Extranet HvA Onderwijs en Opvoeding migratie

Download Report

Transcript Extranet HvA Onderwijs en Opvoeding migratie

STAGEGIDS
PEDAGOGIEK
ABV
Jaar 3 voltijd en deeltijd
Hogeschool van Amsterdam
Domein Onderwijs en Opvoeding
Studiejaar 2015/2016
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
1
Samenvatting stage jaar 3 voltijd en deeltijd
1. Lengte en duur van de stage
De totale duur is 960 uur (120 dagen), inclusief schrijven van verslagen.
De student is 40 weken 23 uur, of 30 weken 32 uur per week werkzaam bij een stage-instelling.
2. Competenties en taken
De student pedagogiek wordt in de stage van jaar drie voorbereid op het zelfstandig functioneren in
complexe situaties (systeemgericht en multi-disciplinair) in het pedagogisch beroepenveld. In het
derde studiejaar werkt de student aan alle 14 Pedagogiek Competentie met speciale aandacht voor
competentiegebied drie; voorwaarden scheppen voor opvoeding. Als stagiair met specialisatie in de
Algemene Beroepenvariant (ABV) werk je aan je competenties binnen de hieronder genoemde
taakgebieden.
1. Pedagogisch adviseren en begeleiden binnen het onderwijs, de opvoedingsondersteuning, de
jeugdzorg (preventieve en ambulante hulp) of de welzijnszorg.
2. Het ontwerpen, uitvoeren en begeleiden van educatieve activiteiten binnen het onderwijs, de
jeugdzorg, de opvoedingsondersteuning of de welzijnszorg (lesgeven, training, informatie en/of
voorlichting, cursussen).
3. Het opzetten, begeleiden en uitvoeren van beleidsmatige en organisatorische taken en / of projecten
binnen het pedagogische en educatieve werkveld.
4. Initiëren, uitvoeren en begeleiden van onderzoeksactiviteiten in het pedagogische en educatieve
werkveld.
3. Leerdoelen
Voor jaar 3 worden minimaal zes taakgerichte en drie persoonsgerichte leerdoelen geformuleerd en
deze zijn gekoppeld aan de competentieontwikkeling.
4. Logboek en portfolio
De student verzamelt bewijs voor zijn/haar portfolio, waarmee de ontwikkeling met betrekking tot de
competenties wordt aangetoond. Gedurende de stage wordt een logboek bijgehouden.
5. Praktijkbegeleiding
Aandachtspunten bij de praktijkbegeleiding zijn:
 Wekelijks of minimaal een keer per twee weken overleg met de student over de voortgang van de
stage (zoals leerdoelen, taken, algemeen functioneren en casuïstiek).
 Ondersteuning van het leerproces; zorg dragen voor voldoende leer- en ervaringsmogelijkheden
voor de student.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
2
 Bespreken van ervaringen en functioneren van de student in relatie tot de methodische werkwijze in
de instelling; feedback geven op functioneren van de stagiair.
 Bespreken van het stagewerkplan en de stageverslagen (tussentijds- en eindverslag).
Eerste contact: in oktober/november (ongeveer na de eerste zes weken van de stage) neemt de
stagedocent het initiatief voor een kennismakingsgesprek met de praktijkbegeleider. Dit gesprek vindt
plaats op de stage-instelling. De student heeft dan het stagewerkplan (in concept) af.
Tussentijdse evaluatie: in januari/februari vindt aan de hand van het tussentijds stageverslag van de
student een evaluatiegesprek plaats met student, praktijkbegeleider van de instelling en stagedocent. Dit
gesprek vindt plaats op de stage-instelling.
Eindevaluatie: in mei/juni wordt het eindevaluatiegesprek gevoerd met de stagiair, de praktijkbegeleider
van de instelling en de stagedocent van de opleiding Pedagogiek. Het gesprek vindt in principe plaats op
de opleiding Pedagogiek.
6. Beoordeling
De praktijkbegeleider beoordeelt het functioneren van de student op de stageplek, de vooruitgang van
de student tijdens de stage (tussenevaluatie) en aan het einde van de stage. De praktijkbegeleider vult
het relevante beoordelingsformulier samen met de stagiair in aan de hand van het verslag.
De beoordelingsformulieren zijn onderverdeeld in kennis, vaardigheden en attitude. Op elk onderdeel
dient de student zich te ontwikkelen. De stage wordt met een onvoldoende beoordeeld wanneer de
student op een of meer van deze onderdelen in ontwikkeling achter blijft. Indien de student een
onvoldoende krijgt voor werkplekleren, dan worden afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder
de student alsnog een voldoende kan behalen. De verslaglegging over de stage dient als voldoende
beoordeeld te zijn als voorwaarde voor de toekenning van de stagebeoordeling van de
praktijkbegeleider.
7. Belangrijke data
Donderdag 24 september 2015
9.30-11.30 uur
Meet & Greet
Donderdag 14 januari 2016
10.00-15.00 uur
Stagemarkt
Donderdag 26 mei 2016
9.30-13.00 uur
Praktijkbegeleidersdag
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
3
Inhoudsopgave
Samenvatting stage jaar 3 voltijd en deeltijd ....................................................................................2
Inhoudsopgave ..........................................................................................................................................4
1.
De stage in jaar drie ...................................................................................................................................7
1.1 Lengte en intensiteit van de stage ..........................................................................................................7
1.2. Competenties en taakgebieden ...............................................................................................................8
1.3. Contact tussen de stage-instelling en de opleiding ..........................................................................9
2.
3.
Beoordeling ......................................................................................................................................11
2.1
Aanwezigheid ........................................................................................................................................11
2.2
Verslaggeving .......................................................................................................................................11
2.3
Beoordeling door de praktijkbegeleider ........................................................................................12
2.4
Eindbeoordeling ...................................................................................................................................12
De stageleerdoelen jaar drie ........................................................................................................13
3.1
Verkenning van de instelling............................................................................................................13
3.2
Taakgerichte- en persoonsgerichte leerdoelen ..........................................................................13
3.3
Het vullen van je portfolio .................................................................................................................15
3.4
Het bijhouden van je logboek ..........................................................................................................16
4. Verslaggeving en opdrachten .........................................................................................................17
4.1
Stagewerkplan.......................................................................................................................................17
4.2
Tussentijds stageverslag ...................................................................................................................20
4.3
Eindverslag ............................................................................................................................................22
Bijlage 1:
Stagecontract Pedagogiek 2015-2016 ......................................................................25
Bijlage 2
STARRT .............................................................................................................................28
Bijlage 3:
Intimidatie op de praktijkinstelling.............................................................................29
Bijlage 4:
De algemene competenties van de opleiding pedagogiek ..................................30
Beschrijving eindniveau opleiding in competenties................................................................................30
Generieke hbo-competenties .........................................................................................................................30
Bijlage 5 :
Pedagogiek ABV Competenties ..................................................................................31
Bijlage 6:
Stage voor deeltijdstudenten ......................................................................................33
Bijlage 7:
Beoordelingsformulieren ..............................................................................................34
Bijlage 8:
De complexe Casus........................................................................................................35
8.1 Inleiding .........................................................................................................................................................35
8.3 Criteria voor de beschrijving van de complexe casus: ....................................................................35
Bijlage 9:
Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek ................................36
Bijlage 10: De beroepsopdrachten ..................................................................................................41
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
4
Voorwoord voor de praktijkbegeleider
Hartelijk dank voor het bieden van een stageplaats aan onze studenten.
De ervaringen en de begeleiding die door u aan onze studenten geboden worden zijn een
onvervangbaar onderdeel van de opleiding. Door samen op te leiden kunnen we de studenten optimaal
voorbereiden op een functie als HBO-pedagoog
Deze handleiding is een middel om het ‘leren op de instelling’ tijdens de stage te ordenen
Tevens worden de criteria beschreven voor de verslaglegging.
Leidraad voor de praktijkbegeleiding is de combinatie van taken en leerdoelen die de student in overleg
met de stage-instelling heeft opgesteld.
We danken u voor de samenwerking,
Namens het stageteam van de opleiding pedagogiek
Nienke Politiek
Belangrijke data:
Donderdag
24 september 2015
9.30-11.30 uur
Donderdag
14 januari 2016
Donderdag
26 mei 2016
Meet & Greet
Ontmoeting en kennismaking met praktijkbegeleiders en
stagebegeleiders van de opleiding.
Stagemarkt
Praktijkbegeleidersdag
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
5
Voorwoord voor de student
Beste student,
Deze handleiding is een middel om je ‘leren op de instelling’ tijdens de stage te ordenen. In deze
handleiding zijn de stage-opdrachten opgenomen in de vorm van leerwerktaken. Tevens worden de
criteria beschreven voor de verslaglegging.
De stage is een onderdeel van de opleiding. Je ervaringen met betrekking tot je stage en je reflectie op
je persoonlijke en professionele ontwikkeling tijdens je studiejaar integreer je in een stageverslag.
Tijdens de stage ben je gast op de instelling. Van een aankomende professional verwacht de instelling
een collegiale en solidaire houding ten opzichte van de instellingstraditie en de medewerkers. Je
opstelling is tegelijkertijd een visitekaartje voor jezelf en voor de opleiding Pedagogiek.
Van de instelling mag je verwachten dat je de ruimte krijgt om te leren van de werkzaamheden en taken
die je gaat uitvoeren. Je voorbereiding op het beroep van Hbo-pedagoog of van docent Pedagogiek kan
een sterke ondergrond krijgen als je de vele mogelijkheden benut die een stageplek biedt.
Wij hopen dat je inspirerende ervaringen op doet en een leerzame stage hebt.
Namens de opleiding Pedagogiek
Augustus 2014
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
6
1. De stage in jaar drie
1.1 Lengte en intensiteit van de stage
De derdejaars stage beslaat de periode van september 2012 tot en met juni 2013. De totale duur (voor
voltijd en deeltijd) is 960 uur (120 dagen), inclusief schrijven van verslagen. Hierbij geldt het volgende:
Gedurende 40 weken is de voltijdstudent 3 dagen (24 uur) aanwezig op de stage-instelling. Ook is het
mogelijk voor de voltijdstudent gedurende 30 weken, 4 dagen (32 uur) per week stage te lopen. Voor
deze uren wordt een stage-overeenkomst opgesteld. In overleg met de stage-instelling kan gekozen
worden voor een andere verdeling van de stage-uren. Gedurende deze periode lopen de voltijdstudenten
stage van maandag t/m donderdag. De voltijdstudenten worden op de vrijdag op de opleiding verwacht
voor stagebegeleiding, supervisie en onderwijs.
Gedurende 40 weken is de deeltijdstudent 3 dagen (24 uur) aanwezig op de stage-instelling.
Deeltijdstudenten die niet werkzaam zijn in het pedagogisch werkveld kunnen op aanvraag (mentor) een
deel van de taken op het gebied van onderzoek en beleid (competentiegebied 3), in overleg met de
stage-instelling, thuis uitvoeren. Hiervoor dient de student zelf een tijdsplan te maken ter verantwoording
van de uren. Er geldt echter een minimum van twee dagen aanwezigheid op de stageplek tijdens de
derdejaarsstage. De deeltijdstudenten worden op de dondermiddag en -avond op de opleiding
verwacht. Op deze tijden moet je dus geen stage-taken plannen.
Stagebegeleiding wordt op de stage-instelling geboden door een praktijkbegeleider en op de opleiding
door een stagedocent.
Credits (studiepunten)
De stage v levert 34 ects op (17 ects semester 1 en 17 ects semester 2), inclusief voorbereiding,
begeleiding en verslagen.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
7
1.2. Competenties en taakgebieden
Voor het beroep van HBO pedagoog zijn (landelijk) competenties vastgesteld (Zie Competenties ABV
bijlage 2). Daarnaast zijn er descriptoren vastgesteld die het algemene HBO niveau vaststellen. De
student reflecteert op zijn ontwikkelingsniveau door middel van een competentiemeter. De
competentiemeter maakt onderdeel uit van zijn reflectieverslagen en stageverslagen.
Uit het beoordelingsschema van het stagejaar 1 en 2 wordt duidelijk op welke taakgebieden de student
activiteiten ontwikkelt. Voor jaar 3 geldt: afhankelijk van het werkveld van de stage-instelling verricht de
student pedagogische werkzaamheden op HBO-niveau. De stage-activiteiten worden in overleg met de
praktijkbegeleider en de stagedocent vastgelegd. (zie stagewerkplan)
Als algemene doelstelling geldt dat de derdejaars stage de student voorbereidt op het uitoefenen van
een functie als HBO-pedagoog in het pedagogisch vakgebied. De opleiding Pedagogiek heeft de
competenties beschreven, die een Hbo-pedagoog nodig heeft bij de uitoefening van het beroep. In de
derdejaars stage werkt de student aan alle 14 competenties. Deze competenties komen aan de orde
wanneer de student taken uitvoert op de 4 taakgebieden of de terreinen waarvoor de opleiding
Pedagogiek studenten opleidt.
Taakgebieden ABV
Voor de stage formuleer je dus leerdoelen binnen de verschillende taak- en competentiegebieden
waarin je aangeeft welk niveau je in de stage wilt behalen.
1
Pedagogisch adviseren en begeleiden binnen het onderwijs, de opvoedingsondersteuning, de
jeugdzorg (preventieve en ambulante hulp) of de welzijnszorg.
2
Het ontwerpen, uitvoeren en begeleiden van educatieve activiteiten binnen het onderwijs, de
jeugdzorg, de opvoedingsondersteuning of de welzijnszorg (lesgeven, training, informatie en/of
voorlichting, cursussen).
3
Het opzetten, begeleiden en uitvoeren van beleidsmatige en organisatorische taken en / of
projecten binnen het pedagogische en educatieve werkveld.
4
Initiëren, uitvoeren en begeleiden van onderzoeksactiviteiten in het pedagogische en educatieve
werkveld.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
8
In de derdejaarsstage wordt de student voorbereid op het zelfstandig functioneren in complexe
situaties (systeemgericht en multi-disciplinair) in het pedagogisch beroepenveld. Voor het
pedagogisch handelen in complexe situaties leert de student gebruik te maken van meerdere
competenties, waarbij kennis, vaardigheden, attitude en het inzetten van de eigen kernkwaliteiten
geïntegreerd worden.
Naast de focus op het kind, het opvoedingssysteem en de opvoeder staat in jaar drie ook
competentiegebied III centraal: Het voorwaarden scheppen voor opvoeden. Vanuit het gekozen
stageprofiel (kinderopvang, opvoedingsondersteuning, welzijnswerk, jeugdzorg en onderwijs) werkt de
student aan zijn professionele ontwikkeling als pedagoog. In het derde jaar ligt de nadruk op de
integratie van theorie en praktijk in relatie tot de eigen persoonlijke professionele ontwikkeling. In het
derde jaar krijgen studenten daarom ook supervisie ter ondersteuning van deze persoonlijke
ontwikkeling.
Ter afsluiting af je stage toon je je bekwaamheid aan door het presenteren van een complexe casus
tijdens het eindgesprek voor je praktijkbegeleider en docent van de opleiding.
Deze complexe casus presenteer je bovendien tijdens de Bewkaamheidsproef 1 aan je peers (dit wordt
toegelicht in de handleiding PPO)
1.3. Contact tussen de stage-instelling en de opleiding
De stagedocent van de opleiding begeleidt de student en is contactpersoon van de opleiding voor
praktijkbegeleider en student; de praktijkbegeleider is namens de instelling contactpersoon voor
opleiding en begeleider van de student.
De stagedocent neemt het initiatief voor een eerste kennismaking, na ongeveer de eerste zes weken
van de stage, als de student het stagewerkplan af heeft.
Tijdens deze kennismakingsafspraak op de stage-instelling zal de begeleider van de opleiding
-
zich persoonlijk voorstellen aan de praktijkbegeleider;
-
nagaan of de praktijkbegeleider vragen heeft;
-
peilen hoe de stage tot nu toe verloopt;
-
zo nodig afstemmen tussen eisen van de opleiding en taken/activiteiten binnen de stageinstelling
-
afspraken maken over eventueel tussentijds overleg;
-
hoe men elkaar kan bereiken;
-
een datum voor de tussen- en de eindevaluatie.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
9
Tussentijds contact
In januari/februari vindt aan de hand van het tussenverslag van de student een evaluatiegesprek plaats
met student, praktijkbegeleider van de instelling en stagedocent. In het tussentijdse evaluatiegesprek
wordt een beoordeling gegeven over de eerste helft van de stage(17 ect). Daarnaast wordt o.a. een
prognose van de eindbeoordeling gegeven door de praktijkbegeleider. Hierbij wordt duidelijk
aangegeven door de praktijkbegeleider waaraan de student nog dient te werken en welke
aandachtspunten er zijn ten aanzien van zijn/haar professioneel functioneren. Dit gesprek vindt plaats op
de stage-instelling.
Het gesprek staat in het teken van de vraag of de student voldoende profijt trekt van zijn stage en
functioneert zoals dat van een derdejaars verwacht mag worden: Neemt de student voldoende initiatief,
kan de student zelfstandig werken, is de student in staat complexe situaties methodisch aan te pakken,
is de student onderdeel van het team/de afdeling en weet hij/zij zich als pedagoog te profileren, kan de
student reflecteren op leerervaringen en heeft de student zicht op zijn rol en fucntie binnen de
organisatie, past de doelgroep en werksoort bij de student en kan de student zijn/haar ambitie
realiseren?
Wat te doen door de student?
Je dient het tussentijdsgesprek goed voor te bereiden. Van belang is dat je uiterlijk een week voor het
gesprek je tussenverslag inlevert bij je praktijkbegeleider en stagedocent.
Van het tussentijds gesprek maak je een verslag dat je in het eindverslag voegt.
Het eindevaluatiegesprek
In mei/juni wordt het eindevaluatiegesprek gevoerd aan de hand van
-
het eindverslag van de student;
-
de schriftelijke beoordeling van het functioneren van de stagiair door de praktijkbegeleider;
-
de presentatie van de complexe casus door de student
-
een overzicht van de gemaakte werkuren.
De eindevaluatie wordt gemaakt met de stagiair, de praktijkbegeleider van de instelling en de
stagedocent van de opleiding Pedagogiek. Je dient het eindgesprek goed voor te bereiden. Van belang
is dat je uiterlijk een week voor het gesprek je eindverslag inlevert bij je praktijkbegeleider en
stagedocent. Het gesprek vindt plaats op de opleiding Pedagogiek.
Het eindgesprek start met de presentatie van de complexe casus, daarna volgt de beoordeling van de
stage en het bespreken van het verslag. Tijdens dit gesprek wordt de eindbeoordeling gegeven voor de
stage.(17 ect). Dit is de verantwoordelijkheid van de opleider, maar die zal slechts in
uitzonderingsgevallen het oordeel van de praktijkbegeleider passeren in positieve dan wel negatieve zin.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
10
2. Beoordeling
De beoordeling van het functioneren van de student en diens vooruitgang vindt tweemaal plaats. De
eerste beoordeling vindt plaats tijdens de tussenevaluatie, ter afsluiting van semester 1. De tweede
beoordeling vindt plaats na het eindevaluatiegesprek.
De beoordeling kent verschillende onderdelen.
2.1
Aanwezigheid

Stage-uren. De student houdt de gewerkte stage-uren bij, de uren gewerkt aan de stage
opdrachten en kan deze op schrift verantwoorden. Gemiste uren dienen in overleg met de
instelling te worden ingehaald. Reistijd geldt niet als stagetijd.

Bij ziekte of overmacht dient de student voorafgaand aan de afwezigheid de stage-instelling en
de opleiding te berichten. De student verstuurt onmiddellijk een schriftelijk bericht /e-mail met de
reden van afwezigheid en doet een voorstel voor een oplossing.

Stagebegeleiding op de opleiding. De student is aanwezig bij de bijeenkomsten van de PPO
lessen, waarin ook het werkplekleren een belangrijke rol speelt.
2.2
Verslaggeving
De verslagen die tijdig worden ingeleverd volgens de richtlijnen in deze handleiding, worden door de
stagedocent beoordeeld. Bij de beoordelingen worden de vorderingen van de student geëvalueerd aan
de hand van de competenties. Het stageverslag vormt hiervoor het uitgangspunt. Bij de eerste
beoordeling (aan het einde van semester 1) worden zowel het stagewerkplan als het tussentijds
stageverslag meegenomen in de beoordeling. Het eindverslag vormt de basis voor de eindbeoordeling
(aan het einde van semester 2). De complexe casus wordt als bijlage toegevoegd aan het eindverslag
en is geen onderdeel van de eindbeoordeling.
Een als onvoldoende beoordeeld verslag dient te worden bijgesteld, aangevuld of overgemaakt. Zolang
niet alle voorgeschreven stageverslagen door de stagedocent als voldoende zijn beoordeeld, wordt de
stage als onvoldoende beoordeeld.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
11
2.3
Beoordeling door de praktijkbegeleider
De praktijkbegeleider beoordeelt het functioneren van de student op de stageplek, de vooruitgang van
de student tijdens de stage (tussenevaluatie) en aan het einde van de stage. De praktijkbegeleider stelt
een schriftelijke beoordeling op aan de hand van de leerdoelen zoals die door de student zijn opgesteld
in het stagewerkplan en eventueel bijgesteld in de tussenevaluatie.
In de bijlagen zijn per studiejaar beoordelingsformulieren opgenomen. De praktijkbegeleider vult het
relevante beoordelingsformulier samen met de stagiair in aan de hand van het verslag. Vervolgens geeft
de praktijkbegeleider de resultaten aan. De resultaten bespreekt hij/zij met de student voorafgaand aan
het eindgesprek met de stagedocent.
De beoordelingsformulieren zijn onderverdeeld in kennis, vaardigheden en attitude. Op elk onderdeel
dient de student zich te ontwikkelen. De stage wordt met een onvoldoende beoordeeld wanneer de
student op een of meer van deze onderdelen in ontwikkeling achterblijft. De student moet op elk
onderdeel voldoende ontwikkeling laten zien.
2.4
Eindbeoordeling
Alle bovengenoemde onderdelen dienen voldoende te zijn. De eindverantwoordelijkheid voor de
beoordeling ligt bij de opleiding Pedagogiek. De praktijkbegeleider geeft, zoals gezegd, tijdens de
tussenevaluatie en aan het einde van de stage een schriftelijk beoordelingsadvies, mede in de vorm van
een cijfer. In de meeste gevallen zullen deze cijfers aan de stage worden toegekend. In
uitzonderingsgevallen kan de stagedocent beargumenteerd van dit cijfer afwijken.
Wanneer de derdejaars stage onvoldoende wordt beoordeeld zal de student de stage (gedeeltelijk)
moeten overdoen.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
12
3.
3.1
De stageleerdoelen jaar drie
Verkenning van de instelling
Voordat je taak- en persoonsgerichte leerdoelen formuleert begin je je stage met een kennismaking met
de instelling. Dit betekent dat je onder andere onderzoekt wat voor instelling het is, met welke doelgroep
wordt gewerkt, wat het doel is van de instelling en welke rol ouders/verzorgers binnen de instelling
hebben. In je verslag geef je een typering van de instelling aan de hand van een aantal punten, die per
studiejaar zijn uitgewerkt (zie hoofdstuk 5, verslaggeving en opdrachten).
3.2
Taakgerichte- en persoonsgerichte leerdoelen
Door het opstellen van leerdoelen neemt de student verantwoordelijkheid voor zijn/haar leerproces. In
de opleidingen Pedagogiek wordt een groot belang gehecht aan de ontwikkeling van dit
zelfverantwoordelijk leren door de student. De student formuleert eigen leerdoelen vanuit de leertaken of
leerwerktaken die hij of zij verricht.
De student dient zowel taakgerichte als persoonsgerichte leerdoelen te formuleren en deze te koppelen
aan zijn of haar competentie-ontwikkeling (zie bijlage Pedagogiek Competenties)
 Taakgerichte leerdoelen geven een toespitsing voor de student van de te ontwikkelen competentie
binnen de taak die hij/zij uitvoert.
 Persoonsgerichte leerdoelen hangen samen met het persoonlijk functioneren van de student, maar
zijn ook steeds gekoppeld aan een competentiegebied.
Wanneer is een leerdoel goed?
Als je een leerdoel uitschrijft, gebruik je de volgende kopjes van het ‘DILTE-model’:
1. D oel: wat wil je leren doen en waarom?
- Je stelt vragen als: Wat wil je gaan beheersen? Wat wil je veranderen? Is dit de plek om het
te leren?
2 I nhoud: waar gaat het precies om? Welke activiteit?
3 L eerweg: hoe ga je eraan werken om het te leren?
- Welke activiteiten zijn belangrijk in verband met je leerdoel?
- Welke stappen ga je zetten om je leerdoel te behalen.
- Hoe bereidt je je voor, welke kennis heb je nodig,
- Wat heb je al aan kennis, vaardigheden en kwaliteiten.
- Hoe bewaak je je eigen leerproces (monitoring).
- Hoe ga je aan de slag, met welke activiteiten.
4 T ijdpad: hoe lang ga je erover doen?
5 Maak een plan van uitvoering in de tijd.
6 E valuatie: waaruit zal blijken dat je je leerdoel gehaald hebt? (Hoe ‘meet’ je dit?)
- Op welk resultaat ben je uit? Waarom en van wie wil je horen dat je dat bereikt
hebt?
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
13
Een leerdoel is goed, wanneer het houvast, richting en sturing geeft aan je leerproces en bevordert dat
dit goed verloopt. Als je je leerdoelen hebt geformuleerd biedt dit anderen de mogelijkheid je leerproces
te volgen, je te begeleiden en je feedback te geven. Gerealiseerde leerdoelen sluit je af. Er zullen zich
steeds nieuwe aandienen.
Natuurlijk kijk je niet alleen aan het eind, maar gedurende het gehele leerproces naar je vorderingen.
Ook dat kan alleen als jijzelf én je praktijkbegeleider weten waar het precies over gaat, wat je wilt leren.
Ook bij de uitwerking van persoonsgerichte leerdoelen is de uitwerking van een concreet leerplan per
leerdoel gewenst. Kijk goed naar de competenties van de HBO-pedagoog en gebruik de
competentiemeter om te reflecteren op je ontwikkeling
Wat te doen door de student?
Vertrekpunt voor de derdejaars stage zijn de vorderingen op de competenties in het vorige
leerwerktrajecten (studiejaar 2) en de feedback die de student daarop heeft ontvangen. Deze zijn als het
goed is geformuleerd in een POP en dit is de bagage die meegenomen wordt naar het tweede
studiejaar.
In het begin van de stage oriënteert de student zich op de activiteiten en stagetaken binnen de stageinstelling. In overleg met de praktijkbegeleider maakt de student vervolgens afspraken over taken en
activiteiten. Hierbij dient de student duidelijk voor ogen te hebben welke competenties hij/zij verder wil
ontwikkelen, welke eigen leerwensen de student heeft (ambitie) en welke leerwinst stagetaken voor hem
of haar moet opleveren. Dit doet hij /zij door in het begin heldere leervragen te formuleren en later, als
meer bekend is welke mogelijkheden de stage biedt, eigen leerdoelen te formuleren.
Taakgerichte leerdoelen
Voor jaar 3 dien je minimaal 6 taakgerichte en 3 persoonsgerichte leerdoelen te formuleren. Alle
competentiegebieden dienen aan de orde te komen. Dit betekent dat de student minimaal een leerdoel
formuleert ten aanzien van methodisch werken en voor het doen van onderzoek.
De leerdoelen dienen volgens Dilte uitgewerkt te worden. Bij de L (Leerweg) dient de student in jaar 3
een concreet stappenplan te formuleren en in staat te zijn om theorie te koppelen aan de praktijk. Bij
Leerweg dienen daarom de volgende componenten betrokken te worden:
 welke theorie uit de opleiding gebruik je om dit leerdoel te behalen?
 Welke aanvullende kennis en theorie heb je nodig om dit leerdoel te behalen?
 Welke vaardigheden zet je in om dit leerdoel te behalen?
 Welke attitude zet je in om dit leerdoel te behalen?
 welke persoonlijke kwaliteit of verworven competentie (uit eerder opgedane ervaring) gebruik je om
dit leerdoel te behalen?
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
14
Bij E (Evaluatie) maak je je leerdoel duidelijk meetbaar, eventueel met behulp van een
feedbackformulier. Hiervoor kun je zelf een formulier ontwikkelen, toegespitst op het betreffende
leerdoel. Bij het plannen van deze fase moet je heel concreet kunnen formuleren welke vragen je
hierover zult stellen aan je praktijkbegeleider.
Persoonsgerichte leerdoelen:
Bij persoonsgerichte doelen geldt dezelfde uitwerking. Nu gaat het om doelen die te maken hebben met
de persoonlijke wijze van omgaan met de eisen die het beroep van pedagoog stelt. De pedagoog kan bij
de uitoefening van het beroep gebruik maken van bestaande methodieken en modellen, maar staat altijd
zelf tussen methodiek en hulpvrager in. De persoon van de pedagoog kan daarom gezien worden als
een belangrijk instrument in de uitoefening van het beroep. Elke pedagoog /stagiair heeft een aantal
persoonlijke kwaliteiten die daarbij goed van pas kunnen komen (sterke kanten). Elke pedagoog /
stagiair heeft echter ook beperkingen, die (verder) ontwikkeld moeten worden (zwakke kanten). Deze
laatste kunnen leiden tot het formuleren van persoonlijke leerdoelen. Het spreekt voor zich dat het hierbij
altijd gaat om de ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten voor zover die van belang zijn voor de
uitoefening van het beroep. De persoonsgerichte leerdoelen kunnen tevens een rol spelen in het
supervisietraject van de stagiair.
3.3
Het vullen van je portfolio
Om je competentieontwikkeling in kaart te brengen is het belangrijk te weten hoe je zichtbaar maakt
dat je handelingsbekwaam wordt of bent; eerst voor jezelf, en tegelijkertijd ook voor anderen.
Het Portfolio is het instrument, het middel waarmee je tijdens je tussenevaluatie en je eindgesprek je
handelingsbekwaamheid en leerpunten zichtbaar kunt maken. Het Portfolio is tevens een onderdeel van
de Bekwaamheidsproef 1 (BP1). Tijdens de stage zal in de begeleiding van het metawerk steeds worden
gevraagd het leerproces dat je volgt en dat voorkomt uit de formulering van je leervragen en –doelen,
goed te documenteren in je portfolio. Dit materiaal kun je gebruiken op momenten van zelfevaluatie en
op momenten waarop van jou gevraagd wordt te laten zien hoe ver je gevorderd bent in je ontwikkeling
als pedagoog; zoals aan het einde van het derde studiejaar. Een selectie uit je portfolio maakt het je dan
mogelijk een goed verhaal te houden over de ontwikkeling van je eigen bekwaamheden.
Het vullen van het portfolio gebeurt in stappen. Naarmate het studiejaar vordert zal je steeds meer met
de verschillende stappen tegelijk bezig zijn.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
15
3.4
Het bijhouden van je logboek
Tijdens je stage houdt je een logboek bij. Dit biedt je op den duur rijk materiaal voor verschillende
evaluaties en besprekingen, die je in verband met de stage zult hebben. Ook dient het logboek als basis
voor de stageverslagen. Dit logboek hoeft niet te worden ingeleverd.
Schrijf op wat betrekking heeft op leerervaringen en competentie-ontwikkeling. Schrijf ook op waar je
groot plezier in had én wat je vervelend vond om te doen. Dat zal je helpen na te denken over de vraag
welke keuze je zult maken tijdens je opleiding: voor welke profilering kies je? Op welke plek dan? Welke
eisen stel je aan die plek? Wat wil je daar graag realiseren?
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
16
4. Verslaggeving en opdrachten
Het stageverslag is een dynamisch document dat uit meerdere onderdelen bestaat en op drie momenten
(geactualiseerd) ingeleverd dient te worden. In schema ziet het er als volgt uit:
Verslag
Onderdelen
Stagewerkplan  Stagewerkplan: onder andere verkenning
instelling, omschrijving taken, leerdoelen
Inleverdatum
Uiterlijk 6 weken na aanvang stage (±
oktober 2015)
en afspraken (stageovereenkomst)
Tussentijds-
 Tussenevaluatie: per leerdoel
In ieder geval eind semester 1b
stageverslag
 Aangepast stagewerkplan
(jan/feb ’15) (maar uiterlijk een week
 Formulering nieuwe leerdoelen
voor de tussenevaluatie)
 Eindevaluatie stage
In ieder geval eind semester 2b
 Tussentijds stageverslag
(mei/juni ’12) (maar uiterlijk een week
 Verslag van de tussenevaluatie met
voor het eindgesprek)
Eindverslag
praktijkbegeleider en stagedocent
Elk verslag wordt bij de stagedocent en bij de praktijkbegeleider ingeleverd. Bij de stagedocent zowel in
het postvak als via Ephorus.
In dit hoofdstuk staat nauwkeurig beschreven waar de verslagen aan moeten voldoen.
De technische richtlijnen voor verslagen staan in de studiegids.
De student maakt gedurende de stage drie verslagen:

Het stagewerkplan: hierin beschrijft de student de taken en leerdoelen waaraan de student gaat
werken.

Het tussentijdsverslag: hierin blikt de student terug op de taken en leerdoelen waaraan is gewerkt
en er vindt een eventuele bijstelling plaats van taken en/of leerdoelen.

Het eindverslag: hierin blikt de student terug op de derdejaars stage.
De stageverslagen van de student zijn leidraad bij de evaluaties van het leerproces.
4.1
Stagewerkplan
Het stagewerkplan bestaat uit een uitgebreide kennismaking met de instelling tijdens de oriëntatiefase
aan de hand van een aantal concrete vragen/leerdoelen voor de stage. De oriëntatiefase van de stage
duurt tot eind september. Tijdens deze fase verdiep je je in de stageplek, krijg je steeds meer zicht op
het functioneren van de stage instelling en op de taken die je het komende jaar zult vervullen. Daarnaast
ga je bezig met het formuleren van leerdoelen: taakgerichte leerdoelen en persoonlijke leerdoelen. Het
stagewerkplan heeft o.a. als doel richting te geven aan jouw persoonlijke leerproces en je leerwensen.
Het stagewerkplan fungeert daarbij als een document dat gaandeweg het jaar doorgroeit. Je kan nieuwe
17
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
taken krijgen, leerdoelen afsluiten en nieuwe leerdoelen formuleren. Het is daarbij van belang in het oog
te houden dat je je zoveel mogelijk ontwikkelt op de vier verschillende taakgebieden en zoveel mogelijk
werkt aan het vergroten van je competenties.
Het stagewerkplan wordt omstreeks week 42 ingeleverd bij de praktijkbegeleider en stagedocent in
ieder geval uiterlijk een week vóór het startgesprek. Het stagewerkplan is de basis voor het
kennismakingsgesprek van de stagedocent, praktijkbegeleider en student. De stagedocent maakt een
afspraak voor dit gesprek. De student krijgt schriftelijk en/of mondeling feedback en verbetert het
zonodig.
Het stagewerkplan bevat de volgende punten:
Voorblad
Inhoudsopgave
1. Inleiding
Je geeft een korte beschrijving van je motivatie voor deze stage instelling je eerste kennismaking met de
instelling en een introductie op het verdere stagewerkplan.
2. Oriëntatie op de stage instelling
Voor dit onderdeel van je stagewerkplan verdiep je je in de stage instelling:
- Wat is de doelstelling van de stage-instelling
- Met welke doelgroep werkt de stage-instelling
- Welke missie heeft de stage-instelling en welke visie wordt uitgedragen
- Wat weet je van de (historische) achtergrond van de stage-instelling
- Wie werkt hier, met welke taken en verantwoordelijkheden
- Hoe werken ze hier
- Welke taken spreken mij aan binnen de stage-instelling
- Met wie wil/ga ik samenwerken
- Welke beleidsvragen spelen er binnen de stage instelling
3. Taken en werkzaamheden
Terwijl je je stage-instelling verkent, formuleer je in overleg met de praktijkbegeleider op de stageinstelling de taken en werkzaamheden die je gaat uitvoeren. Daarbij stel je jezelf de volgende vragen:
 welke leerdoelen uit jaar 2 zijn er nog over en kan ik meenemen?
 welke feedback heb ik in jaar 2 gekregen?
 passen de taken/activiteiten bij mijn niveau (op basis van eerder opgedane ervaring)?
 Welke taken spreken mij aan en wat wil ik leren?
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
18
Onderzoek samen met je praktijkbegeleider aan welke competenties je op jouw stage kunt werken.
Betrek hierbij de ABV competenties Pedagogiek en de generieke competenties.
Beschrijving van de werkzaamheden:
a. Welke werkzaamheden gaat de student uitvoeren?
b. Wat is het doel van elk van deze werkzaamheden?
c. Hoe gaat de student deze werkzaamheden uitvoeren?
d. Hoe zijn de werkzaamheden in de tijd gepland?
Geef per taak aan tot welk taakgebied de taak behoort en bij welke competenties.
4.Taakgebieden en leerdoelen.
Formuleer minimaal 6 taakgerichte en 3 persoonlijke leerdoelen en koppel deze aan de competenties.
De persoonsgerichte leerdoelen worden ingebracht tijdens supervisie
Per leerdoel formuleer je het volgende:
- Doel: welk leerdoel formuleer je voor deze taak?
- Inhoud: waar gaat de taak inhoudelijk precies om? Wat is het probleem? Waarom is het voor jou als
aankomend pedagoog belangrijk om dit leerdoel te leren
- Leerweg: wat ga je doen om aan dit leerdoel te werken?
a. welke stappen ga je zetten?
b. welke theorie gebruik je om dit leerdoel te behalen? Welke literatuur gebruik je? Wat ga je
lezen? Betrek hierbij een methodiek uit jaar 2, zoals die op de opleiding wordt
aangeboden door te beschrijven welke methode (of cyclus) je gaat hanteren.
c. Welke nieuwe kennis ga je vergaren om dit leerdoel te behalen? Waar haal je deze
literatuur vandaan? Hoe beoordeel je de deze kennis?
d. welke praktijkervaring van collega’s uit de stage gebruik je om dit leerdoel te behalen?
Met welke professional ga je meelopen/vragen stellen?
e. welke persoonlijke kwaliteit of verworven competentie (uit eerder opgedane ervaring)
gebruik je om dit leerdoel te behalen? Welke persoonlijke kennis, houding en
vaardigheden gebruik je? Betrek hierbij de resultaten van het seminar dat je bij Metawerk
jaar 2 hebt gevolgd: Welke activiteiten zijn belangrijk in verband met je leerdoel?
f.
Hoe bewaak je je eigen leerproces (monitoring).
- Tijdpad: hoeveel tijd ( dagen, weken, maanden) denk je nodig te hebben om het doel te bereiken? In
termen van de regulatieve cyclus gaat het hier om de fase van de planning.
- Evaluatie: waaruit blijkt straks dat je het doel geheel of gedeeltelijk behaald hebt? In termen van de
regulatieve cyclus gaat het hier om de fase van de evaluatie: hoe kijk je terug op het voorgaande: hoe
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
19
stel je vast of je (voldoende) bereikt wat je wilde? Voor het evalueren van leerdoelen kun je gebruik
maken van zelf opgestelde feedbackformulieren en schriftelijke feedback van collega’s en de
praktijkbegeleider.
Competentie: De leerdoelen worden gekoppeld aan de Pedagogiek Competenties en de Generieke
HBO competenties. (zie bijlagen).Aan welke competentie(s) werk je bij dit leerdoel?
5. Praktijkbegeleiding
Beschrijf welke afspraken er zijn gemaakt met de praktijkbegeleider over de stagebegeleiding: tijdstip,
duur, frequentie van de begeleiding en voorbereiding door jou op deze begeleidingsbijeenkomsten.
6. Stagebegeleiding
Hier geef je aan welke afspraken er met de stagebegeleider gemaakt zijn over de contacten met de
stage-instelling en de student.
7. Stagetijden
Hier geef je aan welke afspraken er zijn gemaakt over de stagetijden op de stage-instelling.
8. Stageovereenkomst
De stageovereenkomst wordt opgemaakt in drievoud en ondertekend door alle partijen als bijlage bij het
stagewerkplan toegevoegd (zie bijlage).
4.2
Tussentijds stageverslag
Het tussentijdse verslag wordt ingeleverd omstreeks week 4, in ieder geval uiterlijk een week
vóór het tussentijdse evaluatiegesprek. Eén exemplaar is bestemd voor de praktijkbegeleider,
één voor de stagedocent en één voor de student zelf. Het vormt de basis voor het tussentijdse
evaluatiegesprek. Het verslag wordt in februari/begin maart besproken met stagedocent en
praktijkbegeleider.
In het tussentijdse verslag beschrijft de stagiair de taken en activiteiten die zij / hij tot nu toe heeft
verricht. Aangegeven wordt welke doelen al (gedeeltelijk) behaald zijn, welke punten nog zijn blijven
liggen voor de volgende stageperiode. Eventueel worden nieuwe taken en leerdoelen geformuleerd.
Met je tussentijds stageverslag werk je verder in het document van je stagewerkplan:
a) Pas je inleiding en inhoudsopgave aan
b) Maak onder elke taak en leerdoel een kopje: Tussentijdse evaluatie
c) Maak de aanvullingen in het tussentijds stageverslag cursief.
d) Verricht de volgende aanpassingen/aanvullingen:
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
20
1. Evaluatie op de taken:
Bij het evalueren van de taken is het de bedoeling dat je een algemene beschrijving geeft van de taken
en activiteiten die je het afgelopen half jaar hebt gedaan. Op deze manier geef je een overzicht van je
taken en wat je allemaal hebt gedaan.
Aan de hand van de volgende vragen kun je de taken beschrijven:

Hoe heb je de taak aangepakt?

Is de taak uitgevoerd zoals gepland?

Wat heb je van het werken aan de taak geleerd?

Ga je de komende stageperiode verder werken aan deze taak?
Daarnaast kan het voorkomen dat je nieuwe taken krijgt in je stage. Komen er nieuwe taken bij?
Beschrijf deze dan aan de hand van de volgende vier vragen:

Welke werkzaamheden ga je uitvoeren?

Wat is het doel van elk van deze werkzaamheden?

Hoe ga je deze werkzaamheden uitvoeren?

Hoe zijn de werkzaamheden in de tijd gepland?
2. Evaluatie op de Taakgerichte- en persoonlijke leerdoelen
Bij het evalueren van de leerdoelen is het de bedoeling dat je een beschrijving geeft hoe je aan je
leerdoelen hebt gewerkt en beschrijf je je leerervaringen en je voortgang ten aanzien van je leerdoelen.
Aan de hand van de volgende vragen kun je de leerdoelen beschrijven:

Beschrijf per leerdoel je leerroute van beginsituatie tot nu.
o
Hoe handelde je eerst? Hoe handel je nu?
o
beschrijf zo concreet mogelijk welke theorie, vaardigheden en methodes (uit de opleiding)
je hebt gebruikt op je stage. Noem ook persoonlijke kwaliteiten die je hebt ontwikkeld en
ingezet.

evalueer je je leerdoel met behulp van ontvangen feedback (bijvoorbeeld met behulp van eigen
feedbackformulieren).
o

Wat gaat goed? Wat kan nog beter? Hoe ga je verder?
Je illustreert je ontwikkeling aan de hand van een kenmerkend concreet voorbeeld. Hiervoor
maak je gebruik van STARRT (zie bijlage).
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
21
3. Voornemens
Op basis van je evaluatie en terugblik kijk je vooruit naar het tweede deel van de stage: vindt er
voor de tweede stageperiode een bijstelling plaats van de leerdoelen? Zijn er nieuwe afspraken
over de te verrichten werkzaamheden? Welke voornemens heb je? Als er nieuwe leerdoelen zijn
formuleer je deze aan de hand van DILTE. Benoem tevens aan welke competentie(s) het leerdoel
bijdraagt.
4. Praktijkbegeleiding. De student geeft een beschrijving van de werkwijze die is gevolgd in de
praktijkbegeleiding in de stage-instelling en wat de belangrijkste leerervaringen zijn die hierbij zijn
opgedaan. Ook de samenwerking met de praktijkbegeleider komt hierbij aan bod.
5. De student geeft een korte terugblik op het verloop van de stagebegeleiding op de opleiding en
de leerervaringen die in dit verband zijn opgedaan. Ook de bijdrage van supervisie wordt
besproken.
6. Informatiebronnen en literatuurverwijzingen. De student vermeldt informatiebronnen van de
instelling en andere bronnen die zijn geraadpleegd in de toegevoegde literatuurlijst.
7. Bijlage: oriëntatieopdrachten
De student maakt een verslag van het tussentijdse gesprek, ook weer in drievoud, en levert dit
uiterlijk één week na afloop van het gesprek in. Dit verslag wordt verwerkt in het eindverslag.
4.3
Eindverslag
Het eindverslag wordt ingeleverd aan het einde van semester 2, in ieder geval uiterlijk een week
vóór het tussentijdse evaluatiegesprek.
Zonder een tijdig ingeleverd verslag wordt de eindevaluatie afgezegd!
Het eindverslag bestaat uit een eindevaluatie van je stage. Daarin reflecteer je op de leerdoelen die je
hebt geformuleerd en op je persoonlijke en professionele ontwikkeling in je stageperiode als geheel. Er
wordt een balans opgemaakt van de stage-ervaringen enerzijds en de theorieën uit de opleiding
anderzijds.
Met je eindverslag werk je verder in het document van je tussentijdsstageverslag:
a) Pas je inleiding en inhoudsopgave aan.
b) Maak onder elke taak en leerdoel een kopje: Eindevaluatie
c) Maak de aanvullingen in eindverslag cursief.
d) Verricht de volgende aanpassingen/aanvullingen
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
22
1. Taken:
Geef ten opzichte van de tussenevaluatie een aanvulling per taak, waarin je kort evalueert hoe je de
taken hebt uitgevoerd. Zijn er verschillen met de voorgenomen werkzaamheden in het stagewerkplan en
in het tussentijdse verslag en dit eindverslag?
2. Taakgerichte en persoonlijke leerdoelen
Bij het evalueren van de leerdoelen is het de bedoeling dat je een beschrijving geeft hoe je aan je
leerdoelen hebt gewerkt en beschrijf je je leerervaringen en je voortgang ten aanzien van je leerdoelen.
Verwerk daarbij de feedback die je tijdens de tussenevaluatie hebt gekregen.
Aan de hand van de volgende vragen kun je de leerdoelen beschrijven:

Beschrijf per leerdoel je leerroute het vervolg van je leerroute tot nu.
o
Hoe handelde je eerst? Hoe handel je nu?
o
beschrijf zo concreet mogelijk welke theorie, vaardigheden en methodes (uit de opleiding)
je hebt gebruikt op je stage. Noem ook persoonlijke kwaliteiten die je hebt ontwikkeld en
ingezet.

evalueer je je leerdoel met behulp van ontvangen feedback (bijvoorbeeld met behulp van eigen
feedbackformulieren).
o

Wat gaat goed? Wat kan nog beter?
Je illustreert je ontwikkeling aan de hand van een kenmerkend concreet voorbeeld. Hiervoor
maak je gebruik van STARRT (zie bijlage).
Daarnaast reflecteer je op de begeleiding tijdens je stage

Beschrijf de werkwijze die is gevolgd tijdens de praktijkbegeleiding. Ook de samenwerking komt
hierbij aan bod.

Evalueer de stagebegeleiding vanuit de opleiding en de leerervaringen die daarin zijn opgedaan.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
23
3. De complexe casus
De derdejaars stage wordt afgesloten met het beschrijven van een complexe situatie. Deze complexe
casus wordt als bijlage toegevoegd aan het eindverslag. In deze complexe casus laat je jouw
ontwikkeling in de praktijk zien. Dat betekent dat je een gebeurtenis/ervaring/activiteit uit je stage neemt
en deze zo uitwerkt en presenteert dat jouw kennis en kunde (competenties) voor de ander helder
worden. Met de complexe casus laat je zien dat je competent bent en dat je de competenties integratief
kunt toepassen in een praktijksituatie. Een casus is integratief als je jouw theoretische kennis,
methodisch handelen en professioneel functioneren met elkaar kunt verbinden. Deze complexe casus
presenteer je tijdens het eindgesprek met de stagebegeleider en praktijkbegeleider en tevens onderdeel
van de Bekwaamheidsproef 1. (Zie bijlage 8).
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
24
Bijlage 1: Stagecontract Pedagogiek 2015-2016
Ondergetekenden:
Naam school en opleiding
Gevestigd te
Vertegenwoordigd door
In de functie van
Hierna te noemen: “Hogeschool”
Hogeschool van Amsterdam,
Domein Onderwijs en Opvoeding
Opleiding Pedagogiek
Amsterdam
Stagedocent / medewerker Stagebureau Pedagogiek
en
Naam stage-instelling
Straat en huisnummer
Postcode en woonplaats
Telefoonnummer
Contactpersoon
E-mailadres contactpersoon
In de functie van
Hierna te noemen:
“stage-instelling”
en
Naam stagiair
Adres
Woonplaats
Geboortedatum
Studentnummer
E-mail
Telefoonnummer
Opleidingtype
Voltijd / Deeltijd *
e
Opleidingsjaar
1 jaar / 2e jaar / 3e jaar / 4e jaar *
Student aan de hierboven genoemde Hogeschool, hierna te noemen “student”
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
25
Artikel 1:
De stage-instelling zal in overleg met de stagedocent de student in principe werkzaamheden opdragen die
een duidelijke leerfunctie hebben. De stage-instelling draagt er zorg voor dat de werkplek en - situatie van
de student voldoet aan de geldende (Arbo-) wet - en regelgeving. De instelling is verantwoordelijk voor de
stagebegeleiding. De opleiding is verantwoordelijk voor de supervisie, de opleidingsbegeleiding en de
eindbeoordeling.
Artikel 2:
De stageperiode loopt van:…………………………….tot…………………………………….
De opleidingsdagen zijn:………………………………………………………………………….
De student heeft recht op ……………vakantiedagen.
Artikel 3:
De werktijden van de student worden in overleg met de stage-instelling bepaald. Bij de vaststelling van de
werktijden wordt rekening gehouden met het volgen van onderwijsbijeenkomsten van de opleiding.
Artikel 4:
De student zal voorschriften, aanwijzingen en regels, welke voor de werknemers van de stage-instelling
gelden, in acht nemen. De student houdt zich aan de binnen de afdeling waar hij geplaatst is geldende
gedragsregels en werktijden. De student is verplicht tot geheimhouding van gegevens, waarvan hij tijdens
zijn verblijf in de stage-instelling kennis neemt en waarvan kan worden vermoed dat deze vertrouwelijk zijn
en/of onder geheimhouding vallen. Bij twijfels overlegt de student met de praktijkbegeleider.
Artikel 5:
Uitgangspunt voor de inhoud, begeleiding en toetsing van de stage is de stagegids. Alle betrokkenen
verklaren hiermee akkoord te gaan.
Artikel 6:
De student ontvangt wel / geen vergoeding*.
Deze vergoeding bedraagt €…. per …
Artikel 7:
De student verklaart een WA-verzekering te hebben afgesloten. De student is door de stage-instelling
verzekerd tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid ter zake van schade aan derden die bij de
uitvoering van zijn/haar werkzaamheden is ontstaan.
De student voorziet zichzelf in een zorgverzekering. Bij gebruik van een eigen motorvoertuig voor uitvoering
van de werkzaamheden is de student verplicht tot een W.A.-verzekering. Een inzittendenverzekering is
verplicht / niet verplicht*.
Artikel 8:

De stage-instelling stelt wel / geen* medische keuring van de student verplicht.

De stage-instelling eist wel / geen* verklaring omtrent het gedrag van de student.

De kosten verbonden aan de keuring en aan de verklaring omtrent het gedrag komen voor rekening van
de stage-instelling. De stage-instelling regelt de keuring.

Eventuele afspraken omtrent inentingen:
…………………………………………………………………………………………………………….
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
26
Artikel 9:
Indien de student ziek is of anderszins verhinderd is zijn stage-ervaring te verrichten, stelt hij de stageinstelling hiervan, zo mogelijk vooraf, doch in geval van ziekte uiterlijk op de eerste dag van afwezigheid, in
kennis met opgaaf van redenen. Duurt het verzuim langer dan 1 week dan informeert de student de opleiding.
Artikel 10:
Het intellectuele eigendom van de binnen de stageperiode tot stand gekomen onderwijsproducten berust bij
de opleiding. Het staat de Hogeschool vrij om de door de student opgedane praktijkervaring en overige
informatie die door de stage-instelling aan de opleiding is verstrekt, te gebruiken voor het onderwijs.
Artikel 11:
Dit stagecontract is geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 12:
Het stagecontract eindigt aan het einde van het onder artikel 2 genoemde tijdvak.
Dit stagecontract kan tussentijds worden opgezegd:

door opleiding, indien na overleg met de opleiding komt vast te staan dat de door de stage-instelling
opgedragen werkzaamheden zich niet verhouden tot de vooraf overeengekomen werkzaamheden en
dat de stage-instelling, na daarop te zijn geattendeerd, niet tot aanpassing van de werkzaamheden
bereid is.

door de stage-instelling na overleg met de opleiding is komen vast te staan dat student de
opgedragen werkzaamheden niet naar behoren vervult.

Indien de student zijn/haar inschrijving als student aan de opleiding beëindigt.
Artikel 13:
De volgende aanvullende afspraken zijn gemaakt:
* doorhalen wat niet van toepassing is.
Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en voor akkoord ondertekend,
Op:
Te:
…………………
……………………
(datum)
(plaats)
Instelling:
Opleiding:
Student:
………………….
………………….
………………….
(naam)
(naam)
(naam)
Handtekening:
Handtekening:
Handtekening:
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
27
Bijlage 2
STARRT
S
situatie
Wat was de
situatie?
Schets de context van je verhaal (geef
bijvoorbeeld een korte uitleg over de situatie,
activiteit of gebeurtenis)
T
taken
Wat waren jouw
taken?
Licht toe wat jouw taak, rol of activiteit was.
A
activiteiten Hoe heb je dat
aangepakt?
Beschrijf de activiteiten die je hebt
ondernomen om je taak uit te voeren.
- Wat heb je gedaan? Hoe heb je gehandeld?
- Was sprake van methodisch werken?
- Op welke wijze?
- Welke persoonlijke kwaliteiten heb je
ingezet?
Probeer je activiteiten te verantwoorden aan de
hand van theorieën van de opleiding.
R
resultaat
Wat was het
resultaat?
Wat leverde het
op?
Licht toe wat de taak uiteindelijk heeft
opgeleverd.
- Welke feedback heb je erop gekregen?
- Ben je tevreden over het resultaat?
- In hoeverre heb je je (leer-)doel behaald?
R
reflectie
Hoe kijk je terug op
je handelen?
Door te reflecteren verbind je conclusies aan je
handelen.
- Je kunt hiervoor Korthage gebruiken
(T)
(transfer)
Hoe zou je de
volgende keer
handelen?
- Wat zou je in een volgende situatie doen?
(hetzelfde, of anders, hoe?)
- Wat doe je met de feedback die je ontvangen
hebt?
Verbind daarbij de conclusies aan jouw
ontwikkeling als pedagoog. (Kun je aan de
hand van deze ervaring voor jezelf leerdoelen
formuleren?)
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
28
Bijlage 3: Intimidatie op de praktijkinstelling
Het kan iedereen gebeuren en praten erover helpt!
Soms kan het gebeuren dat je van iemand op de opleiding of je stageplek op een speciale manier
aandacht krijgt die je niet prettig vindt. Die aandacht kan bijvoorbeeld bestaan uit ‘grappige’ opmerkingen
over je uiterlijk, dubbelzinnige opmerkingen en gebaren, de manier waarop naar je gekeken wordt,
hardnekkige toenaderingspogingen of zelfs handtastelijkheden. Dergelijk gedrag wordt wel genoemd:
seksuele intimidatie of ongewenste intimiteiten. Hiertoe kan alles worden gerekend wat iemand ervaart
als ongewenst of lastig, ook als een ander er niet op uit is te kwetsen.
Naast dergelijk ongewenste seksueel getinte aandacht is er ook ander gedrag waardoor je je onder druk
gezet kunt voelen. Pesten, buitensluiten, machtsmisbruik of onthouding van belangrijke informatie die
nodig is voor je functioneren als student of stagiair(e) zijn daar voorbeelden van.
Lastig gevallen worden door een medewerker van de hogeschool, een medestudent, iemand op de
stageplek: het kan iedereen overkomen. In een aantal gevallen kan het psychische spanningen
veroorzaken. Je kunt je gevoel van vrijheid en zelfstandigheid kwijtraken. Je probeert wellicht de nare
situatie te vermijden: je wordt ziek, blijft weg, wilt van klas, opleiding of stage veranderen….
Wat kun je doen? Je kunt laten merken dat je het gedrag storend en vervelend vindt. Maar zeker als er
sprake is van een machtsverschil vanwege de posities is dat niet altijd eenvoudig. Als communiceren
erover met degene van wie je last hebt niet helpt, kun je erover praten met een medestudent, een goede
vriendin of vriend of een begeleider vanuit de stage of iemand van de opleiding pedagogiek (mentor).
Aan de HvA is bovendien iemand specifiek aangesteld om jou te steunen als je dit overkomt: de
vertrouwenspersoon. Bij de vertrouwenspersoon kun je je verhaal kwijt. Je overlegt met haar hoe je
verder wilt en welke actie zij, jijzelf of iemand anders kan ondernemen om het ongewenste gedrag te
stoppen en er (daarbij) voor te zorgen dat jij geen schade ondervindt. Eventueel kan ze doorverwijzen
naar hulpverlening binnen of buiten de HvA. Ook als je niet zeker weet of wat je overkomt ernstig
genoeg is, kun je daar over praten.
De vertrouwenspersoon houdt zich tevens bezig met voorlichting over en preventie van (seksuele)
intimidatie en ongewenst gedrag. Daarom is het van belang dat je dit gedrag meldt bij de
vertrouwenspersoon, ook wanneer het niet jezelf betreft of wanneer je het zelf wel weet op te lossen. De
inhoud van de gesprekken wordt vertrouwelijk behandeld.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
29
Bijlage 4: De algemene competenties van de opleiding pedagogiek
Beschrijving eindniveau opleiding in competenties
Het eindniveau waaraan een student van een opleiding in het hbo moet voldoen wordt omschreven in
algemene termen en in opleidingsspecifieke termen.
De eindniveaus worden beschreven in termen van competenties. Dit is het geheel van kennis,
vaardigheden en houding dat nodig is om werk op hbo-niveau effectief te kunnen uitvoeren.
Er zijn per opleiding twee competentiesets:
generieke hbo-competenties (die voor alle opleidingen gelijk zijn)
opleidingsspecifieke competenties.
De opleiding pedagogiek herbergt twee opleidingen, de Algemene Beroepenvariant en de
Lerarenvariant. Voor beide opleidingen zijn opleidingsspecifieke competentiessets gemaakt die in de
volgende paragrafen vermeld staan.
De uitwerking van de eindniveaus per leerjaar is op dit moment (juni 2013) nog niet beschikbaar.
Generieke hbo-competenties
Voor alle hbo-opleidingen is een competentieset ontwikkeld die het algemene denk- en
handelingsniveau beschrijft van een hbo professional (commissie Franssen, 20011). Deze generieke
hbo-kwalificaties zijn in onze opleiding gerelateerd aan de specifieke opleidingsgerichte competenties.
Vanuit het verband tussen deze twee competentiesets en de
specificatie op niveau werken wij met studenten aan hun startbekwaamheid wat betreft
beroepscompetenties en hbo-niveau.
De generieke hbo-competenties
1
1. Brede professionalisering
voert zelfstandig taken uit als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie
en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen
beroepsuitoefening.
2. Multidisciplinaire integratie
integreert vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen kennis, inhoud en
vaardigheden op verschillende vakgebieden.
3. Wetenschappelijke toepassing
past uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek toe bij vraagstukken
waarmee hij in zijn beroepsuitoefening wordt geconfronteerd.
4. Transfer en brede inzetbaarheid
past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende beroepssituaties.
5. Creativiteit en complexiteit in
handelen
weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet
duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing
zijn.
6. Probleemgericht werken
definieert en analyseert complexe probleemsituaties zelfstandig.
7. Methodische en reflectief denken
en handelen:
stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en reflecteert op
het beroepsmatig handelen.
8. Sociaal communicatieve
bekwaamheid:
communiceert en werkt samen met anderen in een multiculturele,
internationale of multidisciplinaire werkomgeving.
9. Basiskwalificering
managementfuncties:
kan eenvoudige leidinggevende en managementtaken uitvoeren.
10. Besef van maatschappelijke
verantwoordelijkheid:
toont zich betrokken bij maatschappelijke, in het bijzonder ethische vragen
die samenhangen met de beroepspraktijk.
Bron: www.hbo-raad.nl/upload/bestand/Pedagogiek%20%20bijlage.doc – 1 juli 2008
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
30
Bijlage 5 : Pedagogiek ABV Competenties
Cliëntgebonden competenties
I.
Ontwikkeling van het kind stimuleren
Focus
kinderen en jongeren
Kerntaak
-
Competenties 1.
2.
3.
II.
professioneel mede-opvoeden en ontwikkeling
stimuleren in dagelijkse zin
signaleert en analyseert opvoedingsvragen, en oriënteert
zich op de opvoedingssituatie
gaat een pedagogische relatie aan en onderhoudt deze
geeft vorm aan een pedagogisch klimaat dat
ontwikkelingskansen biedt
(Mede-)opvoeders ondersteunen bij opvoeding
Focus
ouders/opvoeders en mede-opvoeders/leerkrachten
Kerntaak
-
-
Competenties 4.
5.
6.
7.
8.
opvoeders en mede-opvoeders ondersteunen om
kinderen en jongeren op te voeden in dagelijkse situaties
begeleiding, ondersteuning en interventie bij
problematische opvoedingssituaties
informeert en verzorgt voorlichting / scholing, op basis
van een analyse van opvoedingsvragen van individuen
of groepen
adviseert over opvoedingsvragen en -problemen, zowel
vraaggericht als directief, schat daarbij de haalbaarheid
van de adviezen in, en verwijst waar nodig door naar
specialistische hulpverlening
begeleidt en ondersteunt (mede-)opvoeders bij het
creëren van (meer) ontwikkelingskansen, op basis van
een analyse van het ontwikkelingsniveau van de
kinderen en het pedagogisch handelen van de
(mede-)opvoeders
hanteert een behandelmethodiek die is afgestemd op
doelgroep en de opvoedingsvraag
zorgt als ‘verbindingspersoon’ voor toeleiding van kind
en opvoeders naar specifieke voorzieningen of
specialistische hulpverlening.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
31
III.
Voorwaarden scheppen voor opvoeding
Focus
instellingen met een pedagogische taak en de overheid
Kerntaak
-
-
Competenties 9.
10.
11.
voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding
van kinderen en jongeren
beleidsmatige sturing en advisering bij pedagogische
problematiek.
signaleert pedagogische problematieken, doet nader
onderzoek en vertaalt de uitkomsten naar pedagogisch
beleid
initieert, implementeert en evalueert pedagogisch beleid
/ jeugdbeleid (van zowel instellingen met een
pedagogische taak als lokale en regionale overheid), en
hanteert daarbij innovatieve werkwijzen
brengt inhoudelijke afstemming tot stand over de
terreinen en grenzen van deskundigheden en
instellingen heen, op het gebied van pedagogisch beleid
en pedagogische interventie.
Niet cliëntgebonden competenties
Naast deze elf competenties die vereist zijn om op een professionele wijze om te gaan met cliënten zijn er ook
enkele competenties die daarvan los staan. Het zijn de competenties die in ‘Vele takken, één stam’ zijn gerelateerd
aan de taakgebieden 2 (Organisatorische en bedrijfsmatige taken) en 3 (Professionaliseringstaken).
Focus
algemeen
Competenties 12.
13.
14.
communiceert informatie, ideeën en oplossingen
intern en extern, werkt team- en ketengericht samen
en geeft leiding aan projecten in een
multidisciplinaire context
ondersteunt anderen, zowel individuen als groepen,
in het oog hebben voor en omgaan met
maatschappelijke en culturele diversiteit
neemt verantwoordelijkheid voor het eigen
beroepsmatig handelen, reflecteert erop en geeft
sturing aan de verdere ontwikkeling ervan en kan
zich voorts een oordeel vormen over de
waardegebonden opvattingen die het pedagogisch
handelen bepalen en heeft daarop zelf een visie
ontwikkeld
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
32
Bijlage 6: Stage voor deeltijdstudenten
Deeltijd stage jaar 3:
Op aanvraag (bij de mentor) kunnen door deeltijdstudenten een deel van de taken op het gebied van
onderzoek en beleid (competentiegebied 3), in overleg met de stage-instelling, thuis worden
uitgevoerd in een door de student zelf te plannen tijdspanne. Er geldt echter een minimum van twee
dagen aanwezigheid op de stageplek tijdens de derdejaarsstage.
Deeltijdstudenten die in het pedagogisch werkveld werkzaam zijn:
Studenten die in het pedagogisch werkveld werkzaam zijn kunnen, in overleg met de opleiding en met
de werkgever, de stagetaken uitvoeren op het eigen werk en in eigen werktijd. Voor sommige studenten
geldt dat zij de beoordelingseisen die gesteld worden aan het eindniveau van de eerste,- tweede,- en
derdejaarsstage sneller kunnen bereiken. In overleg met de opleiding, de examencommissie en de
werkgever kan dan, wat betreft het werkplekleren, een versneld traject worden afgelegd. Wanneer
studenten denken voor dit traject in aanmerking te komen wordt hen verzocht contact op te nemen met
de mentor.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
33
Bijlage 7: Beoordelingsformulieren
De beoordelingsformulieren voor de derdejaars stage pedagogiek zijn beschikbaar op de Digitale Leer en
Werk Omgeving (DLWO) van de opleiding Pedagogiek
https://intranet.doo.hva.nl/nl
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
34
Bijlage 8: De complexe Casus
8.1 Inleiding
In de complexe casus laat je jouw ontwikkeling in de praktijk zien. Dat betekent dat je een
gebeurtenis/ervaring/activiteit uit je stage neemt en deze zo uitwerkt en presenteert dat jouw kennis en
kunde (competenties) voor de ander helder worden. Met de complexe casus laat je zien dat je
competent bent en dat je de competenties integratief kunt toepassen in een praktijksituatie. Een casus
is integratief als je jouw theoretische kennis, methodisch handelen en professioneel functioneren met
elkaar kunt verbinden.
In het eindgesprek van je stage presenteer je de complexe casus aan je stagebegeleider en
praktijkbegeleider en toon je aan de verworven competenties te kunnen verbinden met jouw casus.
8.2 Wanneer is een casus geschikt om uit te werken als complexe casus?
Een casus is o.a. complex:
- wanneer meerdere competenties zijn ingezet in de praktijksituatie;
- wanneer er sprake is van professionele samenwerking en afstemming met meerdere personen,
systemen of organisaties;
- door de ernst en de complexiteit van problematiek (denk bv aan hoeveelheid risicofactoren);
- wanneer nieuw beleid is ontwikkeld en/of geïmplementeerd;
- er sprake is van het opzetten of coördineren van (multidisciplinaire) projecten;
- wanneer er is samengewerkt op verschillende niveaus (micro-, meso- en macroniveau) en met
verschillende disciplines;
- wanneer er sprake is van het handelen en omgaan met meervoudige partijdigheid;
- wanneer moreel/ethische aspecten een grote rol spelen;
- wanneer verdieping van (wetenschappelijk) kennisbestand nodig is geweest;
- wanneer er sprake is van eigen initiatief en verantwoordelijkheid;
8.3 Criteria voor de beschrijving van de complexe casus:
Voor het beschrijven van de complexe casus mag je een eigen vorm kiezen. In de beschrijving van de
casus dienen echter de volgende aspecten helder en verantwoord naar voren te komen:
- De aanleiding van de casus;
- Jouw rol en positie binnen de pedagogische context van je casus;
- Het methodisch handelen in relatie tot je casus;
- De resultaten van je handelen;
- De theoretische kennisbasis in relatie tot je casus;
- De samenwerking en afstemming met anderen in de pedagogische context van je casus;
- Jouw reflectie ten aanzien van je casus;
- Een verwijzing naar de competenties waaraan je in de casus gewerkt hebt.
Kies een casus waar je je goed bij voelt, waarover je kunt vertellen en die “echt van jou is”. Wellicht dat
je niet alle competenties met je complexe casus kunt behandelen. Dat is geen probleem!
De complexe casus wordt als bijlage toegevoegd aan het eindverslag. De complexe casus wordt niet
door de praktijkbegeleider beoordeeld en maakt geen deel uit van het beoordelingsformulier.
De beoordeling van de complexe casus valt onder de Bekwaamheidsproef 1.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
35
Bijlage 9: Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek
Opleiding Pedagogiek Mei 2014
Visie opleidingen Pedagogiek Hogeschool van Amsterdam
“Wij dragen als gemeenschap en daarom ieder van ons als individu, gezamenlijk de
verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen, burgers in wording.”
Andries van Dantzig
De opleidingen Pedagogiek leveren een bijdrage aan de ondersteuning van ouders, opvoeders en
kinderen gericht op (herstel van) het 'gewone leven'. We willen bijdragen aan het vermogen van de
mens om zelf zijn leven vorm te geven, gebaseerd op universele waarden als menselijke waardigheid,
mondigheid, vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid, zoals verwoord in de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind.
Ons onderwijs stelt zich ten doel kritische, nieuwsgierige en zelfstandige pedagogen op te leiden die oog
hebben voor diversiteit en zichzelf zien als reflexieve professionals. Het accent van de opleidingen ligt in
het verbinden van theoretische kennis en praktische know- how om pedagogen en leraren op te leiden
die in complexe situaties pro-actief kunnen optreden. De opleidingen zijn opgezet vanuit een
systeemgerichte visie waarin de mens deel uit maakt van een groter geheel en verbonden is met zijn
omgeving.
Het onderwijsprogramma
Het programma van de opleiding is opgebouwd uit de volgende leerlijnen: pedagogiek,
mensenwetenschappen, communicatie, onderzoek, management- en beleid, metawerk en
werkplekleren.
In het nieuwe curriculum is ruimte gebleven voor sociaalwetenschappelijke ‘steun-’vakken als sociologie,
psychologie en filosofie, waarmee de student de benodigde theoretische basis verwerft . Met de
modules Diversiteit 1 en 2 wordt specifieke aandacht besteed aan interculturele en grootstedelijke
vraagstukken. Met oog op de grootstedelijke context kennen ook andere modules verschillende
diversiteitvraagstukken en wordt gebruik gemaakt van internationale literatuur.
Onderzoek is in een leerlijn een belangrijker onderdeel geworden van de opleiding en kent een duidelijke
opbouw. In het eerste jaar leren de studenten basisvaardigheden voor het doen van onderzoek, in de
hoofdfase leren de studenten opeenvolgend kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitvoeren, waarna de
studenten in staat worden geacht de opgedane kennis en vaardigheden te kunnen inzetten voor het
afstudeerwerkstuk.
In het werkplekleren wordt nadrukkelijker aandacht besteed aan de verbinding tussen theorie en praktijk.
Door middel van leerwerktaken en onderzoeksopdrachten op verschillende niveaus, kunnen de
studenten opgedane kennis meteen in de praktijk toepassen. In de eerste twee studiejaren krijgen de
studenten in de vorm van coachgroepen hierin extra begeleiding. Daarnaast is zowel in metawerk als in
de coachgroepen veel ruimte voor het bespreken van casuïstiek.
Het metawerk kent een duidelijker opbouw: de studenten krijgen in de propedeuse vooral de
gelegenheid hun eigen studievaardigheden te ontwikkelen en oriënteren zich op het beroep van
pedagoog, in de hoofdfase leren de studenten zich als aankomend professional te verhouden tot de
beroepspraktijk en in de afstudeerfase zijn de studenten vooral bezig met hun eigen profilering. In het
metawerk is een lijn te zien van toenemende zelfstandigheid. Er is een keuze gemaakt om supervisie in
het derde jaar te handhaven, om de integratie van hart, hoofd en handen te optimaliseren. Met behulp
van de competentiemeter kan de student reflecteren op zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling
en naar aanleiding daarvan aanpassingen doen in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan.
Een ander aandachtspunt van metawerk is studie- en loopbaanbegeleiding. De student wordt
ondersteund bij zijn/haar studie, waarbij wordt gestreefd naar het succesvol afronden van de studie
binnen 4 jaar.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
36
Visualisatie van het onderwijsprogramma
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
37
Het onderwijsprogramma
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
38
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
39
JAAR 3
1A
1B
2A
2B
(ABV)
Pedagogiek
Menswetenschappen
Communicatie
Onderzoek
VIB
Studenten maken kennis met de communicatie
principes die ten grondslag liggen aan VideoHome-Training (VHT) en Video-InteractieBegeleiding (VIB).
Jeugdrecht
In deze module worden de juridische en ethische kaders van het jeugdrecht verkend die in het werk
van een HBO-pedagoog een rol spelen.
Groepsdynamica
Communiceren met professionals
In het tweedaagse seminar Groepsdynamica
In de module Communiceren met professionals
wordt een basis gelegd voor het voor het
staat coachende gespreksvoering centraal. De
adequaat begeleiden van groepen/teams.
student krijgt verschillende technieken
aangeboden die haar/hem van dienst zijn bij het
voeren van een doelgericht gesprek.
Onderzoeksmethoden 3.1
Onderzoeksmethoden 3 in het derde jaar is de
studie en oefening van kwalitatieve
onderzoeksmethoden. Onderzoeksmethoden 3 is
bedoeld als voorbereiding op het vierde jaar
waarin de student zelfstandig een probleem in de
praktijk gaat onderzoeken (het
afstudeerwerkstuk).
Pedagogische methodieken profiel
In Pedagogische Methodieken gaat het om de
vraag hoe methodisch organisaties werken
wanneer zij een keuze maken voor een methodiek
of het formuleren van een bepaalde aanpak.
Beroepsethiek
In deze module wordt er gereflecteerd op ethische sleutelbegrippen, als moraal, ethiek, normen,
waarden, geweten, heteronomie en autonomie, plicht en vrijheid.
Onderzoeksmethoden 3.2
Onderzoeksmethoden 3 in het derde jaar is de
studie en oefening van kwalitatieve
onderzoeksmethoden. Onderzoeksmethoden 3 is
bedoeld als voorbereiding op het vierde jaar
waarin de student zelfstandig een probleem in de
praktijk gaat onderzoeken (het
afstudeerwerkstuk).
Management en
beleid
Werkplekleren
Metawerk
Werkplekleren 3.1
Werkplekleren 3.2
De stagiair doet praktische vaardigheden, inzichten en kennis op die een aanvulling zijn op de leerstof
De algemene doelstelling van het werkplekleren in het derde jaar: de student leert als pedagoog op
die tot dan toe door de opleiding is geboden. De student doet ervaring op in de vier taakgebieden die
zelfstandige wijze te functioneren in een complexe situatie en op verschillende niveaus van een
de opleiding onderscheidt:
instelling.
Metawerk 3
Tijdens het derde studiejaar vindt een groot deel van het leerproces van de student plaats in de beroepspraktijk. Het doel van metawerk in jaar drie is de integratie van theoretische kennis, het methodisch
handelen, de persoonlijke ontwikkeling en ambitie binnen de beroepspraktijk. Vanuit praktijkervaringen werkt de student op deze manier verder aan zijn eigen pedagogische competenties en brengt deze in
beeld.
Supervisie
In het onderdeel metawerk supervisie onderzoekt de pedagoog in opleiding het persoonlijke functioneren op de werkplek.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
40
Bijlage 10: De beroepsopdrachten
In het curriculum van de opleiding Pedagogiek wordt in jaar drie gewerkt met beroepsopdrachten. Deze
beroepsopdrachten zijn onderdeel van vak modules waarbij de nadruk ligt op beroeps- en
onderzoeksvaardigheden voor de praktijk. Dit betekent dat de opleiding verwacht dat studenten mede in
de stagepraktijk aan de leerdoelen van deze modules kunnen werken. Binnen de duur van de stage
heeft de student recht op 120 uur voor het vervullen van de beroepsopdrachten van de opleiding. Dit
betekent gemiddeld drie uur per week voor het maken van opdrachten en verslagen.
Het gaat hierbij om de volgende modules:
VIB in semester 1 blok A.
Studenten maken kennis met de communicatie principes die ten grondslag liggen aan Video-HomeTraining (VHT) en Video-Interactie-Begeleiding (VIB). Hiervoor dienen zij pedagogisch beeldmateriaal te
maken waarin zijzelf in interactie zijn met één of meerdere kinderen en/of jongeren. De voorkeur ligt
hierbij op het filmen binnen de eigen stage instelling. Voor de toetsing dienen zij een micro- analyse van
de basiscommunicatie te maken van dit beeldmateriaal.
Communiceren met professionals in semester 1 blok B.
In de module Communiceren met professionals staat coachende gespreksvoering centraal. De student
krijgt verschillende technieken aangeboden die haar/hem van dienst zijn bij het voeren van een
doelgericht gesprek. De student oefent met haar/zijn coachingsvaardigheden op de stageplek waar zij dit
gesprek ook opnemen. Het heeft hierbij de voorkeur dat de student in gesprek gaat met andere
medewerkers/ cliënten van de stage instelling. Voor de toetsing nemen de studenten een coachgesprek
op en analyseren daarbij de ingezette technieken en eigen coachingsvaardigheden.
Onderzoeksmethoden 3.1 in semester 1 blok B
Onderzoeksmethoden 3.2 in semester 2 blok A
Onderzoeksmethoden 3 in het derde jaar is de studie en oefening van kwalitatieve
onderzoeksmethoden. Onderzoeksmethoden 3 is bedoeld als voorbereiding op het vierde jaar waarin de
student zelfstandig een probleem in de praktijk gaat onderzoeken (het afstudeerwerkstuk). In deze
module verdiepen de studenten zich verder in de kwalitatieve onderzoeksmethoden interviewen
(Onderzoeksmethoden 3.1) en observeren (Onderzoeksmethoden 3.2). De toetsing bestaat uit twee
onderzoeksverslagen.
Pedagogische methodieken profiel in semester 2 blok B.
In Pedagogische Methodieken gaat het om de vraag hoe methodisch organisaties werken wanneer zij
een keuze maken voor een methodiek of het formuleren van een bepaalde aanpak. Het methodisch
werken binnen het pedagogische werkveld staat in deze vak module centraal. De student gaat daarbij
“op onderzoek uit” binnen de stage instelling om inzicht te verkrijgen in methodische afwegingen die
gemaakt zijn in de organisatie. De toetsing bestaat uit een presentatie in de groep van de conclusies van
de onderzoeksvragen/opdracht die de student zelf heeft geformuleerd en onderzocht.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
41
Uitvoering van de beroepsopdrachten
Alle vijf beroepsopdrachten worden gedurende de stage uitgevoerd. Voor een goede afstemming is het
van belang dat de praktijkbegeleider en student overleg hebben over deze opdrachten tijdens de
praktijkbegeleiding. De volgende aandachtspunten zijn hierbij van belang:

In hoeverre kunnen studenten filmbeelden maken op de stageplaats?
Dit geldt met namen voor het beeldmateriaal van VIB. Sommige stage instellingen hebben afspraken
ten aanzien van filmen en beeldmateriaal met hun doelgroep of klanten. Daarnaast speelt privacy
altijd een rol. In overleg met de stagebegeleider maakt de student hierover afspraken.

In hoeverre kunnen studenten coachende gesprekken voeren met andere professionals/
medewerkers?
Ook hierbij geldt dat de student overlegt met de stagebegeleider. Het heeft hierbij de voorkeur dat de
student in gesprek gaat met andere medewerkers/ cliënten van de stage instelling. De
stagebegeleider kan hierin ook actief meedenken.

Hoe kan de stage instelling profiteren van het onderzoek van de student?
Zowel voor onderzoeksmethoden als voor pedagogische methodieken profiel doen studenten
onderzoek. Het doen van onderzoek behoort ook tot de taakgebieden van de student. Voor een
goede integratie van theorie en praktijk heeft het de voorkeur (indien mogelijk) dat de
onderzoeksvraag/ probleemstelling welke onderzocht wordt door de student in samenspraak met de
praktijkbegeleider tot stand komt. De stagebegeleider kan hierin actief meedenken om tot een
wederzijds voordeel te komen: De student voert zijn beroepsopdracht uit en de stage instelling
ontvangt een onderzoeksverslag.
De student houdt de praktijkbegeleider op de hoogte van de beroepsopdrachten.
Hieronder volgen een aantal aandachtspunten voor een goede onderlinge afstemming en
samenwerking:
- Welke opdracht moet wanneer gemaakt worden ?
- Op welke wijze wil de praktijkbegeleider feedback geven op de (onderzoeks-)producten ?
- De student stemt met de praktijkbegeleider af indien er voor onderzoek (formele)toestemming
nodig is.
Hogeschool van Amsterdam, Onderwijs en Opvoeding
Stagegids Pedagogiek jaar 3 voltijd en deeltijd/polin/aug.2015
42