Dicht Venture Lab Humanities de kloof tussen kennis en

Download Report

Transcript Dicht Venture Lab Humanities de kloof tussen kennis en

Dicht Venture Lab Humanities de kloof tussen kennis en maatschappij? Valorisatie aan de UvA
Door Djuna Farjon en Melle van Maanen, namens de Facultaire Studentenraad van de Faculteit der
Geesteswetenschappen
Op 2 november aanstaande gaat de pilot Venture Lab Humanities van start en kunnen studenten,
medewerkers, alumni en promovendi hun bedrijfsplan pitchen voor een start-up met een
geesteswetenschappelijke ondertoon. Het Venture Lab Humanities past echter in een ontwikkeling
waarin onderwijs en onderzoek alleen van waarde worden geacht als deze zich in directe
economische valorisatie kunnen uiten. Daarnaast zorgt het selectieve karakter ervoor dat slechts de
‘happy few’ ervan kunnen profiteren. Dat versterkt de steeds sterker wordende tweedeling in de
maatschappij, aldus de Facultaire Studentenraad van de Faculteit der Geesteswetenschappen. Er zou
met de academische gemeenschap een discussie gevoerd moeten worden over op welke vormen van
valorisatie er moeten worden ingezet, voordat een dergelijk plan wordt uitgevoerd.
Het Venture Lab Humanities is opgezet vanuit de gedachte dat net afgestudeerde
geesteswetenschappers en jonge onderzoekers barsten van slimme en creatieve ideeën en de
behoefte hebben deze te uiten door voor zichzelf te beginnen. ‘Ze zijn echter onvoldoende
voorbereid op het ondernemerschap,’ aldus het plan van aanpak. Hulp hierbij is ‘niet alleen een
verantwoordelijkheid van de faculteit maar is ook een kans’.
Dat die kans behelst de zichtbaarheid van de geesteswetenschappen in de publieke ruimte te
vergroten, is een mooi en urgent ideaal. De humaniora verkeren immers in zwaar weer wat betreft
maatschappelijke waardering. De vraag is echter of de vorm van een Venture Lab deze kloof weet te
dichten. Het concept van een Venture Lab komt van de Faculteit Natuurkunde Wiskunde en
Informatica (FNWI), waar het tot aantoonbare successen heeft geleid, maar wordt nu zonder
aanpassing ingevoerd op de Faculteit der Geesteswetenschappen. Of het in de aard van de
geesteswetenschappen ligt zijn waarde op dezelfde manier uit te drukken als de bètawetenschappen
dat doen, wordt in de pilot niet ter discussie gesteld. Daarmee gaat het Venture Lab Humanities mee
met een beeld van wetenschap waarin de bètawetenschappen meer gewaardeerd worden omdat deze
in directe economische valorisatie te vertalen zijn. Zou dit negatieve beeld van de
geesteswetenschappen - waarin de ‘harde’ wetenschappen meer gewaardeerd worden omdat deze
hun waarde directer kunnen uiten - niet juist gecontesteerd moeten worden? Doet deze vorm van
valorisatie recht aan de aard van geesteswetenschappelijke disciplines? Dat er alternatieven
mogelijk zijn die de eigenheid van de geesteswetenschappen benadrukken, laten organisaties zoals
Alfapact zien.
Of het Venture Lab Humanities geslaagd is en hoe de definitieve versie eruit ziet, wordt bepaald na
de evaluatie eind dit studiejaar. Momenteel wordt de pilot als geslaagd gezien, wanneer er zes
groepjes meedoen aan het zogeheten acceleratorprogramma en er drie tot vier geslaagde bedrijfjes
uit voorkomen. Daarmee is de lat opzienbarend laag gelegd om te stellen dat het Venture Lab
Humanities een succes is en te besluiten het Lab te continueren. Het laat tevens een gebrek aan
kwalitatieve eisen zien. De Facultaire Studentenraad heeft vorig jaar al aangedrongen om eerst een
discussie te voeren of we bij de Faculteit der Geesteswetenschappen een Venture Lab willen. Dit is
echter duidelijk aan de kant gezet, zoals te lezen in het plan van aanpak: ‘Het plan van aanpak is
aanpakken’. Zo kan er nu €70.500 uit facultair budget in de pilot worden gestoken, terwijl er geen
kennis is genomen of er überhaupt sprake is van animo. Daarnaast is het opmerkelijk dat er in deze
precaire tijden op de faculteit zoveel geld in een dergelijk project wordt gestoken. Wanneer je dit
afzet tegenover de grootschalige bezuinigingen op masteropleidingen die dit jaar gerealiseerd
moeten worden, vallen er vraagtekens te zetten bij een dergelijke investering. Voor hetzelfde geld
zou bijvoorbeeld ook een door de universiteit gefinancierde promotieplek kunnen worden
gerealiseerd, terwijl deze nu volledig worden wegbezuinigd. De faculteit zou consciëntieus moeten
zoeken naar een manier waarop we de kloof tussen wetenschap en maatschappij kunnen dichten.
Dat probleem is onomstreden, maar inspraak en debat over de vorm is cruciaal - een stap die nu
volledig is overgeslagen.
Daarnaast lijkt het Venture Lab te passen in een bredere trend waarbij de ongelijkheid in het
onderwijs toeneemt. Dit jaar nog constateerde de onderwijsinspectie in haar rapport dat de
verschillen tussen kinderen met laag- en hoogopgeleide ouders steeds groter worden en de
ongelijkheid in het onderwijs toeneemt. Deze trend wordt al ingezet in het basisonderwijs - denk
aan dure bijscholingscursussen - maar wordt versterkt in het voortgezet en hoger onderwijs.
Examencursussen, Cambridge English en Amsterdam University College (AUC) zijn hiervan
enkele voorbeelden. Waar vroeger de nadruk in het Nederlandse onderwijs veel meer lag bij diens
emancipatoire rol, lijkt deze nu te zijn verlegd naar de mogelijkheid voor enkelen om uit te blinken
door middel van excellentieprogramma’s. Deze vergroten de kansen in de samenleving voor een
beperkte groep studenten. Daarbij wordt niet beseft, dat door hun dure of selectieve karakter, deze
programma’s alleen in het bereik liggen van beter bedeelde studenten of studenten uit een
hoogopgeleid milieu.
Ook selectieve programma’s als het Venture Lab passen binnen deze ontwikkeling, aangezien enkel
een beperkte groep studenten het zich kan veroorloven naast hun opleiding een onderneming te
starten. Met oog op de nieuwe generatie studenten, belast met het leenstelsel, is de druk om zo snel
mogelijk af te studeren toegenomen. Niet iedere student kan het zich echter permitteren eventueel
langer te studeren. Daarnaast moeten sommige studenten middels een bijbaan de studiekosten
drukken en hebben sommigen daardoor niet de mogelijkheid om deel te nemen aan programma’s
buiten hun opleiding. Zo lijkt het Venture Lab een symptoom van toenemende
onderwijsdifferentiatie waarbij het voor de ‘happy few’ mogelijk wordt te accelereren, maar er
tegelijkertijd sprake is van de uitsluiting van een groep minder bevoorrechte studenten.
Het Venture Lab Humanities past zo in een trend waarin economische valorisatie een steeds groter
gewicht krijgt. Daarnaast worden andere manieren om geesteswetenschappen in de publieke ruimte
te brengen en waardevol kunnen zijn niet overwogen en neemt door middel van deze
uitblinkprogramma’s de onderwijsongelijkheid toe. De vraag is of de geesteswetenschappen en de
faculteit de zeilen in deze kwesties moeten laten vieren, of overstag moeten gaan. Een algemene
discussie hierover is noodzakelijk.