examenfraude - Politieacademie

Download Report

Transcript examenfraude - Politieacademie

Examencommissie Informatie over examenfraude

FAQ VERSIE 2 januari 2017 Inleiding

In dit FAQ-document (Frequently Asked Questions) worden 16 veel gestelde vragen van studenten met betrekking tot examenfraude bij de Politieacademie beantwoord. Als leidraad geldt hierbij het Studentenstatuut Politieonderwijs 2017 en de daarin opgenomen Onderwijs- en Examenregeling (OER) Politieonderwijs 2017. Aan dit document kun je geen rechten ontlenen. Voor precieze omschrijving van de regelgeving rond examenfraude zie het Studentenstatuut 2017.

1. Wat verstaat de Politieacademie onder 'examenfraude'?

Examenfraude is een verzamelnaam voor onregelmatigheden, fraude of plagiaat die je als student van de Politieacademie kunt plegen bij het maken of uitvoeren van examens of leeropdrachten (art. 1.15, 1.25,1.28, 21 en 22 OER 2017). Voor een uitgebreide beschrijving van deze begrippen zie pag. 29 e.v., bijlage Toelichting OER art. 21 en 22 OER 2017. Het woord 'examenfraude' dekt de lading niet helemaal omdat ook bij 'leeropdrachten' de regels m.b.t. examenfraude van toepassing kunnen zijn.

2. Neemt de Politieacademie ook (preventie)maatregelen om examenfraude te voorkomen?

Ja, bij de start van een opleiding word je als student Politieacademie geïnformeerd over de regels die gelden en in de OER zijn vastgelegd en dus ook over maatregelen t.a.v. examenfraude. Verder, als je een examenwerkstuk inlevert (art. 16.2 OER 2017) gaat de Politieacademie er vanuit dat je hiermee verklaart dat het document je eigen werk is en geen inbreuk doet op de auteursrechten van anderen, dat alle gebruikte bronnen zijn voorzien van een bronvermelding en je niet meer dan 10% van de tekst van het document letterlijk hebt overgenomen uit de tekst van anderen. Nog een ander voorbeeld is Regeling D Schriftelijk examen en inzage OER 2017 waarin allerlei voorzorgsmaatregelen zijn beschreven die gelden bij het afnemen van schriftelijke examens. Een laatste voorbeeld is de plagiaatscanner die de Politieacademie gebruikt. Hiermee kunnen ingeleverde werkstukken van studenten worden gecontroleerd en gedetecteerd op plagiaat.

3. Op grond van welke regeling wordt door de Politieacademie bij (mogelijke) examenfraude opgetreden?

Op grond van de geldende OER Politieonderwijs. Deze regeling komt voort uit de gewijzigde Politiewet 2012 waar bepalingen over het politieonderwijs in zijn opgenomen. De regels t.a.v. examenfraude in de OER 2017 komen voor een groot deel overeen met de regels van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek.

De OER is te vinden op de internetsite van de Politieacademie en kan ook als app worden gedownload. De grondslag waarop (de eenheid van) het korps eventueel optreedt (zie vraag 14) is een andere, namelijk het Besluit algemene rechtspositie politie (BARP). Voor meer informatie over een onderzoek door het korps verwijzen we je naar het korps.

4. Welke partijen spelen een rol als een onderzoek door de Politieacademie wordt opgestart?

a. Het hoofd van de school waar je als student bent ingeschreven en het onderwijs volgt, zowel tijdens je school- als je korpsperiode. Meestal voert het schoolhoofd het onderzoek niet zelf uit maar geeft hij hiertoe

opdracht aan een docent of examinator. b. De gezamenlijke examencommissies van het Basis- en Vakspecialistisch Politieonderwijs Politieacademie. De examencommissie beslist welke maatregel er wordt genomen na advies van het schoolhoofd en kan een examenresultaat, een diploma of certificaat ongeldig verklaren. Ook heeft de examencommissie bij examenfraude de rol van procesbewaker. Nb. de regionale of landelijke eenheid van het korps speelt geen actieve rol bij het onderzoek van de Politieacademie, zie vraag en antwoord 14. Het onderzoek van de Politieacademie en van het korps worden in principe gescheiden uitgevoerd omdat de grondslag en het doel van het onderzoek van elkaar verschillen. Wel wordt je leidinggevende / trajectbegeleider door de Politieacademie geïnformeerd over de mogelijke examenfraude. Ook wordt standaard het VIK PDC geïnformeerd over het uitgevoerde onderzoek door de Politieacademie. Ook worden er door de examencommissie in principe geen maatregelen genomen zonder overleg met het korps.

5. Wat gebeurt er als ik als student verdacht word van examenfraude?

Er wordt door de school een onderzoek ingesteld met als doel om te achterhalen wat precies is voorgevallen en of maatregelen moeten worden genomen op grond van de OER. Zo'n onderzoek houdt in dat jij en anderen kunnen worden gehoord en dat documenten of bestanden kunnen worden ingenomen en onderzocht. Je hebt er recht op om te worden gehoord, zie art. 21.4 OER 2017, maar daarnaast ook de plicht daaraan mee te doen.

6. Wat houdt een eerste maatregel in?

Op het moment dat er een verdenking van examenfraude tegen je is (dit kan zijn vóór aanvang van- of tijdens het afnemen van het examen), kun je door je school direct uitgesloten worden van verdere deelname aan de examenopdracht of leeropdracht. Zie art. 21.1. OER 2017.

7. Wie wordt geïnformeerd als een onderzoek wordt ingesteld?

Zowel jij, je eenheid als de examencommissie worden hierover schriftelijk geïnformeerd, zie art. 21.3 OER 2017. Dit geldt ook als er een eerste maatregel wordt genomen, zie vraag 6.

8. Moet ik meewerken aan een onderzoek naar examenfraude van de Politieacademie?

Ja, je bent verplicht om aan zo'n onderzoek mee te werken. Er is hier sprake van bestuursrechtelijk en niet van strafrechtelijk handelen. Verder betekent dit b.v. dat de interviewer geen cautie hoeft te geven als je geïnterviewd wordt en dat relevante bescheiden / digitale bestanden mogen worden ingenomen.

9. Welke rechten heb ik verder tijdens zo'n onderzoek?

Je mag je tijdens zo'n onderzoek laten bijstaan door iemand die je advies geeft, b.v. door een raadsman.

10. Wanneer moet het onderzoek van de school zijn afgerond?

De Politieacademie heeft in principe maximaal veertig werkdagen om het onderzoek uit te voeren. Bij uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn worden overschreden. Zie art. 21.5 OER 2017.

11. Wat gebeurt er daarna?

Degene die namens het hoofd van de school het onderzoek uitvoert vult het 'Meldingsformulier examenfraude' in. Hierbij documenteert hij alle relevante onderzoeksresultaten en komt hij met een voorstel van verdere aanpak. Het meldingsformulier stuurt hij aan de secretaris van de examencommissie.

12. Wat is de taak van de examencommissie bij examenfraude?

De examencommissie heeft in het proces een beslissende taak en ook de rol van regisseur/procesbewaker. Het schoolhoofd adviseert de examencommissie. Als examenfraude wordt vastgesteld (of als het vermoeden hiertoe ernstig is) heeft de examencommissie verder de bevoegdheid het examenresultaat ongeldig te verklaren (art. 27.1d OER 2017) of zelfs een al behaald diploma of certificaat ongeldig te verklaren (art. 40.1 OER 2017).

13. Welke maatregelen kan de examencommissie nemen?

De examencommissie kan, na overleg met het schoolhoofd en het korps, ingevolge art. 22.2 OER 2017 de volgende maatregelen nemen: a. het met examenfraude behaalde examenresultaat wordt ongeldig verklaard; b. de student moet één of meerdere examen- of leeropdrachten opnieuw uitvoeren, waarbij de examencommissie aanvullende voorwaarden kan stellen; c. de student komt, indien van toepassing, niet meer in aanmerking voor cum laude afstuderen; d. de student wordt overgeplaatst naar een andere onderwijsgroep (klas) of naar een andere opleidingslocatie van de Politieacademie; e. de opleiding van de student wordt voor de termijn van maximaal een jaar opgeschort, zie art. 32; f. bij ernstige examenfraude kan de examencommissie de directeur voorstellen de opleiding van de student definitief te beëindigen; g. eerder verstrekte kwalificatiebewijzen worden ongeldig verklaard, zie art. 39. Een maatregel kan ook in tijdelijkheid worden genomen, in afwachting van het onderzoek / een beslissing van het korps (art. 22.3 OER 2017). Je kunt in beroep gaan tegen het nemen van één van deze maatregelen op grond van art. 41 OER 2017.

14. Wie bepaalt of de eenheid van het korps ook een onderzoek gaat instellen?

Het bevoegd gezag van jouw regionale of landelijke eenheid (dus de leiding) kan op basis van hun eigen bevindingen of op basis van het onderzoek van de Politieacademie tot de conclusie komen dat sprake is van vermeend plichtsverzuim. Er kan dan door het bevoegd gezag besloten worden dat er een nader (tuchtrechtelijk) onderzoek volgt op basis van het BARP. Dit wordt dan besproken met de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de Politieacademie. Het meldingsformulier examenfraude wordt dan via het VIK van de Politieacademie beschikbaar gesteld aan de afdeling VIK PDC / of eenheid.

15. Hoe wordt het onderzoek afgesloten?

Als besloten is of en zo ja welke maatregelen er genomen worden (zie vraag 12 en 13), wordt het meldingsformulier afgesloten en wordt het meldingsformulier opgeslagen in je studentendossier. Ook als wordt vastgesteld dat er 'niets aan de hand was' wordt het onderzoek afgesloten. Zowel jij als je korps moeten door de examencommissie binnen tien werkdagen na sluiting van het onderzoek hiervan schriftelijk in kennis worden gesteld (art. 22.1 OER 2017).

16. Wordt er ook iets van het onderzoek gecommuniceerd en zo in de openbaarheid gebracht?

Per geval wordt door het hoofd van de school in samenspraak met de examencommissie bekeken of communicatie over de examenfraude noodzakelijk en gewenst is; hierbij wordt in voorkomende gevallen overleg gevoerd met de directeur Politieacademie en het korps. Heb je een andere vraag of wil je reageren? Stuur een mail aan: [email protected]