Transcript Pagina

EEN BEROERDE MAANDAG.
Nu dat de pastor gerust bij tafel zat,
voelde hij zich geheel en al in zijn schik en
de onrust was vergaan en de gebeurtenissen
vergeten voor 't geen hij werkelijk in zijn
bord, vóór zich. had. Op 't dorp was het nu
zoo rustig als in de pastorie.
Bij 't opdienen vertelde Soh'e aan den
pastor, dat men Lote Sagaert gevonden had.
Ze was in een hooischclf gekropen en van
daar was ze weggevlucht om niet gezien te
worden en langs een grooten ommeweg,
dievelinge, bachtcn de huizen voortgedreefeld en Mcelnie van den bakker had
haar 't steegje zien binnensluipen.
— 'k Heb het wel gepeisd, merkte de
pastor zonder op te zien van zijn bord met
jonge erwtjes.
— Er zal nu nog wat gepraat worden en
dan is alles weer in zijn oude plooi.
— 't Is nog best alzoo, meende de oude meid.
Na 't eten strekte de pastor zich uit in
zijn grooten zetel en met 't wezen naar de
witte zoldering gekeerd, liet hij zijn gedachten gaan over 't dorp en de dorpelingen die hij allen tot in de ziele kende
en hij overging een voor een, den levensgang van eenieder; en de stilte kwam hem
wegwiegelen in 't onbewuste. Na den stillen
noenestond ging hij een pijpe rooken langs
de lommerlaantjes in den lochting. Veel
geruster nu dan te morgen schikte hij zijne
bezigheid, terwijl hij onbewust genoot van
de algeheele stilte, die heerschte over heel
de streek. In het groote huis, waar deuren
en vensters open stonden was er geen ander
97
geruchte, binnen en buiten tenzij 't gezoem
van muggen en wespen, die ongestoord
rondvlogen.
't Was alsof er geen dorp bestond en er
geen mogelijkheid was voor gelijk welke
beroering. Heel den langen namiddag kwam
er geen mensch aanbellen en de pastor bleef
in de eenzaamheid van zijn pastorie als op
een eiland te midden de zee golvend groene
vruchten.
Op de dorpsplaats kwam er geen mensch
voorbij. De kordewagen van Naas Speleers
was verdwenen en in de „Halve Maan"
was er geen gerucht. De kleermaker zat op
zijn tafel alsof hij er was aan vast gegroeid.
En Pee Praeters had de voordeur van den
schoenmaker weer in haar haken gehangen •
en was reeds naar huis met zijn gereedschap.
En de jongens, die hier gister zoo lange
en zoo dricstig gespeeld hadden, en wisten
niet dat ze oorzaak waren van al die stoornis
en ze waren er verre van te vermoeden
dat hun spel zulke gevolgen kon hebben.
Zij zaten nu opgesloten in 't schoolgebouw
en door de opene vensters galmde luide als
een kwelzang in regelmatig geklop, het
halen en talen der zelfde lettergrepen, tot
in 't oneindige, 't Was 't eenige geruchte en
het stoorde niet, omdat het deel uitmiek en
meegegroeid was met al de bestaande dingen
in dat nauwe omhein van huizen waar alles
wat bestond bij elkaar behoorde als de onderdeden tot een samengegroeid geheel.
Na den noen werd de maandag een dag
gelijk al de andere maandagen in het jaar.