Wet milieubeheer

Download Report

Transcript Wet milieubeheer

Rijkswaterstaat
Ministerie van Infrastructuur
en Milieu
Kenniscentrum InfoMil
Wet milieubeheer
8 januari 2017
Inhoudsopgave
Wet milieubeheer
Begrippen
Voorkeursvolgorde
Coördinatie
Zorgplicht
Gemeentelijk rioleringsplan
Gemeentelijke verordening voor hemelwater en grondwater
Afvalwater in hoofdstuk 10 Wet milieubeheer
Afbakening met de afvalstoffenwetgeving
Zie Overheid.nl
Colofon
3
3
6
8
9
9
10
11
13
14
15
Wet milieubeheer
In beginsel vallen alle milieu-aspecten onder de Wet milieubeheer (Wm). De Wm treedt echter terug als
een andere wet bepaalde milieu-aspecten regelt, zoals bijvoorbeeld het geval is met de Waterwet, die het
overgrote deel van de watergerelateerde milieuaspecten regelt. De Waterwet ziet met name toe op het
watersysteem terwijl de betreffende regels uit de Wm zien op de waterketen. Lozingen in rioolstelsels
vallen bijvoorbeeld onder de Wm, alsmede de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van stedelijk
afvalwater en de daaraan gekoppelde verplichting tot het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan
(GRP).
Voor het vormgeven van het gemeentelijk lozingenbeleid kunnen gemeente en
waterkwaliteitsbeheerder bijgaande handleiding gemeentelijk beleid voor afvalwater (pdf, 585 kB)
raadplegen.
Begrippen
In de afvalwaterwetgeving per 1 januari 2008 wordt een onderscheid gemaakt in schoon water en vuil
water met bijbehorende riolen. Hieronder wordt de wettelijke definitie en een toelichting gegeven op de
diverse begrippen in de afvalwaterregelgeving.
Ook de Waterwet kent een aantal specifieke begrippen. De wettelijke definitie en toelichting daarop
vindt u op de pagina Begrippen en algemene bepalingen.
•
•
•
•
Het begrip afvalwater
Soorten afvalwater
Soorten rioolstelsels
Lozen
Het begrip afvalwater
De Wet milieubeheer beschouwt afvalwater als een afvalstof. Afvalwater is gedefinieerd als "alle water
waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen". Dit betekent dat
afvalwater (net zoals elke afvalstof) op een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze dient te
worden beheerd en afgevoerd. Uit artikel 10.31 van de Wet milieubeheer volgt echter dat de
afvalstoffenregelgeving niet van toepassing is op al het afvalwater. In het geval dat het afvalwater op het
riool wordt geloosd zijn de bepalingen van de Wet milieubeheer inzake afvalstoffen niet van toepassing.
Wanneer afvalwater niet via de riolering, maar via een andere route wordt afgevoerd, bijvoorbeeld per
as, dan moet afvalwater worden beschouwd als een normale afvalstof, waarop de afvalstoffenregelgeving
van toepassing is.
Soorten afvalwater
Met de wetswijziging van de Wm door de Wet gemeentelijke watertaken (Stb . 2007, nr . 276 en Memorie
van toelichting ) is het onderscheid in verschillende soorten afvalwater per 1 januari 2008 als volgt:
•
•
•
Huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en
huishoudelijke werkzaamheden
Afvloeiend hemelwater: spreekt voor zich, geen wettelijke definitie, gerelateerd aan de zorgplicht op
grond van artikel 3.5 van de Waterwet
Grondwater: spreekt voor zich, geen wettelijke definitie, gerelateerd aan de zorgplicht op grond
van artikel 3.6 van de Waterwet
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 3
•
•
•
Bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend
hemelwater of grondwater is
Stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater,
afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater
Ander afvalwater: datgene wat niet onder een van voorgaande begrippen is te vatten. De wetgever
beoogt niet om met bovenstaande begrippen alle soorten afvalwater uitputtend te omschrijven.
Een voorbeeld van ‘ander afvalwater’ is ‘ zwembadwater’ bij een particulier huishouden dat
geloosd moet worden. Te lozen zwembadwater van een professioneel zwembad is
bedrijfsafvalwater
Uit een uitspraak van de Raad van State (200704332/1, 18 juni 2008) blijkt dat het afstromend hemelwater
- onafhankelijk van de vraag of, en in welke mate, dit water al dan niet verontreinigd is - wordt
aangemerkt als afvalstof.
Historie soorten afvalwater
Tot de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke watertaken (1 januari 2008) werd in artikel 1.1. van de
Wm twee soorten afvalwater onderscheiden:
1.
2.
Huishoudelijk afvalwater, dat afkomstig is van particuliere huishoudens. Hieronder valt ook het
regenwater dat afstroomt van het dak of terrein van het huishouden
Bedrijfsafvalwater, dat is al het overige afvalwater, dus bijvoorbeeld ook afvloeiend hemelwater van
een weg.
Bij bedrijven (al dan niet een inrichting in de zin van de Wm) kon, onder die begripsbepaling, dus nooit
huishoudelijk afvalwater vrijkomen. In de vernieuwde begripsbepalingen is de aard en de herkomst van
het afvalwater bepalend voor de typering van het afvalwater. Bij bedrijven zal dus naast
bedrijfsafvalwater ook huishoudelijk afvalwater vrijkomen. In ieder bedrijf is immers wel een toilet en
een wastafel aanwezig.
Afvloeiend hemelwater en (overtollig) grondwater werd tot 1 januari 2008 meegenomen in de begrippen
huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, al naar gelang dit afkomstig was van een particulier
huishouden of van een bedrijf. Nu zijn dit apart te benoemen soorten afvalwater.
Soorten rioolstelsels
Met de wijziging van de Wm op 1 januari 2008 worden ook verschillende rioolstelsels onderscheiden:
•
•
•
Openbaar hemelwaterstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend
hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een
rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast
Openbaar ontwateringsstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van
grondwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool , in beheer bij een gemeente of een
rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast
Openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in
beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast.
"Openbaar vuilwaterriool" is met dezelfde begripsomschrijving ook gedefinieerd in de Waterwet
Een openbaar hemelwaterstelsel en een openbaar ontwateringsstelsel worden gezamenlijk vaak
aangeduid met ‘schoonwaterriool’. In beide stelsels wordt immers in beginsel ‘schoon’ water
getransporteerd naar het milieu, oppervlaktewater of bodem, zonder tussenkomst van een zuivering. In
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 4
de praktijk zullen beide ook vaak gecombineerd worden als ze op dezelfde locatie aanwezig zijn.
In het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten
inrichtingen, is nog de volgende definitie voor vuilwaterrioolopgenomen:
1.
2.
3.
een openbaar vuilwaterriool
een andere voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, aangesloten
op een zuiveringvoorziening, die blijkens een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de
Waterwet mede voor het zuiveren van stedelijk afvalwater is bedoeld, of aangesloten op een
zuiveringtechnisch werk of
een werk, niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater,
aangesloten op een zuiveringtechnisch werk.
- ad. 2: Dit betreft bijvoorbeeld particuliere rioolstelsels op bedrijfstereinen of bedrijfsrioleringen waar
andere bedrijven op lozen. Soms zijn bedrijven gevestigd binnen de hekken van een andere bedrijf,
bijvoorbeeld een onderhoudsbedrijf dat is gevestigd op het terrein van een olieraffinaderij. Het
onderhoudsbedrijf loost dan op de (bedrijfs)riolering van de raffinaderij en derhalve volgens de
wetgeving op een vuilwaterriool.
Voor de uiteindelijke lozing heeft de inrichting die eigenaar van de voorziening wel een
watervergunning nodig als er deze loost op oppervlaktewater. Bij alle andere op dit vuilwaterriool
aangesloten inrichtingen is dan sprake van een indirecte lozing en deze vallen onder Wabo bevoegd
gezag.
- ad. 3: Dit betreft lozingen direct op de RWZI (zuiveringtechnisch werk) zonder tussenkomst van
riolering. Het lozende bedrijf is dan met een pijpleiding aangesloten op de RWZI. Zodra meerdere
bedrijven op die pijp lozen wordt die een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater
(riool). Binnen het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen gelden voor lozingen die
rechtstreeks op de RWZI plaatsvinden dezelfde voorwaarden als bij lozen in het vuilwaterriool, met het
onderscheid dat hier de beheerder van de RWZI, de waterbeheerder, bevoegd gezag is voor die lozing. Dit
geldt dan voor de inrichting die eigenaar is van dit gezamenlijke vuilwaterriool
Het afvalwater in een vuilwaterriool wordt altijd gezuiverd alvorens het in het milieu wordt geloosd. In het
algemeen zal dat gebeuren met een zuiveringtechnisch werk ( RWZI ) zoals bepaald in de Waterwet.
Voorziening voor het beheer van afvalwater: een openbaar vuilwaterriool, openbaar hemelwaterstelsel,
openbaar ontwateringstelsel, een andere voorziening voor de inzameling en het transport van
afvalwater, een zuiveringtechnisch werk of en zuiveringsvoorziening.
Historie soorten rioolstelsels
Tot 1 januari 2008 maakte de wet geen onderscheid in verschillende rioolstelsels en werd gesproken van
een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. In de praktijk werd natuurlijk wel
onderscheid gemaakt in een schoonwaterriool, zoals een hemelwaterstelsel, en een vuilwaterriool. Dat
gebeurde dan aan de hand van de vangnetbepaling die op iedere lozing op het riool van toepassing was.
Deze bepaalde onder andere dat een lozing slechts mocht plaatsvinden als daarmee de doelmatige
werking van de riolering en de zuivering niet benadeeld werd. In het geval dat vuilwater, zoals
bijvoorbeeld huishoudelijk afvalwater, geloosd wordt op een schoonwaterriool wordt de doelmatige
werking daarvan benadeeld, want het huishoudelijk afvalwater zal dan ongezuiverd geloosd worden in
het milieu. Omgekeerd is dat ook het geval als hemelwater geloosd wordt op een vuilwaterriool. Het
aantal overstorten zal dan toenemen en het rioolstelsel en de zuivering worden onnodig hydraulisch
belast.
Lozen
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 5
De Waterwet heeft in artikel 6.1 de volgende defintie van het begrip 'lozen':
brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam of brengen van water of stoffen op een zuiveringtechnisch werk. Let
wel, dit artikel zegt ook dat deze definitie alleen van toepassing is op dit hoofdstuk van de Waterwet
(Hoofdstuk 6. Handelingen in watersystemen) en bepalingen die daarop berusten, zoals een
watervergunning. De Wm kent geen definitie voor lozen of lozing, daar wordt aangesloten op de
afvalstoffenregelgeving, en worden formuleringen gebruikt als: "het brengen van stoffen, afvalwater of
andere afvalstoffen, in...).
In het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten
inrichtingen, is de volgende definitie van het begrip "lozen" opgenomen:
het brengen van:
1°. afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam
2°. afvalwater of overige vloeistoffen op of in de bodem
3°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel
4°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar ontwateringsstelsel
5°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar vuilwaterriool
6°. afvalwater of andere afvalstoffen in een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, of
7°. afvalwater of andere afvalstoffen met behulp van een werk niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het
transport van afvalwater op een zuiveringtechnisch werk
N.b.: onder 1° hebben de drie besluiten een verschillende definitie, die overigens in de praktijk hetzelfde
inhoud. Bovenstaande is de definitie volgens het Activiteitenbesluit, het Besluit lozen buiten
inrichtingen zegt hier:
1°. stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet in een oppervlaktewaterlichaam
en het Besluit lozing afvalwater huishoudens zegt:
1°. afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam, met behulp
van een een werk dat niet op een ander werk is aangesloten, of op andere wijze dan dan met behulp van een werk
Voorkeursvolgorde
Met de Beleidsbrief regenwater en riolering (pdf, 87 kB) is een beleidsmatige voorkeur vastgelegd voor de
verwijdering van verschillende soorten afvalwater. Afvalwater is een afvalstof volgens de Wm en de EUregelgeving. Afvalwater dat per as, tankwagen, wordt afgevoerd moet dan ook (procedureel) behandeld
worden als zijnde een normale afvalstof. Veelal wordt afvalwater echter op de plaats waar het ontstaat,
eventueel na zuivering, geloosd in een riool of direct in het milieu: oppervlaktewater of bodem. De
voorkeursvolgorde voor het beheer van afvalstoffen zoals opgenomen in artikel 10.4 Wet milieubeheer
(Wm) is dan niet goed toepasbaar op afvalwater. Daarom is per 1 januari 2008 in artikel 10.29a van de
Wm een voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater opgenomen.
Achtergrond
In de huidige praktijk van vergunningverlening en handhaving wordt voorgeschreven dat schone
afvalwaterstromen worden afgevoerd naar een Rioolwaterzuivering, RWZI. Deze schone
afvalwaterstromen zouden met een beperkte (zuiverings)inspanning ook direct in het milieu geloosd
kunnen worden. Het vuilwaterriool en de RWZI dient dan als een soort veiligheidsbuffer. Bij een
calamiteit moet het afvalwater nog een heel traject doorlopen voordat het in het milieu komt waardoor
tijdig maatregelen genomen kunnen worden. Het afvalwater wordt in de RWZI gezuiverd, ook nietafbreekbare stoffen worden verwijderd. Bovendien wordt het afvalwater vanuit de RWZI veelal op groot
oppervlaktewater geloosd waardoor het minder effect veroorzaakt. Lozing van licht verontreinigd
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 6
afvalwater, zogenaamd ‘dun’ water, op een vuilwaterriool heeft een aantal nadelige effecten. Zo kan
’dun’ water tijdens het transport in het vuilwaterriool naar de RWZI bijdragen aan overstortingen. Vooral
wanneer hemelwater wordt afgevoerd met het vuilwaterriool bestaat dit gevaar, doordat er opeens grote
hoeveelheden water moeten worden afgevoerd maar ook bij lozing van grote hoeveelheden grondwater.
Op de zuivering verlaagt ’dun water’ het zuiveringsrendement, omdat het door vermenging met vuil
water leidt tot extra uitsleep van verontreinigende stoffen. Bovendien zijn met zowel transport als
zuivering van dun water grote maatschappelijke kosten gemoeid, gelet op de benodigde capaciteit van
het transport- en zuiveringssysteem en de transport- en zuiveringskosten. Om de kans op diffuse emissies
van stoffen naar het milieu te verminderen is een voorkeursvolgorde bepaald. Er is een beleidsmatige
voorkeur voor directe lozing in het milieu, eventueel na een zuiveringsstap, tenzij het afvalwater is
waarvoor de RWZI is ontworpen. Een RWZI is ontworpen voor huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat
qua biologische afbreekbaarheid daarmee overeenkomt. Met de wet gemeentelijke watertaken is de
voorkeursvolgorden in de Wet Milieubeheer, Wm, opgenomen. Ze geeft de voorkeur aan om, daar waar
het redelijkerwijs mogelijk is, afvalwater bij de bron te zuiveren en het gezuiverde water in het milieu
terug te brengen.
Voorkeursvolgorde
De voorkeursvolgorde voor afvalwater staat in de Wet Milieubeheer in artikel 29a. Hierin staat dat er in
het belang van de bescherming van het milieu voor afvalwater rekening wordt gehouden met de
navolgende voorkeursvolgorde:
•
•
•
•
•
•
•
a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen
nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
d. huishoudelijk afvalwater en, voor zover doelmatig en kostenefficiënt, afvalwater dat daarmee
wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt worden ingezameld en naar een RWZI
wordt getransporteerd;
e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na retentie of zuivering bij de bron,
wordt hergebruikt;
f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de
bron, in het milieu wordt gebracht en
g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d naar een RWZI wordt getransporteerd.
Wat onder een RWZI wordt verstaan is vastgelegd in artikel 3.4 van de Waterwet.
Gebruik van de voorkeursvolgorde
De gemeente kan gebruik maken van de voorkeursvolgorde volgens artikel 10.29a Wm bij de het maken
van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Daarnaast is de voorkeursvolgorde het opstellen van een
vergunning. Het is echter geen dogma. In het GRP wordt de lokale afweging gemaakt waarbij de
doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan. Als er argumenten aanwezig zijn, kan van deze
volgorde worden afgeweken. Het is niet de bedoeling dat met het van kracht worden van deze
wetswijzigingen alle lozingen van bedrijfsafvalwater die nu op het riool plaatsvinden acuut worden
omgezet naar directe lozingen. In verband met optimalisatie van het rioolstelsel en herziening van
vergunningen en maatwerkvoorschriften (voorheen “nadere eisen”) kan heroverweging van de wijze
waarop het bedrijfsafvalwater wordt afgevoerd aan de orde zijn.
Het Rijk hanteert de voorkeursvolgorde bij het opstellen van de algemene regels (AMvB’s) die het
mogelijk maken om zonder vergunning of ontheffing afvalwater te lozen.
Hier vind u de memorie van toelichting met betrekking tot de voorkeursvolgorde voor de verwijdering
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 7
van afvalwater uit de Wet gemeentelijke watertaken: Memorie van toelichting bij de voorkeursvolgorde
(pdf, 16 kB).
Voorkeursvolgorde voor verschillende afvalwaterstromen
Afvalwater kan ingedeeld worden in drie categorieën. Voor deze categorieën is de voorkeur voor
verwijdering als volgt:
1. Huishoudelijk afvalwater en daarmee, qua biologische afbreekbaarheid, vergelijkbaar afvalwater.
Huishoudelijk afvalwater en daarmee overeenkomstig afvalwater wordt bij voorkeur via een
vuilwaterriool afgevoerd naar een RWZI in beheer bij het waterschap. Huishoudelijk afvalwater gemengd
met ander afvalwater heet stedelijk afvalwater in de terminologie van de Wm. De gemeente heeft een
zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater op basis van artikel 10.33 van de Wm. Het waterschap
heeft een zorgplicht om het water te ontvangen en te zuiveren van artikel 3.4 van de Waterwet Een RWZI
is over het algemeen minder geschikt voor de verwerking van andere afvalwaterstromen. Naast het
afvalwater vanuit huishoudens en het huishoudelijk afvalwater dat bij bedrijven ontstaat omvat deze
categorie ook het afvalwater uit bijvoorbeeld de voedingsmiddelenindustrie.
2. 'Schoon' afvalwater (niet of nauwelijks verontreinigd), zoals afstromend hemelwater, grondwater en koelwater.
Schoon afvalwater wordt bij voorkeur ter plaatse terug in het milieu gebracht door lozing op het
oppervlaktewater of in de bodem. Ook afvalwater dat slechts gering is verontreinigd wordt bij voorkeur,
eventueel na een zuiveringsstap, ter plaatse terug in het milieu gebracht. De gemeente heeft een
zorgplicht om hemelwater vanuit de openbare ruimte af te voeren op basis van artikel 3.5 van de
Waterwet. Soms zal ook een tijdelijke berging op locatie nodig zijn, vooral voor afvloeiend hemelwater.
Dit in lijn met de drietrapsstrategie ’vasthouden-bergen-afvoeren’.
3. Overig afvalwater; afvalwater ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten.
De derde categorie betreft afvalwater ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten, dat qua samenstelling
niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater. De bedrijfsmatige activiteiten hoeven niet persé binnen
een inrichting plaatsvinden. Het gaat bijvoorbeeld om het lozen vanuit bodemsaneringen. Hierbij wordt
vaak een zodanige zuivering bij de bron voorgeschreven dat zonder risico geloosd kan worden in het
oppervlaktewater of in de bodem. Slechts als een zuivering in redelijkheid niet van de lozer gevergd kan
worden dan is lozing op het vuilwaterriool, en daarmee afvoer naar een RWZI, aan de orde.
Coördinatie
Op grond van § 14.1 Wet milioeubeheer (Wm) hebben gedeputeerde staten van de provincie een taak om
de coördinatie tussen beschikkingen op grond van verschillende wetten te bevorderen. Dit kan
bijvoorbeeld een rol spelen in geval een inrichting naast een omgevingsvergunning tevens een
Watervergunning moet hebben. Bij de vergunningverlening van IPPC-inrichtingen is deze coördinatie
verplicht; in de andere gevallen facultatief.
De coördinatieregeling volgens § 14.1 Wm "Coördinatie bij aanvragen om een beschikking" is uitsluitend
van toepassing als op een van de beschikkingen afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurrecht (Awb)
van toepassing is. Dit is de zogenaamde uitgebreide procedure volgens de Awb. De regeling is dus van
toepassing op vergunningverlening, maar niet op de procedure voor het verstrekken van
maatwerkvoorschriften, bijvoorbeeld in het kader van het Activiteitenbesluit.
Gedeputeerde staten zijn gehouden een gecoördineerde behandeling van de aanvragen te bevorderen,
indien de aanvrager of een betrokken bestuursorgaan daarom een verzoek indient. Gedeputeerde staten
zijn gehouden een gecoördineerde voorbereiding van de aanvragen te bevorderen, indien de aanvrager
daarom verzoekt. Daarnaast zegt artikel 6.27, tweede lid, Waterwet dat de regeling volgens § 14.1 Wm
moet worden toegepast bij de vergunningverlening voor IPPC-inrichtingen.
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 8
Een gecoördineerde voorbereiding en behandeling van een aanvraag omvat zowel de inhoudelijke
samenhang tussen de aanvragen en de beschikkingen daarop (artikel 14.3, lid 1) als de procedurele
aspecten (artikel 14.3, lid 2): terinzagelegging, inspraak, bekendmaking.
Bij een gecoördineerde aanvraag kunnen gedeputeerde staten, op grond van artikel 14.4, van de
betrokken bestuursorganen alsmede van de betrokken adviseurs de medewerking vorderen die nodig is
voor het welslagen van de coordinatie. Deze partijen zijn verplicht de gevorderde medewerking te
verlenen.
Bij coördinatie bij IPPC-inrichtingen vindt u hoe de coördinatieregelingen op grond van de Wabo en
Waterwet voor IPPC-inrichtingen zijn geregeld.
Zorgplicht
De wetgeving heeft een aantal zorgplichten toegekend aan waterschappen en gemeenten.
Waterschappen hebben een zorgplicht voor de zuivering van stedelijk afvalwater en het watersysteem.
Gemeenten hebben zorgplichten voor de inzameling van stedelijk afvalwater, hemelwater en
grondwater. De zorgplichten zijn verankerd in de Waterwet en de Wet milieubeheer.
Toon op website : Zorgplicht
Gemeentelijk rioleringsplan
Op grond van artikel 4.22 Wm stelt de gemeenteraad, telkens voor een daarbij vast te stellen periode, een
gemeentelijk rioleringplan (GRP) vast.
De gebruikelijke planperiode is 4 jaar, maar de wet laat gemeenten hierin vrij. In het GRP wordt
aangegeven waar welke voorzieningen (gescheiden stelsel, gemengd stelsel of anderszins) zijn
gerealiseerd of in de planperiode worden gerealiseerd. Met de Wet gemeentelijke watertaken is artikel
4.22 Wet milieubeheer (Wm) per 1 januari 2008 dusdanig gewijzigd dat gemeenten in hun GRP ook
expliciet aandacht moeten besteden aan de zorgplichten voor grondwater en hemelwater.
Naast deze directe wettelijke verplichting wordt er een belangrijke rol toebedeeld aan het GRP in de
afstemming tussen gemeente en betrokken waterschap, zowel in de rol van waterbeheerder als
zuiveringsbeheerder. Essentie is dat Wvo-vergunningen voor lozingen vanuit overstorten en
hemelwaterriolen op het oppervlaktewater worden vervangen door algemene regels met verwijzing naar
het GRP voor de maatregelen die worden genomen en gepland om deze lozingen zoveel mogelijk te
beperken. Kort door de bocht zou je kunnen zeggen dat het GRP de bestaande Wvo-vergunningen voor
overstorten en lozingen vanuit hemelwaterriolen gaat vervangen. Dit is wettelijk vastgelegd in artikel
3.14 tot en 3.16 van het Besluit lozen buiten inrichtingen (zie bij dit besluit).
De Wet gemeentelijke watertaken (artikel IV) zegt dat, vijf jaar na het van kracht worden, het GRP moet
voldoen aan het aangepaste artikel 4.22 Wm; dat is dus per 1 januari 2013. Vooral het aspect dat in artikel
4.22, lid 2 onder d, wordt genoemd, “de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen en
van de in het plan aangekondigde activiteiten”, is in dit verband relevant. In veel van de huidige GRP’s is
over dit aspect weinig tot niets terug te vinden. Veelal is die informatie echter wel aanwezig,
bijvoorbeeld in het basisrioleringsplan (BRP), het waterplan, of andere gemeentelijke beleidsstukken.
Deze plannen of beleidstukken hebben echter geen wettelijke basis waardoor er in de wetgeving niet
naar verwezen kan worden. Van belang is dat deze informatie direct gekoppeld wordt aan het GRP, of dat
het GRP daarnaar verwijst. Het is op zich niet nodig dat al deze informatie daadwerkelijk in het GRP staat.
De memorie van toelichting met betrekking tot de wijziging van artikel 4.22 Wm uit de Wet
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 9
gemeentelijke watertaken vindt u hier: Memorie van toelichting bij verbreed GRP. (pdf, 8,1 kB)
Het GRP met aanhangende en onderliggende documenten dient uiteindelijk de informatie te bevatten
waarop de waterbeheerder de gemeentelijke lozingen, uit overstorten en hemelwaterriolen, concreet
kan toetsen. In de voorbereidingsfase van het GRP kan een waterbeheerder een gemeente over het plan
adviseren (artikel 4.23 Wm) en indien de waterbeheerder van oordeel is dat de gemeente onvoldoende
tegemoet komt aan de wensen, kan de waterbeheerder zich tot de provincie wenden en om een oordeel
vragen. Uiteindelijk heeft de provincie een aanwijzingsbevoegdheid ten aanzien van het GRP.
Als een gemeente niet voldoet aan hetgeen in het GRP is opgenomen handelt de gemeente in strijd met
de voorschriften van het Besluit lozen buiten inrichtingen, waarop vanzelfsprekend gehandhaafd kan
worden. Als het GRP onvoldoende inzicht in de maatregelen die de gemeente gaat nemen is er kennelijk
sprake van een niet adequaat GRP en moet de gemeente daarop aangesproken worden. Het GRP is
immers een wettelijk verplicht plan, waar de Wet milieubeheer eisen aan stelt. Voor de toetsing van de
inhoud van het lozingenbeleid in het GRP (met aanhangende en onderliggende documenten) kan de
handleiding gemeentelijk lozingenbeleid voor afvalwater (pdf, 585 kB) geraadpleegd worden.
Begunstigers van de stichting Rioned kunnen de leidraad Riolering downloaden van de website van
Stichting Rioned. In die Leidraad Riolering zijn modules opgenomen die een hulpmiddel vormen voor
het opstellen van een GRP.
Gemeentelijke verordening voor hemelwater en grondwater
Op het gemeentelijk niveau wordt het hemelwater- en grondwaterbeleid vastgelegd in het Gemeentelijk
Rioleringsplan (GRP), dat in samenspraak met het betrokken waterschap en afgestemd met de provincie
wordt opgesteld. De gemeentelijke verordeningsbevoegdheid voor de omgang met afvloeiend
hemelwater en grondwater biedt een extra instrument om het beleid volgens het GRP tot uitvoering te
brengen.
Bij lozingen van afvloeiend hemelwater en grondwater is er in de Wet milieubeheer dat het, zo mogelijk,
lokaal in het milieu wordt teruggebracht. Uitgangspunt hierbij is dat deze waterstromen geen of zodanig
geringe verontreinigingen bevatten, dat ze zonder maatregelen direct in het milieu kunnen worden
geloosd. Voor deze lozingen zijn over het algemeen geen individuele vergunningen of ontheffingen
nodig; ze worden toegestaan bij algemene regels. Wanneer een gemeente aanvullende eisen wil stellen
aan de lozingen van afvloeiend hemelwater en grondwater kan ze, naast maatwerkvoorschriften in
individuele gevallen op grond van de besluiten, gebruik maken van de gemeentelijke
verordeningsbevoegdheid. Deze verordeningsbevoegdheid is per 1 januari 2008 opgenomen in artikel
10.32a van de Wet milieubeheer. Dit artikel luidt:
1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat:
a.
b.
bij het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de
inzameling en het transport van afvalwater, wordt voldaan aan de in die verordening gestelde regels, en
het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport
van stedelijk afvalwater binnen een in die verordening aangegeven termijn wordt beëindigd.
2. Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruik gemaakt, indien van degene bij wie
afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden
gevergd.
De verordeningsbevoegdheid beperkt zich tot de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater.
Andere soorten afvalwater (huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, etc.) kunnen niet met dit
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 10
instrument gereguleerd worden. De verordeningsbevoegdheid omvat twee onderdelen:
•
het stellen van voorwaarden aan het lozen van afvloeiend hemelwater of van grondwater op of in
de bodem of in een riool, en
•
het beëindigen van lozingen van afvloeiend hemelwater of van grondwater in een vuilwaterriool
(afkoppelen).
Hier vind u de memorie van toelichting met betrekking tot deze verordeningsbevoegdheid uit de Wet
gemeentelijke watertaken: Memorie van toelichting verordening (pdf, 22 kB).
Bij de voorwaarden kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verbod op het gebruik van chemische
bestrijdingsmiddelen of een verbod op het wassen van auto’s op straat in een gebied waar het
afstromend hemelwater ongezuiverd in het oppervlaktewater of de bodem wordt geloosd. Bedenk
daarbij wel dat voorgeschreven verboden of maatregelen handhaafbaar moeten zijn, hetgeen bij een
verbod op het wassen van auto’s op straat discutabel is.
Ook kan een gemeente in de verordening voorwaarden stellen aan de toepassing van bouwmaterialen
indien dat vanwege lokale waterkwaliteit noodzakelijk is. In gebieden waar bebouwing voorzien is maar
nog niet gerealiseerd is, zal dit geen probleem zijn aangezien er diverse alternatieven beschikbaar zijn
om emissies uit bouwmaterialen te beperken. In gebieden met bestaande bebouwing ligt dit complexer;
dan moet de afweging worden gemaakt of de kosten voor de individuele lozer ten gevolge van die regels
opwegen tegen het milieuvoordeel.
Ten aanzien van afkoppeling van hemelwater van het vuilwaterriool bij bedrijven, biedt de verordening
dezelfde mogelijkheden als een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 6.18 van het
Activiteitenbesluit. Het verschil is dat een maatwerkvoorschrift een individuele beschikking voor een
bedrijf is en een verordening van toepassing is op een groep lozingen binnen een gebied van een
gemeente. De verordening zal daarom met name een instrument zijn om voorwaarden te stellen aan
particuliere lozingen.
Meer informatie over de gemeentelijke verordeningsbevoegdheid is opgenomen in de handleiding
‘Gebiedsgericht beleid voor lozingen van hemelwater en grondwater’ (pdf, 1,7 MB).
Afvalwater in hoofdstuk 10 Wet milieubeheer
De wettelijke basis om lozingen in het riool te reguleren is de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voor lozingen op het riool vanuit bedrijven,
inrichtingen, is hoofdstuk 8 de basis, met hoofdstuk 2 van de Wabo. Op basis van hoofdstuk 8 zijn voor
veel bedrijven algemene regels gesteld in het activiteitenbesluit. Voor andere bedrijven is de lozing
geregeld in de omgevingsvergunning.
Lozingen van afvalwater die niet vanuit inrichtingen plaatsvinden worden geregeld op basis van
hoofdstuk 10 van de Wm, met name titel 10.5: “Het zich ontdoen, de inzameling en het transport van
afvalwater”. Ook hier zijn voor vele lozingen algemene regels gesteld.
•
•
•
•
•
•
•
Voorkeurs volgorde voor afvalwater
Opheffing lozingsverbod
Lozen tenzij
Besluit lozen buiten inrichtingen
Activiteitenbesluit
Besluit lozing afvalwaterhuishoudens
Ontheffing artikel 10.63
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 11
•
Maatwerk in plaats van ontheffing
Voorkeursvolgorde voor afvalwater
In artikel 10.29a Wm is de voorkeursvolgorde van afvalwater neergezet. Kort samengevat licht de nadruk
op het beperken of het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Als afvalwater toch ontstaat moet
het afvalwater zo min mogelijk verontreinigd worden, afvalwaterstromen moeten gescheiden worden
gehouden tenzij de verwerking geen probleem ondervindt. De overheid moet de mogelijkheid bieden
om huishoudelijk afvalwater en daarop gelijkend afvalwater naar een zuivering af te voeren. Ander
afvalwater moet worden hergebruikt of na plaatselijke zuivering in het milieu worden gebracht, of naar
een zuivering worden gebracht. Lees verder over de speciale pagina over de voorkeursvolgorde.
De voorkeursvolgorde wordt gehanteerd bij het opstellen van algemene maatregelen van bestuur
(AMvB's) die het mogelijk maken om zonder vergunning of ontheffing afvalwater te lozen.
Opheffing lozingsverbod artikel 10.30 Wm
Tot 25 april 2013 was een lozingsverbod in artikel 10.30 van de Wet milieubeheer opgenomen om
afvalwater op de riolering te lozen. Deze verbodsbepaling is met staatsblad 144/145 artikel 2.9 onder F
ingetrokken.
Lozen van afvalwater op de riolering mag volgens de regels die zijn gesteld op basis
van artikel 10.32 Wm.
Mag door de opheffing van het centrale lozingsverbod in artikel 10.30 nu alle afvalwater zomaar worden
geloosd op een riool? Nee, voor alle soorten lozingen op het riool zijn algemene regels van toepassing.
Het Activiteitenbesluit, Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen
zijn de besluiten die in Artikel 10.32 Wm worden genoemd om lozingen te reguleren. Deze besluiten
bestrijken qua werkingssfeer alle lozingen op het riool, zowel vuilwaterriool als andere rioolstelsels.
Besluit lozen buiten inrichtingen
Het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) is van toepassing op alle lozingenvan niet inrichtingen op
het riool behalve op de lozingen die met een van de andere besluit zijn geregeld. Zie artikel 1.2 voor het
toepassingsgebied van dit besluit.
Voor lozingen die in het Blbi zijn geregeld geldt altijd de zorgplicht genoemd in het zorgplichtartikel 2.1.
Ter invulling van zorgplicht zijn in het Blbi voor een aantal specifieke lozingen in een schoonwaterstelsel
regels opgenomen, zoals bijvoorbeeld lozing van grondwater bij ontwatering. Voor een aantal specifieke
lozingen op vuilwaterriool zijn ook regels opgenomen bijvoorbeeld het lozen van afvalwater afkomstig
van het wassen van een motorvoertuig.
Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit is ook gebaseerd op artikel 8.40 Wm en bevat regels voor bedrijven (inrichtingen
op grond van de Wabo). Bijzonder is dat sinds 1 januari 2012 het activiteitenbesluit ook regels bevat voor
niet inrichtingen. Voor agrarische activiteiten zijn in het activiteitenbesluit ook regels opgenomen voor
het lozen van afvalwater buiten inrichtingen. In artikel 2.2 van het activiteitenbesluit zijn lozingen op
een ander riool dan een vuilwaterriool verboden tenzij het gereguleerd is in bepaalde artikelen.
Besluit lozing afvalwater huishoudens
In artikel 2 lid 4 van het Besluit lozing afvalwater huishoudens wordt aangegeven voor degene die loost
vanuit een particulier huishouden, voldoet aan de regels die bij of krachtens dit besluit zijn gesteld.
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 12
Individuele "ontheffing" art. 10.63 Wm
Het lozingsverbod 10.30 Wm kon opgeheven worden met een ontheffing op grond van artikel 10.63,
eerste lid, Wm. Deze werkwijze bestaat niet meer. Individuele lozingen moeten op basis van de
zorgplicht van het van toepassing zijnde besluit worden gereguleerd. Met toepassing van maatwerk
kunnen voorschriften worden gesteld. Er is geen overgangsrecht, ontheffingen op basis van 10.63 Wm
zijn per 25 april 2013 niet meer van toepassing.
Voorwaarden voor maatwerk ("in plaats van ontheffing")
De meeste lozingen op een riool (indirecte lozingen) vinden plaats in de openbare ruimte, buiten een
bedrijf (inrichting). Niet van alle soorten lozingen zijn voorschriften opgenomen in Besluit lozen buiten
inrichtingen. Om de algemene zorgplicht meer in te vullen kan maatwerkvoorschrift worden opgesteld.
Bij het opstellen van maatwerk kan gebruik worden gemaakt van formuleringen uit bijvoorbeeld het
activiteitenbesluit. De meeste lozingen hebben in het algemeen een geringe milieurelevantie, maar er
komen ook lozingen voor die vanuit milieubelang ongewenst zijn om te lozen in het riool. Voorbeelden
van ongewenste lozingen kunnen optreden bij het reinigen van gevels, waarbij vooral de gebruikte
methode en reinigingsmiddelen van grote invloed zijn op de schadelijkheid van de lozingen, en het
lozen van bemalingswater van bijvoorbeeld bouwputten, waarbij vooral het geloosde volume de
doelmatige werking van het openbaar riool en de achterliggende RWZI in gevaar kan brengen. Bij het
opstellen van maatwerk voor een lozing op het riool is overleg tussen de rioolbeheerder en de
waterkwaliteitsbeheerder aan te raden.
Afbakening met de afvalstoffenwetgeving
Afvalwater is een afvalstof in de zin van de Wet milieubeheer (Wm). In de wetgeving wordt echter wel een
onderscheid gemaakt in de regelgeving afhankelijk van de wijze van afvoer. Het onderscheid kan er toe
leiden dat de inrichting al dan niet vergunningplichtig is op grond van de Wabo.
•
•
•
Lozen in vuilwaterriool
Directe lozing in oppervlaktewater
Essentie
Artikel 1.1 Wm geeft de volgende definities:
•
•
afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich
moet ontdoen;
afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet,
voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Aangezien ‘water' ongetwijfeld een ‘stof' is, behoort ‘afvalwater' dus tot ‘afvalstoffen' in de zin van de
Wm, hetgeen wordt bevestigd door jurisprudentie in Raad van State nr. 200704332/1.
Lozen in vuilwaterriool
De afvalstoffenwetgeving is dus in principe van toepassing op afvalwater. Het beheer en de verwijdering
van afvalwater onderscheidt zich echter in het algemeen van het beheer en de verwijdering van andere,
vaste, afvalstoffen. Zo wordt afvalwater doorgaans op een andere wijze afgevoerd, waardoor de gangbare
afvalstoffenwetgeving daarop niet goed toepasbaar is. Hiertoe is in artikel 10.31 Wm een deel van de
afvalstoffenwetgeving niet van toepassing verklaard indien afvalwater geloosd wordt in een voorziening
voor de inzameling en transport van afvalwater, een riool. Wordt afvalwater op een andere wijze,
bijvoorbeeld per as, afgevoerd dan is de afvalstoffenwetgeving onverkort van kracht.
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 13
In de afvalstoffenregelgeving geldt een lichter regime voor ‘huishoudelijk afval', dan voor
bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijk afval. Zie het onderscheid in titel 10.4 Wm: "Het beheer van
huishoudelijke en andere afvalstoffen" en titel 10.6 Wm: "Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen". De Wet milieubeheer kent in artikel 1.1 de volgende definities:
•
•
huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en
huishoudelijke werkzaamheden;
huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor
zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als
gevaarlijke afvalstoffen;
Hieruit volgt dat slechts huishoudelijk afvalwater afkomstig van particuliere huishoudens gezien kan
worden als huishoudelijk afval, ander huishoudelijk afvalwater is volgens de Wm een bedrijfsafvalstof.
Daarnaast zegt artikel 10.36 Wm dat voor de toepassing van titel 10.6 Wm de ingezamelde of afgegeven
huishoudelijke afvalstoffen gezien moet worden als bedrijfsafvalstoffen. Ingezameld (huishoudelijk)
afvalwater is dus een bedrijfsafvalstof volgens de Wm, ook als het afkomstig is van particuliere
huishouden.
Directe lozing in oppervlaktewater
Ook bij een directe lozing op het oppervlaktewater is een belangrijk deel van de afvalstoffenwetgeving
niet van toepassing. Bij een directe lozing vindt namelijk geen inzameling of afgifte plaats. Bovendien is
de afbakening tussen de Wm en de Waterwet zodanig dat de toetsing aan doelmatig beheer van
afvalstoffen van de Wm, met name via hoofdstuk 8 (inrichtingen) en hoofdstuk 10 (afvalstoffen) niet
gedaan hoeft te worden indien er bepalingen op grond van de Waterwet van toepassing zijn (artikel 22.1
Wm).
Bij een directe lozing in de bodem is er ook geen rapportageverplichting voor de afgifte van afvalstoffen
omdat de afvalstoffen niet worden afgeven. De toetsing aan het doelmatig beheer van afvalstoffen is hier
wel van toepassing.
Essentie
Een en ander betekent wel dat indien afvalwater op een andere manier wordt verwijderd dan door het te
lozen, de afvalstoffenwetgeving onverkort van toepassing is. Bijvoorbeeld in het geval dat afvalwater
binnen een bedrijf of bij huishoudens in een tank wordt ingezameld en periodiek met een tankauto of in
vaten wordt afgevoerd, dan is dit afvalwater een normale bedrijfsafvalstof in de zin van de Wm, met alle
verplichtingen die de wet daaraan verbindt.
Concreet voorbeeld is de afvoer van afvalwater met een tankauto naar een RWZI. Dit afvalwater is
gelijksoortig aan het afvalwater dat via het rioolstelsels bij de RWZI wordt aangevoerd en qua
hoeveelheid slechts een fractie daarvan. Toch valt dit afvalwater volledig onder de afvalstoffenwetgeving,
waardoor de ontvangende RWZI gezien moet worden als een afvalstoffenverwerker en daardoor (Wabo)vergunningplichtig wordt volgens bijlage 1 van het Besluit omgevingrecht, onderdeel C categorie 28.10.
Zie Overheid.nl
•
•
Wettekst
Vindplaats memorie van toelichting
Wet milieubeheer
Kenniscentrum InfoMil | 14
Colofon
URL: http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/handboek-water/wetgeving/wet-milieubeheer/
Datum: 8 januari 2017
Dit is een publicatie van:
Kenniscentrum InfoMil
www.infomil.nl
Post
Kenniscentrum InfoMil
Postbus 7007
2280 KA Rijswijk
Bezoek
Kenniscentrum InfoMil
Lange Kleiweg 34
Rijswijk
Kenniscentrum InfoMil is onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving van Rijkswaterstaat, de
uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Meer over Rijkswaterstaat Leefomgeving vindt u op www.rws. ( #1)nl/leefomgeving.
Meer over Rijkswaterstaat vindt u op www.rws.nl