarlijke stoffen wordt gehanteerd). De aan te houden afstand is afhankelijk van het type vuurwerk en de hoeveelheid vuurwerk dat wordt opgeslagen.

In het Vuurwerkbesluit wordt een onderscheid gemaakt tussen consumentenvuurwerk (voor particulier gebruik) en professioneel vuurwerk (gebruik bij evenementen). Voor een inrichting waar Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 16

consumentenvuurwerk minder dan 10.000 kg aanwezig mag zijn geldt een veiligheidsafstand van minimaal 8 meter in voorwaartse richting vanaf de (buffer)bewaarplaats tot een kwetsbaar of een geprojecteerd kwetsbaar object. Bij een opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk of theatervuurwerk (al dan niet gezamenlijk met professioneel vuurwerk) geldt een veiligheidsafstand in voorwaartse richting van 20 meter tot 30 meter (afhankelijk van de grootte van de deuropening) van de bewaarplaats tot aan een kwetsbaar of een geprojecteerd kwetsbaar object. Voor de aan te houden afstanden van de bufferbewaarplaats gelden in voorwaartse, zijwaartse en achterwaartse richting verschillende afstanden. Deze afstanden zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1: veiligheidsafstanden tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten voor opslagplaatsen van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk of theatervuurwerk Toegestane hoeveelheid per bufferbewaarplaats Veiligheidsafstand in meters vanaf de bufferbewaarplaats 0 - 500 kg 500 - 1000 kg 1000 - 2000 kg 2000 - 3500 kg 3500 - 5000 kg 42 48 25 33

voorwaarts

20

zijwaarts

20 20 25 31 36

achterwaarts

4 5 6 8 9 Voor een inrichting waar professioneel vuurwerk, niet zijnde theatervuurwerk, aanwezig mag zijn (al dan niet gezamenlijk opgeslagen met consumentenvuurwerk) met een netto explosieve massa per bewaarplaats of bewerkingsruimte vanaf 0 tot en met 750 kg geldt een veiligheidsafstand van 400 meter vanaf de bewaarplaats, en, voorzover aanwezig, de bewerkingsruimte tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object. Bij een netto explosieve massa vanaf 750 kg tot en met 6.000 kg is die veiligheidsafstand 800 meter.

Het Vuurwerkbesluit is niet van toepassing op de opslag van inbeslaggenomen vuurwerk bij politiebureaus. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer mag bij politiebureaus maximaal 25 kilo inbeslaggenomen vuurwerk worden opgeslagen (opslag moet plaatsvinden in een brandveiligheidsopslagkast die minimaal 60 minuten brandwerend is uitgevoerd en voldoet aan de eisen van de PGS 15). Voor de opslag van meer dan 25 kg. geldt een omgevingsvergunningsplicht. Het heeft overigens de voorkeur om hoeveelheden van meer dan 25 kg. af te voeren naar een geschikte opslaglocatie.

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 17

• • • •

Munitiecomplexen

Het beleid voor de externe veiligheid rond munitiecomplexen is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) en Rarro (Regels algemene regels ruimtelijke ordening). Hierin is aangegeven: welke veiligheidszones van toepassing zijn rond munitieopslagen beoogt de veiligheidssituatie rond munitieopslagen te bevorderen door opname van de veiligheidszones met hun beperkingen in bestemmingsplannen geeft normen voor historische strijdigheden binnen de veiligheidszones formuleert het uitgangspunt dat bestaande risiconiveaus minimaal moeten worden gehandhaafd en dus niet mogen verslechteren.

• • • In het Barro wordt gewerkt met A-, B-en C-veiligheidszones: de A-zone ligt direct om het complex, hiervoor geldt: geen bebouwing, openbare wegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen, geen parkeerterreinen, geen recreatie, beperkt agrarisch grondgebruik de B-zone (circa 1,5 maal de A-zone), hiervoor geldt: geen bebouwing waarin zich regelmatig personen bevinden, wel wegen met beperkt verkeer en extensieve dagrecreatie de C-zone (circa 2 maal de B-zone), hiervoor geldt: geen gebouwen met vlies-of gordijngevelconstructies en gebouwen met grote glasoppervlakken.

In het Barro is aangegeven dat deze zones in ruimtelijke plannen moeten worden vastgelegd, zodra deze worden gewijzigd. De omvang van de zones is van een groot aantal factoren afhankelijk: hoeveelheden en soorten munitie, constructie magazijnen, et cetera. De juiste omvang en ligging van de zones worden berekend door Defensie, waarbij de Directie Risicobeleid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu de berekening controleert. Voor navraag over de omvang en ligging van de zones voor een complex kan men terecht bij de Dienst Vastgoed Defensie in de plaatsen Zwolle (tel. 038-457 2300; regio Noord), Utrecht (tel. 030-245 6789; regio West) en Tilburg (tel. 013-511 7800; regio Zuid) en bij de DCMR, waar de voorbereiding van vergunningverlening voor inrichtingen van Defensie naar toe over is gebracht.

Gemeenten moeten deze veiligheidszones opnemen in bestemmingsplannen om strijdige bebouwing of activiteiten te voorkomen. De Minister van Infrastructuur en Milieu is het bevoegde gezag voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor munitiecomplexen. Bij nieuwe ontwikkelingen en/of wijziging van bestaande situaties is het nodig dat het ministerie de betreffende gemeente(n) en het ministerie van Defensie met elkaar in overleg treden.

Overige ontplofbare stoffen

Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik

Op 19 juli 2006 is door het toenmalige ministerie van VROM een circulaire uitgebracht waarin is aangegeven hoe de aan te houden veiligheidsafstanden tussen opgeslagen ontplofbare stoffen en kwetsbare objecten moet worden bepaald. De systematiek sluit aan bij het beleid dat wordt gehanteerd voor de opslag van munitie. Het begrip kwetsbaar object is iets ruimer gedefinieerd dan zoals het begrip wordt gehanteerd in het Bevi. De grootte van de veiligheidsafstand is afhankelijk van de hoeveelheid van de opgeslagen stoffen en van eventueel genomen effectbeperkende maatregelen. In de circulaire is informatie opgenomen over effectbeperkende maatregelen. Men kan bij het RIVM (Centrum Veiligheid, [email protected]) terecht voor een second-opinion. Van de gemeente wordt verwacht dat de aanwijzingen in de circulaire worden aangehouden bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het nemen van ruimtelijke besluiten. Voor bestaande situaties moet alsnog onderzocht worden of deze voldoen aan het beleid zoals beschreven in de circulaire. Situaties die niet aan het beleid voldoen moeten worden Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 18

gesaneerd. In bepaalde gevallen kan een beroep worden gedaan op het Rijk voor een vergoeding. In de Handreiking explosieven is aangegeven hoe hiermee moet worden omgegaan. Met onderdeel I-A van de Handreiking kan worden nagegaan wat de consequenties zijn voor ruimtelijke besluiten.

Wet explosieven voor civiel gebruik

In de Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg) zijn eisen gesteld aan het beschikken over explosieven voor niet-militaire situaties. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van ontplofbare stoffen voor de schietsport, het slopen van gebouwen, het uitvoeren van seismisch onderzoek. Aan de hele keten van productie via transport tot aan opslag en gebruik zijn eisen gesteld. Met de Wecg wordt de kwaliteit van de gebruikte explosieven geregeld en wordt voorkomen dat de explosieven in verkeerde handen vallen.

De wet heeft geen consequenties voor aan te houden externe afstanden. Deze zijn opgenomen in de circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik

.

Luchthavens

Het externe veiligheidsbeleid voor burgerluchthavens is opgenomen in de Wet luchtvaart. Er moeten obstakelvrije vlakken en veiligheidszones (RESA: runway end safety areas) zonder bebouwing worden aangehouden en er moeten rampenbestrijdingsorganisaties worden opgezet. Voor de luchtvaart is het plaatsgebonden risico leidend. Voor de berekening van de veiligheidscontour is het GEVERS-model voor het bevoegd gezag beschikbaar.

Verder heeft het bevoegde gezag mogelijkheden om aanvullende eisen te stellen met betrekking tot de veiligheid. Hierbij is een goede afstemming tussen de verschillende overheidsinstanties noodzakelijk, zodat het gebruik van het luchtruim en de mogelijkheden die een luchthaven krijgt op elkaar aansluiten.

Een aanwijzing van een luchtvaartterrein kan alleen gegeven worden in de vorm van een

structuurschema of een planologische kernbeslissing (PKB).

Discussies over de ruimtelijke consequenties van (de uitbreiding van) luchthavens speelt zich vaak op regionaal niveau af, omdat de voor- en nadelen van een luchthaven regionale en lokale consequenties hebben. Op grond van de Wet luchtvaart kunnen provincies hierbij een bepalende rol spelen (in plaats van het Rijk).

Belangrijkste wet- en regelgeving voor het transport van gevaarlijke stoffen

Transport via weg, water en spoor

Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld het omzeilen van kwetsbare situaties als dichte bebouwing, een ziekenhuis of waterwingebied. De meeste provinciale wegen zijn geschikt om in de routering opgenomen te worden. Voorwaarde is wel dat een door een gemeente aangewezen routes aansluiten op wegen waar het vervoer van gevaarlijke stoffen ook is toegestaan. Alle rijkswegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen, uitgezonderd enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen. Een gemeente kan op verzoek van een bedrijf vrijstelling verlenen van de verplichting om alleen van een weg gebruik te maken, die door de gemeente is aangewezen.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. welke op 1 april 2015 in werking zijn getreden.

De Drechtsteden hebben in samenwerking met de toenmalige ministeries van VenW, BZK en VROM een toetsingskader ontwikkeld voor de beoordeling van veiligheidsaspecten van ruimtelijke plannen in het gebied van de spoorzone. Het toetsingskader werkt met een 7-stappenmodel en is een goed voorbeeld voor de invulling door de desbetreffende overheden van de verantwoordingsplicht ten aanzien van het Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 19

groepsrisico.

Op de webpagina Basisnet: vervoer gevaarlijke stoffen is meer informatie opgenomen, onder andere over het basisnet.

Transport via buisleidingen

Vanaf 1 januari 2011 regelt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en bijbehorende regeling de externe veiligheid rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het Bevb sluit zoveel mogelijk aan bij het Bevi. Omdat het oude beleid verouderd was, adviseerde de minister in 2009 al om zoveel mogelijk rekening te houden met de nieuwe regelgeving bij het vaststellen van ruimtelijke besluiten. Hiervoor is een Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen opgesteld.

Omdat de Rijksoverheid vindt dat transport door buisleidingen meer aandacht moet krijgen bij lokale beleidsmakers en bij uitvoerders, is een omvangrijk project gestart. In oktober 2012 is de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld. Deze vervangt het Structuurschema buisleidingen. Het Bevb vervangt de oude circulaires. Per 1 juli 2008 is de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion) in werking getreden. Samen met het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten en de bijbehorende Regeling is de vrijwillige 'Klic-melding' wettelijk verplicht geworden. Het Kadaster is de uitvoeringsorganisatie voor deze grondroerdersregeling. Zo moeten calamiteiten als gevolg van graafwerkzaamheden bij buisleidingen worden voorkomen. Deze verplichting geldt ook voor kabels en buisleidingen die niet zijn bestemd voor gevaarlijke stoffen.

Het inhoudelijke beleid komt op hoofdlijnen overeen met het beleid dat is beschreven in de oude circulaires voor leidingen met hogedruk aardgas en brandbare vloeistoffen en met het beleid voor andere situaties met gevaarlijke stoffen: op grond van de contour van het PR van 10 -6 per jaar moet door het bevoegde gezag (vrijwel altijd de gemeente) gekozen worden of de aanleg van een nieuwe buisleiding (of uitbreiding van een bestaande) past binnen het ruimtelijk beleid dat wordt gevoerd. De norm voor het PR is een harde norm (grenswaarde). Daarnaast geldt voor het GR een oriëntatie- of richtwaarde (gewenste situaties maar waarvan in specifieke omstandigheden onderbouwd van kan worden afgeweken). De normen en het beleid dat de gemeente voert moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan c.q. doorwerken in andere ruimtelijke besluiten.

Verder regelt het Bevb bijvoorbeeld welke informatie moet worden opgenomen in bestemmingsplannen en wie toezichthouder wordt. Ook is rekening gehouden met bestaande situaties die nog niet aan de normen voldoen: er geldt een overgangstermijn van 3 jaar, waarna de situatie in overeenstemming met het besluit moet zijn gebracht (saneringsplicht). Dit betekent dat er maatregelen aan de buisleiding genomen moeten worden door de leidingexploitant waardoor het risico kleiner wordt en kwetsbare objecten buiten de risicocontour komen te liggen.

Hogedruk aardgas en brandbare vloeistoffen

Voor hogedruk aardgasleidingen is de rekentool CAROLA ontwikkeld. Dit is een rekenpakket voor het berekenen van de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen.

CAROLA is ontwikkeld door het RIVM en geaccordeerd door het ministerie van I&M. De afstand is mede afhankelijk van de eigenschappen van de buisleiding. In overleg met leidingeigenaar (vaak is dat Gasunie) kan gezocht worden naar het reduceren van afstanden door het nemen van technische maatregelen. Voor ondergrondse buisleidingen met aardolieproducten of chemicaliën is het rekenpakket SAFETI-NL ontwikkeld door het RIVM, waarmee het plaatsgebonden risico en groepsrisico voor deze leidingen kan worden berekend.

Risico-inventarisatie en risicocommunicatie

Met de inwerkingtreding van het Registratiebesluit externe veiligheid en een wijziging in de Wet Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 20

milieubeheer in maart 2007, wordt het inzicht verbeterd voor burgers, maar ook voor de overheid zelf, op welke locaties grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn bij bedrijven en volgens welke transportroutes de stoffen worden vervoerd. De bevoegde gezagen voor de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen en de relevante overheidsinstanties voor de transportroutes (de ministeries) moeten de gegevens over onder andere de soort stoffen, hoeveelheden en de specifieke locatie inventariseren en doorgeven aan het risicoregister. Het IPO (Inter Provinciaal Overleg) beheert de gegevens namens de overheden. De gegevens worden gebruikt voor provinciale risicokaarten, die digitaal worden ontsloten via websites. De risicokaarten bevatten niet alleen informatie over gevaarlijke stoffen, maar ook over andere reële te verwachten calamiteiten (dijkdoorbraken, overstromingen, e.d.).

De risicokaarten worden gebruikt voor het informeren van burgers over hun leefomgeving. De gegevens van de risicokaarten kunnen ook gebruikt worden door de overheid zelf, zoals een betere voorbereiding op calamiteiten en een goede ruimtelijke planning. Voor het verkrijgen van zeer gedetailleerde informatie is het noodzakelijk om contact op te nemen met het bevoegde gezag voor de omgevingsvergunning of de transportroute. Voor meer informatie en een link naar de provinciale risicokaarten zie: www.risicokaart.nl/ #2 VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten • • •

Relevante ontwikkelingen

Met de publicatie van de besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en buisleidingen (Bevb) en de algemene regels op grond van de Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit, Vuurwerkbesluit) heeft het Rijk belangrijke kaders voor het beleid over externe veiligheid vastgesteld. De komende jaren zal de reikwijdte van deze besluiten worden uitgebreid. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden (voor meer informatie: Basisnet: vervoer gevaarlijke stoffen).

Hiermee zijn dan de belangrijkste wettelijke kaders voor het beleid voor externe veiligheid vastgesteld.

Inrichtingen Transport gevaarlijke stoffen via water, weg en spoor Groepsrisico

Besluit externe veiligheid Inrichtingen

De reikwijdte van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Activiteitenbesluit worden komende jaren nog wat verder uitgebreid, zodat wordt aangesloten op actuele ontwikkelingen (bijvoorbeeld voor nieuwe technieken als LNG-tankstations). Ten slotte zal het beleid voor luchthavens vorm krijgen.

Hieronder zijn de contouren van dit beleid beschreven.

Sinds 2008 moeten ook vanuit het Activiteitenbesluit een aantal externe afstanden in acht worden genomen. Deze staan vermeld in hoofdstuk 3 van het besluit. Hierbij is geen verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld.

Transport gevaarlijke stoffen via water, weg en spoor

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

De doorwerking naar ruimtelijke besluit die het Bevt beoogt, is dezelfde als die van het Bevi en het Bevb.

InfoMil heeft in 2006 de Handleiding Bevi en circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uitgebreid met een hoofdstuk waarin het al bestaande beleid is toegelicht. Voor het berekenen van het Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 21

plaatsgebonden risico is een rekenmodel ontwikkeld dat is te downloaden van de website van het RIVM In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd. Het basisnet is in de wet- en regelgeving verankerd door o.a. een wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet , welke op 1 april 2015 in werking zijn getreden. Meer informatie over het basisnet is te vinden op de website van Kenniscentrum InfoMil Basisnet: vervoer gevaarlijke stoffen.

Groepsrisico

Voor de ontwikkeling van het beleid voor het groepsrisico heeft de overheid er voor gekozen om dit stapsgewijs verder te ontwikkelen aan de hand van concrete situaties. Hiervoor is het Verbeterprogramma Groepsrisico gestart. Dit wordt in 2013 afgerond. Via de website van groepsrisico kan de meest actuele informatie gevonden worden.

• • • • • • • • • • • •

Jurisprudentie

Op deze pagina staat jurisprudentie over externe veiligheid. Via de volgende link kunt u meer jurisprudentie vinden over Bevi en Revi over bedrijven en Bevb over buisleidingen.

ABRvS 20 december 2006, nr.200600358/1 Maassluis ABRvS 28 februari, nr. 200601450/1 Heumen ABRvS 21 maart 2007, nr. 200605428/1 Harlingen ABRvS 4 april 2007, nr. 200607782/1 Harderwijk ABRvS 4 april 2007, nr. 200607782/1 Harderwijk (2) ABRvS 16 mei 2007, nr. 200604994/1 Deurne ABRvS 3 oktober 2007, nr. 200701334 Amsterdam ABRvS 27 juni 2007, 200608114/1 Moerdijk ABRvS 1 augustus 2007, nr. 200607838/1 Franekeradeel ABRvS 24 oktober 2007, nr. 200702498/1 ‘s Hertogenbosch ABRvS 21 maart 2007, nr. 200603124/1 Son en Breugel Jurisprudentie buisleidingen

Verwijzingen

Hier vindt u de belangrijkste verwijzingen als het gaat om externe veiligheid in de ruimtelijke ordening.

• • • • • • • •

Beleid

Omgaan met risico's, de risicobenadering in het milieubeleid, Kamerstukken II 1988/89, 21137 nr.

5.

Nota Nuchter Omgaan met Risico's, beslissen met gevoel voor onzekerheden, ministerie van VROM, 2004.

Nota van Houwelingen, ministerie van VROM, 1988.

Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, ministerie van VROM, 2006.

Circulaire Risicobenadering voor NS-goederenemplacementen, kenmerk DGM/SVS/04 795 001, (Staatscourant 28 augustus 1995, nr. 165, ministerie van VROM, 1995.

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Ministerie van VROM, 2004.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Ministerie van IenM 2012.

Structuurvisie Buisleidingen, Ministerie van IenM 2012.

Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 22

• Beleidsregels EV-beoordeling bij Tracébesluiten • • • • •

Wetgeving

Wet ruimtelijke ordening Besluit ruimtelijke ordening Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Besluit omgevingsrecht Activiteitenbesluit • • • • • • Inrichtingen (bedrijven) Besluit externe veiligheid inrichtingen Besluit risico's zware ongevallen 1999 Besluit LPG-tankstations milieubeheer Vuurwerkbesluit Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Regeling externe veiligheid inrichtingen • • • • Transport over de weg Wet vervoer gevaarlijke stoffen Besluit vervoer gevaarlijke stoffen Besluit externe veiligheid transportroutes Regeling basisnet • Transport buisleidingen Besluit externe veiligheid buisleidingen • • • • • • •

Brochures/Handreikingen

Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, Ministeries van VROM en BZK, 2007.

Handreiking naar een veilige bestemming, VROM-Inspectie en

VNG

( #3) , 2007.

Kernbeleid veiligheid; Handreiking voor gemeenten, VNG, 2010.

Bedrijven en Milieuzonering, VNG, 2009 .

Handleiding externe veiligheid inrichtingen, InfoMil, 2006. De handleiding geeft een uitgebreide toelichting op het BEVI en ook informatie over het berekenen van het plaatsgebonden risico voor transportroutes Handboek buisleiding in bestemmingsplannen (pdf, 2,7 MB), ministerie van IenM, 2016.

Handreiking Toetsing bouwplannen in vaarwegen die deel uitmaken van het Basisnet Water (pdf, 594 kB) • • • •

Websites

Rijksoverheid dossier Ruimtelijke ordening Rijksoverheid dossier vervoer en opslag gevaarlijke stoffen Relevant (Gezamenlijke website van de provincies met informatie over externe veiligheid, incl.

o.a. een link naar de provinciale risicokaarten) Rijkswaterstaat.nl / kenniscentrum/ veiligheid/ (daar vindt u RMBII, een hulpmiddel om het PR Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 23

• en GR van transportroutes te berekenen) InfoMil dossier Veiligheid • • • •

Overig

Groepsrisico op de kaart gezet, RIVM/TNO, 2007.

Samenwerken aan externe veligheid, VNG/SGBO, 2007.

Buisleidingen in de ruimtelijke ordening (Verkennend onderzoek bij 14 gemeenten, VROM Inspectie, 2007.

De bestemming van Pijpleiding Rotterdam-Beek, buisleidingen in bestemmingsplannen, VROM Inspectie, 2009.

#3 VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten Externe veiligheid Kenniscentrum InfoMil | 24

Colofon

URL: http://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/milieuthema/ev/ Datum: 8 januari 2017 Dit is een publicatie van: Kenniscentrum InfoMil www.infomil.nl

Post

Kenniscentrum InfoMil Postbus 7007 2280 KA Rijswijk

Bezoek

Kenniscentrum InfoMil Lange Kleiweg 34 Rijswijk Kenniscentrum InfoMil is onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving van Rijkswaterstaat, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Meer over Rijkswaterstaat Leefomgeving vindt u op www.

rws.

( #4) nl/leefomgeving.

Meer over Rijkswaterstaat vindt u op www.rws.nl