Bedrijfsoverdracht in één keer goed - E03P1

Download Report

Transcript Bedrijfsoverdracht in één keer goed - E03P1

9. Na bedrijfsoverdracht actief blijven in de onderneming: nuttig of noodzakelijk?

9.1. Inleiding

Een ondernemer heeft vaak een emotionele band met zijn/haar onderneming. Zeker als er jarenlang zo intensief en met grote betrokkenheid is gewerkt dat de slogan ‘Als je bedrijf je leven is’ een goede typering van de situatie is. Het afscheid nemen van het bedrijf door middel van een bedrijfsoverdracht in één keer is dan een ingrijpende kwestie. Misschien is het wel een te grote stap. Voor dat laatste geval zijn er twee oplossingen.

Ten eerste kan worden gedacht aan het gaan samenwerken met de beoogde bedrijfsopvolger om de bedrijfsoverdracht geleidelijk te laten verlopen. Bedrijfs overdrager en zijn/haar opvolger staan dan gedurende een bepaalde periode samen aan het roer van de onderneming en zijn meestal ook gezamenlijk eigenaar daarvan.

De tweede oplossing lijkt er veel op. Namelijk die van een bedrijfsoverdracht ineens, waarbij de ondernemer de dagelijkse leiding overdraagt aan de bedrijfsopvolger en de bedrijfsoverdrager zijn of haar activiteiten beperkt tot het houden van toezicht op het wel en wee van de onderneming.

Het bovenstaande suggereert dat het kiezen voor één van beide tussen oplossingen op emotionele gronden is gebaseerd. Dergelijke argumenten kunnen zonder meer een rol spelen, maar als er voor zo’n oplossing wordt gekozen, speelt ook de belastingheffing een rol. Dat geldt voor beide oplossingen.

Hierna zal aan de hand van een cijfervoorbeeld duidelijk worden gemaakt dat fiscale overwegingen ertoe kunnen leiden dat een bedrijfsoverdracht met toezicht de voorkeur krijgt boven een bedrijfsoverdracht zonder verdere actieve betrokken heid. Al is dit uiteraard wel heel sterk afhankelijk van de feitelijke omstandig heden van de situatie.

9

69 © B edrijfsoverdracht in één keer goed ,

9

9.2. Belastingbesparing als aanleiding voor toezicht

9.2.1. Cijfervoorbeeld

Mevrouw M exploiteert een winkel in tweedehands kinderkleding (een eenmans zaak). Op de balans staan als bezittingen: het winkelpand met een boekwaarde van € 50.000,- en een reële waarde van € 125.000,-, de voorraad ter waarde van € 10.000,- en een banksaldo van € 2.000,-. Deze bezittingen, met een gezamenlijke boekwaarde van € 62.000,-, zijn tot een bedrag van € 55.000,- gefinancierd met eigen vermogen en voor het restant met een bankschuld (dus € 7.000,-). In het kader van haar oudedagsvoorziening heeft M een (fiscale) oudedagsreserve van € 35.000,- gevormd (deze is onderdeel van het eigen vermogen).

Stel dat M door haar gezondheidstoestand wordt genoodzaakt om haar werkzaamheden te beperken tot ongeveer één uur per dag en zij de exploitatie van de winkel over moet laten aan haar dochter D.

De bedrijfsoverdracht van M aan D heeft in financieel opzicht een tweetal gevolgen. • Ten eerste dat D aan haar moeder een bedrag van € 130.000,- moet betalen om eigenaresse van de winkel te worden. Dit bedrag bestaat uit het eigen vermogen van € 55.000,-, verhoogd met de meerwaarde van het winkelpand ad € 75.000,- (reële waarde € 125.000,- minus boekwaarde € 50.000,-).

• Het tweede financiële gevolg van de bedrijfsoverdracht is dat M moet gaan afrekenen met de fiscus. Over een bedrag van € 110.000,-. Dat als volgt is samengesteld: 1. de meerwaarde van het winkelpand ten bedrage van € 75.000,-; 2. de fiscale oudedagsreserve van € 35.000,-.

9.2.2. Normale financiering overnameprijs

De bedrijfsopvolger (D in het voorbeeld) zou ervoor kunnen kiezen om de overname prijs volledig te betalen door het sluiten van een nieuwe lening bij de bank. 70 © B edrijfsoverdracht in één keer goed ,

Als de bank daartoe bereid is, krijgt M weliswaar € 130.000,- in handen, maar zij moet daar dan nog wel een deel van afstaan aan de fiscus. In het cijfervoorbeeld zal het algauw gaan om een bedrag van € 45.000,-. Mevrouw M houdt dan circa € 85.000,- over. Mevrouw M zou kunnen besluiten om de opbrengst van € 85.000,- terug te lenen aan haar dochter, zodat die op haar beurt minder van de bank hoeft te lenen. De extra bankschuld van D zou dan beperkt kunnen blijven tot € 45.000,-, namelijk het bedrag dat M moet betalen aan de fiscus.

9.2.3. Fiscaal gunstige financiering

Het is mogelijk om een bedrijfsopvolging zodanig vorm te geven dat M niet de verplichting heeft om het bedrag van € 45.000,- aan de fiscus af te dragen. Iets dat de meeste ondernemers wel aanspreekt.

Mevrouw M kan dat bereiken door zich de koopsom van de onderneming niet helemaal in contanten uit te laten betalen door haar dochter, maar, in de vorm van lijfrente-uitkeringen, tot het bedrag waarover zij moet afrekenen met de fiscus. Cijfermatig ziet dat er als volgt uit: Koopsom onderneming Af: waarde lijfrente-uitkeringen voor meerwaarde winkelpand Af: waarde lijfrente-uitkeringen voor fiscale oudedagsreserve

Restant in contanten door D aan M te betalen

€ 130.000, € 75.000, € 35.000, €

20.000,-

Het bedrag van € 20.000,- kan wederom door D van de bank worden geleend om haar moeder te betalen, maar het kan evengoed door M aan D worden geleend. De ‘lijfrente-uitkeringen’ betekenen in feite dat D haar moeder dat deel van de koopsom (€ 110.000,-) niet ineens uitbetaalt, maar in de vorm van een levenslange maandelijkse uitkering, dus gespreid over de rest van M’s leven. Uitgaande van het bedrag van € 110.000,- en veronderstellend dat M in het jaar van de bedrijfs overdracht bijna 65 jaar oud is, zal die levenslange uitkering ongeveer € 500,- per maand bedragen.

Wettelijk is bepaald dat M in het jaar van bedrijfsoverdracht dan niet hoeft af te rekenen over het bedrag van € 110.000,-. Daarvoor in de plaats moet zij af rekenen over de maandelijkse uitkering. De belastingheffing van ongeveer € 40.000,- wordt dus uitgesteld en uitgespreid over een aantal jaren. In het eerste jaar na de overdracht wordt zo ongeveer € 6.000,- uitgekeerd aan M en moet zij over die uitkering tegen het ouderentarief van 18,65% (2016) dus € 1.119,- belasting betalen. Hetzelfde geldt voor de latere jaren.

© B edrijfsoverdracht in één keer goed , 71

9

9

Er is dus duidelijk sprake van een uitstel van belastingheffing. Wat ook voor dochter D voordelen biedt! Om dat uitstel van belastingheffing te bereiken, laat moeder M zich immers het bedrag van € 110.000,- niet ineens uitbetalen, maar gespreid over een aantal jaren. Dochter hoeft dit bedrag dus niet bij een bank te financieren. Met andere woorden: dochter D kan verder gaan met de exploitatie van de winkel door een aanzienlijke som geld die zij heeft ‘geleend’ van haar moeder. Het is dan niet vreemd dat moeder alleen al om die reden na de bedrijfs overdracht actief blijft in de winkel en zo op de achtergrond een oogje in het zeil houdt.

9.2.4. Risico’s

Een fiscaal voordeel kan dus een aanleiding zijn voor een bedrijfsoverdrager om na een bedrijfsoverdracht nog actief te blijven in de verkochte onderneming. Feitelijk is dat dan om een financieel risico in te kunnen schatten.

De hiervoor geschetste ‘overdracht tegen lijfrente-uitkering’ betekent overigens niet alleen een risico voor de bedrijfsoverdrager (moeder). Ook de bedrijfs opvolger (dochter) loopt een aantal risico’s: 1. als moeder aanzienlijk ouder wordt dan de gemiddelde Nederlander, zullen de levenslange uitkeringen haar dochter D (aanzienlijk) meer gaan kosten dan € 110.000,-; 2. als moeder nog slechts kort leeft en dus overlijdt terwijl pas enkele uitkeringen hebben plaatsgevonden, valt de lijfrenteverplichting vrij ten gunste van de winst van dochter D. Stel dat dat gebeurt terwijl de verplichting aan haar moeder M op de balans van dochter D nog € 100.000,- bedraagt. Dochter D moet dan belasting betalen over dat bedrag van € 100.000,- en dat kost haar al snel ca. € 37.000,-. Het is dan de vraag of dochter D dat bedrag op dat moment heeft of dat zij dat kan financieren bij een bank; 3. als de exploitatie van de winkel een financieel debacle wordt, dan kan dochter D wel met de winkel stoppen, maar dat betekent niet zonder meer dat zij af is van de verplichting om haar moeder levenslang een uitkering te verstrekken. Als eigenaresse van een eenmanszaak is zij immers ook met haar hele privévermogen aansprakelijk voor de ondernemingsschulden.

t ip

. Het onder sub 1. vermelde risico kunt u beperken door een maximale uitkerings duur af te spreken. Voorwaarde is dan wel dat de jaarlijkse uitkering niet meer dan € 21.248,- (2016) bedraagt, de uitkering niet eerder ingaat dan op de AOW-leeftijd, uiterlijk ingaat in het jaar waarin de leeftijd wordt bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd en de verplichting een looptijd heeft van minstens vijf jaar.

72 © B edrijfsoverdracht in één keer goed ,

t ip

. Het risico onder sub 2. kan worden ingeperkt door dochter D een levens verzekering te laten afsluiten op het leven van moeder M voor het fiscale risico dat dochter D loopt. Dat kan bijv. een zogenaamde ‘dalende risicoverzekering’ zijn die een risico dekt dat begint bij een bedrag van ca. € 40.000,- en dan jaarlijks afloopt naarmate de verplichting aan moeder M daalt.

t ip

. Om het onder sub 3. vermelde financiële risico voor de dochter in te perken, zou zij ervoor kunnen kiezen om de winkel en de uitkerings verplichting onder te brengen in een besloten vennootschap (BV). Als dochterlief tot voortzetting van de onderneming in de BV-vorm zou besluiten, kan dat gevolgen hebben voor de wijze waarop de toezichthoudende activiteiten van moeder worden vormgegeven.

9.3. Formalisering van het toezicht

9.3.1. Inleiding

Hiervoor werd ervan uitgegaan dat de bedrijfsopvolger verderging in de vorm van een eenmanszaak. Bij die rechtsvorm is de ondernemer de enige persoon die het bedrijf leidt en is hij/zij ook de eigenaar van het bedrijf. Dit heeft tot gevolg dat hij/zij formeel aan niemand verantwoording hoeft af te leggen. Binnen die rechtsvorm is er dus geen plaats voor een formele toezichthouder. Het oogje in het zeil houden door mevrouw M, zal dus steunen op de welwillendheid van dochter D om naar haar moeder te luisteren. Wel kan in de overeenkomst van overdracht van de onderneming worden vast gelegd dat dochter D op een bepaalde manier aan moeder M verantwoording moet afleggen. Hoe ‘hard’ zo’n afspraak is, moet uiteindelijk worden afgewacht.

Als dat een te zwakke basis wordt bevonden door degene die het toezicht wil (de bedrijfsoverdrager, M in het voorbeeld), zal de rechtsvorm van de onder neming moeten worden gewijzigd.

Het ligt dan niet voor de hand om de eenmanszaak om te vormen tot een maat schap of een vennootschap onder firma. De bedrijfsoverdrager wordt in dat geval mede-eigenaar van de onderneming, mag dus formeel mee aan het roer staan, maar kan ook besluiten om het roer feitelijk in handen te geven aan de bedrijfs opvolger en zelf een toezichthoudende rol te spelen. In theorie bieden die rechtsvormen dus een oplossing, maar feitelijk kan het een pauze of zelfs een stap terug zijn. In plaats van het bedrijf over te dragen, blijft/wordt men dus ondernemer. © B edrijfsoverdracht in één keer goed , 73

9