Richtlijnen Bachelorproef

Download Report

Transcript Richtlijnen Bachelorproef

Versie 24 oktober 2016
Richtlijnen Bachelorproef
Bachelor Geografie en Geomatica
Academiejaar 2016-2017
1
BELANGRIJKE DATA
Vr 04/11/16
DATBP1
deadline keuze Bachelorproef
Do 10/11/16
DATBP2
goedkeuring keuze Bachelorproef
Vr 23/12/16
DATBP3
deadline tussentijds verslag Bachelorproef
Di 24/04/17
DATBP4a
deadline Bachelorproef – paper (1
ste
examenperiode)
ste
Wo 17/05/17
DATBP4b
deadline Bachelorproef – poster (1
Wo 24/05/17
DATBP6
posterpresentatie (1ste examenperiode)
Ma 14/08/17
DATBP5a
deadline Bachelorproef – paper (2
Wo 30/08/17
Wo 06/09/17
2
DATBP5b
DATBP7
de
deadline Bachelorproef – poster (2
posterpresentatie (2
de
de
examenperiode)
examenperiode)
examenperiode)
examenperiode)
ALGEMEEN
De Bachelorproef bekleedt een belangrijke positie binnen de Bacheloropleiding Geografie en
Geomatica. Er zijn in totaal 10 studiepunten verbonden aan dit opleidingsonderdeel, wat overeenkomt
met een studietijd van 300 uur. De Bachelorproef maakt de studenten vertrouwd met de structuur van
wetenschappelijke
artikels,
de
‘wetenschappelijkheid’
van
bronnen,
de
structuur
van
wetenschapsbeoefening (m.n. de wijze waarop in academische debatten problemen worden gekaderd
en geanalyseerd) en de voornaamste wijzes waarop wetenschappelijke bevindingen worden
gecommuniceerd. Na een inleiding in deze materie aan de hand van een aantal hoorcolleges, wordt
van de student gevraagd om een wetenschappelijke literatuurstudie te verrichten, al dan niet met een
beperkt toegepast zelfstandig wetenschappelijk onderzoekswerk (veldwerk, gegevensverwerking,
labowerk,…). Deze studie moet gepresenteerd worden onder twee vormen: (1) een kort artikel (paper)
waarin de literatuurstudie wordt gekaderd en (2) een posterpresentatie waarin de literatuurstudie
aanschouwelijk wordt voorgesteld. Alhoewel bij het uitwerken, schrijven en presenteren van de
Bachelorproef de methodologische eisen van de wetenschap voorop staan, wordt bij de evaluatie
eveneens heel veel aandacht besteed aan vormgeving, structurering en (het wetenschappelijke
gehalte van de) schrijfstijl. Het is daarbij van uiterst groot belang dat de gebruikte bronnen op een
juiste en volledige manier geciteerd en vermeld worden.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
1
Versie 24 oktober 2016
Met vragen en/of opmerkingen omtrent deze richtlijnen kan de student terecht bij de Secretaris van de
Examencommissie van de Bachelor Geografie en Geomatica (Prof. dr. Nico Van de Weghe,
[email protected]).
3
DOELSTELLINGEN
De Bachelorproef ontwikkelt en toetst zowel inhoudelijke competenties als competenties gericht op de
effectieve communicatie van wetenschappelijke inzichten. De student dient wetenschappelijke
literatuur te analyseren, waarbij hij/zij vertrouwd raakt met het wetenschappelijk debat omtrent een
bepaald onderwerp. De Bachelorproef is dan ook een persoonlijke synthese van zelf verzamelde
wetenschappelijke literatuur omtrent een bepaald onderwerp en geen ‘mini-Masterproef’.
Meer specifieke doelstellingen van de opdracht zijn:
-
het onderscheid kunnen maken tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke bronnen;
-
het vertrouwd raken met wetenschappelijk relevante tijdschriften en boeken;
-
de wetenschappelijke bruikbaarheid van bronnen beoordelen;
-
de stand van zaken in een wetenschappelijk debat kunnen presenteren in verschillende
formats (paper, poster, mondelinge toelichting bij de poster).
Het eindresultaat van de literatuurstudie is een paper én een poster waaruit blijkt dat de student
inzicht heeft verworven in:
-
de betekenis van het onderzochte onderwerp;
-
het wetenschappelijk relevant onderzoek omtrent het onderzochte onderwerp;
-
de wijze waarop wetenschappelijke bevindingen gecommuniceerd worden.
Indien de promotor oordeelt dat een beperkte hoeveelheid veldwerk, dataverwerking of labowerk kan
bijdragen tot het verwerven van inzicht in het onderzochte onderwerp, dan kan dit in samenspraak met
de student deel uitmaken van de Bachelorproef. In casu zal naast de hogergestelde specifieke
doelstellingen uit dit toegepaste luik blijken dat de student door de toegepaste technieken aanvullend
inzicht heeft verworven in het onderzochte onderwerp en hoe de bekomen resultaten zich verhouden
tot de bestaande wetenschappelijke literatuur.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
2
Versie 24 oktober 2016
4
REGLEMENTEN
4.1 Keuze van promotor, onderwerp en titel
De student kiest een promotor binnen de Bacheloropleiding Geografie en Geomatica (beide
afstudeerrichtingen). Iedereen van het academisch personeel met een doctorstitel (professoren,
doctor-assistenten, FWO-postdocs, enz.) kan in principe promotor zijn van de Bachelorproef.
Meerdere promotoren (of co-promotoren) zijn niet toegestaan. De keuze van het onderwerp gebeurt in
overleg met de promotor. Een aantal voorbeelden van onderwerpen binnen de verschillende
zwaartepunten van de opleiding zijn beschikbaar via geoweb.ugent.be/studenten; het is doorgaans
ook mogelijk om zelf een onderwerp naar voor te brengen maar het voorstel dient afgetoetst te
worden met de promotor. Aangezien het onderwerp moet aanleunen bij het geheel van de opleiding,
kunnen onderwerpen ook aansluiten bij eventuele keuzevakken. De promotor kan een begeleider
aanstellen uit het assisterend academisch personeel en communiceert dit duidelijk aan de student én
begeleider. De promotor kan in principe iemand zijn die niet aan de Vakgroep Geografie verbonden is,
met dien verstande dat hij/zij dan wel een opleidingsonderdeel verzorgt en/of een expertise
vertegenwoordigt die inhoudelijk sterk aanleunt bij de Opleiding Geografie & Geomatica.
Vóór DATBP1 moeten de gekozen promotor en het (voorlopig) onderwerp meegedeeld worden aan
de secretaris van de examencommissie en het secretariaat van de vakgroep (mevr. Sofie De Winter)
door middel van de daartoe bestemde formulieren. Het is finaal de examencommissie die de
voorgestelde onderwerpen goedkeurt, bijstuurt of afkeurt en dit uiterlijk op DATBP2.
4.2
Wijziging van promotor, onderwerp en titel
Wijzigen van promotor, onderwerp en titel van de Bachelorproef is in principe niet mogelijk, tenzij in
zeer uitzonderlijke gevallen. Het is de voorzitter of de secretaris van de examencommissie die
hierover beslist en dit na een schrijven van de student of promotor waarin de reden van de
voorgestelde wijziging duidelijk wordt gemotiveerd.
4.3
Indienen
De student dient drie belangrijke deadlines te respecteren. Vooreerst dient de student digitaal een
tussentijds verslag af te leveren waarin een stand van zaken wordt gegeven. Het verslag vermeldt
onder andere:
-
(voorlopige) titel;
-
vooropgesteld werkschema;
-
aanzet tot structuur;
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
3
Versie 24 oktober 2016
-
aanzet tot een literatuurlijst.
Dit tussentijds verslag van maximaal drie pagina’s moet ten laatste op DATBP3 digitaal naar de
promotor worden gestuurd (met kopie aan de secretaris van de Examencommissie via
[email protected] en [email protected]). Het niet-naleven van deze deadline geeft
aanleiding tot een verlaging van de eindscore op dit opleidingsonderdeel met twee punten. Ten laatste
in de week van de hervatting van de lesactiviteiten voor het 2
de
semester krijgt de student feedback
over zijn/haar voortgang van de promotor en/of begeleider.
De tweede deadline is dat de paper in haar definitieve vorm moet ingediend worden en dit ten laatste
op DATBP4a (eerste examenperiode) of DATBP5a (tweede examenperiode). De student wordt sterk
aangeraden om vóór het indienen een niet-bindend advies in te winnen bij de promotor inzake de
kwaliteit van het werk. De Bachelorproef moet ingediend worden vóór 17u00 op het secretariaat van
de Vakgroep Geografie en dit door de student persoonlijk of door de gevolmachtigde van de student.
De ingediende paper dient volledig te zijn en conform aan de richtlijnen voor inhoud, vorm en
bronvermelding (zie verder). Indien het eindproduct niet conform is met deze richtlijnen, dan volgt
daaruit automatisch een onvoldoende voor het opleidingsonderdeel. Het is de taak van de student om
er nadrukkelijk op toe te zien dat de vorm en bronvermelding correct zijn. Er moeten drie papieren
exemplaren worden afgeleverd, waarbij elk exemplaar gebundeld is door middel van een nietje in de
linkerbovenhoek. De student krijgt een bewijs van afgifte met aanduiding van het precieze moment
van overhandiging. Niet tijdig ingediende Bachelorproeven worden geweigerd. De paper moet
eveneens digitaal worden verstuurd naar de promotor (met kopie aan [email protected]).
De derde deadline heeft betrekking op het indienen van de poster: deze deadline ligt op DATBP4b
(eerste examenperiode) of DATBP5b (tweede examenperiode). Dit gebeurt vóór 17u00 en via digitale
weg door middel van een e-mail aan de promotor met kopie aan Wim Van Roy (via
[email protected]), die zal instaan voor het printen van de poster; de poster is als attachment
toegevoegd aan de e-mail. De kosten voor het afdrukken van de poster worden (eenmalig) gedragen
door de Vakgroep Geografie. Dit wil zeggen dat bij een eventuele tweede examenperiode of het
rechtzetten van fouten de extra kosten gedragen dienen te worden door de student. Verderop en in de
begeleidende hoorcolleges zullen tips worden gegeven over hoe een goede wetenschappelijke poster
wordt vormgegeven.
Ten laatste twee weken na de proclamatie krijgt de student finale feedback over paper en poster van
de promotor en/of begeleider.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
4
Versie 24 oktober 2016
4.4
Plagiaat
De digitaal ingediende Bachelorproef zal worden gecontroleerd op plagiaat en dit door middel van
plagiaat-detectie-software. Binnen de opleidingen Geografie-Geomatica-Landmeetkunde wordt
plagiaat beschouwd als een zeer ernstige onregelmatigheid en gesanctioneerd zoals voorzien in
artikel 78 van het Onderwijs- en Examenreglement.
Plagiaat is het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten
doorgaan voor eigen werk. Daaronder vallen:
woordelijke aanhalingen die, zelfs met juiste en volledige bronvermelding, niet tussen
-
aanhalingstekens worden geplaatst;
parafraseringen en (volledig of ten dele overgenomen of bewerkte) tabellen, figuren, kaarten
-
zonder bronvermelding.
Wijziging van enkele woorden of zinnen in een overgenomen tekst doet geen afbreuk aan plagiaat.
Vertalingen doen eveneens geen afbreuk aan plagiaat. De bronvermelding moet in principe
onmiddellijk na elke betrokken passage gebeuren.
5
STRUCTUUR EN INHOUD
5.1
Het artikel
De structuur en de inhoud van de Bachelorproef is aan specifieke voorwaarden gebonden. Ze bestaat
uit een samenvatting (of abstract), trefwoorden, inleiding, literatuuroverzicht, eventueel een
beschrijving van de resultaten van een eigen analyse, besluit en referentielijst. Bij de Bachelorproef
zijn geen bijlagen of appendices toegestaan.
5.1.1
Samenvatting
Een wetenschappelijk artikel start vaak met een samenvatting (abstract). Deze mag niet langer zijn
dan 250 woorden.
Een samenvatting moet op zichzelf kunnen worden gelezen en zet de lezer aan om de eigenlijke tekst
te lezen. Daarenboven moet de samenvatting op zichzelf verstaanbaar zijn. Dit wil zeggen dat de
lezer niet genoodzaakt is om de verdere tekst te lezen om de samenvatting te kunnen verstaan. De
samenvatting bevat geen onduidelijke termen, acroniemen, referentieverwijzingen, formules of
opsommingen.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
5
Versie 24 oktober 2016
De samenvatting van een wetenschappelijk artikel omvat gewoonlijk:
-
de voornaamste doelstellingen van het gevoerde onderzoek;
-
de gehanteerde onderzoekstechnieken;
-
de voornaamste bevindingen en conclusies.
5.1.2
Trefwoorden
De trefwoorden worden onderaan de samenvatting vermeld. Zij worden hier niet verklaard maar geven
de accenten aan die in de paper gelegd zullen worden en verwijzen naar centrale begrippen die
gehanteerd worden in de paper.
5.1.3
Inleiding
In de inleiding wordt de keuze van het onderwerp gekaderd. Het gaat om de beschrijving van de
onderzoeksvraag of de probleemstelling: waarover gaat je literatuurstudie? Tevens wordt aangegeven
hoe de Bachelorproef gestructureerd is.
5.1.4
Eigenlijke tekst – de literatuurstudie
De uiteindelijke kern van de Bachelorproef is de verwerking van de gevonden literatuur, waarbij
belangrijke aandacht gegeven dient te worden aan het reflecteren op en het bediscussiëren van de
literatuur. Indien de Bachelorproef een toegepast luik bevat, dient de student duidelijk te bespreken
hoe de bekomen resultaten zich verhouden tot de bestaande wetenschappelijke literatuur.
Het is evident dat een goede literatuurstudie staat of valt met de kwaliteit en kwantiteit van de
literatuur die als basis wordt gebruikt voor het opmaken van de studie. Vandaar enkele tips als
leidraad.
In verband met het aantal op te zoeken artikels over je onderwerp geldt er niet zoiets als een absoluut
maximum. Het is echter wenselijk dat minstens vijf wetenschappelijke teksten opgezocht worden
welke relevant zijn voor het gekozen onderwerp. Echter, om een degelijk inzicht te verwerven zullen
meer dan vijf teksten noodzakelijk zijn. Houd je dus niet vast aan dit richtcijfer van vijf! Bovendien
verschijnt veel wetenschappelijke literatuur in niet-Nederlandstalige tijdschriften (voornamelijk Engels).
Daarom moet minstens één van de geselecteerde teksten niet-Nederlandstalig zijn; aangezien het
Engels de facto de lingua franca van de wetenschap is geworden, is het zelfs niet onwaarschijnlijk dat
de meeste of zelfs alle bronnen Engelstalig zijn. De artikels dienen afkomstig te zijn uit
wetenschappelijke (hand)boeken en/of wetenschappelijke tijdschriften. Het is evident dat een artikel
uit “Knack” niet dezelfde wetenschappelijke relevantie heeft als een artikel uit “Science”. Meer details
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
6
Versie 24 oktober 2016
rond het (op)zoeken van wetenschappelijke bronnen worden aangereikt tijdens de hoorcolleges
verbonden aan de Bachelorproef, alsook in het document dat de algemene vorm van en
bronvermeldingen in wetenschappelijke papers binnen de Opleiding bespreekt.
Het is niet de bedoeling om van alle teksten een samenvatting te maken en een chronologisch
overzicht te geven van het onderzoek omtrent het gekozen onderwerp. Het is daarentegen wèl van
belang om in het literatuuroverzicht de teksten tegenover elkaar te plaatsen en een antwoord te
vinden op vragen zoals:
-
Hanteren alle auteurs eenzelfde theoretische onderbouwing?
-
Benaderen
alle
auteurs
het
gekozen
onderwerp
op
eenzelfde
manier
(zelfde
onderzoeksmethode)?
-
Bekomen alle auteurs gelijkaardige conclusies?
-
Zijn de geselecteerde teksten relevant voor het gekozen onderwerp?
-
Zijn de teksten actueel?
-
Zijn er leemten in de kennis?
-
Is er een continuïteit binnen de geselecteerde teksten (bv. verwerpt de ene auteur de visie
van andere auteurs of bouwt men verder op elkaar?)
-
...
Alle gehanteerde termen waarvan de betekenis niet als gekend mag verondersteld worden of die
vatbaar zijn voor afwijkende interpretatie, moeten toegelicht of gedefinieerd worden. Dit kan in de
doorlopende tekst of in een voetnoot.
Figuren, kaarten en tabellen moeten de tekst verduidelijken. Bespreekt kort in de tekst wat de
voornaamste conclusies zijn die je uit de figuur, kaart of tabel kan halen want dit toont de meerwaarde
ervan aan. Zorg dat de figuren, kaarten en tabellen ‘op zichzelf’ staan, dat wil zeggen dat er een
duidelijke legende/toelichting is die ervoor zorgt dat de lezer weet waarover het gaat, zonder daarbij
naar de tekst te moeten teruggrijpen.
Indien de promotor ervoor opteerde om tevens een technisch luik in te bouwen, zal de Bachelorproef
iets minder uitgebreid ingaan op het wetenschappelijk debat en tevens aandacht besteden aan:
-
Methoden en data + studiegebied: In dit deel beschrijft men de verwerving en de verwerking
van de gegevens, alsook de methoden, technieken en parameters die gebruikt werden om het
onderzoek uit te voeren en de onderzoeksvragen te beantwoorden of de gestelde hypotheses
te toetsen. Specifiek voor geografisch onderzoek dient zeer dikwijls het studiegebied te
worden afgebakend, beschreven en gesitueerd. Dit gebeurt tevens in dit deel. Geef nog geen
resultaten.
-
Resultaten: In dit deel staan niet alleen de antwoorden op de gestelde vragen. Vooral moet je
de gevoerde redenering die achter elk antwoord schuilt, weergeven. Resultaten worden zo
beknopt maar volledig mogelijk weergegeven. Dit kan meestal door middel van figuren,
tabellen en kaarten met duidelijke legende. Verwoord kort de belangrijkste trends die uit de
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
7
Versie 24 oktober 2016
figuren en/of tabellen gehaald kunnen worden. Extra duiding is nodig maar vermijd
herhalingen van gegevens in de tekst, tabellen en nogmaals in de figuren. Let er op om het
verband te duiden met de literatuur.
5.1.5
Besluit
Het algemeen besluit is een samenvatting van de Bachelorproef en moet afgestemd zijn op de
inleiding. Als er in de inleiding dus een probleemstelling werd geformuleerd, is het de bedoeling van
de conclusie om een antwoord te formuleren. Daarbij moet niet alles nogmaals herhaald worden maar
geef je kernachtig weer wat de boodschap is van het uitgevoerde literatuuronderzoek. Je kan tevens
aangeven welke mogelijkheden er zijn voor verder onderzoek want uit de literatuurstudie kan blijken
dat er kennisleemten bestaan. Een goed besluit kan in principe als afzonderlijk geheel worden
gelezen. In een besluit worden geen nieuwe zaken vermeld (tenzij aanzetten tot verder onderzoek
steunend op het uitgevoerd werk) en staan er meestal ook geen referenties.
5.1.6
Referentielijst
Met uitzondering van internetbronnen, interviews, kaarten, softwareprogramma’s, e.d. omvat de
referentielijst één alfabetisch geordende lijst van de geraadpleegde werken waarnaar in de tekst werd
verwezen. Deze lijst omvat zowel (hand)boeken, hoofdstukken uit (hand)boeken, artikels uit
tijdschriften en (onderzoeks)rapporten. De geraadpleegde internetbronnen, de interviews, de kaarten,
de softwareprogramma’s, e.d. worden in afzonderlijke lijsten vermeld. Er gelden zeer specifieke regels
voor het opstellen van een correcte referentielijst. Diverse systemen bestaan (Harvard, Oxford,
Cambridge, enz.). In de Bachelor Geografie en Geomatica werd beslist om de referentielijst op te
stellen volgens het APA-systeem. Op het Internet zijn gedetailleerde beschrijvingen te vinden over
hoe bronnen moeten worden geciteerd (bv. http://www.apastyle.org/).
5.2
De poster
De poster zelf is een andere manier om de bevindingen uit je paper te communiceren. Het laat toe om
snel een (aantrekkelijk en duidelijk) overzicht te geven van waar het in je Bachelorproef om draait.
Ook hier zijn bronvermeldingen nodig, al dienen bij je ‘referentielijst’ enkel die bronnen vermeld te
worden die je gebruikt op je poster (het is dus mogelijk dat er minder referenties zijn dan gebruikt in je
paper). Er zijn verschillende standaard-softwarepakketten die kunnen gebruikt worden voor het maken
van een wetenschappelijke poster (o.a. MS PowerPoint en Adobe InDesign). De Universiteit van
Oxford, New York University en de University of Western Australia hebben uitstekende tutorials
gemaakt (https://goo.gl/uHkCpz, http://goo.gl/vMdGhq en http://goo.gl/5VdUwc), waarin concrete tips
worden gegeven over (1) hoe een goede poster dient te worden georganiseerd en (2) de praktische
stappen die je daarbij moet nemen.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
8
Versie 24 oktober 2016
Het is aan de student om ervoor te zorgen dat de poster ‘klaar’ is om eenvoudigweg uitgeprint te
worden: de op DATBP4b (eerste examenperiode) of DATBP5b (tweede examenperiode)
doorgestudeerde versie wordt integraal afgeprint en gebruikt, ook al zijn er evidente slordigheden.
Hou in gedachten dat de posters niet alleen beoordeeld worden op inhoud en organisatie maar ook op
vormgeving.
Hieronder worden een aantal algemene tips en richtlijnen meegegeven:
-
Ontwerp de poster op ware grootte. Kies voor A1-formaat (= 594 mm x 841 mm).
-
De oriëntatie mag zowel ‘portrait’ als ‘landscape’ zijn. Denk na over vormverhoudingen van
afbeeldingen, figuren en kaarten. Dit zal bepalend zijn bij je keuze tussen portrait of
landscape.
-
Een poster is een visuele presentatie van informatie, geen loutere reproductie van tekst.
-
Zorg voor een boeiende afwisseling tussen tekst en afbeeldingen.
-
Je poster mag ontworpen worden in software naar keuze. MS Powerpoint, Adobe Illustrator of
InDesign, Corel Coreldraw, Inkscape (open source-software). Alle hierboven genoemde
pakketten (behalve Powerpoint) zijn grafische ontwerpsoftware en zullen betrouwbare
posterresultaten geven. Powerpoint kan ook gebruikt worden mits rekening te houden met
enkele beperkingen. Beperk bijvoorbeeld het gebruik van transparantie (doorzichtig maken
van objecten) en kleurverlopen want dit loopt vaak fout bij het afdrukken.
-
Voorzie voldoende ruimte tussen de zijkanten van de poster en de tekstvakken.
-
Indien er logo’s op je ontwerp staan, zorg voor een goede beeldkwaliteit. Gebruik ook enkel
afbeeldingen (foto’s, figuren, kaarten) van voldoende kwaliteit. Een indicatie voor de kwaliteit
van de afbeeldingen (in het geval van rasterbeelden) is het aantal beeldpunten per inch “dpi”
(dots per inch). Beelden met minimum 250 dpi zijn te verkiezen. Vaak worden
rasterbestanden kleiner gemaakt door middel van beeldcompressie en onoordeelkundig
gebruik van deze compressievorm (voornamelijk bij jpeg-beeldformaat) zorgt voor aanzienlijk
verlies aan beeldkwaliteit. Deze beperkingen zijn niet van toepassing voor vector(-lijn)
tekeningen.
-
Kies je tekstgrootte oordeelkundig: posters worden vanop een afstand bekeken en tekst moet
voldoende groot zijn om nog leesbaar te zijn. Afhankelijk van het lettertype is 24 punt voor
doorlopende tekst vaak een minimum. Gebruik liever slechts één lettertype doorheen je poster
en varieer met lettergrootte, vet en cursief om accenten te leggen.
-
Converteer je uiteindelijk ontwerp altijd naar pdf-formaat! Dit is het bestandsformaat gebruikt
in de professionele drukkerswereld. Opteer voor een pdf van goede kwaliteit, vaak aangeduid
als “high quality print” of “press quality”. Open het pdf-bestand en controleer of alles correct is
overgezet. Controleer ook de afmetingen van het document (A1).
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
9
Versie 24 oktober 2016
6
VORM EN BRONVERMELDING
De voornaamste zaken worden besproken in het begeleidende document met richtlijnen betreffende
“vorm en bronvermelding”, dat in de verschillende opleidingsonderdelen wordt gebruikt voor papers en
taken. Hier beperken we ons tot de zaken die van belang zijn voor de Bachelorproef zelf.
6.1
Paper: lengte
Als richtlijn wordt meegegeven dat de totale lengte van de paper, inclusief samenvatting en
referentielijst, tussen de 5 000 en 7 500 woorden dient te zijn. De samenvatting mag maximum 250
woorden omvatten. Elke figuur, tabel of kaart telt mee voor 250 woorden. Bijvoorbeeld: indien een
paper wordt ingediend met twee figuren en drie tabellen, mag de tekst niet meer dan 6 250 woorden
omvatten. Figuren, tabellen of kaarten zijn niet verplicht en mogen maximaal een equivalent van 2 500
woorden omvatten. De student wordt hierdoor aangemoedigd om zich te beperken tot de meest
essentiële figuren, tabellen en kaarten, alsook om de bevindingen op een wetenschappelijk
verantwoorde en duidelijke manier te verwoorden.
Het aantal woorden in de tekst en het aantal figuren, tabellen en kaarten in de paper moeten vermeld
worden op de titelpagina. Bijvoorbeeld: 6 000 woorden, 4 tabellen, 2 figuren (samen: 7 500 woorden).
Merk op dat deze richtlijn betreffende de lengte van de paper niet absoluut is maar dat grote
afwijkingen zullen resulteren in vermindering van twee punten voor het opleidingsonderdeel.
6.2
Paper: titelblad
Op het titelblad wordt minstens vermeld:
-
Universiteit
Gent,
Faculteit
Wetenschappen,
Opleiding
Geografie
en
Geomatica,
Afstudeerrichting Geografie of Afstudeerrichting Landmeetkunde;
-
Academiejaar;
-
Titel en eventuele ondertitel;
-
Voornaam en naam van de student;
-
De vermelding “Bachelorproef ingediend tot het behalen van de graad van Bachelor in de
Geografie en Geomatica (Afstudeerrichting Geografie of Landmeetkunde)”;
-
Naam van de promotor, vakgroep waartoe de promotor behoort;
-
(desgevallend naam van de begeleider, vakgroep waartoe begeleider behoort).
Een standaardtitelblad vindt men op geoweb.ugent.be/studenten. Afwijkingen worden hier niet
toegestaan.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
10
Versie 24 oktober 2016
6.3
Poster
Op de poster moet bovenaan een ‘titelkader’ komen met dezelfde informatie als in 6.2. Voor de
vormgeving kan je terecht bij de eerder vermelde websites, waarin concrete tips worden gegeven over
hoe een goede poster georganiseerd dient te worden.
7
BEOORDELINGSCRITERIA
De beoordeling van de Bachelorproef bestaat uit twee delen: de beoordeling van de paper (op 2/3 van
de punten) en de beoordeling van de poster (op 1/3 van de punten). De student moet evenwel
geslaagd zijn voor beide onderdelen (literatuurstudie en poster) om een credit te behalen voor het
opleidingsonderdeel. Concreet betekent dit dat een student die gemiddeld meer dan de helft behaalt
maar voor één van beide delen apart een onvoldoende krijgt, een 9/20 behaalt voor de Bachelorproef.
De beoordeling van de literatuurstudie wordt voorafgegaan door een screening van vorm en
referentielijst. Indien er ernstige vormelijke tekortkomingen of fouten in de referentielijst worden
vastgesteld, dan kan de Bachelorproef in haar totaliteit (dus onafhankelijk van de inhoud van de
literatuurstudie en de kwaliteit van de poster) worden afgewezen.
De beoordeling van de paper zelf omvat een vormelijk en een inhoudelijk aspect. De vormelijke
beoordeling gaat na of de student de richtlijnen voor de Bachelorproef nauwkeurig heeft gevolgd.
Bijzondere aandacht gaat naar de wijze van citeren, refereren en de opmaak van de referentielijst. Dit
deel staat op 1/3 van de punten. De inhoudelijke beoordeling staat op 2/3 van de punten. De evaluatie
gebeurt door de promotor en één leescommissaris die niet was betrokken bij de totstandkoming van
de literatuurstudie en niet noodzakelijk een grondige kennis heeft van het onderwerp. De student dient
bijgevolg te waken over de leesbaarheid en verstaanbaarheid van zijn/haar tekst. Zowel de promotor
als de leescommissaris brengen een (kort) schriftelijk verslag uit over de inhoud en vorm van de paper
en geven elk punten voor de verschillende aspecten vorm en inhoud, die vervolgens worden
gecombineerd. Voor elementen die als onvoldoende of uitstekend worden geëvalueerd moet een
uitgeschreven motivatie worden gegeven. Op basis van deze verslagen wordt een globale quotering
toegekend. In principe wordt het (naar een geheel getal afgerond) gemiddelde van beide evaluaties
genomen. Indien er echter tussen de twee evaluaties een belangrijk verschil is (m.n. een verschil van
4 of meer punten op 20) of indien slechts één van de evaluatoren een onvoldoende heeft gegeven,
volgt er automatisch een deliberatie met de betrokken puntengevers, de voorzitter en de secretaris
van de examencommissie, waarbij in consensus een eindcijfer wordt geformuleerd.
De beoordeling van de posters vindt plaats op DATBP6 (1
ste
examenperiode) en DATBP7 (2
de
examenperiode). Alle posters die in de betreffende examenperiode zijn ingediend worden dan publiek
getoond in één ruimte waarbij de student aanwezig moet zijn om toelichting te geven bij zijn/haar
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
11
Versie 24 oktober 2016
studie. Medestudenten en het wetenschappelijk personeel van de Vakgroep Geografie worden door
de voorzitter van de Examencommissie aangemoedigd om de postersessie (actief) bij te wonen en dit
zowel door de posters te gaan bekijken als vragen te stellen. De beoordeling van de poster gebeurt
door (1) de voorzitter en de secretaris van de Examencommissie Geografie-GeomaticaLandmeetkunde enerzijds en (2) de evaluatoren van de literatuurstudie anderzijds. De helft van de
punten voor dit onderdeel wordt toegekend op basis van vormgeving en duidelijkheid van de poster,
de andere helft op basis van de mondelinge toelichting (5 minuten) en de daaropvolgende Q&A
tussen evaluatoren en studenten. De Examencommissie stelt aan de evaluatoren een scoringsfiche
ter beschikking vergelijkbaar met deze voor de paper. Net zoals bij de paper wordt in principe het
(naar een geheel getal afgerond) gemiddelde van de evaluaties genomen, tenzij er tussen de
evaluaties een belangrijk verschil is (m.n. een verschil van 4 of meer punten op 20) of indien één of
meer van de evaluatoren een onvoldoende heeft gegeven. In dat geval volgt er opnieuw automatisch
een deliberatie met de betrokken puntengevers, de voorzitter en de secretaris van de
examencommissie, waarbij in consensus een eindcijfer wordt geformuleerd.
De eindscore van de Bachelorproef is in principe eenvoudigweg het (naar een geheel getal afgerond)
gemiddelde van de deelscores voor paper (2/3) en poster (1/3). In dit document zijn echter een aantal
afwijkingen duidelijk gestipuleerd, met name:
-
De Bachelorproef kan in haar totaliteit afgewezen worden indien er ernstige tekortkomingen
zijn inzake vorm en bronvermelding in de literatuurstudie.
-
De student moet geslaagd zijn voor beide onderdelen (literatuurstudie en poster) om te
kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel. Concreet betekent het dat - indien een student
gemiddeld meer dan de helft behaalt - maar toch voor één van beide delen apart een
onvoldoende krijgt, hij/zij een 9/20 krijgt voor de Bachelorproef.
-
Bij het niet-tijdig indienen van het tussentijds verslag worden twee punten afgetrokken van de
eindscore.
-
Bij een sterke overschrijding van de gesuggereerde lengte worden twee punten afgetrokken
van de eindscore.
Richtlijnen Bachelorproef 2016-2017
12