Daconil 500 Vloeibaar, 7827 N W.10

Download Report

Transcript Daconil 500 Vloeibaar, 7827 N W.10

Daconil 500 Vloeibaar, 7827 N W.10
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel
a. in de teelt van wintertarwe en zomertarwe
b. in de bedekte teelt van bloemisterijgewassen met maximaal 1000 liter spuitvloeistof per
ha
c. in de bedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten met maximaal 1000
liter spuitvloeistof per ha
Dit middel mag maximaal 2 keer per jaar worden toegepast.
Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van granen
uitsluitend toegestaan wanneer in percelen die grenzen aan oppervlaktewater gebruik wordt
gemaakt van minimaal 75% driftreducerende spuitdoppen.
Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
Veiligheidstermijnen:
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan:
6 weken voor wintertarwe en zomertarwe.
GEBRUIKSAANWIJZING
Toepassingen
Wintertarwe en zomertarwe, ter bestrijding van Septoria spp. (onder andere kafjesbruin) en
bladvlekkenziekten (Mycosphaerella graminola en Leptosphaeria nodorum). Een
behandeling uitvoeren in de periode vanaf het verschijnen van het vlagblad tot het in de aar
komen van het gewas (Z39 - 59).
Indien reeds in de periode vanaf het begin van het schieten van het gewas tot het
verschijnen van het vlagblad (Z31 - 39) bladvlekkenziekte optreedt, dan een eerste
behandeling uitvoeren. Voor de bestrijding van overige blad- en aarziekten dient een
daartoe toegelaten middel te worden toegevoegd.
Dosering: 1 - 2 liter per ha in combinatie met een daartoe toegelaten middel ter
bestrijding van andere blad- en aarziekten.
Bedekte teelt van Bloemisterijgewassen
Chrysanten, ter bestrijding van Japanse roest
In het vegetatieve stadium van het gewas een bespuiting uitvoeren en om de 7-10 dagen
herhalen in een schema met voor deze toepassing toegelaten middelen.
Dosering: 0,3% (300 ml per 100 liter water)
Chrysanten, ter bestrijding van Ascochyta
Voor en na het opruimen van mogelijke infectiehaarden het gehele gewas spuiten waarbij
ook de onderzijde van het blad goed geraakt dient te worden. De bespuiting regelmatig
herhalen in een schema met voor deze toepassing toegelaten middelen.
Dosering: 0,3% (300 ml per 100 liter water)
Violen, ter bestrijding van bladvlekkenziekte
Zodra aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren en om de 10-14 dagen
herhalen in een schema met voor deze toepassing toegelaten middelen.
Dosering: 0,3% (300 ml per 100 liter water)
Anjers, ter bestrijding van spat (Mycosphaerella)
Zodra aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren en om de 10-14 dagen
herhalen in een schema met voor deze toepassing toegelaten middelen.
Dosering: 0,3% (300 ml per 100 liter water)
Bedekte teelt van Boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van Botrytis,
roest, valse meeldauw en bladvlekkenziekte
Roest en bladvlekkenziekte dienen preventief te worden bestreden; bij Botrytis spp. en valse
meeldauw een bespuiting uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De bespuiting
regelmatig herhalen in een schema met voor deze toepassing toegelaten middelen.
Dosering: 0,3% (300 ml per 100 liter water)
Het verdient aanbeveling om door middel van een proefbespuiting na te gaan of het in
aanmerking komende gewas het middel verdraagt.
Aanbevelingen
Maatregelen ter voorkoming van oppervlaktewaterverontreiniging
“Gewasbeschermingsmiddelen horen niet thuis in water”
Om waterleven te beschermen en omdat oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding
gebruikt kan worden is het van groot belang emissie naar het oppervlaktewater te
voorkomen. Syngenta raadt daarom aan de volgende maatregelen te nemen:
● Respecteer de verplichte maatregelen in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (WG)
zoals de voorgeschreven driftreducerende maatregelen en teeltvrije zones.
Raadpleeg de “Toolbox Emissiebeperking” op www.toolboxwater.nl of
www.activiteitenbesluitagrarisch.nl voor meer informatie over alle vormen van
emissies naar oppervlaktewater, zoals ondermeer ook afspoeling en hoe deze te
beperken.
 Spuitapparatuur gebruikt in onbedekte teelten dient overdekt gestald te worden en
gereinigd op een was- en spoelplaats met (vloeistofdichte) opvangmogelijkheid.
Verwerk was- en spoelwater en eventuele restvloeistoffen, die niet over het laatst
bespoten perceel kunnen worden uitgereden, in een Heliosec® (of gelijkwaardig
alternatief) om onnodige milieubelasting te voorkomen.
 In bedekte teelten is het ten zeerste af te raden om (filter) spoelwater, drainwater
(substraatteelt) en drainagewater (grondgebonden teelt) ongezuiverd op het
oppervlaktewater te lozen. Deze waterstromen dienen op het vuilwaterriool te
worden geloosd en/of (bij grotere hoeveelheden) vóór lozing door een
zuiveringsvoorziening geleid te worden, waarbij ten minste 75% van de aanwezige
werkzame stof verwijderd wordt. De zuiveringsvoorziening dient regelmatig
onderhouden en tenminste éénmaal per jaar op goede werking gecontroleerd te
worden door een deskundige.